Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Financiën | Staatscourant 2012, 10435 | beleidsregel |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Financiën | Staatscourant 2012, 10435 | beleidsregel |
De staatssecretaris van Financiën heeft het volgende besloten.
Dit besluit is een actualisering van het beleidsbesluit van 2 februari 2012, nr. BLKB2011/2264M, Stcrt. 2012, 3076 , dat hiermee wordt ingetrokken. Naast enige aanpassingen van redactionele aard zijn de volgende beleidsregels vervallen of nieuw opgenomen:
– Onder 2.4 is een nieuwe beleidsregel opgenomen met betrekking tot de accijnsheffing op additieven. Met ingang van 1 juli 2012 vallen additieven onder de bepalingen inzake controles en verkeer en zijn zij aan de accijns onderworpen. Vooruitlopend op te wijzigen nationale wetgeving per 1 januari 2013 zal geen uitvoering worden gegeven aan de met ingang van 1 juli 2012 in werking tredende bepalingen met betrekking tot additieven.
– De onder 5.1 (vermelden van de code op lintzegels) en 5.2 (aanbrengen accijnszegels voor sigaren en gebruik sierring) opgenomen beleidsregels zijn vervallen in verband met het vervallen van de lintzegels en het vaststellen van één soort accijnszegel voor alle tabaksproducten.
– De onder 5.4 opgenomen beleidsregel (achterwege laten van vermelding van het soort tabaksproduct op de verpakking) is met ingang van 1 juni 2012 verwerkt in de accijnswetgeving (artikel 46 van de regeling) en kan daarom vervallen.
– De onder 5.5 opgenomen beleidsregel (terugzenden van accijnszegels die niet aan de kwaliteitseisen voldoen) is met ingang van 1 juni 2012 verwerkt in de accijnswetgeving (artikel 50 van de regeling) en kan daarom vervallen.
– De onder 5.6 opgenomen beleidsregel (teruggaaf bij vernietiging accijnszegels in andere lidstaten) is met ingang van 1 juni 2012 verwerkt in de accijnswetgeving (artikel 51 van de regeling) en kan daarom vervallen.
In dit beleidsbesluit wordt verstaan onder:
Wet op de accijns;
Uitvoeringsbesluit accijns;
Uitvoeringsregeling accijns;
Richtlijn 2008/118/EG van de Raad van 16 december 2008 houdende een algemene regeling inzake accijns en houdende intrekking van Richtlijn 92/12/EEG;
Verordening (EG) nr. 684/2009 van de Commissie van 24 juli 2009 tot uitvoering van Richtlijn 2008/118/EG van de Raad wat betreft de geautomatiseerde procedures voor de overbrenging van accijnsgoederen onder schorsing van accijns;
accijnsgoederenplaats als bedoeld in artikel 1a, eerste lid, onderdeel b, van de wet;
elektronisch administratief document als bedoeld in artikel 1a, eerste lid, onderdeel h, van de wet en artikel 1a, onderdeel c, van het besluit;h. bericht van ontvangst: het bericht, bedoeld in artikel 1a, onderdeel g, van het besluit;
het vereenvoudigd administratief geleidedocument als bedoeld in artikel 1a, onderdeel l, van het besluit;
goederen genoemd in artikel 1, eerste lid, van de wet;
een staat of grondgebied als bedoeld in artikel 1a, eerste lid, onderdeel e, van de wet.
De hoofdstukindeling van dit besluit is voor zover mogelijk gelijk aan de hoofdstukindeling van de wet. De inhoudsopgave ziet er daarom als volgt uit:
1. Inleidende bepalingen
2. Definities van de accijnsgoederen en tarieven
3. Uitslag tot verbruik
4. Vrijstellingen en teruggaven
5. Bijzondere bepalingen
6. Verbodsbepalingen en strafbepalingen
7. Intrekking besluiten
8. Inwerkingtreding
De beleidsregels zijn onder de desbetreffende hoofdstukken (1 t/m 6) opgenomen.
Indien accijnsgoederen tijdelijk buiten een AGP worden gebracht om ze elders een bewerking te laten ondergaan is op grond van artikel 2, eerste lid, onderdeel a, van de wet sprake van uitslag tot verbruik. Indien de goederen weer binnen de AGP worden gebracht, kan de accijns worden teruggevraagd. Op grond van artikel 81 van de wet kan worden toegestaan dat gedeeltelijk tot verbruik bereide tabak en tabaksproducten tijdelijk buiten de AGP worden gebracht om elders een bewerking te ondergaan, zonder dat dit wordt aangemerkt als uitslag tot verbruik. Een dergelijke toestemming is niet voor andere accijnsgoederen in de wet opgenomen.
Goedkeuring
Ik keur goed dat de inspecteur toestaat dat ook andere accijnsgoederen dan gedeeltelijk tot verbruik bereide tabak en tabaksproducten tijdelijk buiten de AGP worden gebracht om elders een bewerking te ondergaan. Dit wordt dan niet aangemerkt als uitslag tot verbruik.
De toestemming wordt in de vergunning voor de AGP opgenomen en kan worden verleend onder de volgende voorwaarden en beperkingen:
– de bewerking mag niet zodanig zijn dat de bewerkte accijnsgoederen een hoger accijnsbedrag vertegenwoordigen dan voor die bewerking het geval was;
– in de administratie van de AGP moeten de tijdelijke overbrenging en de onregelmatigheden tijdens de overbrenging worden vastgelegd;
– de overbrenging van of naar de plaats van bewerking moet plaatsvinden met een bescheid als omschreven in artikel 54 van de regeling onder vermelding van de tekst ‘tijdelijke uitslag tot verbruik AGP’ en het nummer van de AGP-vergunning.
Op grond van de Uitvoeringsverordening moeten de adresgegevens van de plaats van rechtstreekse aflevering in het e-AD worden vermeld. Op basis van tussen de lidstaten gemaakte afspraken kan worden toegestaan dat een code wordt gebruikt in plaats van de adresgegevens van de plaats van rechtstreekse aflevering van de accijnsgoederen.
Goedkeuring
Ik keur goed dat de vergunninghouder van een AGP of een in Nederland gevestigde geregistreerde geadresseerde aan wie toestemming is verleend tot het toepassen van rechtstreekse aflevering een code kan gebruiken in plaats van de adresgegevens van de plaats van rechtstreekse aflevering. Deze code kan in het e-AD worden gebruikt in plaats van de adresgegevens van vak 7c, 7e en 7f. Deze code bestaat uit maximaal 10 alfanumerieke karakters en wordt in de vergunning opgenomen.
Op grond van artikel 2a van het besluit kan de inspecteur toestaan dat onder bepaalde voorwaarden het overbrengen van accijnsgoederen tussen twee AGP’s niet plaatsvindt met een e-AD, maar gebruik wordt gemaakt van een maandverklaring. Indien deze regeling wordt toegepast door een vergunninghouder van een AGP die tevens vergunninghouder is van andere AGP’s, moet deze vergunninghouder ook maandverklaringen afgeven voor de overbrengingen van en naar die AGP’s onderling.
Goedkeuring
Ik keur goed dat de inspecteur op verzoek toestemming kan verlenen om een maandverklaring als bedoeld in artikel 2a van het besluit achterwege te laten. Naast de in artikel 2a van het besluit genoemde voorwaarden gelden de volgende aanvullende voorwaarden:
– de vergunninghouder van de AGP moet in het bezit zijn van een toestemming om één aangifte te doen voor alle AGP’s als bedoeld in artikel 21, eerste lid, van de regeling;
– de overbrengingen onder schorsing van de accijns tussen de verschillende AGP’s die zonder maandverklaring plaatsvinden, moeten zowel in de centrale administratie als in de administratie van de desbetreffende AGP’s op overzichtelijke wijze worden vastgelegd.
Op grond van artikel 4, derde lid, onderdeel b, van het besluit is de toestemming tot het toepassen van rechtstreekse aflevering beperkt tot het rechtstreeks afleveren aan een afnemer die een ondernemer is in de zin van de Wet op de omzetbelasting 1968 en die niet optreedt in de hoedanigheid van een vergunninghouder van een accijnsgoederenplaats of een geregistreerde geadresseerde.
Tot 1 januari 2011 was in beleidsregel 1.2.1 goedgekeurd dat de toestemming tot het toepassen van rechtstreekse aflevering ook kon worden toegepast bij aflevering aan een afnemer met een AGP-vergunning. In de praktijk werd deze handelwijze ook toegepast bij zogenoemde afhaaltransacties. Het betreft A-B-C transacties tussen vergunninghouders van een accijnsgoederenplaats voor minerale oliën voor afhaaltransacties per truck bij depots en raffinaderijlaadpunten in combinatie met de toepassing van maandverklaringen als bedoeld in artikel 2a van het besluit. In dit kader worden door vergunninghouder C, op het contract van vergunninghouder B met vergunninghouder A, bij vergunninghouder A onder schorsing van accijns minerale oliën afgehaald. Vergunninghouder C, die de minerale oliën komt afhalen, is vooraf gevalideerd door middel van speciale badges voor het mogen beladen. De gevalideerde badges zijn in het geautomatiseerde systeem van vergunninghouder A gekoppeld aan verkoopcontracten van vergunninghouder A met vergunninghouder B. In verband met de onderliggende verkopen en facturatie worden de onder schorsing van accijns afgehaalde minerale oliën door middel van een maandverklaring overgedragen van vergunninghouder A naar vergunninghouder B en vervolgens van vergunninghouder B naar vergunninghouder C. Naar aanleiding van het vervallen van beleidsregel 1.2.1 per 1 januari 2011 is door het bedrijfsleven verzocht om de hierboven beschreven handelwijze met betrekking tot afhaaltransacties per truck na 1 januari 2011 te mogen voortzetten.
Goedkeuring
Wegens gebleken behoefte bij het bedrijfsleven en gezien de verregaande geautomatiseerde beheersing van het proces van afhaaltransacties per truck door middel van speciale badges keur ik goed dat vorenbedoelde afhaaltransacties tussen vergunninghouders van een accijnsgoederenplaats minerale oliën plaatsvinden onder de volgende voorwaarden en beperkingen:
– de goedkeuring heeft uitsluitend betrekking op afhaaltransacties met vervoer per truck bij depots en raffinaderijlaadpunten, waarbij de bestemming in Nederland is gelegen;
– de in dit kader onder schorsing van accijns afgehaalde minerale oliën worden door middel van maandverklaringen als bedoeld in artikel 2a van het besluit overgedragen van vergunninghouder A naar vergunninghouder B en van vergunninghouder B naar vergunninghouder C.
In artikel 13 van de wet is het tarief van de accijns voor overige alcoholhoudende producten opgenomen. Het tarief bestaat uit een bepaald bedrag per volumepercent alcohol per hectoliter alcoholhoudend product bij een temperatuur van 20°C.
Goedkeuring
Ik keur goed dat voor de berekening van de accijns het alcoholpercentage voor overige alcoholhoudende producten naar beneden wordt afgerond op tienden van percenten.
Op grond van artikel 27, eerste lid, onderdeel d, van de wet wordt de accijns voor vloeibaar gemaakt petroleumgas berekend per 1000 kilogram. In de praktijk wordt vloeibaar gemaakt petroleumgas veelal verhandeld in liters in plaats van in kilogrammen.
Goedkeuring
Ik keur goed dat voor de omrekening van liters naar kilogrammen wordt uitgegaan van een soortelijke massa van 0,54. De goedkeuring is alleen van toepassing indien vloeibaar gemaakt petroleumgas bestaat uit een mengsel van propaan en butaan en degene die de accijns is verschuldigd de exacte samenstelling en soortelijke massa niet kent of kan kennen.
Op grond van de wet is accijns verschuldigd ter zake van de uitslag tot verbruik van lichte olie die als brandstof wordt gebruikt voor tweetaktmotoren van motorrijtuigen ongeacht de toevoegingen. Hoewel aan de lichte olie smeerolie is toegevoegd blijft het eindproduct een lichte olie in de zin van de wet en blijft over het gehele eindproduct de accijns verschuldigd.
In artikel 27 van de wet is voor smeerolie (GN codes 2710 1981 t/m 2710 1999) geen tarief vastgesteld. Op grond van artikel 28 van de wet is deze minerale olie belast met accijns als deze bestemd is voor gebruik, wordt aangeboden voor de verkoop of wordt gebruikt als motorbrandstof.
Goedkeuring
Hoewel de smeerolie voor de smering van de tweetaktmotor in bepaalde gevallen aan de lichte olie wordt toegevoegd, kan men niet spreken van een product dat wordt aangeboden voor de verkoop als motorbrandstof of wordt gebruikt als motorbrandstof. Deze smeerolie wordt in die gevallen niet toegevoegd aan de brandstof om als brandstof te dienen, maar omdat er vanwege de technische constructie geen andere manier bestaat om de smeerolie in de motor te krijgen. Het toevoegen van de smeerolie heeft eerder een verslechtering van het verbrandingsproces van de brandstof in de motor tot gevolg. De smeerolie voor tweetaktmotoren is vergelijkbaar met de smeerolie voor viertaktmotoren, die ook niet belast is.
Ik keur daarom goed dat de smeerolie die wordt uitgeslagen tot verbruik in afzonderlijke verpakking om als smeermiddel voor een tweetaktmotor te dienen, niet onder de accijnsheffing valt.
Op grond van artikel Xa van de wet van 22 december 2011, Stb. 2011, 640 (Overige fiscale maatregelen 2012) vallen additieven met ingang van 1 juli 2012 op grond van artikel 5, vierde lid, onderdeel h, van de wet onder de bepalingen inzake controles en verkeer en worden zij op grond van artikel 28, tweede en zesde lid, van de wet aan de accijns onderworpen. Deze bepalingen zijn gebaseerd op het Uitvoeringsbesluit van de Commissie van 16 september 2011, nr. 2011/545/EU (PbEU 2011, L 241). Op grond van dit besluit worden alle producten die onder GN-code 38.11 vallen, met ingang van 1 juli 2012 aan de bepalingen inzake controles en verkeer van de richtlijn onderworpen (zie artikel 20, eerste lid, van richtlijn 2003/96/EG). In het Accijnscomité is beslist dat van GN-code 38.11 alleen de additieven voor motorbrandstoffen onder de bepalingen inzake controles en verkeer moeten vallen. Naar aanleiding van deze beslissing zal het Uitvoeringsbesluit nr. 2011/545/EU worden ingetrokken en zal er een nieuw Uitvoeringsbesluit van de Commissie worden vastgesteld, waarin alleen de additieven voor motorbrandstoffen aan de bepalingen inzake controles en verkeer worden onderworpen. Dit betreft additieven van de GN codes 3811 1110, 3811 1190, 3811 1900 en 3811 9000. De ingangsdatum voor het nieuwe besluit is 1 januari 2013. De nationale wetgeving zal met ingang van 1 januari 2013 aan het vorenstaande worden aangepast.
Goedkeuring
Ik keur goed dat geen uitvoering wordt gegeven aan de hiervoor genoemde, met ingang van 1 juli 2012 gewijzigde wettelijke bepalingen met betrekking tot additieven van GN-code 38.11.
Op grond van artikel 40, tweede lid, van de wet kan een plaats van waaruit accijnsgoederen worden geleverd aan een verbruiker niet in aanmerking komen als AGP. In artikel 18 van de regeling is bepaald welke plaatsen, in afwijking van artikel 40, tweede lid, van de wet, wel in aanmerking komen als AGP.
Goedkeuring
In de praktijk blijkt dat er behoefte bestaat om op kleine schaal rechtstreeks vanuit een AGP aan een verbruiker accijnsgoederen te leveren die zijn uitgeslagen tot verbruik, de zogenoemde poortverkoop.
In verband hiermee keur ik goed dat vanuit een AGP op kleine schaal accijnsgoederen die zijn uitgeslagen tot verbruik en waarvoor de accijns is betaald aan een verbruiker worden geleverd. Deze levering is echter alleen toegestaan onder de volgende voorwaarden:
– de verkoop vindt plaats vanuit een ruimte die binnen de AGP duidelijk is afgescheiden van de rest van de AGP en die op de situatietekening is aangegeven;
– als tijdstip van uitslag tot verbruik wordt aangemerkt het tijdstip van opslag in die verkoopruimte;
– de verkoop aan de verbruikers moet blijken uit de administratie van de AGP;
– de verkoop aan de poort is een bijzaak van de AGP;
– tabaksproducten moeten zijn voorzien van accijnszegels.
Een AGP is, gelet op artikel 42 van de wet, een geografisch vastgestelde locatie die in de vergunning is omschreven. Het is daarom in beginsel niet mogelijk een schip of vrachtauto als AGP aan te wijzen.
Bij de levering van minerale oliën aan tankstations en schepen is het op het tijdstip van de uitslag tot verbruik nog niet bekend hoeveel minerale olie daadwerkelijk zal worden afgeleverd. Dit speelt ook bij bier dat vanuit de AGP met tankauto’s wordt afgeleverd bij horecaondernemers. De geleverde hoeveelheid staat pas vast bij de daadwerkelijke aflevering aan het tankstation, aan het schip of aan de horecaondernemer. Mede ter voorkoming van extra administratieve handelingen bestaat er daarom behoefte om voor deze leveringen een uitzondering te maken op vorenbedoeld vereiste met betrekking tot de locatie van een AGP.
Goedkeuring
Ik keur goed dat tankauto’s die bier aan horecaondernemingen afleveren, tankauto’s die minerale olie aan tankstations afleveren en leurschepen die minerale olie met vrijstelling van accijns afleveren aan schepen geacht worden deel uit te maken van de AGP waaruit wordt afgeleverd. Deze goedkeuring moet worden opgenomen in de vergunning voor de AGP waaruit wordt afgeleverd.
De goedkeuring is van toepassing onder de volgende voorwaarden:
– de afleveringen van de minerale oliën en het bier moeten plaatsvinden via op de tankauto's aanwezige geijkte meters;
– voor de berekening van de verschuldigde accijns inzake lichte olie, halfzware olie en gasolie mogen de op de tankstations afgeleverde actuele liters worden omgerekend naar liters ad 15° C. op basis van de soortelijke massa van de betreffende minerale olie en de temperatuur op het moment van belading van de tankauto;
– voor de berekening van de verschuldigde accijns inzake vloeibaar gemaakt petroleumgas mogen de op de tankstations afgeleverde actuele liters worden omgerekend naar kilogrammen op basis van een soortelijke massa van 0,54;
– tijdens het vervoer van de minerale olie of het bier moet de herkomst worden aangetoond met een bescheid als bedoeld in artikel 54 van de regeling.
– De aflevering van minerale oliën met zogenoemde leurschepen kan alleen plaatsvinden onder de volgende voorwaarden:
– als leurschip wordt aangemerkt een schip dat in eigendom is van of dat voor minimaal een periode van een jaar gecharterd is door de vergunninghouder van de AGP;
– de namen en de registratienummers van de leurschepen moeten in de AGP-vergunning worden opgenomen;
– de vergunninghouder van de AGP moet per leurschip een deugdelijke administratie voeren van de ontvangen, afgeleverde en voorhanden zijnde minerale oliën;
– leurschepen mogen alleen minerale oliën vervoeren die eigendom zijn van de vergunninghouder van de AGP;
– vanuit de leurschepen mogen alleen minerale oliën worden afgeleverd met vrijstelling van accijns op grond van artikel 66 van de wet;
– tijdens het vervoer per leurschip van de minerale olie naar de schepen moet de herkomst worden aangetoond met een bescheid als omschreven in artikel 54 van de regeling.
De verkoop van accijnsgoederen op schepen en in luchtvaartuigen in het verkeer tussen twee lidstaten van de Europese Unie is gebonden aan de bepalingen van de richtlijn. Volgens de voorgeschreven formaliteiten zal bij iedere binnenkomst in een lidstaat over de accijnsgoederen die behoren tot de winkelvoorraad een aangifte voor de accijns moeten worden gedaan. Daartegenover staat dat er een recht op teruggaaf ontstaat van de accijns die in de lidstaat van vertrek is voldaan.
Op grond van artikel 2e, vijfde lid, van de wet worden accijnsgoederen die aan boord van een schip of een vliegtuig dat een verbinding tussen een andere lidstaat en Nederland verzorgt, voorhanden worden gehouden maar die niet beschikbaar zijn voor de verkoop wanneer dit schip of vliegtuig zich op het grondgebied van Nederland bevindt, niet geacht in Nederland voor commerciële doeleinden voorhanden te worden gehouden.
De exploitant van de (mobiele) winkel kan er echter de voorkeur aan geven om zowel op het grondgebied van de ene als van de andere lidstaat aan de reizigers de gelegenheid te bieden accijnsgoederen te kopen. In deze situatie zal de exploitant bij iedere binnenkomst van zijn tot de winkelvoorraad behorende accijnsgoederen in een andere lidstaat de accijns van die lidstaat verschuldigd worden. Vervolgens ontstaat er weer een recht op teruggaaf van de in de lidstaat van vertrek voldane accijns.
Zonder nadere vereenvoudiging zal één en ander via de algemene regels van de desbetreffende lidstaat moeten worden aangegeven en betaald, hetgeen kan leiden tot een fors aantal aangiften en teruggaafverzoeken van accijns.
Goedkeuring
Ter vereenvoudiging van de door de exploitant te verrichten aangiften en betalingen van accijns en gelet op de notitie van de Europese Commissie (gepubliceerd in het Pb EG van 10 april 1999 nr. 1999/ C 99/08) en artikel 35, tweede lid, van de richtlijn keur ik het volgende goed.
De inspecteur kan op schriftelijk verzoek en met inachtneming van de hierna vermelde voorwaarden bij vergunning een vereenvoudigde regeling treffen. De vergunning ziet op een situatie dat een exploitant van een (mobiele) winkel veelvuldig en regelmatig accijnsgoederen overbrengt als winkelvoorraad aan boord van een schip of vliegtuig in het verkeer tussen twee lidstaten.
Met toepassing van deze regeling is het mogelijk dat de exploitant van de (mobiele) winkel periodiek een aangifte doet waarin de in het tijdvak verschuldigd geworden accijns – en, wat betreft tabaksproducten: BTW1 – al zijn gesaldeerd met de in dat tijdvak ontstane rechten op teruggaaf van bedoelde belastingen.
Bij zijn verzoek moet belanghebbende schriftelijk verklaren dat de niet van Nederlandse accijnszegels voorziene tabaksproducten tijdens het verblijf binnen het Nederlandse territorium en tijdens reizen vanuit Nederland naar het territorium van een andere lidstaat niet worden verkocht.
In de vergunning moet aandacht worden besteed aan de volgende aspecten: administratie, teruggaaf BTW, afdracht belasting en de aanwezigheid van tabaksproducten uit andere lidstaten.
Administratie
De exploitant moet een administratie voeren waarin alle in- en verkopen van de winkel zodanig worden geregistreerd dat daaruit kan worden vastgesteld welke soorten en hoeveelheden accijnsgoederen deel uitmaken van de winkelvoorraad op het tijdstip van binnenkomst in het territorium van de desbetreffende lidstaat. Dit houdt onder andere in dat in de voorraadadministratie de in- en verkopen van de mobiele winkel zodanig moeten worden geregistreerd dat daaruit kan worden vastgesteld welke soorten en hoeveelheden accijnsgoederen deel uitmaken van de winkelvoorraad op het tijdstip van binnenkomst in het territorium van de desbetreffende lidstaat. Hieraan kan bijvoorbeeld worden voldaan door, uitgaande van de voorraad bij vertrek, bij de winkelverkopen aan boord tevens het tijdstip van de verkoop te registreren. Voor zover deze gegevens nu niet al worden bijgehouden, mag worden verwacht dat de registratie hiervan op relatief eenvoudige wijze - nl. via het kassaregister - valt te realiseren. Ervan uitgaande dat het verkeer met de andere lidstaat plaatsvindt in een geregelde dienst, kunnen in de te verlenen vergunning desgewenst, bij wijze van extra vereenvoudiging, de tijdstippen van binnenkomst in de andere lidstaat worden vastgelegd per vaar/ vliegroute en per schip/vliegtuig.
Over deze vastlegging worden tussen de belanghebbenden en de bevoegde douaneautoriteiten van de desbetreffende lidstaten afspraken gemaakt.
Teruggaaf BTW en afdracht
Indien de accijns in Nederland wordt geheven wordt de omzetbelasting met betrekking tot tabaksproducten geheven als accijns. Deze systematiek wordt niet in alle lidstaten gehanteerd. In gevallen waarin een lidstaat met betrekking tot tabaksproducten de algemene BTW-regels toepast, zal er wegens de verkopen van deze goederen aan reizigers vanuit die lidstaat op weg naar Nederland omzetbelasting moeten worden aangegeven en betaald overeenkomstig de tarieven van de lidstaat van vertrek. Wanneer deze tabaksproducten van Nederlandse accijnszegels zijn voorzien ontstaat er een recht van teruggaaf van de in de zegelaankoop begrepen Nederlandse BTW. Deze bijzondere teruggaaf BTW zal worden behandeld overeenkomstig een accijnsteruggaaf van tabaksproducten. Daarbij is het voor het verkrijgen van de teruggaaf niet nodig dat de accijnszegels worden overgelegd.
De exploitant zal in Nederland periodiek (maandelijks) aangifte moeten doen bij het daartoe bevoegde belastingkantoor van de in het tijdvak verschuldigde accijns, gesaldeerd met de BTW op tabaksproducten waarvoor recht op teruggaaf bestaat (zie hiervoor).
Voorraad tabaksproducten uit andere lidstaten
In de vergunning kan toestemming worden verleend dat tabaksproducten uit andere lidstaten zich tijdelijk hier te lande in de voorraad van mobiele verkooppunten mogen bevinden. Omgekeerd zullen de autoriteiten van de andere lidstaat eenzelfde positie innemen, zodat belanghebbende desgewenst via een dubbele voorraad toch gedurende de hele reis tabaksproducten kan verkopen. Hierbij speelt mee dat ook de andere lidstaten, evenals Nederland, binnen het toepassingsbereik van hun accijnsregime alleen verkopen zullen toelaten van tabaksproducten die in overeenstemming zijn met de gezondheidsvoorschriften en de eventuele accijnsbepalingen van de desbetreffende lidstaat.
Tabaksproducten die naar het Nederlandse accijnsregime worden verkocht, moeten steeds van Nederlandse accijnszegels en gezondheidswaarschuwingen zijn voorzien.
Op grond van artikel 64, eerste lid, onderdeel b, van de wet kan vrijstelling van accijns worden verleend voor overige alcoholhoudende producten die kennelijk niet zijn bestemd voor inwendig gebruik door de mens. Deze producten moeten wel volgens artikel 12 van het besluit juncto artikel 25 van de regeling en de daarbij behorende bijlage A.2 op de voorgeschreven wijze worden vermengd zodat ze niet meer geschikt zijn voor consumptie.
Goedkeuring
Ik keur goed dat voor producten die worden uitgeslagen tot verbruik in een kleinhandelsverpakking van niet meer dan 5 liter de vermenging van ethanol met 5% methanol ook wordt aangemerkt als voldoende te zijn vermengd overeenkomstig het bepaalde in artikel 12 van het besluit juncto artikel 25 van de regeling en de daarbij behorende bijlage A.2.
Op grond van artikel 64, eerste lid, onderdeel c, van de wet kan vrijstelling worden verleend ter zake van de uitslag tot verbruik van overige alcoholhoudende producten die worden gebruikt voor de vervaardiging van geneesmiddelen. Deze geneesmiddelen zijn omschreven in de richtlijn 2001/83/EG van 6 november 2001 (Pb EG L 311 van 28 november 2001) betreffende geneesmiddelen voor menselijk gebruik en de richtlijn 2001/82/EG van 6 november 2001 (Pb EG L 311 van 28 november 2001) betreffende geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik. Deze richtlijnen zijn geïmplementeerd in de Geneesmiddelenwet, de Diergeneesmiddelenwet en de op die wetten gebaseerde besluiten en regelingen.
Hierna is een toelichting en goedkeurend beleid opgenomen voor de toepassing van deze vrijstelling.
De vrijstelling van accijns voor overige alcoholhoudende producten die worden gebruikt voor de vervaardiging van geneesmiddelen is van toepassing voor zover de vervaardigde geneesmiddelen in Nederland zijn geregistreerd in overeenstemming met de Richtlijn 2001/83/EG. Deze registratieplicht geldt voor alle producten die als geneesmiddelen in de richtlijn worden aangemerkt (waaronder dus ook de homeopathische geneesmiddelen).
In de richtlijn is de wijze waarop de registratieplicht voor homeopathische geneesmiddelen wordt ingevuld aan de lidstaten overgelaten. De ene lidstaat kan dus strengere eisen stellen aan de registratieplicht voor homeopathische geneesmiddelen dan de andere lidstaat.
De richtlijn is in Nederland geïmplementeerd in de Geneesmiddelenwet. Op grond van deze wet moeten de geneesmiddelen voordat zij in de handel worden gebracht in Nederland worden geregistreerd.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) heeft in de Geneesmiddelenwet en de daarop gebaseerde wetgeving aangegeven op welke wijze een geneesmiddel moet worden geregistreerd.
Hierbij wordt het volgende onderscheid gemaakt:
– Reguliere geneesmiddelen die zijn voorzien van een RVG nummer. Aan deze geneesmiddelen zijn voor de registratie strenge eisen gesteld.
– Homeopathische geneesmiddelen die zijn voorzien van een RVH nummer. Aan deze geneesmiddelen zijn voor de registratie minder strenge eisen gesteld.
– Geneesmiddelen die zijn voorzien van een EU-nummer. Deze geneesmiddelen, met uitzondering van homeopathische geneesmiddelen, hebben een Europese registratie.
Of een geneesmiddel voor menselijk gebruik in Nederland is geregistreerd, kan slechts worden vastgesteld aan de hand van een door het College ter beoordeling van geneesmiddelen (CBG) samengestelde lijst met geregistreerde geneesmiddelen. De lijst is via de geneesmiddeleninformatiebank op Internet te raadplegen (www.cbg-meb.nl).
De vrijstelling kan ook worden verleend indien de overige alcoholhoudende producten worden gebruikt voor de vervaardiging van geneesmiddelen voor menselijk gebruik die:
a. worden overgebracht naar een andere lidstaat, mits die geneesmiddelen in die lidstaat zijn geregistreerd;
b. worden uitgevoerd naar een land buiten de EU en waarvoor aan de exporteur op grond van de Geneesmiddelenwet een vergunning is verleend;
c. worden genoemd in artikel 120, eerste lid, van de Geneesmiddelenwet.
De vrijstelling van accijns voor overige alcoholhoudende producten die worden gebruikt voor de vervaardiging van diergeneesmiddelen is van toepassing voor zover de vervaardigde geneesmiddelen in Nederland zijn geregistreerd in overeenstemming met de Richtlijn 2001/82/EG. Deze registratieplicht geldt voor alle diergeneesmiddelen (waaronder dus ook de homeopathische diergeneesmiddelen).
In de richtlijn is de wijze waarop de registratieplicht voor homeopathische diergeneesmiddelen wordt ingevuld aan de lidstaten overgelaten. De ene lidstaat kan dus strengere eisen stellen aan de registratieplicht voor homeopathische diergeneesmiddelen dan de andere lidstaat.
De richtlijn is in Nederland geïmplementeerd in de Diergeneesmiddelenwet. Op grond van deze wet moeten diergeneesmiddelen in Nederland zijn geregistreerd.
Of een diergeneesmiddel is geregistreerd, kan worden vastgesteld aan de hand van een door het Bureau Diergeneesmiddelen van het CBG samengestelde lijst met geregistreerde diergeneesmiddelen. De lijst, waarin een onderscheid is gemaakt tussen diergeneesmiddelen en homeopathische diergeneesmiddelen, is ook via Internet te raadplegen (www.cbg-meb.nl).
Indien twijfel bestaat over de registratie van een diergeneesmiddel, kan met het Bureau contact worden opgenomen.
De vrijstelling kan ook worden verleend indien de overige alcoholhoudende producten worden gebruikt voor de vervaardiging van diergeneesmiddelen:
a. die worden overgebracht naar een andere lidstaat, mits die geneesmiddelen in die lidstaat zijn geregistreerd;
b. andere dan sera, entstoffen of biologische diagnostica, die worden uitgevoerd en waarvoor aan de exporteur op grond van de Diergeneesmiddelenwet een vergunning is verleend.
Goedkeuring
– Overige alcoholhoudende producten die als geneesmiddel uit een andere lidstaat worden overgebracht
Overige alcoholhoudende producten kunnen in een andere lidstaat, in overeenstemming met Richtlijn 2001/82/EG en Richtlijn 2001/83/EG, als geneesmiddel zijn geregistreerd en in die lidstaat met vrijstelling van accijns worden uitgeslagen tot verbruik. Indien deze overige alcoholhoudende producten ook in Nederland zijn geregistreerd, zijn zij ook in Nederland vrijgesteld.
Als die overige alcoholhoudende producten echter niet in Nederland als geneesmiddelen zijn geregistreerd, wordt het voorhanden hebben van deze producten op grond van artikel 2e van de wet als uitslag tot verbruik aangemerkt en is accijns verschuldigd.
In verband daarmede moet naast de kennisgeving aan de inspecteur als bedoeld in artikel 6, tweede lid, van het besluit, het vervoer op grond van het eerste lid van dat artikel kunnen worden aangetoond met een vereenvoudigd geleidedocument. Ik keur echter goed dat deze overige alcoholhoudende producten, in plaats van met een vereenvoudigd geleidedocument, met een vervoersbescheid naar een ondernemer of publiekrechtelijke lichaam in Nederland worden vervoerd.
– Vrijstelling van accijns voor de uitslag tot verbruik van overige alcoholhoudende producten die als geneesmiddel zijn geregistreerd
Het kan voorkomen dat geregistreerde geneesmiddelen, vooral homeopathische, op grond van de accijnswetgeving als overige alcoholhoudende producten worden aangemerkt. In verband daarmee keur ik goed dat overige alcoholhoudende producten, die in Nederland als geneesmiddel zijn geregistreerd, met vrijstelling van accijns worden uitgeslagen tot verbruik.
De huidige Europese regelgeving voorziet niet in een vrijstelling van accijns voor minerale olie die zich bevindt in de brandstoftanks van nieuwe auto’s die naar andere lidstaten worden verzonden. Het betreft kleinere hoeveelheden minerale oliën die alleen dienen om de auto’s op eigen kracht op en van het transportmiddel waarmee ze worden vervoerd, te kunnen rijden.
Goedkeuring
Ik keur, mede gelet op afspraken in EU-verband, goed dat
– bij invoer van nieuwe auto’s uit derde landen de heffing van accijns op de minerale oliën die zich in de brandstoftank bevinden achterwege blijft, indien de in de brandstoftank aanwezige hoeveelheid minerale oliën gering is (maximaal 5 liter);
– bij het overbrengen van nieuwe auto’s tussen Nederland en andere lidstaten heffing van accijns alleen plaats vindt in de lidstaat van productie van de auto’s;
– bij de uitvoer van nieuwe auto’s naar derde landen op verzoek teruggaaf van accijns voor de in de brandstoftank aanwezige geringe hoeveelheid minerale olie kan worden verleend.
Accijnsgoederen kunnen op grond van artikel 65 van de wet met vrijstelling van de accijns worden uitgeslagen tot verbruik indien daartoe een vrijstellingsvergunning is afgegeven. De accijnsgoederen waarvoor nog geen vergunning is afgegeven, maar die wel bestemd zijn om te zijner tijd met een vrijstellingsbestemming te worden uitgeslagen tot verbruik kunnen niet met vrijstelling worden opgeslagen of verhandeld. Handel in die goederen kan daarom slechts plaatsvinden met betaling van de accijns die later weer kan worden teruggevraagd.
Goedkeuring
Ik keur goed dat de inspecteur aan handelaren in accijnsgoederen die uitsluitend zijn bestemd voor vrijstellingsdoeleinden op grond van artikel 65, eerste lid, onderdeel a, van de wet, een vrijstellingsvergunning verleent. In de vergunning moet, naast de wettelijk voorgeschreven voorwaarden, worden aangegeven dat de administratie van de handelaar zodanig is ingericht dat daaruit op overzichtelijke wijze blijkt naar welke vrijstellingsgenietende de goederen zijn overgebracht. In aanvulling op artikel 18, vijfde lid, van het besluit moet een extra exemplaar van de daar bedoelde verklaring worden bewaard bij de administratie van de handelaar.
Gelet op artikel 5 van de wet en artikel 7 van het besluit, kunnen minerale oliën die op grond van artikel 65, eerste lid, onderdeel b, van de wet met vrijstelling van accijns zijn betrokken geen bewerking ondergaan. Een dergelijke bewerking kan slechts plaatsvinden in een AGP.
Goedkeuring
Bij het gebruik van minerale oliën als grondstof voor het vervaardigen van bepaalde niet-accijnsgoederen is soms zuivering van de minerale oliën noodzakelijk. Ik keur goed dat de inspecteur op verzoek toestemming kan verlenen om minerale oliën in het bedrijf van vrijstellingsgenietende te zuiveren. De toestemming wordt verleend onder de volgende voorwaarden:
– de toestemming wordt opgenomen in de vergunning die is verleend op grond van artikel 65, derde lid, van de wet;
– de minerale oliën moeten in het bedrijf van vrijstellingsgenietende worden gezuiverd;
– de gezuiverde minerale oliën moeten worden gebruikt als grondstof voor het vervaardigen van niet-accijnsgoederen;
– de zuiveringshandelingen moeten in de administratie van vrijstellingsgenietende worden vastgelegd.
De vrijstelling van de accijns als bedoeld in artikel 66, eerste lid, onderdeel b, van de wet is van toepassing op de minerale oliën die worden gebruikt voor de voortstuwing van een luchtvaartuig, anders dan een plezierluchtvaartuig.
Goedkeuring
Voor de daadwerkelijke uitvoering van een vlucht is het noodzakelijk dat de vliegtuigmotoren kort worden getest. Er bestaat dus een directe relatie met de voorgenomen voortstuwing van het luchtvaartuig.
Ik keur daarom goed dat de vrijstelling ook kan worden toegepast op de minerale olie die zich in een brandstoftank van een luchtvaartuig, niet zijnde een plezierluchtvaartuig, bevindt en die, voorafgaande aan een vlucht, gebruikt wordt voor het testen van dat luchtvaartuig. De minerale olie wordt dan geacht te zijn gebruikt voor de voortstuwing van een luchtvaartuig, anders dan een plezierluchtvaartuig.
Voor minerale oliën die worden gebruikt voor de aandrijving van schepen of als scheepsbehoeften aan boord van schepen, niet zijnde pleziervaartuigen, wordt op grond van artikel 66, eerste lid, onderdeel a, van de wet vrijstelling van accijns verleend. De vrijstellingbestemming wordt op grond van artikel 19 van het besluit aangetoond door een afgetekende verklaring van de afnemer.
Goedkeuring
In de praktijk komt het echter voor dat een eigenaar van twee of meer schepen voor die schepen een eigen opslagplaats heeft waaruit hij zijn eigen schepen van minerale olie voorziet.
In verband daarmee keur ik goed dat de inspecteur aan de eigenaar van een aantal schepen een vergunning verleent om de minerale olie onder vrijstelling van accijns te ontvangen en op te slaan.
De eigenaar van de schepen moet daartoe een schriftelijk verzoek indienen bij de inspecteur. In het verzoek en de vergunning moet de kadastrale ligging van de opslagtanks worden aangegeven. In de vergunning moet de inspecteur in ieder geval de volgende voorwaarden opnemen:
– de maximale hoeveelheid die gemiddeld per maand in de opslagplaats mag worden opgeslagen is 100.000 liter halfzware olie of gasolie, 100.000 kg stookolie en 5000 kg vloeibaar gemaakt petroleumgas;
– de verklaring, bedoeld in artikel 19 van het besluit, wordt afgetekend bij aflevering van de minerale olie in de opslagplaats van de eigenaar;
– de leverancier moet bij de afgetekende verklaringen een afschrift van de vergunning bewaren;
– de opgeslagen minerale olie mag alleen worden afgeleverd aan de eigen schepen, niet zijnde pleziervaartuigen;
– de vergunninghouder moet een administratie bijhouden waarin de leveringen aan de eigen schepen worden aangetekend.
De goedkeuring is onder dezelfde voorwaarden ook van toepassing op de teruggaaf van accijns op de voet van artikel 70, eerste lid, onderdeel b, van de wet. Voor de leverancier ontstaat het recht op teruggaaf op het moment dat de goederen zijn afgeleverd in de opslagplaats van de eigenaar van de schepen, die in het bezit is van voornoemde vergunning.
Op grond van wettelijke milieubepalingen moet damp die zich bevindt in opslagtanks voor benzine zoveel mogelijk worden teruggewonnen. Dat geschiedt door middel van dampretourinstallaties en dampterugwinningsinstallaties. De teruggewonnen benzinedamp kan worden gebruikt als grondstof voor de vervaardiging van benzine en/of worden gebruikt voor de opwekking van elektriciteit.
Zonder nadere voorziening moet de damp, die wordt terugontvangen bij de aflevering van veraccijnsde benzine en die weer wordt ingeslagen in een AGP om als grondstof voor de vervaardiging van benzine te dienen, bij uitslag tot verbruik van die benzine uit de AGP nogmaals in de accijnsheffing worden betrokken. Ik acht het redelijk voor deze situaties een voorziening te treffen waarmee dubbele belastingheffing zoveel mogelijk wordt voorkomen.
Wettelijke bepalingen
De (retour)damp is een mengsel van de lichte bestanddelen van benzine, voornamelijk van butaan en propaan, dat ingedeeld moet worden in postonderverdeling 2711 2900 van de Gecombineerde Nomenclatuur. Op grond van artikel 26, zevende lid, van de wet moet deze damp worden aangemerkt als methaan. Het accijnstarief daarvoor bedraagt ingevolge artikel 27, eerste lid, onderdeel e, van de wet, nihil.
Ter zake van de uitslag tot verbruik uit de AGP kan niet alleen accijns verschuldigd zijn, maar ook voorraadheffing (geheven op basis van de Wet voorraadvorming aardolieproducten 2001). De voorraadheffing (VH) wordt, voor zover hier van belang, geheven onder dezelfde voorwaarden en beperkingen als de accijns.
Goedkeuring
Op grond van artikel 71, eerste lid, onderdeel d, van de wet kan teruggaaf van accijns worden verleend voor accijnsgoederen die zijn gebracht binnen een AGP die voor dat soort goed als zodanig is aangewezen. Voorkomen moet echter worden dat teruggaaf van accijns wordt verleend voor damp die afkomstig is van benzine waarvoor geen accijns is voldaan. Daarnaast biedt letterlijke toepassing van die bepaling voor retourdamp geen oplossing, omdat het tarief voor de retourdamp nihil bedraagt.
Ik keur dan ook goed dat met overeenkomstige toepassing van artikel 71, eerste lid, onderdeel d, van de wet en met inachtneming van het hierna gestelde teruggaaf van accijns wordt verleend voor damp die geacht kan worden uiteindelijk weer in een AGP te zijn ingeslagen. Teruggaaf aan de vergunninghouder van de AGP waar de damp is ingeslagen, sluit het meest aan bij het wettelijk systeem. Zonder ingrijpende technische voorzieningen is echter niet vast te stellen hoeveel damp exact in een AGP wordt ingeslagen. Omdat dampretourinstallaties en dampterugwinningsinstallaties verplicht zijn, is in feite sprake van een gesloten systeem. De teruggaaf kan daarom ook worden gekoppeld aan de uitslag tot verbruik uit de AGP, en worden gerelateerd aan de hoeveelheid tot verbruik uitgeslagen benzine die bestemd is om via een tankstation aan de consument te worden geleverd. Daarmee staan zowel de hoeveelheid tot verbruik uitgeslagen benzine als de bestemming (uitslag tot verbruik met voldoening van accijns) vast. De teruggaaf wordt daarom verleend aan de vergunninghouder van de AGP waaruit de benzine tot verbruik is uitgeslagen.
Aangezien de VH wordt geheven onder dezelfde voorwaarden en beperkingen als de accijns, keur ik tevens goed dat bij het verlenen van de teruggaaf van accijns eveneens teruggaaf wordt verleend van VH.
Forfaitaire hoeveelheid en teruggaafberekening
Voor het bepalen van hoeveelheden damp waarover teruggaaf kan worden verleend, kan worden uitgegaan van een forfait van 1,7 liter benzine per 1.000 L, bij een temperatuur van 15°C, uit de desbetreffende AGP tot verbruik uitgeslagen ongelode lichte olie. De teruggaaf wordt beperkt tot ongelode lichte olie die via een tankauto is uitgeslagen.
De teruggaaf van accijns wordt verleend naar het tarief voor ongelode lichte olie (met een researchoktaangetal van 95 of meer) als bedoeld in artikel 27, eerste lid, onderdeel a, van de wet naar de tarieven die van toepassing zijn op het moment van de uitslag tot verbruik uit de AGP.
Voorwaarden voor teruggaaf
Degene die van deze regeling gebruik wenst te maken, dient daartoe een verzoek in bij de inspecteur. De inspecteur neemt de toestemming op in de vergunning van de houder van de AGP waaruit de ongelode lichte olie wordt uitgeslagen tot verbruik. De inspecteur kan daarbij de voorwaarde stellen dat het bedrag waarvoor aanspraak op teruggaaf wordt gemaakt dient te blijken uit de administratie. Het bedrag waarvoor aanspraak op teruggaaf wordt gemaakt moet in mindering worden gebracht op het bedrag dat de houder van de AGP op zijn periodieke (maand)aangifte moet voldoen, overeenkomstig de teruggaaf ter zake van de wederinslag van accijnsgoederen op grond van artikel 71, eerste lid, onderdeel d, van de wet en artikel 31, tweede lid, van het besluit.
Artikel 71e van de wet voorziet in een (gedeeltelijke) teruggaaf van accijns voor halfzware olie, gasolie en vloeibaar gemaakt petroleumgas. Deze minerale oliën moeten worden gebruikt voor verwarming ter bevordering van het groeiproces van tuinbouwproducten. De teruggaaf is alleen van toepassing als er geen aansluiting voor aardgas is (artikel 71e, eerste lid, van de wet). In de praktijk blijkt dat de aanwezige aardgasaansluiting niet in alle gevallen voldoende capaciteit heeft om te worden gebruikt voor het stomen (ontsmetten) van tuinbouwgronden. Een redelijke wetstoepassing brengt met zich mee ook in die gevallen de teruggaaf toe te passen.
Goedkeuring
Ik keur goed dat de teruggaaf van artikel 71e van de wet ook wordt toegepast in gevallen waarin wel een aansluiting voor aardgas aanwezig is, maar deze een onvoldoende capaciteit heeft om te worden gebruikt voor het stomen (ontsmetten) van tuinbouwgronden.
Gebleken is dat de brandstof uit brandstoftanks van sloopauto’s en van auto’s waarin een onjuiste brandstof is getankt, wordt ingezameld en aangeboden aan een fabrikant van minerale oliën met een vergunning voor een AGP.
Deze, op grond van de milieuwetgeving ingezamelde olie, wordt door de fabrikant weer gebruikt in het productieproces van minerale oliën. De ingezamelde olie bestaat uit een mengsel van lichte olie (motorbenzine) en gasolie. Voor dit mengsel zal doorgaans geen accijnstarief zijn vastgesteld, waardoor geen teruggaaf van accijns kan worden verleend.
Goedkeuring
Om de milieuvriendelijke inzameling en verwerking van de minerale oliën te bevorderen, keur ik goed dat de inspecteur teruggaaf van accijns verleent voor de inslag in een AGP van de lichte olie en gasolie uit brandstoftanks van Nederlandse sloopauto’s en uit brandstoftanks van auto’s waarin een onjuiste brandstof is getankt.
De teruggaaf wordt, overeenkomstig artikel 71, onderdeel d, van de wet en artikel 31 van het besluit, verleend onder de volgende voorwaarden:
a. De lichte olie en gasolie uit de brandstoftanks van sloopauto’s met een Nederlands kenteken, moet afkomstig zijn van autosloperijen die voldoen aan de bepalingen van het Besluit beheer autowrakken en zijn aangesloten bij Auto Recycling Nederland (ARN).
b. De lichte olie en gasolie uit de brandstoftanks van auto’s waarin een onjuiste brandstof is getankt, moet zijn ingezameld door een organisatie die (mede) als doel heeft het verlenen van hulp aan automobilisten en motorrijders bij pech.
c. Bij de inslag van het mengsel minerale olie in een AGP moet door de vergunninghouder van de AGP de hoeveelheid lichte olie en gasolie in het mengsel aan de hand van de dichtheid in kg/l bij 15° C (hierna: dichtheid) worden vastgesteld. Hierbij wordt uitgegaan van een dichtheid van 0,84 voor gasolie en 0,76 voor lichte olie.
d. Teruggaaf van accijns kan niet worden verleend voor ingezamelde mengsels met een dichtheid lager dan 0,72 of hoger dan 0,89 is.
e. Het mengsel mag geen andere producten bevatten zoals remolie, koelvloeistof, smeerolie of een herkenningsmiddel als bedoeld in artikel 27, derde lid, van de wet.
f. Het mengsel moet na inslag in de AGP worden gebruikt in het productieproces voor de vervaardiging van minerale oliën als bedoeld in artikel 26 van de wet. Vervoer van het mengsel naar een andere AGP is niet toegestaan.
g. De teruggaaf van accijns wordt verleend tegen het tarief van ongelode lichte olie en zwavelvrije gasolie.
h. In de administratie van de vergunninghouder van de AGP die om teruggaaf van accijns verzoekt, moeten de volgende gegevens worden vastgelegd:
– de naam van de leverancier en de inzamelaar van het mengsel;
– de datum van inslag;
– de datum van gebruik in het productieproces voor de vervaardiging van minerale oliën;
– per inslag: de hoeveelheid van het mengsel dat is ingeslagen en de hoeveelheid lichte olie en gasolie die aan dat mengsel is gerelateerd;
– analysegegevens (waaronder de dichtheid) van de ingeslagen mengsels; en
– het bedrag dat aan accijns in mindering is gebracht op de periodieke aangiften.
Op grond van artikel 2, eerste lid, onderdeel a, van de wet wordt het aan een accijnsschorsingsregeling onttrekken, daaronder begrepen het onregelmatig onttrekken, van accijnsgoederen aangemerkt als uitslag tot verbruik. Als de daadwerkelijk in de AGP aanwezige voorraad accijnsgoederen kleiner is dan de voorraad die volgens de administratie aanwezig zou moeten zijn, is er sprake van een minderbevinding. Als de daadwerkelijk in de AGP aanwezige voorraad accijnsgoederen groter is dan de administratie aangeeft, is sprake van een meerbevinding.
De Hoge Raad (nr. 34 000 van 23 december 1998, BNB1999/126) is van oordeel dat een redelijke toepassing van de wet meebrengt dat saldering van verschillen binnen groepen van accijnsgoederen geoorloofd is. Daarbij mogen alle accijnsgoederen in de vergelijking worden betrokken, mits zij zijn onderworpen aan hetzelfde accijnstarief. De meer- en minderbevindingen mogen geen gevolg zijn van andere verschillen zoals productieverliezen, productieoverschotten of vervoersverschillen.
De Hoge Raad overwoog daarbij dat van belanghebbende, die een onbetwist deugdelijke administratie voert, niet kan worden verlangd dat hij de oorzaken van de verschillen aangeeft. Het gaat immers om verschillen die uitsluitend volgen uit die administratie en niet verklaarbaar zijn.
Dit betekent, aldus de Hoge Raad, dat de minderbevonden accijnsgoederen pas worden aangemerkt als te zijn uitgeslagen tot verbruik, nadat de meerbevonden accijnsgoederen met hetzelfde accijnstarief daarop in mindering zijn gebracht. De minderbevinding en de meerbevinding moeten betrekking hebben op verschillen tussen de voorraad volgens de administratie en de daadwerkelijke opgeslagen voorraad. De administratie van een vergunninghouder AGP vormt de basis voor de beoordeling of sprake is van een juiste nakoming van de accijnsverplichtingen.
Goedkeuring
In een AGP kunnen producten bij vergissing worden omgewisseld. Bij die omwisseling ontstaat een minderbevinding bij het ene artikel en een meerbevinding bij het andere artikel. In dat geval is het redelijk om onder bepaalde voorwaarden toe te staan dat een minderbevinding met een meerbevinding wordt gesaldeerd. Mede gelet op de jurisprudentie keur ik onder de volgende voorwaarden goed dat meer- en minderbevindingen worden gesaldeerd.
a. Deugdelijke administratie.
Er moet sprake zijn van een deugdelijke administratie. Dat wil zeggen dat de administratie moet voldoen aan het bepaalde in artikel 8 van het besluit. Indien naar het oordeel van de inspecteur de administratie niet aan deze voorwaarden voldoet, is er geen sprake van een deugdelijke administratie. De inspecteur moet dit uiteraard wel voldoende motiveren.
b. Goederen met hetzelfde tarief / dezelfde kleinhandelsprijs voor tabaksproducten.
De saldering kan slechts plaatsvinden als er sprake is van goederen met hetzelfde accijnstarief. In hoofdstuk II van de wet zijn de verschillende tarieven opgenomen.
Bij het salderen van overige alcoholhoudende producten met een verschillend alcoholpercentage moeten de producten eerst worden omgerekend naar 100% alcohol.
Bij het salderen van bevindingen die betrekking hebben op minerale oliën moet ook rekening worden gehouden met de tarieven voor de voorraadheffing.
Het tarief voor tabaksproducten is gerelateerd aan de kleinhandelsprijs. Gelet op een redelijke toepassing van de wet geldt voor tabaksproducten tevens de eis dat er sprake moet zijn van dezelfde kleinhandelsprijs.
c. Periode waarop saldering betrekking heeft.
De Hoge Raad heeft geen uitspraak gedaan over de periode waarover de saldering mag worden toegepast. In de praktijk worden meer- en minderbevindingen vastgesteld bij inventarisatie van de AGP-voorraad.
De administratie van een AGP moet op elk moment een juiste weergave geven van de daadwerkelijke voorraad. In verband daarmee wordt de voorraad regelmatig geïnventariseerd. Vervolgens wordt na die inventarisatie de administratie in overeenstemming gebracht met de werkelijke voorraad waarbij alle afzonderlijke meer- en minderbevindingen in de administratie moeten worden opgenomen.
Saldering van de meer- en minderbevindingen moet daarom direct na de inventarisaties plaatsvinden, ongeacht het aantal inventarisaties.
Dit betekent dat ook bedrijven die hun voorraad in gedeelten inventariseren (partiële inventarisaties) direct na die gedeeltelijke inventarisatie de meer- en minderbevindingen moeten salderen.
Het opnemen van meer- en minderbevindingen op een aparte lijst na elke partiële inventarisatie en daarna eenmaal per jaar alle meer- en minderbevindingen salderen, is hiermee niet in overeenstemming.
Indien na inventarisatie, saldering en aanpassing van de administratie een minderbevinding resteert, wordt dit aangemerkt als uitslag tot verbruik in de zin van artikel 2, eerste lid, onderdeel a, van de wet. Deze minderbevinding moet worden opgenomen in de periodieke aangifte van de maand waarin de minderbevinding is geconstateerd.
In overeenstemming met artikel 7, vierde lid, en artikel 37, eerste lid van de richtlijn is in artikel 2, vijfde en zesde lid, en artikel 3 van de wet onder meer bepaald, dat algehele vernietiging of het onherstelbare verlies van accijnsgoederen door een oorzaak die met de aard van de goederen verband houdt, niet als uitslag tot verbruik wordt aangemerkt. De algehele vernietiging of het onherstelbare verlies van accijnsgoederen moet overeenkomstig artikel 3, tweede en vierde lid, van de regeling onverwijld worden medegedeeld aan de inspecteur.
Verliezen die niet kunnen worden aangetoond, worden geacht te zijn uitgeslagen tot verbruik.
Goedkeuring
Gelet op artikel 7, vijfde lid, en artikel 37, tweede lid, van de richtlijn, waarin wordt aangegeven dat elke lidstaat zijn regels en voorwaarden bepaalt voor het vaststellen van de verliezen, keur ik het volgende goed.
Vervoer per tanktruck en tanklichter
Voor bulkvervoer van minerale oliën en ethylalcohol per tanktruck en tanklichter zijn de volgende verliesnormen vastgesteld:
– lichte olie: 0,4%,
– halfzware olie: 0,3%,
– gasolie: 0,3%,
– zware stookolie: 0,5%,
– vloeibaar gemaakt petroleumgas: 2%,
– ethylalcohol: 0,4%.
Verliezen binnen deze normen worden niet aangemerkt als uitslag tot verbruik. Onder bulkvervoer wordt in dit verband verstaan: het vervoer per tanklichter of per tanktruck, waarin een hoeveelheid van minimaal 5000 liter of 5000 kg per soort accijnsgoed in een tank of gedeelte van een tank wordt vervoerd.
Onder een tanktruck wordt verstaan: een voertuig met een vaste of één of meer losse tankcontainers
Vervoer over zee
Ook bij het vervoer van ethylalcohol en minerale oliën over zee ontstaan verliezen. Deze verliezen wijken om de volgende redenen af van de verliezen per tanktruck of per tanklichter:
– het vervoer per zeeschip duurt veelal langer dan het vervoer per lichter of tanktruck;
– de te vervoeren hoeveelheden zijn veelal groter;
– de techniek om verschillen te voorkomen is in de zeevaart minder ver ontwikkeld dan bij lichters of tanktrucks.
Voor het bulkvervoer over zee wordt een norm aangehouden van 2% voor vloeibaar gemaakt petroleumgas en 0,5% voor alle andere minerale oliën en ethylalcohol die in tanks worden vervoerd in hoeveelheden van 150.000 liter of kilogram of meer. Indien de hoeveelheid minder is dan 150.000 liter of kilogram moeten de hiervoor genoemde percentages voor vervoer per tanktruck en tanklichter worden toegepast.
Voorwaarden voor toepassing van de verliesnormen
De verliesnormen zijn van toepassing als
a. het vervoer per tanklichter, tanktruck of over zee plaatsvindt overeenkomstig artikel 2, 2a, 3, 3a, 3b, 6 of 6a van het besluit;
b. het verlies is ontstaan door meetonnauwkeurigheden, temperatuurschommelingen, verdamping, krimping en uitzetting van het accijnsproduct en niet is ontstaan door onregelmatigheden tijdens het vervoer zoals ongeval of diefstal; en
c. bij de ontvangst van de goederen de werkelijk ontvangen hoeveelheid en de minder bevonden hoeveelheid accijnsgoederen worden aangetekend in het bericht van ontvangst, op de maandverklaring als bedoeld in artikel 2a van het besluit of op het vereenvoudigd geleidedocument en in alle gevallen in de administratie van de ontvanger.
Als het daadwerkelijke verlies als bedoeld onder c groter is dan de verliesnorm kan de verliesnorm toch worden toegepast. Dit betekent echter wel dat bij een niet aantoonbaar verlies dat groter is dan de verliesnorm, de accijns en andere belastingen of heffingen die worden geheven als ware het accijns zijn verschuldigd over de verliezen boven de verliesnorm.
Is het daadwerkelijke verlies (bijvoorbeeld 0,1%) minder dan de maximale verliesnorm (bijvoorbeeld 0,4%), dan wordt alleen het daadwerkelijke verlies (0,1%) niet als uitslag tot verbruik aangemerkt.
Op grond van artikel 91, tweede lid, onderdeel a, van de wet is het verboden halfzware olie of gasolie die zijn voorzien van herkenningsmiddelen als bedoeld in artikel 27, derde lid, van de wet dan wel bestanddelen bevatten van die herkenningsmiddelen (hierna: laagbelaste halfzware olie of gasolie) voorhanden te hebben in een brandstoftank van een pleziervaartuig.
De vaartuigen met een vaste ligplaats zoals woonschepen worden hoofdzakelijk gebruikt om er op te wonen. De gasolie of halfzware olie aan boord van die vaartuigen wordt dan ook hoofdzakelijk gebruikt voor laagbelaste doeleinden zoals de opwekking van elektriciteit voor het koken en de verwarming. Het gebruik van de oliën voor de aandrijving van die vaartuigen is bijkomstig.
Goedkeuring
Gelet op dit gebruik keur ik goed dat, in afwijking van artikel 91, tweede lid, onderdeel a, van de wet, de laagbelaste halfzware olie of gasolie voorhanden mag worden gehouden in de brandstoftanks van vaartuigen die uitsluitend of hoofdzakelijk worden gebruikt als woning met een vaste ligplaats.
Voorts keur ik, in afwijking van artikel 27, derde lid, van de wet, goed dat de laagbelaste halfzware olie of gasolie ook wordt gebruikt voor de aandrijving van dit woonschip naar een andere vaste ligplaats of naar een plaats die speciaal is ingericht voor onderhoud of reparatie van dit schip.
Als een vaste ligplaats wordt aangemerkt een ligplaats:
– waarvoor door de plaatselijke gemeente een ligplaatsvergunning is afgegeven;
– die aansluiting kan geven op de waterleiding en het riool; en
– waarvan het adres in de Gemeentelijke Basisadministratie op naam staat van de bewoner/ eigenaar van het schip.
De eigenaar of bewoner van het woonschip moet bij controle aan kunnen tonen dat aan de hiervoor bedoelde eisen wordt voldaan.
Op grond van artikel 95, tweede lid, onderdeel a, van de wet is het niet toegestaan tabaksproducten aan anderen dan wederverkopers te verkopen, te koop aan te bieden of af te leveren tegen een lagere prijs dan die op de accijnszegels is vermeld.
Goedkeuring
Ik keur goed dat, bij uitverkoop of opruiming als gevolg van de opheffing van een winkelbedrijf, tabaksproducten tegen een lagere prijs dan die is vermeld op de aangebrachte accijnszegels worden verkocht of aangeboden. De inspecteur verleent hiertoe op verzoek een vergunning. Het verzoek moet schriftelijk worden gedaan onder bijvoeging van een opgaaf van soort, hoeveelheid, merk en verpakking van de tabaksproducten.
Geen vergunning kan worden verkregen voor goederen uit de tweede hand gekocht, zoals bijvoorbeeld opkopers plegen te doen. Dit geldt eveneens voor verkoop uit inrichtingen die niet op een vaste plaats zijn opgesteld en voor verkoop uit automaten.
Op grond van artikel 95, tweede lid, onderdeel a, van de wet is het niet toegestaan tabaksproducten aan anderen dan wederverkopers te verkopen, te koop aan te bieden of af te leveren tegen een lagere prijs dan die op de accijnszegels is vermeld. Op grond van artikel 95, derde lid, van de wet valt onder dit verbod ook elke andere handeling die erop is gericht de koper van tabaksproducten direct of indirect voordeel te bezorgen. Onder andere is het verboden om in enigerlei vorm geschenken, toegiften en bonnen te verstrekken.
Goedkeuring
Ik keur echter goed dat een kleinhandelaar bij de verkoop van tabaksproducten bonnen, zegels of airmiles verstrekt indien:
a. de verstrekking van de bonnen, zegels of airmiles duidelijk geschiedt in het kader van een spaarsysteem, waarbij die bonnen, zegels of airmiles pas na verloop van tijd in grotere aantallen - bij voorbeeld na verzameling in speciale plakboekjes - kunnen worden ingewisseld;
b. de bonnen, zegels of airmiles worden verstrekt in alle winkels die tot het bedrijf behoren;
c. de bonnen, zegels of airmiles worden verstrekt bij alle of nagenoeg alle artikelen die in het betrokken bedrijf worden verkocht; en
d. de verstrekking van de bonnen, zegels of airmiles voor tabaksproducten naar dezelfde maatstaf geschiedt als voor alle of nagenoeg alle andere in het bedrijf verkochte goederen.
Het volgende besluit is ingetrokken met ingang van de inwerkingtreding van dit besluit:
– Besluit van 20 februari 2012, nr. BLKB2011/2264M, Stcrt. 2012, 3076.
Saldering wat betreft de BTW zal alleen aan de orde zijn voor zover deze wordt geheven als de accijns (d.w.z. bij de tabaksproducten). Voor het overige zal de BTW over de verkopen worden meegenomen met de reguliere BTW-aangiften.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2012-10435.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.