ARTIKEL I
Artikel 2, onder a, van het Pensioenbesluit politieke gezagdragers BES komt te luiden:
ARTIKEL II
Het Rechtspositiebesluit eilandgedeputeerden en eilandsraadsleden BES wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt ‘1225’ vervangen door: USD 1125.
2. In het tweede lid wordt ‘1017’ vervangen door: USD 1017.
B
Het tweede artikel 2a, dat aanvangt met ‘De eilandgedeputeerden ontvangen’, wordt vernummerd tot artikel 2c.
C
Het tweede artikel 2b, dat aanvangt met ‘De eilandgedeputeerden van Sint Eustatius en Saba’, wordt vernummerd tot artikel
2d.
D
Na artikel 2d (nieuw) wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 2e
-
1. Voor 1 april van elk jaar of binnen twee maanden na zijn beëdiging verstrekt de eilandgedeputeerde aan Onze Minister, dan
wel een door hem aangewezen instantie, een opgave van de neveninkomsten welke hij verwacht over het desbetreffende kalenderjaar
of gedeelte daarvan te zullen genieten, dan wel een verklaring, dat hij verwacht niet meer dan 14% van de bezoldiging op jaarbasis
aan neveninkomsten over dat jaar of een evenredig deel daarvan over het desbetreffende gedeelte van dat jaar te zullen genieten.
-
2. Onze Minister, dan wel de door hem aangewezen instantie, deelt bestuurscollege het bedrag van de voorlopige aftrek op de
bezoldiging mede en verstrekt een afschrift daarvan aan de eilandgedeputeerde.
-
3. De eilandgedeputeerde kan een verklaring inzenden dat een opgave van neveninkomsten achterwege zal blijven. In dit geval,
alsmede indien binnen de in het eerste lid bedoelde termijn geen opgave of verklaring is ingezonden, bedraagt de bezoldiging
over dat kalenderjaar 65% van de bezoldiging op jaarbasis.
-
4. Zo spoedig mogelijk na afloop van het kalenderjaar zendt de eilandgedeputeerde of zenden zijn nabestaanden aan Onze Minister,
dan wel de door hem aangewezen instantie, een opgave van de neveninkomsten welke over dat kalenderjaar zijn genoten, dan wel
een verklaring dat over dat jaar niet meer dan 14% van de bezoldiging op jaarbasis of, indien de eilandgedeputeerde een gedeelte
van het kalenderjaar lid van het bestuurscollege is geweest, een evenredig deel van dit bedrag, is genoten.
-
5. Onze Minister, dan wel de door hem aangewezen instantie, deelt aan het bestuurscollege zo spoedig mogelijk na ontvangst van
de in het vierde lid bedoelde opgave of verklaring het bedrag van de definitieve aftrek op de bezoldiging mede en verstrekt
een afschrift daarvan aan de eilandgedeputeerde.
-
6. Indien een opgave of verklaring als in het vierde lid bedoeld, niet binnen zes maanden na afloop van het kalenderjaar is
ontvangen, bedraagt de bezoldiging over dat kalenderjaar 65% van de bezoldiging op jaarbasis.
-
7. De eilandgedeputeerde zendt Onze Minister, dan wel de door hem aangewezen instantie, zo spoedig mogelijk na afloop van het
kalenderjaar tevens een afschrift van de aanslag voor de inkomstenbelasting over het betreffende kalenderjaar. Het bedrag
van de uitbetaalde bezoldiging kan, al dan niet op verzoek van de eilandgedeputeerde, worden herzien, indien op grond van
de onherroepelijk geworden aanslag in de inkomstenbelasting daartoe aanleiding blijkt te bestaan.
-
8. Bij de toepassing van het vijfde, zesde en zevende lid vindt zo nodig terugbetaling of verrekening plaats.
-
9. Dit artikel is niet van toepassing op de eilandgedeputeerde op wie artikel 234, derde lid, van de Wet openbare lichamen Bonaire,
Sint Eustatius en Saba van toepassing is.
ARTIKEL III
Het Rechtspositiebesluit gezaghebbers BES wordt als volgt gewijzigd:
A
Na artikel 3a wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 3b
-
1. Voor 1 april van elk jaar of binnen twee maanden na zijn beëdiging verstrekt de gezaghebber aan Onze Minister, dan wel een
door hem aangewezen instantie, een opgave van de neveninkomsten welke hij verwacht over het desbetreffende kalenderjaar of
gedeelte daarvan te zullen genieten, dan wel een verklaring, dat hij verwacht niet meer dan 14% van de bezoldiging op jaarbasis
aan neveninkomsten over dat jaar of een evenredig deel daarvan over het desbetreffende gedeelte van dat jaar te zullen genieten.
-
2. Onze Minister, dan wel de door hem aangewezen instantie, deelt bestuurscollege het bedrag van de voorlopige aftrek op de
bezoldiging mede en verstrekt een afschrift daarvan aan de gezaghebber.
-
3. De gezaghebber kan een verklaring inzenden dat een opgave van neveninkomsten achterwege zal blijven. In dit geval, alsmede
indien binnen de in het eerste lid bedoelde termijn geen opgave of verklaring is ingezonden, bedraagt de bezoldiging over
dat kalenderjaar 65% van de bezoldiging op jaarbasis.
-
4. Zo spoedig mogelijk na afloop van het kalenderjaar zendt de gezaghebber of zenden zijn nabestaanden aan Onze Minister, dan
wel de door hem aangewezen instantie, een opgave van de neveninkomsten welke over dat kalenderjaar zijn genoten, dan wel een
verklaring dat over dat jaar niet meer dan 14% van de bezoldiging op jaarbasis of, indien de gezaghebber een gedeelte van
het kalenderjaar lid van het bestuurscollege is geweest, een evenredig deel van dit bedrag, is genoten.
-
5. Onze Minister, dan wel de door hem aangewezen instantie, deelt aan het bestuurscollege zo spoedig mogelijk na ontvangst van
de in het vierde lid bedoelde opgave of verklaring het bedrag van de definitieve aftrek op de bezoldiging mede en verstrekt
een afschrift daarvan aan de gezaghebber.
-
6. Indien een opgave of verklaring als in het vierde lid bedoeld, niet binnen zes maanden na afloop van het kalenderjaar is
ontvangen, bedraagt de bezoldiging over dat kalenderjaar 65% van de bezoldiging op jaarbasis.
-
7. De gezaghebber zendt Onze Minister, dan wel de door hem aangewezen instantie, zo spoedig mogelijk na afloop van het kalenderjaar
tevens een afschrift van de aanslag voor de inkomstenbelasting over het betreffende kalenderjaar. Het bedrag van de uitbetaalde
bezoldiging kan, al dan niet op verzoek van de gezaghebber, worden herzien, indien op grond van de onherroepelijk geworden
aanslag in de inkomstenbelasting daartoe aanleiding blijkt te bestaan.
-
8. Bij de toepassing van het vijfde, zesde en zevende lid vindt zo nodig terugbetaling of verrekening plaats.
-
9. Dit artikel is niet van toepassing op de gezaghebber op wie artikel 235, tweede lid, van de Wet openbare lichamen Bonaire,
Sint Eustatius en Saba van toepassing is.
B
Artikel 4a wordt als volgt gewijzigd:
1. De eerste volzin van het derde lid komt te luiden:
Degene die op grond van artikel 91 van de Wet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba als waarnemend gezaghebber
is aangewezen ontvangt voor de tijd van de waarneming een bezoldiging als bedoeld in artikel 1, eerste lid, met inbegrip van
de toelagen, indien de waarneming:
-
a. dertig dagen of langer onafgebroken heeft geduurd;
-
b. in een tijdvak van zes maanden in totaal dertig dagen of langer heeft geduurd;
-
c. in een tijdvak van twaalf maanden in totaal zestig dagen of langer heeft geduurd.
2. In het vierde lid komt te luiden:
-
4. Op de waarnemend gezaghebber, bedoeld in het derde lid, die voor een periode van naar verwachting een jaar of langer met
de waarneming zal zijn belast, is dit besluit van overeenkomstige toepassing.
ARTIKEL IV
-
1. Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de datum van uitgifte van het Staatscourant waarin zij wordt
geplaatst.
-
2. De artikelen I, II, onderdelen B en C, en III, onderdeel B, werken terug tot en met 10 oktober 2010.
-
3. Artikel II, onderdeel A, werkt terug tot en met 1 juli 2011.
TOELICHTING
Deze regeling is gebaseerd op artikel 20, tweede lid, van de Invoeringswet Bonaire, Sint Eustatius en Saba (hierna: Invoeringswet
BES), op grond waarvan algemene maatregelen van bestuur die hun oorsprong hebben in het voormalige Nederlands-Antilliaanse
recht tot 10 oktober 2011 bij ministeriële regeling kunnen worden gewijzigd voor zover dit noodzakelijk is voor de toepassing
van die regelingen of ter voorkoming van onaanvaardbare gevolgen.
De wijzigingen in de onderhavige regeling betreffen het herstel van enkele omissies en fouten en vallen daarmee onder het
criterium ‘noodzakelijk voor de toepassing van die regelingen’.
De regeling zal, gelet op artikel 21, tweede lid, van de Invoeringswet BES, zo spoedig mogelijk na de inwerkingtreding moeten
worden goedgekeurd bij een algemene maatregel van bestuur.
Artikel I
Op grond van de oorspronkelijke redactie van artikel 2, onder a, van het Pensioenbesluit politieke gezagdragers BES krijgen
eilandgedeputeerden die na de verkiezingen aftreden en zijn gekozen als lid van de eilandsraad geen uitkering. Dat leidt tot
een aanzienlijke inkomstenvermindering. Een afgetreden wethouder krijgt op grond van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers
wel een uitkering, ook als hij na zijn aftreden het lidmaatschap van de gemeenteraad aanvaardt. In artikel I is de formulering
van artikel 2 daarom zodanig aangepast, dat ook de afgetreden eilandgedeputeerde die tot eilandraadslid zijn uitkeringsrecht
behoudt. Vanzelfsprekend wordt dan wel de vergoeding als lid van de eilandsraad verrekend met de uitkering.
Artikel II, onderdeel A
In verband met de in de CAO 2011 overeengekomen salarisverhoging van 1% voor ambtenaren in Caribisch Nederland zijn per 1 januari
ook de bedragen in artikel 1, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit eilandgedeputeerden en eilandsraadsleden BES met 1%
verhoogd. Hierbij is abusievelijk het bedrag van USD 1113 vervangen door ‘1225’. Dit moet echter zijn: 1125. Dit wordt in
artikel II, onderdeel A, verbeterd. Vooruitlopend op deze verbetering is aan betrokkenen bij circulaire van 10 juni 2011 (nr.
2011-2000218900) reeds het correcte bedrag gemeld.
Artikel II, onderdelen B en C
Het Rechtspositiebesluit eilandgedeputeerden en eilandsraadsleden BES bevatte abusievelijk twee artikelen 2a en twee artikelen
2b. In artikel II, onderdelen B en C, van deze regeling wordt de nummering aangepast.
Artikelen II, onderdeel D, en III
De bepaling ter uitvoering van artikel 56, zevende lid en artikel 78, zevende lid van de Wet openbare lichamen BES (WolBES)
over de verrekening van neveninkomsten van benoemde politieke ambtsdragers is nog niet opgenomen in het Rechtspositiebesluit
gezaghebbers BES en het Rechtspositiebesluit eilandgedeputeerden en eilandsraadsleden BES. Die bepaling wordt hierbij alsnog
opgenomen. De overige rechtspositiebesluiten van politieke ambtsdragers zijn – voor zover nodig – reeds voorzien van een soortgelijke
bepaling.
In de genoemde artikelen van de WolBES worden de gezaghebber en eilandgedeputeerde verplicht gesteld neveninkomsten met de
bezoldiging te verrekenen overeenkomstig artikel 3 van de Wet schadeloosstelling leden Tweede Kamer. De wijze waarop de gegevens
over deze inkomsten worden verstrekt door de ambtsdrager en de gevolgen van het niet verstrekken van deze gegevens dienen
te worden geregeld in de rechtspositiebesluiten. Dit gebeurt in het nieuwe artikel 3b van het Rechtspositiebesluit gezaghebbers
BES en artikel 2e van het Rechtspositiebesluit eilandgedeputeerden BES. De tekst van deze artikelen is ontleend aan artikel
4 van de Wet schadeloosstelling leden Tweede Kamer. Anders dan bij de leden van de Tweede Kamer, die deze gegevens aan de
Belastingdienst Haaglanden verstrekken, is de instantie aan wie de inkomensgegevens moeten worden aangeleverd de Minister
van BZK, dan wel een door hem aangewezen instantie. Het bleek niet mogelijk ook voor deze groepen de Belastingdienst aan te
wijzen. De procedure wordt als volgt.
De ambtsdrager levert over het lopende kalenderjaar vóór 1 april een opgave van de verwachte neveninkomsten in dat jaar aan.
De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, dan wel de aangewezen instantie deelt het betrokken college en
de ambtsdrager vervolgens het bedrag van de voorlopige aftrek mede. Na afloop van het betreffende kalenderjaar doet de ambtsdrager
een opgave welke inkomsten daadwerkelijk over dat kalenderjaar zijn genoten, waarna de minister van Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties de definitieve aftrek vaststelt, welke aftrek wordt medegedeeld aan het betreffende college en de betreffende
ambtsdrager. Indien geen opgave wordt ontvangen, dient de bezoldiging te worden vastgesteld op 65%. In plaats van een opgave
kan worden volstaan met een verklaring dat niet meer dan 14% van de jaarlijkse bezoldiging aan neveninkomsten is genoten,
indien de neveninkomsten onder het betreffende bedrag blijven. In dat geval blijft aftrek achterwege. Tevens dient de definitieve
aanslag van de inkomstenbelasting zo spoedig mogelijk te worden overlegd na afloop van het kalenderjaar. Indien daartoe aanleiding
is, kan de bezoldiging over het betreffende kalenderjaar vervolgens worden herzien.
De artikelen in de verschillende rechtspositiebesluiten zijn zo veel mogelijk gelijkluidend geformuleerd.
De verplichting tot verrekening van neveninkomsten geldt vanaf 10 oktober 2010 voor na die datum benoemde politieke ambtsdragers.
In artikel 234, derde lid, en 235, tweede lid, van de WolBES is bepaald dat deze verplichting niet van toepassing is op de
dat moment zittende politieke ambtsdragers. Omdat in maart 2011 verkiezingen zijn geweest, wordt de verplichting tot verrekening
feitelijk pas relevant voor na deze verkiezingen benoemde eilandgedeputeerden. Dat betekent dat niet eerder dan over het jaar
2011 op basis van de definitieve inkomensgegevens over dat jaar een definitieve verrekening moet worden vastgesteld.
Artikel III, onderdeel B
De aanspraken van de waarnemend gezaghebber in het (oorspronkelijke) Rechtspositiebesluit gezaghebbers BES stroken niet met
de door de eilanden gekozen positionering van de waarnemer.
Als een gezaghebber tijdelijk zijn ambt niet kan vervullen, treedt de vervangingsregeling van artikel 90 WolBES in werking.
Bij korte afwezigheid vervangt een eilandgedeputeerde die als zodanig is aangewezen de gezaghebber; een lid van de eilandsraad
vervangt de gezaghebber als voorzitter van de eilandsraad. Er is dan geen financiële vergoeding voor de duur van de vervanging.
Bij vervanging langer dan 30 dagen treedt het Rechtspositiebesluit gezaghebbers BES in werking. Naast deze reguliere wijze
van vervanging kan de Rijksvertegenwoordiger op grond van artikel 91 WolBES een externe waarnemer benoemen. Beoogd was dat
die situatie zich zou voordoen bij langdurige verhindering van de gezaghebber, bijvoorbeeld wegens ziekte, of wanneer het
ambt vacant is (ontstentenis); vergelijk de benoeming van een waarnemend burgemeester door de commissaris van de Koningin.
De openbare lichamen gaan echter uit van een permanent benoemde waarnemer die van tijd tot tijd de gezaghebber vervangt. Ook
in artikel 76 van de voormalige Eilandenregeling Nederlandse Antillen (ERNA) werd van een dergelijke permanente waarnemer
uitgegaan. Met de waarneming van de gezaghebber op basis van artikel 91 WolBES is weliswaar een andere situatie beoogd, maar
de letter van de wet verzet zich niet tegen een dergelijke toepassing van een permanent benoemde waarnemend gezaghebber. Reden
voor de toenmalige waarnemend Rijksvertegenwoordiger om eind vorig jaar op verzoek van de eilanden voor elk openbaar lichaam
een waarnemend gezaghebber aan te wijzen. In het Rechtspositiebesluit gezaghebbers BES was echter geen rekening gehouden met
een permanente waarnemer en het besluit is daarom thans aangepast. Op grond van de gewijzigde formulering van het derde en
vierde lid van artikel 4a ontvangt de waarnemend gezaghebber die ook daadwerkelijk met de waarneming is belast voor de tijd
van de waarneming een financiële vergoeding.
Het voornemen bestaat om de vervangingsregeling in de WolBES in die zin aan te passen dat wordt teruggekeerd naar de vervangingsregeling
zoals die onder de ERNA gold, zodat de wettekst beter aansluit bij de thans bestaande praktijk.
Artikel IV
De aanpassingen in de artikel I en II, onderdelen B en C, betreffen het herstel van fouten in regelingen die vanaf de transitiedatum
gelden en werken daarom terug tot die datum (10 oktober 2010). In verband met de gehandhaafde praktijk van voor de transitie
om permanente waarnemers te benoemen, werkt ook artikel III, onderdeel B, tot 10 oktober 2010 terug.
De aanpassing in artikel II, onderdeel A, betreft een bepalingen die in maart 2011 is ingevoegd met terugwerkende kracht tot
en met 1 januari 2011 en werkt daarom tot laatstgenoemde datum terug.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
J.P.H. Donner.