Regeling van de Minister van Financiën houdende een tijdelijke voorziening tot het herstel van onbedoelde gevolgen van de Wet introductie premiepensioeninstellingen (Tijdelijke regeling introductie premiepensioeninstellingen)

21 december 2010

Nr. FM/2010/24093 M

Directie Financiële Markten

De Minister van Financiën,

Gelet op artikel IV, eerste en tweede lid, van de Wet introductie premiepensioeninstellingen;

Besluit:

Artikel 1

1. In de alfabetische opsomming van artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht dient in onderdeel a van de definitie van aanbieden de zinsnede ‘een financieel product dat geen financieel instrument of verzekering is’ te worden gelezen als: een financieel product dat geen financieel instrument, premiepensioenvordering of verzekering is.

2. In de alfabetische opsomming van artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht dient de definitie van aanbieden te worden gelezen als was onder verlettering van de onderdelen b en c tot onderdelen c en d, na onderdeel a een onderdeel ingevoegd, luidende:

  • b. het in de uitoefening van een beroep of bedrijf rechtstreeks of middellijk doen van een voldoende bepaald voorstel tot het als wederpartij aangaan van een overeenkomst waarbij een premiepensioenvordering ontstaat of het in de uitoefening van een beroep of bedrijf aangaan, beheren of uitvoeren van een dergelijke overeenkomst;

3. In de alfabetische opsomming van artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht dient in onderdeel a van de definitie van adviseren de zinsnede ‘met uitzondering van verzekeringen en financiële instrumenten’ te worden gelezen als: met uitzondering van premiepensioenvorderingen, verzekeringen en financiële instrumenten.

4. In de alfabetische opsomming van artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht dient in onderdeel b van de definitie van adviseren de zinsnede ‘van een of meer specifieke verzekeringen of’ te worden gelezen als: van een of meer specifieke overeenkomsten waarbij een premiepensioenvordering ontstaat, van een of meer specifieke verzekeringen of.

5. In de alfabetische opsomming van artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht dient in onderdeel a van de definitie van bemiddelen de zinsnede ‘een ander financieel product dan een financieel instrument, krediet of verzekering’ te worden gelezen als: een ander financieel product dan een financieel instrument, krediet, premiepensioenvordering of verzekering.

6. In de alfabetische opsomming van artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht dient de definitie van bemiddelen te worden gelezen als was aan het slot van onderdeel b ‘of’ vervallen en onder verlettering van onderdeel c tot onderdeel d na onderdeel b een onderdeel ingevoegd, luidende:

  • c. alle werkzaamheden in de uitoefening van een beroep of bedrijf gericht op het als tussenpersoon tot stand brengen van een overeenkomst waarbij een premiepensioenvordering ontstaat tussen een cliënt en een premiepensioeninstelling of op het assisteren bij het beheer en de uitvoering van een dergelijke overeenkomst; of.

Artikel 2

In artikel 3:17, derde lid, van de Wet op het financieel toezicht dient de zinsnede ‘beleggingsondernemingen met zetel in Nederland die beleggingsdiensten verlenen of beleggingsactiviteiten verrichten in Nederland en bewaarders die zijn verbonden aan een beleggingsinstelling met zetel in Nederland die rechten van deelneming in Nederland aanbiedt’ te worden gelezen als: beleggingsondernemingen met zetel in Nederland die beleggingsdiensten verlenen of beleggingsactiviteiten verrichten in Nederland, pensioenbewaarders met zetel in Nederland die zijn verbonden aan een premiepensioeninstelling met zetel in Nederland en bewaarders die zijn verbonden aan een beleggingsinstelling met zetel in Nederland die rechten van deelneming in Nederland aanbiedt.

Artikel 3

In artikel 4:39 dient de zinsnede ‘beheerder, beleggingsmaatschappij of bewaarder’ te worden gelezen als: beheerder, beleggingsmaatschappij, bewaarder of pensioenbewaarder.

Artikel 4

De artikelen van deze regeling treden in werking met ingang van 1 januari 2011.

Artikel 5

Deze regeling wordt aangehaald als: Tijdelijke regeling introductie premiepensioeninstellingen.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Financiën,

J.C. de Jager.

TOELICHTING

Deze tijdelijke regeling is gebaseerd op artikel IV van de Wet introductie premiepensioeninstellingen en wijzigt de definities van aanbieden, adviseren en bemiddelen in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht (Wft). Deze wijzigingen beogen de genoemde definities uit te breiden met overeenkomsten tussen een premiepensioeninstelling (PPI) en een cliënt, niet zijnde een consument.

In de memorie van toelichting bij genoemde wet wordt gesteld dat de PPI vanwege het aanbieden van een premiepensioenvordering aan een bijdragende onderneming kwalificeert als financiëledienstverlener en daarmee tevens als financiële onderneming.1 De memorie van toelichting stelt verder dat, als consequentie van de kwalificatie van de premiepensioeninstelling als financiëledienstverlener en financiële onderneming, onder meer de handhavingsbepalingen van het algemeen deel van de Wft van toepassing zijn.2 Onderdeel a van de definitie van aanbieden is echter beperkt tot een overeenkomst met een consument. In het voorstel van wet introductie premiepensioeninstellingen is derhalve onterecht uitgegaan van de toepasselijkheid van de definitie van aanbieden op de bedoelde overeenkomsten, hoewel deze toepasselijkheid wel beoogd was. Daarmee is de noodzaak van de onderhavige tijdelijke regeling gegeven.

In de memorie van toelichting bij de Wet financiële dienstverlening werd reeds opgemerkt dat ‘de beperking (van de definitie van aanbieden, adviseren en bemiddelen tot dienstverlening aan een consument) een uitzondering kent voor financiële dienstverlening ten aanzien van verzekeringsproducten. De rechtvaardiging hiervoor is gelegen in de omstandigheid dat verzekeringsproducten (waaronder bepaalde pensioenproducten) niet alleen voor de consument maar ook voor de zakelijke afnemer uiterst complex zijn.’3 Aangezien een werkgever met de inwerkingtreding van de Wet introductie premiepensioeninstellingen behalve voor een pensioenverzekering ook kan kiezen voor het onderbrengen van zijn beschikbare premieregeling bij een PPI, fungeren de PPI en de pensioenverzekeraar als economische substituten. Dit impliceert dat op zowel de PPI als de pensioenverzekeraar dezelfde gedragsnormen van toepassing dienen te zijn.

Artikel 1, eerste lid, van deze tijdelijke regeling herstelt het onbedoelde gevolg van de te beperkte reikwijdte van de definitie van aanbieden. Artikel 1, tweede en derde lid, bewerkstelligt dat het onbedoelde gevolg van de te beperkte reikwijdte eveneens wordt hersteld ten aanzien van het adviseren aan of bemiddelen voor een bijdragende onderneming inzake een premiepensioenvordering.

Overigens is de PPI in beginsel uitgezonderd van de reikwijdte van enkele afdelingen in het Deel Gedragstoezicht financiële ondernemingen: zie bijvoorbeeld de artikelen 4:8, vierde lid, 4:12, tweede lid, en 4:18, eerste lid. Afdeling 4.2.1 (deskundigheid, betrouwbaarheid en integriteit) en afdeling 4.2.2 (structurering en inrichting) bevatten eisen waaraan de PPI reeds moet voldoen op grond van het Deel Prudentieel toezicht financiële ondernemingen. Ten aanzien van de zorgvuldige dienstverlening (waarvoor in afdeling 4.2.3 normen zijn opgenomen) geldt het sociaal- en arbeidsrecht van het land van de pensioenregeling die door de PPI wordt uitgevoerd. Voor de uitvoering van Nederlandse pensioenregelingen is de norm hiervoor te vinden in artikel 52 van de Pensioenwet (Pw), dat in bepaalde gevallen afdeling 4.2.3 van de Wft alsnog van toepassing verklaart.4

Artikel 2 bewerkstelligt dat aan de pensioenbewaarder in het kader van de beheerste en integere bedrijfsuitoefening eisen kunnen worden gesteld aan de soliditeit van de financiële onderneming. Het betreft hier uitsluitend pensioenbewaarders met zetel in Nederland die verbonden zijn aan een premiepensioeninstelling met zetel in Nederland.

Artikel 3 regelt dat het dagelijks beleid van een pensioenbewaarder bepaald moet worden door ten minste twee natuurlijke personen, zoals dat eveneens geldt voor de bewaarder in het kader van een beleggingsinstelling.

Dit is een tijdelijke regeling. Overeenkomstig artikel IV, tweede lid, van de Wet introductie premiepensioeninstellingen zal zo spoedig mogelijk na bekendmaking van deze regeling in de Staatscourant een voorstel van wet bij de Staten-Generaal worden ingediend ter definitieve regeling. Indien het voorstel wordt ingetrokken of indien een van beide kamers der Staten-Generaal besluit het voorstel niet aan te nemen, wordt deze regeling ingetrokken. Wordt het voorstel tot wet verheven, dan zal deze regeling worden ingetrokken op het tijdstip waarop die wet in werking treedt.

De Minister van Financiën,

J.C. de Jager.


XNoot
1

Kamerstukken II 2008/09, 31 891, nr. 3, blz. 35.

XNoot
2

Idem.

XNoot
3

Kamerstukken II 2003/04, 29 507, nr. 3, blz. 23.

XNoot
4

Kamerstukken II, 2008–2009, 31 891, nr. 3, p. 39.

Naar boven