Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Economische Zaken | Staatscourant 2009, 17851 | algemeen verbindend voorschrift (ministeriële regeling) |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Economische Zaken | Staatscourant 2009, 17851 | algemeen verbindend voorschrift (ministeriële regeling) |
De Minister van Economische Zaken,
Handelende na overleg met de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en de Minister van Financiën;
Gelet op de artikelen 7, 8, 18, 19, tweede lid, 20, eerste lid, 22, zesde lid, 23, derde lid, 56, eerste lid, 57, eerste lid, 60, tweede lid en zesde lid, 61, eerste en derde lid, en 63, tweede lid, van het Besluit stimulering duurzame energieproductie;
Besluit:
In deze regeling wordt verstaan onder:
de Minister van Economische Zaken;
het Besluit stimulering duurzame energieproductie;
de vergunning op grond van artikel 2 van de Wet beheer rijkswaterstaatswerken voor de bouw en exploitatie van een productie-installatie voor de productie van hernieuwbare elektriciteit met behulp van windenergie op zee.
1. De Minister verstrekt op aanvraag subsidie aan producenten van hernieuwbare elektriciteit geproduceerd door een productie-installatie voor de productie van hernieuwbare elektriciteit met behulp van windenergie op zee.
2. Aanvragen om subsidie als bedoeld in het eerste lid worden ontvangen in de periode van 4 januari 2010 tot 1 maart 2010, 17:00 uur.
3. Een aanvraag om subsidie wordt ingediend met gebruikmaking van het origineel van een ondertekend formulier, dat is opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlage 1.
1. Het subsidieplafond voor het verlenen van subsidie die is aangevraagd in de periode, bedoeld in artikel 2, tweede lid, bedraagt € 5.312.000.000,00.
2. De Minister verdeelt het bedrag, genoemd in het eerste lid, op volgorde van rangschikking van de aanvragen.
3. De criteria voor rangschikking, bedoeld in artikel 60, eerste lid, onderdelen c tot en met e, van het besluit zijn niet van toepassing.
Het maximum tenderbedrag, bedoeld in artikel 19, tweede lid, van het besluit, voor subsidie als bedoeld in artikel 2, eerste lid, bedraagt € 0,181000 per kWh.
Voor de toepassing van artikel 60, zesde lid, van het besluit, wordt het door de producent opgegeven tenderbedrag ten behoeve van de rangschikking gecorrigeerd met het in de tabel opgenomen bedrag:
Hemelsbrede afstand tussen het transformatorstation1 en het aanlandingspunt2, afgerond op 100m nauwkeurig (ingeval van meerdere transformatorstations of meerdere aanlandingspunten, wordt de afstand tussen het transformatorstation en het aanlandingspunt die het dichtst bij elkaar liggen, gebruikt voor de toepassing van de afstandscorrectie) | Correctie op het tenderbedrag [€/kWh] |
---|---|
Kleiner of gelijk aan 25 km | € 0,00000 |
Groter dan 25 km, en kleiner dan of gelijk aan 30 km | € 0,00125 |
Groter dan 30 km, en kleiner dan of gelijk aan 35 km | € 0,00250 |
Groter dan 35 km, en kleiner dan of gelijk aan 40 km | € 0,00375 |
Groter dan 40 km, en kleiner dan of gelijk aan 45 km | € 0,00500 |
Groter dan 45 km, en kleiner dan of gelijk aan 50 km | € 0,00625 |
Groter dan 50 km, en kleiner dan of gelijk aan 55 km | € 0,00750 |
Groter dan 55 km, en kleiner dan of gelijk aan 60 km | € 0,00875 |
Groter dan 60 km, en kleiner dan of gelijk aan 65 km | € 0,01000 |
Groter dan 65 km, en kleiner dan of gelijk aan 70 km | € 0,01125 |
Groter dan 70 km, en kleiner dan of gelijk aan 75 km | € 0,01250 |
Groter dan 75 km, en kleiner dan of gelijk aan 80 km | € 0,01375 |
Groter dan 80 km en kleiner dan of gelijk aan 85 km | € 0,01500 |
Groter dan 85 km | € 0,01625 |
De beschikking tot verlenen van een subsidie voor de productie van hernieuwbare elektriciteit met behulp van windenergie op zee wordt verleend onder de opschortende voorwaarde dat binnen acht weken na afgifte van deze beschikking een uitvoeringsovereenkomst overeenkomstig de overeenkomst opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlage 2 tot stand is gekomen tussen de Staat en de subsidie-aanvrager.
De subsidie-ontvanger neemt de productie-installatie voor de productie van hernieuwbare elektriciteit met behulp van windenergie op zee binnen 5 jaar na de datum van inwerkingtreding van de beschikking tot subsidieverlening in gebruik.
Het maximaal aantal vollasturen voor productie-installaties voor de productie van hernieuwbare elektriciteit met behulp van windenergie op zee bedraagt 3180 uren per jaar.
De basiselektriciteitsprijs, bedoeld in artikel 20, eerste lid, van het besluit bedraagt € 0,051150 per kWh.
De subsidie-ontvanger verstrekt tenminste eenmaal per jaar, op het tijdstip genoemd in de beschikking tot subsidieverlening, zowel per windmolen als per productie-installatie voor de productie van hernieuwbare elektriciteit met behulp van windenergie op zee, de volgende gegevens aan de Minister:
a. de elektriciteitsproductie die per maand werd behaald bij het windaanbod in de betreffende maand;
b. de beschikbaarheid per maand van elke afzonderlijke windmolen en van de productie-installatie voor de productie van hernieuwbare elektriciteit met behulp van windenergie op zee;
c. de redenen voor en de duur van uitval;
d. het productieverlies dat gepaard ging met de uitval;
e. de effecten van de uitval van windmolens op de bedrijfsvoering en op het onderhoud van die windmolens.
De correcties op het tenderbedrag voor de subsidie, bedoeld in artikel 2, eerste lid, worden voor 2010 als volgt vastgesteld:
a. € 0,054638 per kWh voor wat betreft de elektriciteitsprijs, bedoeld in artikel 22, eerste lid, onderdeel a, van het besluit;
b. € 0 voor wat betreft de correcties, bedoeld in artikel 22, eerste lid, onderdeel b, van het besluit.
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
Den Haag, 18 november 2009
De Minister van Economische Zaken,
M.J.A. van der Hoeven.
1. De Staat der Nederlanden, (hierna te noemen: de Staat),
te dezen rechtsgeldig vertegenwoordigd door de Minister van Economische Zaken,;
en
2. ......... ......., gevestigd te......... (hierna te noemen: Ondernemer);
..................................................
(hierna te samen ook te noemen: Partijen);
overwegen:
a. De Minister van Economische Zaken heeft blijkens een beschikking met kenmerk ......., hierna te noemen Beschikking, waarvan een kopie als Bijlage A bij deze overeenkomst is gevoegd aan de Ondernemer een subsidie verstrekt als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Regeling windenergie op zee 2009, (hierna: Regeling).
b. De Beschikking bevat de opschortende voorwaarde dat binnen acht weken na afgifte van de beschikking de onderhavige uitvoeringsovereenkomst, hierna te noemen Uitvoeringsovereenkomst, tot stand is gekomen tussen de Staat en de subsidieaanvrager.
c. De Minister van Economische Zaken beoogt door middel van deze Uitvoeringsovereenkomst te verzekeren dat de Ondernemer de realisatie van het windpark bedoeld in de Beschikking vóór 1 augustus 2013 zal aanvangen opdat deze realisatie binnen de in artikel 61 van het Besluit stimulering duurzame energieproductie bedoelde termijn van vijf jaar kan worden voltooid.
Partijen komen daartoe het volgende overeen:
1. Voor de toepassing van deze overeenkomst wordt onder ‘de aanvang van de bouwperiode’ verstaan: ‘het bereiken van het eerste moment dat de bodem in beroering gebracht wordt door plaatsing van het werk dan wel de bekabeling naar land’, als bedoeld in de door de Ondernemer verkregen vergunning verleend op basis van de Wet beheer rijkswaterstaatswerken.
2. Voor de toepassing van deze overeenkomst wordt de bouwperiode geacht te zijn aangevangen op de datum waarop de Ondernemer dat aan de Staat heeft aangetoond.
De Ondernemer verplicht zich jegens de Staat de bouwperiode tijdig aan te vangen en wel vóór 1 augustus 2013.
De Ondernemer verplicht zich om tot zekerheid voor de nakoming van de in artikel 2 bedoelde verplichting, alsmede de bij niet tijdige nakoming verschuldigde boetes, binnen acht weken nadat de Beschikking in werking is getreden ten behoeve van de Staat financiële zekerheid te stellen en gesteld houden voor een bedrag groot € 20.000.000,– (zegge: twintig miljoen euro) door middel van de afgifte aan de Staat van een door een binnen de Europese Unie gevestigde bank afgegeven bankgarantie welke is opgemaakt onder gebruikmaking van het model opgenomen als Bijlage B
1. De verplichting de in artikel 3 bedoelde bankgarantie te blijven stellen vervalt uitsluitend door het schriftelijk bericht van de Staat aan de Bank dat de verplichting geheel of gedeeltelijk is vervallen. De Ondernemer ontvangt een kopie van het bericht van verval.
2. Zodra de verplichting geheel is vervallen zal de Staat de bankgarantie retourneren aan de Ondernemer.
1. Indien de Ondernemer de bouwperiode niet vóór 1 augustus 2013 is aangevangen, is de Ondernemer aan de Staat bij wijze van boete een bedrag verschuldigd groot € 2.000.000 (twee miljoen euro) enkel door het verloop van die termijn en zonder dat enige ingebrekestelling nodig is.
2. Indien de Ondernemer daarna nog in gebreke blijft met het maken van een aanvang met de bouw is de Ondernemer maandelijks een boete van telkens € 2.000.000 (zegge: twee miljoen euro) verschuldigd voor zover hij de bouw op de eerste van de maanden september, oktober, november en december van 2013 en augustus, september, oktober, november en december van het jaar 2014 niet is aangevangen.
3. De boetes bedoeld in het eerste en tweede lid, (in totaal ten hoogste tien) zijn telkens verschuldigd voor het enkele verloop van de termijn en zonder dat enige ingebrekestelling nodig is.
4. De Ondernemer machtigt bij deze de Staat onherroepelijk tot het innen van de boetes door het inroepen van de bankgarantie voor het bedrag van de boete, telkens wanneer er een boete verschuldigd is geworden.
1. Deze Uitvoeringsvereenkomst treedt in werking door de ondertekening daarvan door de Partijen met dien verstande dat de inwerkingtreding wordt opgeschort totdat de Beschikking in werking is getreden en de Staat de Ondernemer daarvan schriftelijk bericht heeft gestuurd.
2. Deze Uitvoeringsvereenkomst eindigt van rechtswege door de teruggave van de bankgarantie door de Staat aan de Ondernemer.
1. De Staat kiest voor uitvoering van deze Uitvoeringsovereenkomst domicilie ten kantore van SenterNovem, agentschap van het ministerie van Economische Zaken, Dokter van Deenweg 108, 8025 BK Zwolle.
2. Onverminderd het bepaalde in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering dienen alle mededelingen, aanzeggingen, verzoeken, toestemmingen en andere berichten uit hoofde van deze uitvoeringsovereenkomst schriftelijk te worden gedaan.
3. Mededelingen, aanzeggingen, verzoeken, toestemmingen en andere berichten die niet in overeenstemming met het tweede lid zijn gedaan blijven zonder rechtsgevolg.
4. De Staat is bevoegd eenzijdig van het bepaalde in het eerste lid af te wijken.
1. Op deze Uitvoeringsovereenkomst is uitsluitend Nederlands recht van toepassing.
2. Alle geschillen in verband met deze uitvoeringsovereenkomst of met afspraken die daarmee samenhangen zullen worden beslecht door de bevoegde rechter te Den Haag.
Deze Uitvoeringsovereenkomst wordt tussen partijen aangeduid als ‘Uitvoeringsovereenkomst Wind op zee Staat/...................... ’.
Aldus overeengekomen en in tweevoud ondertekend
te .......
Ondernemer
te 's-Gravenhage op ....................
De Minister van Economische Zaken.
DE ONDERGETEKENDE,
............................., gevestigd te ......., hierna te noemen de ‘Bank’,
IN AANMERKING NEMENDE DAT:
A. ........................... , gevestigd te ........, (hierna te noemen de Ondernemer) en de STAAT der NEDERLANDEN, (hierna te noemen: Staat), waarvan de zetel is gevestigd te Den Haag, te dezen vertegenwoordigd door ...................., hierbij vertegenwoordigd door de Minister van Economische Zaken op ............. de ‘Uitvoeringsovereenkomst Wind op zee Staat/.... ’ (hierna: uitvoeringsovereenkomst) hebben getekend;
B. De Ondernemer volgens artikel 3 van de overeenkomst binnen acht weken nadat deze overeenkomst in werking is getreden ten behoeve van de Staat financiële zekerheid dient te stellen en gesteld houden voor een bedrag groot € 20.000.000,– door de afgifte aan de Staat van een door een bank afgegeven bankgarantie welke luidt conform het model dat als Bijlage B bij die overeenkomst behoort
C. De Bank bereid is de desbetreffende bankgarantie ten gunste van de Staat te stellen onder de hierna te noemen voorwaarden;
VERKLAART ALS VOLGT
1. De Bank stelt zich hierbij als zelfstandige verbintenis tegenover de Staat onherroepelijk en onvoorwaardelijk garant voor al hetgeen de Staat van de Ondernemer op grond van de uitvoeringsovereenkomst te vorderen heeft tot een maximumbedrag van € 20.000.000,– (twintig miljoen euro) .
2. Deze bankgarantie is een abstracte afroepgarantie. De Bank komt in geen geval een beroep toe op de onderliggende rechtsverhouding tussen de Staat en de Ondernemer als vervat in de Uitvoeringsovereenkomst.
3. De Bank zal op eerste schriftelijk verzoek van de Staat, zonder opgaaf van redenen te verlangen of nader bewijs te vragen, overgaan tot uitbetaling van al hetgeen de Ondernemer, volgens verklaring van de Staat, verschuldigd is uit hoofde van de Uitvoeringsovereenkomst.
4. Deze bankgarantie vervalt uitsluitend door het schriftelijk bericht van de Staat aan de Bank dat de verplichting geheel of gedeeltelijk is vervallen.
5. De Minister van Economische Zaken zendt de bankgarantie zo spoedig mogelijk nadat deze geheel is vervallen retour aan de Bank
6. Op deze bankgarantie is Nederlands recht van toepassing. Alle geschillen die mochten ontstaan over of naar aanleiding van deze bankgarantie zullen worden beslecht door de bevoegde rechter te ’s-Gravenhage.
7. Indien deze bankgarantie dient te worden geretourneerd geschiedt dat door toezending aan adres: ...............
Getekend te
op
De Bank.
Met het Besluit stimulering duurzame energieproductie (hierna: Besluit SDE) is een voorziening gecreëerd voor stimulering van de productie van hernieuwbare energie. In de Regeling windenergie op zee 2009 wordt nu de mogelijkheid tot stimulering van de productie van hernieuwbare elektriciteit met behulp van windenergie op zee ingevuld. Naast deze regeling is tevens de Algemene uitvoeringsregeling stimulering duurzame energieproductie (hierna: Algemene uitvoeringsregeling) van belang. Deze regeling bevat nadere verplichtingen voor de SDE-subsidieontvanger. In deze regeling is onder andere opgenomen dat men totdat de productie-installatie in gebruik is genomen ieder half jaar dient te rapporteren over de voortgang van de bouw van de productie-installatie.
De reden dat de categorie windenergie op zee niet wordt meegenomen in de Regeling aanwijzing categorieën duurzame energieproductie 2010, maar in een aparte regeling is opgenomen, is de volgende. Conform de planning van het proces tot de vergunningverlening van projecten windenergie op zee is eerst half december 2009 duidelijk welke projecten een zogeheten Wbr- vergunning hebben (een vergunning op grond van artikel 2 van de Wet beheer Rijkswaterstaatswerken). Vanuit het oogpunt van de kabinetsdoelstellingen met betrekking tot duurzame energie is het wenselijk om zo snel mogelijk na deze vergunningverlening te komen tot het verlenen van de SDE-subsidie. De koppeling met de planning rondom andere SDE-categorieën wordt daarom losgelaten.
Aanvragen om subsidie moeten worden ingediend met gebruikmaking van een aanvraagformulier voor windenergie op zee, dat als bijlage bij deze regeling is gevoegd. In het formulier is rekening gehouden met het bijzondere karakter van de categorie windenergie op zee binnen de SDE.
Ten eerste heeft de aanvrager de mogelijkheid om het tenderbedrag in zes cijfers achter de komma op te geven. Dit geeft de aanvrager de mogelijkheid om dit bedrag- het enige selectiecriterium in de SDE-categorie windenergie op zee- nauwkeurig te bepalen. Hierdoor kan de volgorde van rangschikking nauwkeurig worden bepaald. Ten tweede wordt in het aanvraagformulier informatie gevraagd die gebruikt kan worden bij het toepassen van de afstandcorrectie die wordt toegepast in het kader van de rangschikking. Tot slot wordt van de subsidieaanvrager een onderbouwing van de investerings- en exploitatiekosten gevraagd.
Op grond van het Besluit SDE dient bij ministeriële regeling de verdelingswijze per categorie productie-installaties te worden vastgesteld. In deze regeling wordt voor productie-installaties voor de productie van hernieuwbare elektriciteit met behulp van windenergie op zee gekozen voor verdeling op volgorde van rangschikking van de aanvragen (tender). Hierbij wordt uitsluitend gerangschikt op het (laagste) tenderbedrag per kWh, zoals dat luidt na toepassing van de afstandscorrectie.
Aan de keuze voor een tender liggen de volgende overwegingen ten grondslag:
– de productie-installaties waarvoor aanvragen worden ingediend verschillen zeer voor wat betreft omvang en locatie op zee. Om die reden is het voor de Minister niet mogelijk om één subsidiebedrag vast te stellen dat recht doet aan de behoeften van alle aanvragers: het ene windpark zou te veel krijgen, het andere niet genoeg;
– de kosten van een windpark op zee variëren sterk naar gelang de verschillende keuzes die een producent maakt omtrent turbinetechniek, funderingstechniek en de operationele aanpak;
– er is sprake van informatie-asymmetrie tussen de Minister en het bedrijfsleven, waardoor het voor de Minister lastig is om de juiste prijs te bepalen. Een tender stelt subsidieaanvragers in staat precies aan te geven, welke kosten zij per kWh denken te maken. Op basis van die kosten wordt vervolgens de subsidie bepaald. Een tendersystematiek stimuleert aanvragers bovendien om in hun subsidieaanvraag een zo laag mogelijk tenderbedrag op te nemen. Hierdoor bepalen marktpartijen onderling de juiste hoogte van de subsidie;
– bij een keuze voor verdeling op volgorde van binnenkomst, wordt verwacht dat alle projectontwikkelaars op de eerste dag van openstelling van de aanvraagperiode hun subsidieaanvraag zullen indienen. In dat geval bestaat er een grote kans dat er geloot moet worden om de volgorde van ontvangst te bepalen, aangezien het budget waarschijnlijk ontoereikend is om alle aanvragen te honoreren. Bij toepassing van verdeling op volgorde van binnenkomst zou dit er de facto toe leiden dat een SDE-subsidie aan een willekeurig project wordt verleend, zonder dat er mogelijkheden bestaan tot selectie.
Voorwaarde voor een goed verlopende tender is wel dat er sprake is van een voldoende grote en competitieve markt. Voor de categorie windenergie op zee wordt aan deze voorwaarde voldaan, aangezien er op 1 maart 2009 bij Rijkswaterstaat Directie Noordzee 17 Wbr- vergunningaanvragen voor windparken op zee waren ingediend. Verwacht mag worden dat voor het eind van 2009 negen Wbr-vergunningen of meer door Rijkswaterstaat Directie Noordzee zijn verstrekt.
Voor zover de Wbr- vergunning dat toelaat kunnen subsidieaanvragen worden ingediend voor verschillende ‘varianten’ van een windpark. Zo is het denkbaar dat een aanvraag wordt ingediend voor 80% van het vermogen, dat volgens de Wbr-vergunning is toegestaan. Een voordeel hiervan kan zijn, dat bij een eventueel te gering resterend budget voor realisatie van de ‘100%-aanvraag’ de ‘80%-aanvraag’ wel gerealiseerd kan worden, aangezien deze aanvraag nog wel past binnen het resterende budget. Wel geldt dat elke aanvraag volledig zal moeten voldoen aan de daaraan te stellen eisen overeenkomstig deze regeling. Als een aanvraag voor één van de varianten van een bepaald windpark gehonoreerd wordt, komen de andere varianten van dat windpark niet meer voor subsidie in aanmerking. Er wordt op basis van de anti- cumulatieregels van artikel 3 van het Besluit SDE per project immers maar één keer subsidie verleend.
De rangschikking in deze tender vindt, zoals gezegd, plaats op basis van de hoogte van het tenderbedrag. In artikel 4 is het maximum tenderbedrag genoemd. Aanvragen met een tenderbedrag hoger dan dit maximum tenderbedrag zullen op grond van artikel 59, onderdeel a, van het Besluit SDE worden afgewezen. Deze aanvragen komen dus niet in aanmerking voor subsidie.
In het kader van de rangschikking wordt het in de aanvraag genoemde tenderbedrag gecorrigeerd aan de hand van de tabel in artikel 5. Dit artikel regelt de afstandscorrectie die is gebaseerd op de afstand tussen het transformatorstation bij de productie-installatie en het aanlandingspunt. De aldus gecorrigeerde tenderbedragen worden vervolgens van laag naar hoog gerangschikt en op basis van deze rangschikking wordt bepaald welke subsidieaanvragers in aanmerking komen voor subsidie.
Alle positieve subsidiebeschikkingen op basis van deze tender worden op één moment openbaar gemaakt. Pas op dat moment is er sprake van een (definitieve) rangschikking. Tijdens de beoordelingsperiode kan in het eventuele contact met een subsidie-aanvrager geen indicatie worden gegeven van de rangschikking, omdat deze rangschikking dan nog niet is vastgesteld.
In artikel 3 is het subsidieplafond voor deze tender opgenomen. Subsidieaanvragers krijgen op volgorde van rangschikking SDE-subsidie toegekend tot het subsidieplafond is bereikt. In het geval twee subsidieaanvragen exact gelijk eindigen in de rangschikking en er geen budgettaire ruimte bestaat om beide aanvragen te honoreren, dan zal een loting de volgorde in de rangschikking bepalen. Door de mogelijkheid het tenderbedrag te verfijnen tot zes cijfers achter de komma, wordt beoogd de situatie van loting te voorkomen.
De hoeveelheid SDE-subsidie waar een aanvrager maximaal recht op heeft, wordt berekend aan de hand van de rekenregel die is beschreven in artikel 24 van het Besluit SDE.
De rekenregel luidt als volgt: Ms = (Tb- Be) * P * Vlu* jaar
Hierbij geldt dat:
Ms = maximum subsidiebedrag
Tb =Tenderbedrag
Be = basiselektriciteitsprijs
P = opgesteld vermogen
Vlu = maximum aantal subsidiabele vollasturen in een jaar
jaar= aantal jaar waarvoor SDE-subsidie kan worden ontvangen
Om Ms te kunnen berekenen moeten vijf variabelen bekend zijn, waarbij de volgende variabelen in deze regeling worden vastgesteld:
• de basiselektriciteitsprijs (Be);
• het maximum aantal vollasturen per jaar (Vlu);
• het aantal jaar waarvoor SDE-subsidie kan worden ontvangen.
De overige variabelen (tenderbedrag en opgesteld nominaal vermogen) worden door de aanvrager zelf opgegeven bij het indienen van zijn aanvraag voor SDE-subsidie. Daarbij wordt het door de aanvrager opgegeven tenderbedrag in de beschikking vermenigvuldigd met de windfactor (1,25 conform artikel 20, derde lid, Besluit SDE).
Windenergie heeft als kenmerk dat de opbrengst in extreme situaties in enig kalenderjaar tot wel 20% kan afwijken van het gemiddelde waarmee gerekend is. Voor de opbrengst aan elektriciteitsinkomsten over de totale looptijd van de beschikking behoeft dit niet uit te maken, aangezien een slecht jaar gecompenseerd zal kunnen worden door een goed jaar. Voor de subsidie ligt dit, door de in de SDE gehanteerde systematiek, echter anders. In het Besluit SDE is daarom de zogenaamde ‘windfactor’ opgenomen, die bij het bepalen van het te verstrekken subsidiebedrag wordt toegepast. Deze windfactor bedraagt 1,25, waardoor rekening wordt gehouden met een mogelijke afwijking van 20% in het windaanbod in enig jaar. Door het tenderbedrag en de (basis)elektriciteitsprijs te corrigeren met de factor 1,25 kan na realisatie van 80% van het maximaal aantal vollasturen de volledige subsidie van dat jaar al worden uitbetaald.
In de regeling is het maximaal aantal vollasturen vastgesteld waarover per jaar SDE-subsidie kan worden uitgekeerd. Dit maximum bedraagt 80% van het zonder toepassing van de windfactor gehanteerde maximum, te weten 3180 ( 0,8*3975).
Voor deze Regeling windenergie op zee 2009 is bij vaststelling van de basiselektriciteitsprijs gerekend met 7% onbalanskosten. De daaruit afgeleide ‘onbalansfactor’ is daarmee voor windenergie op zee op 0,93 is vastgesteld. Deze factor heeft te maken met de mate, waarin de vooraf aan de beheerder van het hoogspanningsnet opgegeven productie in kWh door een plotselinge wijziging van het windaanbod kan afwijken.
In deze regeling is bij vaststelling van de basiselektriciteitsprijs gerekend zonder profielkosten (deze factor staat derhalve op 1).
Bij de jaarlijkse correctie van de subsidie wordt in de correctie van de elektriciteitsprijs gerekend met door ECN nader te adviseren profielkosten en onbalanskosten (de ene factor kan invloed hebben op de andere).
De beschikking tot verlening van een SDE-subsidie vindt plaats onder de opschortende voorwaarde dat binnen 8 weken na het afgeven van de beschikking een uitvoeringsovereenkomst is getekend. De model- uitvoeringsovereenkomst is opgenomen in bijlage 2 bij deze regeling. Belangrijkste doel van de uitvoeringsovereenkomst is het stellen van een financiële zekerheid, die vervalt zodra de eerste bouwactiviteiten aanvangen. Deze financiële zekerheidsstelling is ervoor bedoeld om onrealistisch lage subsidieaanvragen te voorkomen. Zonder een dergelijke financiële zekerheidsstelling bestaat bij deze tender het risico dat onrealistisch lage subsidieaanvragen worden ingediend. Een subsidieaanvraag met een te laag gevraagd tenderbedrag kan verschillende redenen hebben. Ten eerste kan een aanvrager grote risico’s nemen om op die manier bovenaan te eindigen in de rangschikking. Er is in dat geval een gerede kans dat de financiering niet rond gemaakt kan worden of dat er onvoldoende buffer is om enige tegenslag te kunnen weerstaan. Er kan ook een te laag bedrag gevraagd worden in een poging ervoor te zorgen dat een concurrent geen SDE-subsidie verstrekt krijgt. Wanneer blijkt dat het windpark niet tegen dat te lage bedrag gerealiseerd kan worden, zal de subsidiebeschikking ingetrokken moeten worden. Indien er geen sprake zou zijn van een financiële zekerheidsstelling, zoals opgenomen in de uitvoeringsovereenkomst, zijn er geen consequenties verbonden het niet- realiseren van het windpark, terwijl de onrealistische aanvraag wel een beslag legt op middelen die anders aan een meer realistische projectontwikkelaar zouden kunnen zijn verstrekt. Het doel van de financiële zekerheidsstelling is om het voor niet-serieuze aanvragers onaantrekkelijk te maken om een subsidieaanvraag in te dienen, omdat er een prijskaartje hangt aan het niet- realiseren van het windpark waarvoor SDE-subsidie wordt verleend. Ook wordt met de financiële zekerheidsstelling voorkomen dat er te laag wordt aangevraagd in de hoop met een te krap tenderbedrag hoog genoeg in de rangschikking te eindigen, waarbij het project bij de eerste tegenslag reeds niet meer gerealiseerd kan worden.
In deze regeling wordt tevens het correctiebedrag ten behoeve van de bevoorschotting voor 2010 vastgesteld. Deze regeling geeft daarmee invulling aan de artikelen 22, zesde lid van het Besluit SDE. Dit zijn de correcties waarmee het tenderbedrag zou worden gecorrigeerd, indien er in 2010 productie zou plaatsvinden en voorschotten zouden worden uitgekeerd. Gezien de bouwtijd van de windparken is het echter onwaarschijnlijk dat er in 2010 bevoorschotting plaats zal vinden.
De jaarlijks vast te stellen correctiebedragen zijn van belang voor de berekening van de jaarlijkse subsidietarieven voor de verschillende categorieën productie-installaties. Voor een toelichting op de berekeningssystematiek van de subsidiehoogte en het gebruik van correctiebedragen hierbij wordt verwezen naar paragraaf 2.5 van de toelichting op het Besluit SDE. De definitieve correctiebedragen worden na afloop van ieder kalenderjaar vastgesteld.
In het artikel 22, eerste lid, van het Besluit SDE staan een drietal factoren waarmee het tenderbedrag kan worden gecorrigeerd. Voor de bevoorschotting van windenergie op zee wordt in 2010 uitsluitend gecorrigeerd voor de verwachtte jaargemiddelde marktwaarde van hernieuwbare elektriciteit opgewekt met een productie-installatie voor windenergie op zee.
Het correctiebedrag voor de bevoorschotting representeert de gemiddeld in het volgende jaar verwachte waarde van hernieuwbare elektriciteit. Dit bedrag wordt vastgesteld op basis van het prijsniveau van de meest relevante prijsindex van elektriciteit. Bij wind op zee worden tevens de onbalans- en profielkosten verwerkt in het correctiebedrag. Daarnaast wordt bij de vaststelling van het correctiebedrag voor wind op zee ook nog rekening gehouden met een vermenigvuldigingsfactor van 1,25 in verband met het uitkeren van de subsidie over 80% van het maximaal aantal vollasturen is opgenomen.
De correctiebedragen voor de marktwaarde van de garanties van oorsprong en eventuele andere, uit overheidshandelen voortvloeiende, verschillen tussen de gemiddelde kostprijs van hernieuwbare energie en de relevante gemiddelde marktprijs van elektriciteit, worden voor 2010 vastgesteld op € 0,00.
Het eerdergenoemde definitieve correctiebedrag wordt uiterlijk op 1 april na afloop van het betreffende subsidiejaar volgens dezelfde systematiek vastgesteld conform artikel 22 van het Besluit SDE.
Het correctiebedrag ten behoeve van de bevoorschotting voor de categorie productie-installaties wind op zee is bepaald door de volgende formule:
Correctiebedragwind= marktindex (1) * profiel (2) * onbalans (3) * 1,25 (4)
Ad 1. De gemiddelde waarde van de meest relevante prijsindex/indices voor het verhandelen van elektriciteit opgewekt met behulp van windenergie over de periode oktober – december t-2 en de periode januari – september t-1 van het jaar (t) waarop het correctiebedrag ten behoeve van de bevoorschotting betrekking heeft. Bij de keuze voor een index wordt in ieder geval rekening gehouden met:
a. transparante karakter van de index;
b. aantal partijen die de hoogte van de index bepalen;
c. liquiditeit van de index.
Ad 2. De profielkosten/opbrengsten van windenergie in het voorgaande jaar.
Voor het berekenen van profielkosten/opbrengsten wordt gebruik gemaakt van een windprofiel dat een representatief beeld geeft van het moment van levering van windenergie in Nederland. Dit windprofiel wordt gebruikt om de periodieke waarden van de gebruikte index zoals bedoeld onder 1) te koppelen aan de levermomenten van windturbines.
Ad 3. De onbalanskosten van windenergie. Deze kosten worden verdisconteerd door de marktindex hiermee te verminderen.
Ad 4. Een vaste factor waarmee de gevolgen van een jaarlijks fluctuerend windaanbod verdisconteerd kan worden ten aanzien van het jaarlijks te ontvangen subsidiebedrag (zie onder 2.6). Deze factor bedraagt 1/0,8=1,25. Deze factor ligt vast voor de looptijd van een beschikking.
Op deze ministeriële regeling is het Europese milieusteunkader, zoals vastgelegd in de ‘Communautaire richtsnoeren inzake staatssteun voor milieubescherming’ (Pb. C 82 van 1.4.2008) van toepassing. Belangrijke consequentie hiervan is onder meer dat wanneer de steun wordt verleend aan inrichtingen voor de productie van duurzame elektriciteit op locaties waar de uiteindelijke capaciteit om uit hernieuwbare energiebronnen elektriciteit op te wekken meer dan 125 MW bedraagt, de steun aan de Europese Commissie moeten worden voorgelegd (zie paragraaf 5.1. van genoemd communautaire richtsnoer). Dit moet gebeuren om de Commissie in staat te stellen de toekenning van omvangrijke steun in het kader van goedgekeurde regelingen en de verenigbaarheid van deze steun met de gemeenschappelijke markt nader te beoordelen.
Dat betekent dat nadat een beschikking tot SDE-subsidieverlening is afgegeven, er een meldings- en beoordelingsprocedure gestart wordt, waarmee de Europese Commissie van informatie wordt voorzien om de nadere beoordeling mogelijk te maken.Naar verwachting zal de meldings- en beoordelingsprocedure bij de Europese Commissie ongeveer 5 à 6 maanden in beslag nemen. In de beschikking tot SDE-subsidieverlening zal worden bepaald dat de beschikking pas in werking zal treden als deze beoordeling is afgerond en geresulteerd heeft in een verklaring van ‘geen bezwaar’ van de Commissie. De termijn van 5 jaar waarbinnen de productie-installatie in gebruik moet zijn genomen zal hierdoor aanvangen als de verklaring van ‘geen bezwaar’ door de Commissie is afgegeven.
Naast de meldings- en beoordelingsprocedure bij de Europese Commissie blijft artikel 4 van het Besluit SDE onverminderd van toepassing. Dit houdt in dat door middel van een cumulatietoets wordt vastgesteld of en in welke mate door de cumulatie van financiële steun een producent meer financiële steun zal ontvangen dan het milieusteunkader toestaat. Indien het laatste het geval is, dan is er sprake van overstimulering. De cumulatietoets wordt na het besluit tot subsidieverlening uitgevoerd. Indien er sprake is van overstimulering zal de Minister de subsidiebeschikking daarop aanpassen. In dit verband geldt verder dat de producent iedere wijziging meldt van de investerings- en exploitatiesteun die hij ontvangt, met uitzondering van de SDE-subsidie. Op grond van de gewijzigde gegevens wordt opnieuw een cumulatietoets uitgevoerd.
Voor het bepalen van de administratieve lasten voor de producenten van windenergie op zee zijn zowel het Besluit SDE als de Algemene uitvoeringsregeling en de Regeling windenergie op zee 2009 van belang. Op 17 maart 2009 is het Besluit SDE gewijzigd. Een deel van deze wijzigingen is aangebracht met het oog op de subsidiëring van windparken op zee. Zo zijn in het besluit opgenomen de mogelijkheid tot het aangaan van een uitvoeringsovereenkomst alsmede een bepaling omtrent het aanleveren van monitoringsgegevens over bouw, productie, uitval en onderhoud van de windparken.
Ook de Algemene uitvoeringsregeling is gewijzigd (Stcrt. 2009, 60). Bij deze laatstgenoemde wijziging is een uitgebreide toelichting gegeven op de berekening van de administratieve lasten die voortvloeien uit de SDE. Deze administratieve lasten zijn gemiddeld over alle aanvragen in de verschillende categorieën die voor de SDE in aanmerking kunnen komen. Voor de bepaling van de administratieve lasten van de onderhavige regeling is, voor zover mogelijk en van toepassing, gebruik gemaakt van de berekening van de administratieve lasten voor een gemiddelde aanvraag, zoals weergegeven in de toelichting bij de wijziging van de Algemene uitvoeringsregeling SDE.
Kenmerkend voor de subsidieverlening op grond van de SDE is dat er voor een lange periode subsidie wordt verleend. In het geval van windenergie op zee kan de periode vanaf de subsidie- aanvraag tot het vaststellen van de subsidie een periode van 20 jaar bedragen (5 jaar tot realisatie van het park en 15 jaar subsidiabele periode): de producent doet eenmaal één subsidieaanvraag en ontvangt nadat het project is gerealiseerd voor 15 jaar SDE-subsidie. De jaren na de realisatie van de productie-installatie wordt iedere maand, op basis van een jaarlijkse aanvraag, automatisch een voorschot uitgekeerd. Jaarlijks vindt er een verrekening van deze voorschotbedragen plaats en jaarlijks wordt er een nieuw, maandelijks voorschotbedrag bepaald. Voor dit nieuwe voorschotbedrag dient de aanvrager (voor het betreffende jaar) een subsidievoorschot aan te vragen onder opgave van de productieraming voor het betreffende kalenderjaar. Daarnaast moeten jaarlijks monitorgegevens worden verstrekt.
Om voor SDE-subsidie in aanmerking te komen, moeten de aanvragers over een Wbr-vergunning voor hun project beschikken. Rijkswaterstaat Directie Noordzee zal ten behoeve van deze tenderronde voor eind 2009 naar verwachting negen vergunningen of meer afgeven. Per project (en per Wbr- vergunning) mogen producenten verschillende subsidieaanvragen indienen, waarbij de omvang van de productie-installatie waarvoor zij subsidie aanvragen, verschilt. Met het indienen van verschillende varianten per Wbr-vergunning kunnen partijen hun kansen optimaliseren om een eventueel restbudget te kunnen benutten De varianten kunnen verschillen in opgesteld vermogen, maar moeten wel steeds passen binnen het kader van de Wbr-vergunning. Naar verwachting zullen de aanvragende partijen voor ieder project gemiddeld drie verschillende aanvragen indienen. Dat maakt dat er in totaal (tenminste) 27 (9 x 3) subsidie-aanvragen in het kader van deze regeling te verwachten zijn.
De administratieve lasten die gemoeid zijn met het aanvragen van de Wbr- vergunning maken geen deel uit van de lasten van deze regeling. Deze lasten vloeien immers voort uit de Wet beheer rijkswaterstaatswerken.
Sinds april 2009 is er geen sprake meer van één aanvraagformulier voor alle SDE-categorieën. De Regeling windenergie op zee 2009 bevat in bijlage 1 een formulier waarmee de subsidie voor de productie van windenergie op zee kan worden aangevraagd. Door dit specifieke formulier zijn de administratieve lasten voor de aanvrager zo ver mogelijk beperkt. Daarnaast moet de aanvrager per aanvraag een projectplan, inclusief een projectbegroting indienen. Dit plan en deze begroting vormen de onderbouwing van het gevraagde tenderbedrag (het rangschikkingscriterium). Ook de productieramingen (per subsidiejaar) maken hier onderdeel vanuit.De SDE-subsidie wordt verleend onder de opschortende voorwaarde van het tekenen van een uitvoeringsovereenkomst door de subsidieontvanger. Deze uitvoeringsovereenkomst bevat een bepaling waarin gesteld wordt dat de subsidieontvanger aan de staat financiële zekerheid moet stellen. Deze financiële zekerheid wordt gesteld in de vorm van een bankgarantie. Omdat in de bijlage bij deze regeling een standaard uitvoeringsovereenkomst plus standaard bankgarantie is gevoegd, levert dit relatief geringe administratieve lasten op voor de aanvrager. De kosten van de bankgarantie kunnen doorvertaald worden naar het gevraagde tenderbedrag en worden daarmee vergoed. Deze kosten zijn daarom niet tot administratieve lasten gerekend.
De SDE-subsidiebeschikking voor projecten groter dan 125 MW dient voor een nadere beoordeling voorgelegd te worden aan de Europese Commissie. De verwachting is dat alle gehonoreerde projecten voor een dergelijke beoordeling voorgelegd moeten worden. Van de subsidieontvanger zal hiervoor extra informatie benodigd kunnen zijn.
In de Algemene uitvoeringsregeling is aangegeven dat gedurende de bouw van de productie-installatie er halfjaarlijks gerapporteerd dient te worden over de voortgang van het project in relatie tot de planning. Bij wind op zee is hierbij aangesloten. Het gaat om een korte beschrijving van de voortgang van het project in relatie tot een aantal ijkmomenten. Op deze wijze kan worden beoordeeld of en wanneer de productie-installatie in gebruik zal worden genomen. Deze informatie is nodig voor financieel beheer en monitoring van de doelstellingen van de regeling. De projecten hebben hierop door hun omvang een groot effect. Vanwege deze omvang is jaarlijkse rapportage ontoereikend. De periode tussen subsidieverlening en ingebruikname van het project bedraagt maximaal vijf jaar.
Binnen een jaar na ingebruikname van de productie-installatie dient een overzicht van de daadwerkelijke investeringskosten en de (te) ontvangen steun te worden overlegd. Omdat de totaal te ontvangen SDE-subsidie meer zal zijn dan € 125.000,– dient dit overzicht vergezeld te gaan van een accountantsverklaring (artikel 3, derde lid, van de Algemene uitvoeringsregeling).
Gedurende de exploitatie kan de subsidieontvanger maximaal 1 maal per jaar een voorschot aanvragen bij de Minister dat vervolgens automatisch in maandelijkse termijnen wordt uitbetaald. Door formulieren te verstrekken die voor zover mogelijk zijn ingevuld, worden de lasten beperkt.
Van de subsidieontvangers wordt gevraagd ieder jaar monitorgegevens te leveren aan de Minister. Hierbij wordt zoveel mogelijk aangesloten bij informatie die ten behoeve van het management van het park toch al verzameld wordt. Toch zijn er administratieve lasten voor de aanvrager verbonden aan het leveren van de monitorgegevens. Er zal bijvoorbeeld nader overleg met SenterNovem nodig zijn om afspraken te maken over het te gebruiken format voor aanlevering van de informatie. De informatie dient jaarlijks verzameld te worden en in het juiste format verzonden te worden.
Tot slot dient voor de vaststelling van de subsidie een formulier te worden ingevuld. Dit formulier is vrijwel gelijk aan het voorschotformulier.
Iedere aanvrager heeft de mogelijkheid om bezwaar, en vervolgens beroep aan te tekenen tegen de subsidieverlening, respectievelijk het besluit op bezwaar. Voor het bepalen van de administratieve lasten van dit deel van het subsidieverleningsproces wordt uitgegaan van in totaal drie bezwaar- en beroepsprocedures.
Bij het berekenen van de administratieve lasten is uitgegaan van een intern uurtarief van € 60 per uur. Dit resulteert in € 241.650,– administratieve lasten voor het indienen van 27 aanvragen om SDE-subsidie. De verwachting is dat hiervan maximaal vier aanvragen gehonoreerd kunnen worden. De administratieve lasten tijdens uitvoering en voor de eindverantwoording van deze vier projecten bedragen samen € 390.160,–. De administratieve lasten voor bezwaar- en beroepprocedures bedragen € 4.320,–.De totale administratieve lasten voor alle aanvragen onder deze regeling bedragen hiermee € 636.130,–, waarvan € 213.210,– voor afgewezen projecten.
Daarnaast zijn er € 18.120,– indirecte lasten in verband met de Regeling garanties van oorsprong (zie toelichting bij de Algemene uitvoeringsregeling en is er sprake van indirecte administratieve lasten in verband met de Wbr-vergunning.
Het percentage administratieve lasten, afgezet tegen het opengestelde subsidieplafond is: 0,65 mln/5312,0 mln = 0,012%
De (belangrijkste) inhoudelijke punten van deze regeling zijn besproken met alle initiatiefnemers die op 1 maart 2009 een volledige vergunningaanvraag in het kader van de Wbr voor één of meer projecten hebben ingediend. Met de aangedragen kennis, ervaringen en opvattingen is in deze regeling zoveel mogelijk rekening gehouden.
Deze regeling is op12 november 2009 gemeld aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen (nr. 2009/0608/NL) ter voldoening aan artikel 8, eerste lid, van Richtlijn nr. 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften en regels betreffende diensten van de informatiemaatschappij (PbEG L 204), zoals gewijzigd bij richtlijn nr. 98/48/EG van 20 juli 1998 (PbEG L 217).
De Commissie heeft bevestigd dat het hier gaat om technische specificaties of andere eisen die verbonden zijn met fiscale of financiële maatregelen als bedoeld in artikel 1, negende lid, tweede alinea, derde streepje van richtlijn nr. 98/34/EG. Hiervoor geldt op grond van artikel 10, vierde lid, van richtlijn nr. 98/34/EG geen standstill-termijn.
In artikel 2 wordt aangegeven hoe en wanneer een aanvraag om SDE-subsidie kan worden ingediend. Van belang is dat de subsidieaanvrager gebruik moet maken van een aanvraagformulier. Dit formulier is opgenomen in bijlage 1 bij deze regeling. Aanvragen moeten worden ingediend bij SenterNovem, Postbus 10073, 8000 GB Zwolle of worden afgegeven bij één van de vestigingen van SenterNovem onder duidelijke vermelding van SDE. Aanvragen kunnen niet elektronisch worden ingediend.
Het Besluit SDE kent twee systemen van verdeling – volgorde van binnenkomst en rangschikking – en regelt dat bij het aanwijzen van de categorieën van productie-installaties die voor SDE-subsidie in aanmerking komen, bepaald wordt welk verdeelmechanisme toegepast zal worden. In artikel 3 wordt aangegeven dat is gekozen voor verdeling op volgorde van rangschikking. In het derde lid wordt, op grond van artikel 60, tweede lid, onderdeel b, van het Besluit SDE geregeld dat de criteria c tot en met e van het eerste lid van artikel 60 van het Besluit SDE niet van toepassing zijn. Onderdeel b van het eerste lid is sowieso niet van toepassing, omdat dit onderdeel ziet op warmtekrachtkoppeling. De rangschikking vindt dus enkel plaats op grond van het tenderbedrag per kWh gecorrigeerd voor de afstand conform de tabel in artikel 5.
Dit artikel geeft het bedrag aan, dat de Minister ten hoogste ter beschikking stelt per opgewekte kWh. Aanvragen die een hoger tenderbedrag per kWh bevatten, zullen op grond van artikel 59, onderdeel a van het besluit SDE, worden afgewezen en worden niet in de rangschikking opgenomen. Het maximum tenderbedrag is vastgesteld op basis van informatie van ECN omtrent de veronderstelde kosten voor een gemiddeld park.
In de subsidiebeschikking wordt het door de aanvrager opgegeven tenderbedrag met de windfactor (1,25) vermenigvuldigd (zie hiervoor het algemeen deel van de toelichting onder 2.6). De reden dat het in deze regeling opgenomen maximum tenderbedrag niet alvast met deze factor is vermenigvuldigd, is dat daarmee ook de afstandcorrectie met deze factor zou moeten worden aangepast (tabel in artikel 5). Bijkomend voordeel van de gekozen werkwijze is, dat op deze wijze de rangschikking procesmatig wordt onderscheiden van het bepalen van de subsidiebeschikking.
De Wbr- vergunningsaanvragen betreffen windparken op verschillende afstanden van de kust en met verschillende aanlandingspunten aan het Nederlandse elektriciteitsnetwerk.
Het Besluit SDE bevat in artikel 60, zesde lid, de mogelijkheid om voor de afstandverschillen tussen de windparken waarvoor een subsidie- aanvraag wordt ingediend een correctiefactor te hanteren, waarmee de kostenverschillen als gevolg van de afstanden verminderd worden.
Op de tenderbedragen zal uitsluitend ten behoeve van de onderlinge rangschikking een afstandscorrectie worden toegepast. De afstand waarop deze correctiefactor wordt toegepast, is de afstand tussen de coördinaten van het transformatorstation en die van het aanlandingspunt, zoals aangeven in de Wbr-vergunning. Wanneer de Wbr-vergunning melding maakt van meerdere transformatorstations en aanlandingspunten, geldt de hemelsbrede afstand tussen het transformatorstation en het aanlandingspunt die het meest dicht bij elkaar liggen. De in de tabel genoemde correctiebedragen zijn gebaseerd op het verschil in kabelafstand tussen het dichtstbijzijnde en het verst gelegen windpark van de 17 bekende Wbr- vergunningaanvragen (gemeten naar het aanlandingspunt van de connectiekabel). De andere kostenverschillen, die met afstand kunnen samenhangen (funderingskosten en vaarafstand) zijn hierin niet meegenomen, omdat windparken verder op zee ook niet te kwantificeren voordelen hebben qua schaalgrootte en windaanbod. In de tabel is het advies van ECN omtrent de hoogte van de afstandcorrectie overgenomen zonder daarop de windfactor (1,25) toe te passen.
Dit artikel gaat over de uitvoeringsovereenkomst die ter uitvoering van de beschikking tot SDE-subsidieverlening wordt gesloten tussen de Minister en de subsidie-ontvanger. Deze mogelijkheid tot het sluiten van een uitvoeringsovereenkomst is opgenomen in artikel 61, derde lid, van het Besluit SDE. De uitvoeringsovereenkomst ontleent zijn bestaansrecht aan artikel 4:36, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
Het artikel regelt dat de beschikking tot subsidieverlening wordt toegekend onder de opschortende voorwaarde dat de uitvoeringsovereenkomst binnen 8 weken na subsidieverlening tot stand komt. Wanneer de uitvoeringsovereenkomst niet binnen de gegeven termijn getekend wordt, verkrijgt de subsidie-aanvrager dus geen beschikking.
In de uitvoeringsovereenkomst wordt een bepaling opgenomen over het stellen van financiële zekerheid in de vorm van een bankgarantie door de subsidie-ontvanger.
In dit artikel wordt invulling gegeven aan artikel 7 van het Besluit SDE door te bepalen over welke periode de SDE-subsidie wordt vertrekt. De SDE-subsidie wordt verstrekt over een periode van 15 jaar.
In dit artikel wordt op grond van artikel 61, eerste lid, van het Besluit SDE bepaald dat de productie-installatie voor de productie van hernieuwbare elektriciteit met behulp van windenergie op zee binnen 5 jaar na de datum van inwerkingtreding van de subsidiebeschikking in gebruik genomen moet worden. In de beschikking zal worden bepaald dat de SDE-beschikking pas in werking treedt op het moment dat er een ‘geen bezwaar’- verklaring is verkregen van de Europese Commissie (zie hiervoor de paragraaf over Europese aspecten). De datum dat deze voorwaarde voor inwerkingtreding vervuld is, zal gelden als de datum van de beschikking en de termijn van 5 jaar waarbinnen de productie moet starten, zal pas vanaf dat moment gaan lopen. De uitvoeringsovereenkomst, zoals opgenomen in artikel 6 van deze regeling, dient binnen 8 weken na afgifte van de beschikking te zijn getekend. Dit moment zal, gezien de tijd die kan verstrijken voordat de ‘geen bezwaar’-verklaring van de Europese Commissie verkregen is, liggen voordat de beschikking in werking treedt.
Bij windenergie op zee wordt het aantal vollasturen per jaar waarover de SDE-subsidie wordt uitbetaald, vastgesteld op een maximum van (0,8 x 3975 =) 3180 vollasturen per jaar. De factor 0,8 wordt gehanteerd op deze vollasturen in verband met de toepassing van de windfactor op het tenderbedrag en de basiselektriciteitsprijs.
Het aantal van 3975 vollasturen is bepaald naar aanleiding van advies van ECN omtrent het aantal uren per jaar dat een windpark maximaal kan produceren en de hoeveelheid stroom die daarmee aan het Nederlandse elektriciteitsnet kan worden geleverd. Hierbij wordt rekening gehouden met het verlies aan elektriciteit dat onderweg door de transportkabels kan plaatsvinden.
Zoals vastgelegd in artikel 20, derde lid, van het Besluit SDE, bedraagt de hoogte van de basiselektriciteitsprijs tweederde van de lange termijn elektriciteitsprijs (baseload) en dient deze in het geval van wind vermenigvuldigd te worden met 1,25. De basiselektriciteitsprijs is in deze MR vastgesteld op € 0,051150 (€ 0,066 x 2/3 x 0,93 x 1,25).
In dit artikel wordt invulling gegeven aan het tweede lid van artikel 63 van het Besluit SDE.
Dit artikellid regelt de mogelijkheid om monitorgegevens te vragen omtrent de bouw, productie, uitval en onderhoud van productie- installaties.
Bij het opstellen van eventuele toekomstige regelingen voor windenergie op zee moet geëvalueerd kunnen worden of deze regelingen in voldoende mate aan de beoogde doelstelling voldoen. Daarvoor zal beschikt moeten kunnen worden over bepaalde basisgegevens. Om die reden wordt de exploitant van het windpark verplicht om na de oplevering van het park te rapporteren over zijn ervaringen met bouw, productie, uitval en onderhoud van de productie-installatie.
Windmolens worden doorgaans geleverd met een ‘SCADA (Supervisory Control and Data Acquisition)’- systeem, waarmee de prestatie van elke individuele windmolen en van het windpark totaal kan worden bijgehouden. Op basis van de informatie uit SCADA -systeem genereert de beheerder van het park ook onderhouds- en inspectierapporten. Gegevens als bedoeld in artikel 11, eerste, lid zijn met een dergelijk SCADA systeem, dat een windparkbeheerder nodig heeft voor zijn eigen bedrijfsvoering, dus te leveren zonder grote uitvoeringskosten.
Voor het vaststellen van het correctiebedrag ten behoeve van de bevoorschotting voor 2010 voor de categorie productie-installaties wind op zee is de formule omschreven in paragraaf 2.8 als volgt ingevuld:
Correctiebedragwind= 0,047 €/KWh (a) * 1 (b) * 0,93 (c) * 1,25 = 0,0546385 €/KWh
Ad a. Voor de prijsindex is de uurgemiddelde prijs van de day ahead base load index op de APX als basis genomen (hierna: APXbase index). Deze index is de best beschikbare index om het gerealiseerde prijsniveau voor elektriciteit in Nederland te bepalen. Deze index voldoet in voldoende mate aan de criteria die hierboven onder ad 1) zijn opgenomen.
Ad b. Voor het jaar 2010 wordt de profielfactor vastgesteld op 1. Dit houdt in dat in de bevoorschotting voor het jaar 2010 geen correctie op de APX waarden voor een profiel wordt doorgevoerd.
Ad c. De onbalanskosten voor windenergie op zee zijn vastgesteld op 7 % waardoor de onbalansfactor 0,93 bedraagt.
De Minister van Economische Zaken,
M.J.A. van der Hoeven.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2009-17851.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.