Subsidieregeling emancipatie

Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 4 juli 2008, nr. DE/30569, houdende regels voor het verstrekken van subsidie in het kader van het emancipatiebeleid (Subsidieregeling emancipatie)

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Gelet op artikel 4 van de Wet overige OCW-subsidies;

Besluit:

Hoofdstuk 1

Algemene bepalingen

Artikel 1.1

Begripsbepaling

In deze regeling wordt verstaan onder:

Minister: Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

Artikel 1.2

Subsidieaanvraag

De Minister verleent subsidie op aanvraag.

Artikel 1.3

Niet vervullen begrotingsvoorwaarde

In geval van het niet vervullen van de voorwaarde, bedoeld in artikel 4:34, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, worden de op grond van deze regeling verleende subsidiebedragen, verlaagd tot het bedrag van de subsidie dat na de vaststelling of goedkeuring van de begroting ter beschikking staat, een en ander naar rato van het aantal subsidieaanvragers aan wie subsidie is verleend en van de hoogte van de verleende subsidiebedragen.

Artikel 1.4

Meldingsplicht veranderde omstandigheden

De subsidieontvanger doet zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling aan de Minister van omstandigheden die van belang kunnen zijn voor een beslissing tot wijziging, intrekking of vaststelling van de subsidie. Daarbij worden de relevante stukken overgelegd.

Artikel 1.5

Informatieplicht

De subsidieontvanger werkt mee aan door of namens de Minister ingestelde onderzoekingen die erop gericht zijn de Minister inlichtingen te verschaffen ten behoeve van de ontwikkeling van het beleid.

Artikel 1.6

Voorschot

De Minister verleent de subsidieontvanger voorschotten tot ten hoogste 80% van het verleende subsidiebedrag.

Hoofdstuk 2

Subsidies (homo-)emancipatiekennisinfrastructuur

§ 2.1

Inleidende bepalingen

Artikel 2.1

COC

De Minister kan aan de Federatie van Nederlandse Verenigingen tot Integratie van Homoseksualiteit COC Nederland, verder te noemen het COC, subsidie verstrekken per boekjaar voor de landelijke agenderende, consulterende en ondersteunende rol van het COC op het terrein van het bevorderen van sociale acceptatie van homoseksuelen, biseksuelen en transgenders in de samenleving.

Artikel 2.2

IIAV

De Minister kan aan de Stichting Internationaal Informatiecentrum en Archief voor de Vrouwenbeweging, verder te noemen IIAV, subsidie verstrekken per boekjaar voor het beheren en toegankelijk maken van het erfgoed van de vrouwenbeweging.

Artikel 2.3

Stichting Her world

De Minister kan aan Stichting Her world subsidie verstrekken per boekjaar voor de landelijke ontwikkeling van WOMEN Inc. voor de nationale functie van platform voor de ontwikkeling van vrouwen ongeacht leeftijden, culturen en disciplines.

Artikel 2.4

E-Quality

De Minister kan aan het Kenniscentrum voor emancipatie, gezin en diversiteit E-Quality, verder te noemen E-Quality, subsidie verstrekken per boekjaar voor het vervullen van de functie van kenniscentrum voor emancipatie, gezin en diversiteit.

Artikel 2.5

IHLIA

De Minister kan aan de Stichting Internationaal Homo/Lesbisch Informatiecentrum en Archief, verder te noemen IHLIA, subsidie verstrekken per boekjaar voor het in stand houden van de bibliotheek, archief, informatie- en documentatiefunctie met betrekking tot homoseksualiteit en seksuele diversiteit.

Artikel 2.6

Subsidieplafond

Het subsidieplafond voor de subsidieontvanger, bedoeld in de artikelen 2.1 tot en met 2.5, is gelijk aan het bedrag in de bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal ingediende Rijksbegroting OCW, artikel 25 Emancipatie.

§ 2.2

Subsidieaanvraag

Artikel 2.7

Vereisten aanvraag

Naast een activiteitenplan en een begroting als bedoeld in artikel 4:61 van de Algemene wet bestuursrecht omvat de subsidieaanvraag:

a. voor het boekjaar 2009 een meerjarenvisie met daarin de ambities voor drie jaar en de manier waarop deze ambities gerealiseerd kunnen worden;

b. de beoogde resultaten van de voorgenomen activiteiten.

§ 2.3

Subsidieverlening

Artikel 2.8

Tijdvak subsidieverlening

De Minister verleent subsidie voor ten hoogste een jaar.

§ 2.4

Verplichtingen subsidieontvanger

Artikel 2.9

Verplichtingen

De subsidieontvanger behoeft de toestemming van de Minister voor rechtshandelingen als bedoeld in artikel 4:71, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.

§ 2.4

Subsidievaststelling

Artikel 2.10

Accountantsonderzoek

Het financieel verslag of de jaarrekening gaat bij een subsidie van meer dan € 50.000 vergezeld van een verklaring omtrent de getrouwheid, afgegeven door een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.

Artikel 2.11

Subsidievaststelling

De Minister stelt de subsidie uiterlijk zes maanden na ontvangst van de aanvraag tot vaststelling van de subsidie vast.

Hoofdstuk 3

Subsidies voor innovatieve projecten van netwerken ter bevordering van de emancipatie van meisjes of vrouwen

§ 3.1

Inleidende bepalingen

Artikel 3.1

Doelomschrijving

De Minister kan subsidie verstrekken voor de kosten van de uitvoering van een project dat bijdraagt aan de verbetering van de positie van meisjes en vrouwen in onze maatschappij, als beschreven in de emancipatienota 2008–2011.

Artikel 3.2

Subsidieontvanger

Subsidie wordt verleend aan een natuurlijke persoon of rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid.

Artikel 3.3

Vaststelling subsidieplafond

1. Voor subsidieverlening op grond van dit hoofdstuk is voor de jaren 2008 tot en met 2011 een bedrag van € 150.000 per jaar beschikbaar.

2. De subsidieverlening per project bedraagt minimaal € 30.000 en maximaal € 50.000.

§ 3.2

Subsidieaanvraag

Artikel 3.4

Vereisten aanvraag

1. De subsidieaanvraag omvat:

a. een activiteitenplan voor een project met de duur van maximaal een jaar; en

b. een begroting.

2. De subsidieaanvraag ingediend door een rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid gaat de eerste maal vergezeld van de documenten, bedoeld in artikel 4:64, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 3.5

Activiteitenplan

Het activiteitenplan omvat:

a. een beschrijving en analyse van het probleem waar het project zich op richt;

b. een beschrijving van de doelstellingen en beoogde resultaten en effecten van het project;

c. een beschrijving van de te bereiken doelgroep; en

d. een beschrijving van de uit te voeren activiteiten.

Artikel 3.6

Begroting

De begroting omvat een overzicht van de aan de activiteiten verbonden begrote inkomsten en uitgaven van de aanvrager.

Artikel 3.7

Termijn indiening

1. De subsidieaanvraag voor een project dat aanvangt in het jaar 2008 wordt uiterlijk op 1 september 2008 ingediend.

2. De subsidieaanvraag voor een project dat aanvangt in het jaar 2009, 2010 of 2011 wordt uiterlijk op 8 januari van het betreffende jaar ingediend.

3. Aanvragen ingediend na de uiterste indieningsdatum, bedoeld in het eerste en tweede lid, worden afgewezen.

§ 3.3

Subsidieverlening

Artikel 3.8

Criteria verdeling bij subsidieverlening

1. De Minister voorziet voor het betreffende jaar in een gelijktijdige beslissing op aanvragen met betrekking tot soortgelijke projecten op basis van een vergelijking van hun geschiktheid om bij te dragen aan de doelstellingen van de subsidie.

2. De subsidie wordt slechts verleend indien een project in voldoende mate bijdraagt aan de doelstellingen met betrekking tot de verbetering van de positie van meisjes en vrouwen, genoemd in de emancipatienota 2008–2011.

3. De aanvragen worden beoordeeld aan de hand van de volgende criteria:

a. de mate van innovatie van het voorgestelde project;

b. de mate van landelijke agendering van het voorgestelde project; en

c. de mate van zichtbaarheid in de media van het voorgestelde project.

4. De subsidie wordt slechts verleend indien een project voldoet aan de criteria, bedoeld in het derde lid.

Artikel 3.9

Tijdvak subsidieverlening

De Minister verleent subsidie voor ten hoogste een jaar.

§ 3.4

Verplichtingen subsidieontvanger

Artikel 3.10

Verplichtingen

De subsidieontvanger zorgt ervoor dat:

a. de subsidie op doelmatige wijze wordt gebruikt voor de doeleinden waarvoor de subsidie wordt verleend; en

b. de aan de subsidie verbonden verplichtingen worden nageleefd.

§ 3.5

Subsidievaststelling

Artikel 3.11

Verslaglegging

Binnen drie maanden na afloop van het project waarvoor subsidie is verleend, dient de subsidieontvanger een aanvraag tot vaststelling van de subsidie in.

Artikel 3.12

Subsidievaststelling

De Minister stelt de subsidie uiterlijk zes maanden na ontvangst van de aanvraag tot vaststelling van de subsidie vast.

Hoofdstuk 4

Slotbepalingen

Artikel 4.1

Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 4.2

Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling emancipatie.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant en op www.emancipatieweb.nl worden geplaatst.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, R.H. A. Plasterk.

Toelichting

Inleiding

Deze subsidieregeling bevat de grondslag om subsidie te verstrekken voor een vijftal instellingen werkzaam op het terrein van (homo-)emancipatiekennisinfrastructuur en voor projectsubsidies voor innovatieve projecten ter bevordering van de emancipatie van meisjes en vrouwen in onze maatschappij.

Dit is nodig omdat het emancipatieproces voor vrouwen stagneert. Dit blijkt onder andere uit de Emancipatiemonitor 2006 van het Sociaal en Cultureel Planbureau (Kamerstukken II 2006/07, 30 420, nr. 26) en de eindrapportage van de Visitatiecommissie Emancipatie ‘Een beetje beter is niet goed genoeg!’ (Kamerstukken II 2006/07, 30 420, bijlage bij nr. 27). Er blijft een grote kloof tussen gelijke rechten van vrouwen en mannen enerzijds en de maatschappelijke realiteit anderzijds. Die kloof is in de afgelopen jaren nauwelijks kleiner geworden.

Ook op het gebied van homo-emancipatie is weliswaar veel bereikt, maar ook de homo-emancipatie is niet af. Dit blijkt bijvoorbeeld uit het onderzoek ‘Gewoon doen’. Acceptatie van homoseksualiteit in Nederland van het Sociaal en Cultureel Planbureau door dr. Saskia Keuzenkamp (SCP), dr. David Bos (UvA), prof.dr. Jan Willem Duyvendak (UvA) en dr. Gert Hekma (UvA), Den Haag, 2006 en uit de voortgangsrapportage homo-emancipatiebeleid van het vorige kabinet (Kamerstukken II 2003/04, 27 017, nr. 7).

Om het (homo-)emancipatiebeleid een nieuwe impuls te geven heeft de Ministerraad op mijn voorstel ingestemd met de emancipatienota ‘Meer kansen voor vrouwen’ (Kamerstukken II 2007/08, 30 420, nr. 50) en de homo-emancipatienota ‘Gewoon homo zijn’ (Kamerstukken II 2007/08, 27 017, nr. 33). Deze nota’s zijn tevens gepubliceerd op www.emancipatieweb.nl .

De maatregelen die zijn aangekondigd in de emancipatienota en homo-emancipatienota zijn onder andere:

A) Het ondersteunen en verbeteren van de instellingen werkzaam op het terrein van de (homo-)emancipatiekennisinfrastructuur namelijk;

– IIAV, E-Quality en Stichting Her world (emancipatiebeleid);

– IHLIA en het COC (homo-emancipatiebeleid).

B) Het ondersteunen van innovatieve programma’s van netwerken ter bevordering van de emancipatie van meisjes of vrouwen (emancipatiebeleid).

Zoals hierboven gezegd worden deze maatregelen in deze subsidieregeling nader uitgewerkt. Dit gebeurt door middel van projectsubsidies voor innovatieve projecten van netwerken ter bevordering van de emancipatie van meisjes of vrouwen. Daarnaast zullen de in de subsidieregeling genoemde instellingen een subsidie per boekjaar ontvangen vanwege hun bijdrage aan en hun werkzaamheden op het terrein van de (homo-)emancipatiekennisinfrastructuur.

Gelaagde subsidiesystematiek

Sinds de inwerkingtreding van de derde tranche van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) is er een gelaagd stelsel van regels voor subsidiëring ontstaan. Titel 4.2 van de Awb bevat de algemene bepalingen voor subsidieverstrekking. Daarnaast bevat de Wet overige OCW-subsidies (hierna: WOOS) een aantal nadere bepalingen over subsidie. Voor het terrein van (homo-)emancipatie is de WOOS sinds 27 februari 2008 (Stb. 2008, 52) van toepassing. Deze subsidieregeling is daarom gebaseerd op artikel 4 van de WOOS. De gelaagde subsidiesystematiek betekent dat in deze regeling alleen de bepalingen zijn opgenomen waar een afwijking of aanvulling noodzakelijk is ten opzichte van de Awb en de WOOS.

Deze regeling is ingedeeld in een viertal hoofdstukken al dan niet nader ingedeeld in paragrafen. Hoofdstuk 1 bevat een aantal algemene bepalingen die voor beide vormen van subsidie gelden. Hoofdstuk 2 heeft betrekking op de vijf instellingen op het gebied van de (homo-) emancipatiekennisinfrastructuur die structureel subsidie per boekjaar voor hun activiteiten ontvangen.

Hoofdstuk 3 bevat regels voor de projectsubsidies voor innovatieve projecten van netwerken ter bevordering van de emancipatie van meisjes of vrouwen.

Hoofdstuk 4 bevat de slotbepalingen van de regeling.

Hoofdstuk 2 Subsidies (homo-)emancipatiekennisinfrastructuur

In de emancipatienota is opgenomen dat ‘de emancipatiekennisinfrastructuur zal worden ondersteund en verbeterd’. De kennisinfrastructuur voor (homo-)emancipatie bestaat op dit moment uit IIAV, E-Quality en IHLIA. Het IIAV heeft hierbij de functie van archief- en informatiecentrum voor het cultureel erfgoed van de vrouwenbeweging en E-Quality die van kenniscentrum op het terrein van emancipatie, diversiteit en gezin. Aan het IHLIA wordt subsidie verstrekt voor het in stand houden van de bibliotheek-, archief-, informatie- en documentatiefunctie met betrekking tot homoseksualiteit en seksuele diversiteit.

In februari 2008 is door mij aangekondigd dat het COC een structurele subsidie zal ontvangen voor de infrastructuur op het terrein van homo-emancipatie in positieve zin te versterken gezien de landelijke agenderende, consulterende en ondersteunende rol van het COC met als doel de bevordering van de sociale acceptatie van homoseksuelen, biseksuelen en transgenders in de samenleving. Stichting Her world is in maart 2008 meegedeeld dat zij een structurele subsidie zal ontvangen met als doel de kennisinfrastructuur op het terrein van vrouwenemancipatie in positieve zin te versterken door ontwikkeling van een platformfunctie in de vorm van WOMEN Inc.

Voor de bovengenoemde vijf instellingen is structureel een subsidie per boekjaar beschikbaar voor het in standhouden van de (homo-)emancipatiekennisinfrastructuur. Deze subsidies zullen telkens worden verleend voor één boekjaar. De regeling wordt mogelijk nog aangepast op basis van de voornemens zoals die bij brief d.d. 30 juni 2008 aan de Tweede Kamer zijn voorgelegd (Kamerstukken II 2007/08, nr. 30 420, nr. 121). In titel 4.2 van de Awb is een speciale afdeling voor subsidies per boekjaar opgenomen, namelijk afdeling 4.2.8. Door artikel 11 van de WOOS is deze afdeling op de subsidies uit hoofdstuk 2 van toepassing. Daarnaast staan nog een aantal bepalingen opgenomen in hoofdstuk 2 van de WOOS, ook die zijn van toepassing. In de artikelsgewijze toelichting wordt hierop nader ingegaan.

Hoofdstuk 3 Subsidies voor innovatieve projecten van netwerken ter bevordering van de emancipatie van meisjes of vrouwen

In de emancipatienota is opgenomen dat ‘een aantal innovatieve programma’s van vrouwennetwerken zal worden ondersteund’. Uiteraard zijn ook mannennetwerken met een project ter bevordering van de emancipatie van meisjes en vrouwen uitgenodigd om op grond van deze regeling een subsidieaanvraag in te dienen. Emancipatie behoeft naast de inzet van de rijksoverheid ook initiatief en inzet van andere partners om de doelstellingen van de emancipatienota 2008–2011 te bereiken. Om te komen tot innovatieve programma’s die bijdragen aan de emancipatiedoelstellingen 2008–2011 kunnen op grond van hoofdstuk 3 van deze regeling subsidies voor innovatieve projecten met landelijke impact voor netwerken worden verstrekt. Op deze projectsubsidies zijn de afdelingen 4.2.1 tot en met 4.2.7 van de Awb en de WOOS, meer specifiek hoofdstuk 3, van toepassing. In de artikelsgewijze toelichting wordt hierop nader ingegaan.

Administratieve lasten

De met deze regeling gemoeide administratieve lasten zijn beperkt en worden geschat op € 22.462,50 op een subsidiebedrag van € 11.952.000,00. Bij de aanvraag voor de instellingen in hoofdstuk 2 wordt een meerjarenvisie, een activiteitenplan en een begroting ingediend. Bij de aanvraag voor een projectsubsidie op grond van hoofdstuk 3 wordt een activiteitenplan en een begroting ingediend. Rechtspersonen dienen ook hun statuten of reglementen en het laatst vastgestelde financieel verslag of jaarrekening in te dienen. Verantwoording van bestede bedragen vindt plaats door middel van een aanvraag tot subsidievaststelling.

Een concept van de Subsidieregeling is voorgelegd aan Actal. Actal heeft besloten niet te adviseren over de regeling

Artikelsgewijs

In artikel 1.3 is een begrotingsvoorbehoud opgenomen. Dit artikel is een uitwerking van artikel 4:34 van de Awb en houdt in dat de subsidieverlening kan worden bijgesteld indien er onverhoopt minder middelen voor (homo-)emancipatie beschikbaar zijn op basis van de vastgestelde Rijksbegroting. De subsidie die dan al is verleend op basis van het vastgestelde subsidieplafond zal voor alle subsidieontvangers naar rato van de verleende bedragen worden bijgesteld.

Artikelen 1.4 en 1.5

Deze artikelen gaan over het verstrekken van informatie door de subsidieontvanger. Artikel 1.4 regelt dat de subsidieontvanger zo snel mogelijk veranderde omstandigheden meldt die van invloed kunnen zijn op de subsidie. Afdeling 4.2.6 van de Awb bevat regels over de intrekking en wijziging van de subsidie. Artikel 4:48 en 4:49 van de Awb regelen de intrekking of wijziging van de subsidieverlening of subsidievaststelling. In artikel 4:50 van de Awb wordt de bevoegdheid geregeld om een wijziging aan te brengen in dan wel een einde te maken aan de lopende subsidieverlening. Artikel 1.4 gaat verder dan artikel 4:70 van de Awb. Aangezien dit laatste artikel alleen gaat over de melding van tekorten of overschrijdingen met betrekking tot de financiële middelen. Artikel 1.5 regelt dat voor de vorming van beleid inlichtingen bij de subsidieontvanger kunnen worden gevraagd. De subsidieontvanger heeft de verplichting om hieraan mee te werken.

Artikel 1.6

Op grond van artikel 4:54 van de Awb en artikel 7 van de WOOS kunnen voorschotten worden verleend. In artikel 1.6 is bepaald dat aan de subsidieontvanger inderdaad een voorschot wordt betaald. Dit voorschot zal maximaal 80% van het verleende subsidiebedrag zijn. In de beschikking tot subsidieverlening wordt bepaald wat het bedrag van het voorschot wordt en met welke frequentie de betaling van voorschotten plaatsvindt.

Artikelen 2.1 tot en met 2.6

In de artikelen 2.1 tot en met 2.5 worden de doelomschrijvingen van de instellingen op het terrein van (homo-)emancipatiekennisinfrastructuur omschreven. De vijf instellingen hebben allemaal hun eigen specifieke kennis en vaardigheden om de (homo-)emancipatiekennisinfrastructuur te verbeteren en in stand te houden. Voor het kunnen uitvoeren van de taken, zoals omschreven in de artikelen 2.1 tot en met 2.5, ontvangen de instellingen een subsidie.

Artikel 2.6 bevat een bepaling over het subsidieplafond voor deze vijf instellingen. In de Rijksbegroting OCW, artikel 25 Emancipatie, wordt het maximale subsidieplafond per instelling bepaald. Aangezien het gaat om subsidies per boekjaar geldt voor deze instellingen dat het subsidieplafond per instelling is opgenomen in de op Prinsjesdag ingediende Rijksbegroting OCW. Uiteindelijk wordt aan de hand van de aanvraag met daarin de omschreven activiteiten de hoogte van de subsidie bepaald. Bij de subsidieverlening wordt per instelling bekend wat het maximale subsidiebedrag is dat deze instelling ontvangt.

Artikel 2.7

De aanvraag voor een subsidie dient 13 weken voor aanvang van het boekjaar bij het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap te zijn ingediend (artikel 4:60 van de Awb). Dit is in beginsel voor 1 oktober van het voorafgaande kalenderjaar.

De aanvragen kunnen ingediend worden bij:

Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

T.a.v. de directie Emancipatie (IPC: 5500)

Postbus 16375

2500 BJ Den Haag

In de artikelen 4:61 tot en met 4:63 van de Awb zijn de eisen opgenomen waaraan een aanvraag moet voldoen. Een aanvraag gaat vergezeld van een activiteitenplan en een begroting. Daarnaast zenden de instellingen op grond van artikel 4:64 van de Awb bij een aanvraag voor subsidie een afschrift van de statuten of oprichtingsakte, alsmede de laatst opgemaakte jaarrekening of het financieel verslag mee. Dit is alleen nodig indien de instelling het jaar voorafgaand aan de aanvraag geen subsidie heeft ontvangen. Laatste voorwaarde op grond van de Awb waaraan een aanvraag moet voldoen, is het vermelden van andere subsidieaanvragen voor dezelfde begrote uitgaven. De subsidieaanvrager is verplicht de stand van zaken voor de andere aanvragen te melden (artikel 4:65 van de Awb).

Op grond van artikel 2.7 van de regeling moet de aanvrager bij de aanvraag voor het boekjaar 2009 een meerjarenvisie meezenden. Indien de instelling reeds een meerjarenvisie heeft opgesteld waarin de gevraagde punten worden behandeld mag ook deze worden meegezonden, mits deze minimaal drie jaren beslaat. Uit de gevraagde meerjarenvisie volgen de ambities van de aanvrager voor de komende drie jaar en een beschrijving hoe deze ambities de komende drie jaar ingevuld gaan worden. Per aanvrager is aangegeven voor welk doel deze instelling subsidie ontvangt. In de meerjarenvisie wordt om die reden inzicht gevraagd in de strategie ten aanzien van personeel, organisatie en huisvesting. Daarnaast inzicht in de markt- en doelgroepenanalyse zoals de verschillende aanvragers deze hebben gedaan en als laatste in de keuzes die in het producten- en dienstenaanbod worden gemaakt. Aan de hand van het activiteitenplan wordt inzicht verkregen in de activiteiten die de subsidieaanvrager zal gaan verrichten. Tevens wordt op grond van artikel 2.7 aandacht besteed aan de beoogde resultaten voor het betreffende boekjaar.

Artikel 2.8

Uit artikel 4:66 van de Awb volgt dat subsidie per boekjaar alleen wordt verleend aan rechtspersonen met volledige rechtspersoonlijkheid. De instellingen genoemd in deze regeling zijn allemaal stichtingen dus voldoen aan deze voorwaarde. Een boekjaar is gelijk aan een kalenderjaar (artikel 4:68 van de Awb). Op grond van artikel 4:67 van de Awb bestaat de mogelijkheid om subsidie voor een of meer boekjaren te verlenen. Daarvan is in deze regeling geen gebruik gemaakt zodat jaarlijks bij de aanvraag aan de hand van de voorgenomen activiteiten kan worden bepaald hoe hoog het bedrag van de subsidie voor dat betreffende boekjaar is. Uiteraard is dit bedrag niet hoger dan het gestelde subsidieplafond.

De termijn waarbinnen een beslissing op de aanvraag wordt genomen, bedraagt in dit geval op basis van artikel 4:13, tweede lid, van de Awb acht weken. Mocht het onverhoopt niet lukken om binnen acht weken een beslissing te nemen dan zullen de subsidieaanvragers hiervan op de hoogte worden gebracht (artikel 4:14, derde lid, van de Awb). In artikel 4:35 van de Awb staan een aantal gronden waarop de subsidieverstrekking geweigerd kan worden. Het betreft:

– de gegronde verwachting dat de activiteiten niet of niet geheel zullen plaatsvinden, de subsidieontvanger niet aan de subsidieverplichtingen zal voldoen of geen behoorlijke rekening en verantwoording zal afleggen;

– de aanvrager heeft onjuiste of onvolledige gegevens bij de aanvraag verstrekt;

– de aanvrager is failliet verklaard of aan de aanvrager is surseance van betaling verleend.

Artikel 2.9

Als subsidie is verleend, geldt er voor de subsidieontvanger een aantal verplichtingen. Uit de Awb gelden de verplichtingen van de artikelen 4:69 en 4:70. Het eerste artikel verplicht de subsidieontvanger om een deugdelijke administratie bij te houden. De administratie plus bijbehorende documenten moeten gedurende zeven jaar bewaard worden. Artikel 4:70 regelt de meldingsverplichting van aanmerkelijke verschillen tussen de ingediende begroting en werkelijke uitgaven en inkomsten. Op deze manier kan de voorschotverlening of de subsidieverlening tussentijds gewijzigd worden. Daarnaast kan de informatie van belang zijn voor een lopende beoordeling van de subsidieaanvraag voor een volgend boekjaar. Daarnaast volgt uit de systematiek van subsidieverstrekking dat de subsidieontvanger de activiteiten uit het activiteitenplan moet uitvoeren. Doet hij dit niet geheel dan kan de subsidie lager worden vastgesteld.

In artikel 2.9, tweede lid, is bepaald dat een subsidieontvanger om toestemming moet vragen voor rechtshandelingen omschreven in artikel 4:71 van de Awb. Het gaat hier onder andere om het wijzigen van de statuten, het ontbinden van de rechtspersoon en het aankopen van registergoederen.

Artikelen 2.10 en 2.11

Op grond van artikel 4:73 van de Awb wordt subsidie per boekjaar vastgesteld. Dit betekent dat een instelling binnen zes maanden na afloop van een boekjaar een aanvraag tot vaststelling van de subsidie moet indienen (artikel 4:74 van de Awb). De eisen met betrekking tot de aanvraag tot vaststelling van de subsidie staan in de artikelen 4:75 tot en met 4:80 van de Awb. Een aanvraag gaat vergezeld van een verslag van de activiteiten en een financieel verslag. Is een instelling verplicht een jaarrekening op grond van artikel 361 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek op te stellen dan levert de instelling de jaarrekening in plaats van het financieel verslag.

Is door een instelling binnen zes maanden na afloop van een boekjaar geen aanvraag tot vaststelling van de subsidie ingediend dan wordt de subsidie ambtshalve vastgesteld. Artikel 4:47, onder b, van de Awb biedt hiervoor de juridische basis.

In de artikelen 2.10 en 2.11 zijn nadere eisen voor de subsidievaststelling opgenomen. Uit artikel 2.10 volgt dat de instellingen, die een subsidie ontvangen die meer dan € 50.000 euro bedraagt, verplicht zijn om een accountantsverklaring mee te zenden. Deze accountantsverklaring moet voldoen aan de eisen van de artikelen 4:78 en 4:79 van de Awb en artikel 13 van de WOOS. De aanwijzing genoemd in artikel 13, eerste lid, van de WOOS zal worden opgesteld en worden toegezonden. Nadat de aanvraag tot subsidievaststelling is ingediend, wordt uiteindelijk binnen zes maanden op de aanvraag beslist (artikel 2.11). Artikel 4:52, eerste lid, van de Awb regelt dat het subsidiebedrag overeenkomstig de subsidievaststelling zal worden betaald, onder verrekening van de betaalde voorschotten. Op grond van het tweede lid van artikel 4:52 wordt de betaling binnen vier weken na de subsidievaststelling betaald. Indien van toepassing kunnen op grond van artikel 4:57 van de Awb onverschuldigd betaalde subsidiebedragen of voorschotten worden teruggevorderd. Daarnaast kan ook worden besloten om de teveel betaalde subsidies of voorschotten te verrekenen met subsidies of voorschotten van een volgend tijdvak.

Artikel 3.1

In dit artikel is de doelomschrijving voor de subsidieverstrekking op grond van hoofdstuk 3 van deze regeling beschreven. De projecten die voor subsidie in aanmerking komen, moeten zich richten op de verbetering van de positie van vrouwen en meisjes in onze maatschappij. In de emancipatienota 2008–2011 (Kamerstukken II 2007/08, 30 420, nr. 50) is beschreven en uitgewerkt op welke thema’s het kabinet zich gedurende deze kabinetsperiode voornamelijk richt.

Artikel 3.3

In afdeling 4.2.2 van de Awb wordt het mogelijk gemaakt om bij of krachtens een wettelijk voorschrift een subsidieplafond vast te stellen. In artikel 3.3 wordt dit uitgewerkt. Voor het verlenen van de subsidies is een subsidieplafond vastgesteld van € 150.000 per jaar. De subsidie voor een project uitgevoerd door een natuurlijk of rechtspersoon bedraagt minimaal € 30.000 en maximaal € 50.000. Gezien de criteria waaraan de aanvragen getoetst worden, is besloten om een minimum subsidiebedrag in de regeling op te nemen. De projecten moeten namelijk van enige omvang zijn om aan de criteria zoals gesteld voor deze subsidies te kunnen voldoen. Daarnaast is besloten om een maximumbedrag van € 50.000 per project vast te stellen.

Artikelen 3.4 tot en met 3.7

De artikelen 3.4 tot en met 3.7 gaan over de aanvraag voor subsidie. Alle natuurlijke personen en rechtspersonen die een project hebben bedacht dat voldoet aan de criteria van de regeling kunnen een aanvraag indienen. De aanvragen kunnen worden ingediend bij:

Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

T.a.v. de directie Emancipatie (IPC: 5500)

Postbus 16375

2500 BJ Den Haag

In artikel 3.5 wordt nader uitgelegd wat in een activiteitenplan bij de aanvraag moet worden opgenomen. In het activiteitenplan moet een duidelijke omschrijving staan van de doelgroep of het hoofdthema uit de emancipatienota 2008–2011 waar het project zich op richt, welke problemen aangepakt worden, op welke wijze en met welke activiteiten dit gaat gebeuren en naar welke resultaten het project streeft. In de begroting uit artikel 3.6 wordt een overzicht opgenomen van de te verwachten uitgaven en inkomsten voor het project. Op grond van artikel 16, tweede lid, van de WOOS is een aanvrager verplicht in de aanvraag de stand van zaken met betrekking tot andere subsidieaanvragen voor dezelfde begrote uitgaven te melden.

Artikel 3.8

Het eerste lid van dit artikel bepaalt dat wordt voorzien in een gelijktijdige beslissing op de aanvragen die voor deze projectsubsidie binnenkomen. Dit betekent dat de besluitvorming plaatsvindt op basis van de geschiktheid van de ingediende aanvragen, het zogenaamde tendersysteem. Aanvragen die het best voldoen aan de selectiecriteria worden gehonoreerd.

In het tweede lid is geregeld dat een aanvraag in ieder geval in voldoende mate moet voldoen aan de doelstellingen genoemd in de emancipatienota. Heeft een aanvraag geen betrekking op de doelstellingen uit de emancipatienota dan wordt deze aanvraag niet gehonoreerd.

In het derde lid staan de criteria opgenomen waaraan de aanvragen worden getoetst in verband met het tendersysteem. Allereerst wordt gekeken naar de mate van innovatie van het project. Het emancipatieproces heeft een trendbreuk nodig om die reden wordt gezocht naar projecten die innovatief zijn. Bij innovatieve projecten wordt gedacht aan projecten die vernieuwend, verfrissend en origineel zijn. De landelijke agendering is ook een criterium waaraan de aanvraag moet voldoen. Als laatste is belangrijk dat duidelijk gemaakt wordt op welke wijze het project media-aandacht wil genereren. Er is geen beperking in welke vormen van media het project zichtbaar wil zijn.

Uit het vierde lid volgt dat de subsidieaanvraag slechts wordt verleend als de subsidieaanvraag voldoende voldoet aan de drie criteria uit het derde lid. Een aanvraag kan geweigerd worden als deze dus niet aan een van de drie criteria voldoet. Daarnaast staan in artikel 4:35 van de Awb gronden waarop de subsidie geweigerd kan worden. Zie de artikelsgewijze toelichting bij artikel 2.8.

Artikel 3.10

In dit artikel wordt een aantal verplichtingen van de subsidieontvanger omschreven. Uit de systematiek van subsidieverstrekking volgt dat een subsidieontvanger verplicht is om de activiteiten uit het activiteitenplan uit te voeren. Indien de subsidieontvanger de activiteiten niet of niet volledig uitvoert dan bestaat de mogelijkheid dat de subsidie uiteindelijk lager wordt vastgesteld. Een subsidieontvanger is gehouden om de subsidie zo doelmatig mogelijk te besteden. Daarnaast dient een subsidieontvanger zich aan de overige subsidieverplichtingen, zoals het afleggen van verantwoording te houden. Op grond van artikel 17 van de WOOS is de subsidieontvanger verplicht een goede administratie bij te houden. De administratie en bijbehorende documenten dienen gedurende 7 jaar bewaard te blijven.

Artikel 3.11

Een subsidieontvanger is verplicht om binnen drie maanden na afloop van het project een aanvraag tot vaststelling van de subsidie in te dienen. Uit artikel 18 van de WOOS volgt dat de aanvraag tot vaststelling van de subsidie vergezeld gaat van een activiteitenverslag en een financiële verantwoording. Uit artikel 18 van de WOOS volgt dat het activiteitenverslag wordt ingericht volgens artikel 4:80 van de Awb. Het beschrijft de aard en omvang van de activiteiten waarvoor subsidie werd verleend en bevat een vergelijking tussen de nagestreefde en de gerealiseerde doelstellingen en een toelichting op de verschillen. De financiële verantwoording moet voldoen aan de eisen uit artikel 19 van de WOOS. De financiële verantwoording sluit aan op de indeling van de begroting en de verschillen tussen begroting en realisatie worden toegelicht, tenzij deze van geringe betekenis zijn.

Artikel 3.12

Binnen zes maanden na het indienen van de aanvraag tot vaststelling van de subsidie wordt de subsidie vastgesteld. Artikel 4:52, eerste lid, van de Awb regelt dat het subsidiebedrag overeenkomstig de subsidievaststelling zal worden betaald, onder verrekening van de betaalde voorschotten. Op grond van het tweede lid van artikel 4:52 wordt de betaling binnen vier weken na de subsidievaststelling betaald. Indien van toepassing kunnen op grond van artikel 4:57 van de Awb onverschuldigd betaalde subsidiebedragen of voorschotten worden teruggevorderd.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

R.H.A. Plasterk

Naar boven