Regeling retributies veterinaire en hygiënische aangelegenheden

Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 13 december 2007, nr. TRCJZ/2007/4059, houdende retributies betreffende werkzaamheden van de VWA en AID (Regeling retributies veterinaire en hygiënische aangelegenheden)

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Gelet op verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake officiële controles op de naleving van de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen en de voorschriften inzake diergezondheid en dierenwelzijn (PbEU L 191);

Gelet op de artikelen 13, 19, 22a, 22b, 27 en 28 van de Landbouwwet en de artikelen 10, eerste en tweede lid, onderdeel c, 94, 94a en 94b van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren;

Besluit:

Hoofdstuk 1

Artikel 1

1. Voor de toepassing van deze regeling wordt verstaan onder:

a. minister: Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

b. VWA: Voedsel en Waren Autoriteit;

c. AID: Algemene Inspectiedienst;

d. werkzaamheden: onderzoeken, keuringen en administratieve afwikkeling daarvan;

e. openingstijd: periode van maandag tot en met vrijdag, met uitzondering van algemeen erkende feestdagen, van 07.00 uur tot 18.00 uur;

f. algemeen erkende feestdag: de Nieuwjaarsdag, de Christelijke tweede Paas- en Pinksterdag, de beide Kerstdagen, de Hemelvaartsdag, de dag waarop de verjaardag van de Koning(in) wordt gevierd en de vijfde mei;

g. aanbieder: degene die werkzaamheden laat verrichten of daartoe het verzoek doet;

h. partij: hoeveelheid producten van dezelfde aard waarvoor eenzelfde handelsdocument of certificaat geldt, die met hetzelfde vervoermiddel wordt vervoerd en die afkomstig is uit hetzelfde derde land of gedeelte van een derde land;

i. kwartier: spanne tijds van één vierde deel van een uur, of een gedeelte daarvan, die besteed is of zou zijn aan werkzaamheden, met uitzondering van reistijd;

j. aanvraagtarief: op de behandeling en wijziging van een aanvraag van werkzaamheden betrekking hebbende retributie;

k. starttarief: op de reis- en voorbereidende administratietijd betrekking hebbende retributie;

l. Chief Veterinary Officer: Chief Veterinary Officer, werkzaam bij het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

m. certificaat: schriftelijke of elektronische door of vanwege de VWA afgegeven verklaring naar aanleiding van de werkzaamheden;

n. geleidebiljet: door de VWA opgemaakt document dat dient om producten van dierlijke oorsprong te kanaliseren;

o. GVE: grootvee-eenheid;

p. Convenant Roodvleeskeuring: het op 4 juni 2004 gesloten convenant tussen de Directeuren-Generaal van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de VWA enerzijds, en de Voorzitters van de Productschappen Vee, Vlees en Eieren en de Centrale Organisatie voor de Vleessector anderzijds, waarin onder meer afspraken zijn neergelegd betreffende de taakverdeling op het gebied van post mortem keuringswerkzaamheden, bedoeld in sectie IV, hoofdstuk I, hoofdstuk II, hoofdstuk III en hoofdstuk IV, onderdeel B, van bijlage I bij verordening (EG) nr. 854/2004;

q. werkdag: dag, niet zijnde een zaterdag, zondag of algemeen erkende feestdag;

r. betalingsplichtige: degene die ingevolge een of meer bepalingen van deze regeling is verplicht dan wel zal zijn verplicht tot betaling van een op grond van deze regeling vastgestelde dan wel vast te stellen retributie.

2. Voor de toepassing van deze regeling gelden voor de berekening van het aantal GVE, de omrekeningscoëfficiënten opgenomen in bijlage I.

Artikel 2

Voor de toepassing van deze regeling wordt verstaan onder:

a. richtlijn nr. 89/662/EEG: richtlijn nr. 89/662/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 11 december 1989 inzake veterinaire controles in het intracommunautaire handelsverkeer in het vooruitzicht van de totstandbrenging van de interne markt (PbEG L 395);

b. richtlijn nr. 90/425/EG: richtlijn nr. 90/425/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 26 juni 1990 inzake veterinaire en zoötechnische controles in het intracommunautaire handelsverkeer in bepaalde levende dieren en produkten in het vooruitzicht van de totstandbrenging van de interne markt (PbEG L 224);

c. richtlijn nr. 91/67/EG: richtlijn nr. 91/67/EG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 28 januari 1991 inzake veterinairrechtelijke voorschriften voor het in de handel brengen van aquicultuurdieren en aquicultuurprodukten (PbEG L 46);

d. richtlijn nr. 92/65/EEG: richtlijn nr. 92/65/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 13 juli 1992 tot vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor het handelsverkeer en de invoer in de Gemeenschap van dieren, sperma, eicellen en embryo’s waarvoor ten aanzien van de veterinairrechtelijke voorschriften geen specifieke communautaire regelgeving als bedoeld in bijlage A, onder 1, van Richtlijn 90/425/EEG geldt (PbEG L 268);

e. richtlijn nr. 92/118/EEG: richtlijn nr. 92/118/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 17 december 1992 tot vaststelling van de veterinairrechtelijke en de gezondheidsvoorschriften voor het handelsverkeer en de invoer in de Gemeenschap van produkten waarvoor ten aanzien van deze voorschriften geen specifieke communautaire regelgeving geldt als bedoeld in bijlage A, hoofdstuk I, van Richtlijn 89/662/EEG, en, wat ziekteverwekkers betreft, van Richtlijn 90/425/EEG (PbEG L 62);

f. richtlijn nr. 96/23/EG: richtlijn nr. 96/23/EG van de Raad van 29 april 1996 inzake controlemaatregelen ten aanzien van bepaalde stoffen en residuen daarvan in levende dieren en in produkten daarvan en tot intrekking van de Richtlijnen 85/358/EEG en 86/469/EEG en de Beschikkingen 89/187/EEG en 91/664/EEG (PbEG L125);

g. beschikking nr. 97/794/EG: beschikking nr. 97/794/EG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 12 november 1997 tot vaststelling van bepalingen ter uitvoering van Richtlijn 91/496/EEG van de Raad met betrekking tot de veterinaire controles van uit derde landen in te voeren levende dieren (PbEG L 323);

h. richtlijn nr. 97/78/EG: richtlijn nr. 97/78/EG van de Raad van de Europese Unie van 18 december 1997 tot vaststelling van de beginselen voor de organisatie van de veterinaire controles voor producten die uit derde landen in de Gemeenschap worden binnengebracht (PbEG L 24);

i. verordening (EG) nr. 999/2001: verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 22 mei 2001 houdende vaststelling van voorschriften inzake preventie, bestrijding en uitroeiing van bepaalde overdraagbare spongiforme encefalopathieën (PbEG L 147);

j. verordening (EG) nr. 178/2002: verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden (PbEG L 31);

k. verordening (EG) nr. 1774/2002: verordening (EG) nr. 1774/2002 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 3 oktober 2002 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten (PbEG L 273);

l. richtlijn nr. 2002/99/EG: richtlijn nr. 2002/99/EG van de Raad van de Europese Unie van 16 december 2002 houdende vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor de productie, de verwerking, de distributie en het binnenbrengen van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong (PbEU L 18);

m. verordening (EG) nr. 853/2004: verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (PbEU L 139);

n. verordening (EG) nr. 854/2004: verordening (EG) nr. 854/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke voorschriften voor de organisatie van de officiële controles van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong (PbEU L 139);

o. verordening (EG) nr. 882/2004: verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 29 april 2004 inzake officiële controles op de naleving van de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen en de voorschriften inzake diergezondheid en dierenwelzijn (PbEU L 165);

p. verordening (EG) nr. 1/2005: verordening (EG) nr. 1/2005 van de Raad van de Europese Unie van 22 december 2004 inzake de bescherming van dieren tijdens het vervoer en daarmee samenhangende activiteiten en tot wijziging van de richtlijnen 64/432/EEG en 93/119/EG en verordening (EG) nr. 1255/97 (PbEU L 3);

q. beschikking nr. 2001/812/EG: beschikking van de Commissie van 21 november 2001 tot vaststelling van de voorwaarden voor de erkenning van grensinspectieposten belast met veterinaire controles van producten uit derde landen die in de Gemeenschap worden gebracht (PbEG L 36);

r. verordening (EG) nr. 318/2007: verordening (EG) nr. 318/2007 van 23 maart 2007 tot vaststelling van de veterinairrechtelijke voorschriften voor de invoer van bepaalde vogels in de Gemeenschap en de desbetreffende quarantainevoorschriften (Pb EU L 84).

Hoofdstuk 2

In Nederland brengen van dierlijke producten en levende dieren en producten vanuit derde landen

§ 1

In Nederland brengen van dierlijke producten uit derde landen

Artikel 3

1. Voor de controle, bedoeld in artikel 3.2.2.4 van de Regeling veterinairrechtelijke voorschriften handel dierlijke producten en artikel 4 van richtlijn nr. 97/78/EG, binnen openingstijd, is de aanbieder een retributie verschuldigd, bestaande uit een tarief van 0,0094 per kg, met dien verstande dat voor elke ter keuring aangeboden partij producten van dierlijke oorsprong ten minste € 57,30 en ten hoogste € 440,97 in rekening wordt gebracht.

2. Ingeval het onderzoek bij doorvoer op grond van artikel 9 van richtlijn nr. 97/78/EG alleen bestaat uit een documentencontrole is de aanbieder, in afwijking van het eerste lid, een retributie verschuldigd, bestaande uit:

a. een aanvraagtarief van € 12,55,

b. een starttarief van € 37,19, en

c. een bedrag van € 25,71 per kwartier voor iedere officiële dierenarts en voor iedere officiële assistent die met de documentencontrole is belast.

3. In afwijking van het eerste lid, bedraagt de maximale retributie voor een te controleren partij producten afkomstig van pluimvee, die vervoerd en aangeboden wordt als stukgoed:

a. € 817,89 per schip met een lading producten afkomstig van pluimvee tot 500 ton;

b. € 1.635,80 per schip met een lading producten afkomstig van pluimvee tot 1000 ton;

c. € 3.271,62 per schip met een lading producten afkomstig van pluimvee tot 2000 ton;

d. € 4.914,15 per schip met een lading producten afkomstig van pluimvee vanaf 2000 ton.

4. Indien de partij producten van dierlijke oorsprong afkomstig is uit Nieuw-Zeeland, is de aanbieder, in afwijking van het eerste, tweede en derde lid, een retributie verschuldigd bestaande uit een tarief van € 0,0015 per kg met dien verstande dat voor elke ter keuring aangeboden partij ten minste € 30,00 en ten hoogste € 350,00 in rekening wordt gebracht.

Artikel 4

1. De belanghebbende bij de lading is een retributie verschuldigd voor controles die worden verricht ter uitvoering van krachtens richtlijn nr. 89/662/EEG, richtlijn nr. 90/425/EG, richtlijn nr. 91/67/EG, richtlijn nr. 92/118/EEG, richtlijn nr. 97/78/EG, verordening (EG) nr. 999/2001, verordening (EG) nr. 178/2002, verordening (EG) nr. 1774/2002, richtlijn nr. 2002/99/EG of verordening (EG) nr. 882/2004 vastgestelde communautaire uitvoeringsmaatregelen, indien die maatregel ten opzichte van de reguliere controles in de genoemde communautaire maatregelen aanvullende of afwijkende controles voorschrijft voor producten van dierlijke oorsprong.

2. De hoogte van de retributie, bedoeld in het eerste lid, komt overeen met de werkelijke kosten van de controle die op grond van de in het eerste lid genomen maatregel wordt uitgevoerd, met inbegrip van en voor zover van toepassing, de kosten verbonden aan de met de controle belaste personen van de VWA, de kosten verbonden aan het gebruik van materialen en de kosten van laboratorium-onderzoek.

Artikel 5

Voor keuringen en controles bij de inslag, opslag of uitslag als bedoeld in artikel 12, vijfde lid, tweede, derde en vierde gedachtestreep, van richtlijn nr. 97/78/EG, is degene die een partij producten van dierlijke oorsprong heeft ingeslagen, opgeslagen, onderscheidenlijk uitgeslagen uit een douane-entrepot, een ruimte voor tijdelijke opslag of een vrij entrepot, een retributie verschuldigd, bestaande uit:

a. een aanvraagtarief van € 12,55,

b. een starttarief van € 37,19, en

c. een bedrag van € 25,71 per kwartier voor iedere officiële dierenarts en voor iedere officiële assistent die met de documentencontrole is belast.

§ 2

In Nederland brengen van levende dieren en levende producten uit derde landen

Artikel 6

1. Voor het onderzoek, bedoeld in artikel 2.35, derde lid, en artikel 2,44, vijfde lid, van de Regeling handel levende dieren en levende producten, is de aanbieder:

a. ter zake van diersoorten als bedoeld in richtlijn nr. 92/65/EEG alsmede ter zake van runderen, paardachtigen, varkens, schapen en geiten, pluimvee en klein wild een retributie verschuldigd van € 0,0094 per kg levend gewicht, met dien verstande dat voor elke ter keuring aangeboden partij ten minste € 57,30 en ten hoogste € 440,97 in rekening wordt gebracht;

b. ter zake van diersoorten als bedoeld in beschikking nr. 97/794/EG een retributie verschuldigd van € 0,0094 per kg levend gewicht, met dien verstande dat voor elke ter keuring aangeboden partij ten minste € 57,30 en ten hoogste € 440,97 in rekening wordt gebracht;

c. ter zake van levende producten als bedoeld in de Regeling handel levende dieren en levende producten een retributie verschuldigd van € 0,0094 per kg levend gewicht, met dien verstande dat voor elke ter keuring aangeboden partij ten minste € 57,30 en ten hoogste € 440,97 in rekening wordt gebracht.

2. In geval het onderzoek bij doorvoer, bedoeld in artikel 2.44, zesde lid, van de Regeling handel levende dieren en levende producten, op grond van artikel 2.44, zevende lid, van die regeling alleen bestaat uit een documentencontrole, is de aanbieder, in afwijking van het eerste lid, een retributie verschuldigd, bestaande uit:

a. een aanvraagtarief van € 12,55,

b. een starttarief van € 37,19, en

c. een bedrag van € 25,71 per kwartier voor iedere officiële dierenarts en voor iedere officiële assistent die met de documentencontrole is belast.

3. Indien een partij levende dieren als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a of b, afkomstig is uit Nieuw-Zeeland, is de aanbieder, in afwijking van het eerste en tweede lid, een retributie verschuldigd, bestaande uit een bedrag van € 0,0050 per kg, met dien verstande dat voor elke ter keuring aangeboden partij ten minste € 30,00 en ten hoogste € 350,00 in rekening wordt gebracht.

4. Indien een partij levende producten als bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, afkomstig is uit Nieuw-Zeeland, is de aanbieder, in afwijking van het eerste en tweede lid, een retributie verschuldigd, bestaande uit een bedrag van € 0,0015 per kg, met dien verstande dat voor elke ter keuring aangeboden partij ten minste € 30,00 en ten hoogste € 350,00 in rekening wordt gebracht.

Artikel 7

1. De aanbieder is voor onderzoeken en keuringen die verricht worden op grond van artikel 2.39, tweede lid, en artikel 2.48, tweede lid, van de Regeling handel levende dieren en levende producten, een retributie verschuldigd.

2. De hoogte van de retributie, bedoeld in het eerste lid, komt overeen met de werkelijke kosten van de in het eerste lid bedoelde onderzoeken en keuringen, met inbegrip van en voor zover van toepassing, de kosten verbonden aan de met de controle belaste personen van de VWA, de kosten verbonden aan het gebruik van materialen en de kosten van laboratoriumonderzoek.

Artikel 8

De kosten:

(i) bedoeld in artikel 2.50f van de Regeling handel levende dieren en levende producten, onderscheidenlijk

(ii) de kosten voor de importeur voor keuringen en controles welke de VWA bij ingevolge verordening (EG) nr. 318/2007 in quarantaine geplaatste vogels verricht, zijnde de kosten die in rechtstreeks verband staan met deze keuringen en controles,

bestaan uit:

a. een aanvraagtarief van € 12,55,

b. een starttarief van € 37,19, en

c. een bedrag van € 25,71 per kwartier dat aan de werkzaamheden door een officiële dierenarts of een officiële assistent is besteed.

Hoofdstuk 3

Uitvoer van levende dieren

Artikel 9

Voor het onderzoek, bedoeld in artikel 77, tweede lid, van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, voor zover dit betrekking heeft op het anders dan in doorvoer buiten Nederland brengen van vee, en voor zover dit binnen openingstijd wordt verricht, is de aanbieder een retributie verschuldigd, bestaande uit:

a. een aanvraagtarief van € 12,55,

b. een starttarief van € 39,89, en

c. een bedrag van € 33,12 per kwartier dat aan de werkzaamheden door een officiële dierenarts of een officiële assistent is besteed.

Hoofdstuk 4

Werkzaamheden op verzoek

Artikel 10

Voor werkzaamheden binnen openingstijd, die op verzoek van de aanbieder door of vanwege de VWA worden verricht ter zake van het onderzoek van voor uitvoer bestemde producten van dierlijke oorsprong, voor zover dit onderzoek verband houdt met de door het land van bestemming aan de invoer gestelde eisen dan wel voor zover dit onderzoek verband houdt met een schriftelijke afspraak tussen de Chief Veterinary Officer en de bevoegde autoriteit van een derde land, is de aanbieder een retributie verschuldigd bestaande uit:

a. een aanvraagtarief van € 12,55,

b. een starttarief van € 77,68, en

c. een bedrag van € 41,93 per kwartier dat aan de werkzaamheden door een officiële dierenarts of een officiële assistent is besteed.

Artikel 11

Voor werkzaamheden binnen openingstijd, die op verzoek van de aanbieder door of vanwege de VWA worden verricht ter zake van het onderzoek met betrekking tot voor uitvoer bestemde levende honden, katten of fretten, voor zover dit onderzoek verband houdt met de door het land van bestemming aan de invoer gestelde eisen dan wel voor zover dit onderzoek verband houdt met een schriftelijke afspraak tussen de Chief Veterinary Officer en de bevoegde autoriteit van een derde land, is de aanbieder een retributie verschuldigd bestaande uit een bedrag van € 41,93.

Artikel 12

Voor werkzaamheden binnen openingstijd, die op verzoek van de aanbieder door of vanwege de VWA worden verricht met betrekking tot dieren, producten van dierlijke oorsprong en andere producten en voorwerpen die dragers van smetstof kunnen zijn, niet zijnde werkzaamheden als bedoeld in artikel 10 onderscheidenlijk 11, is de aanbieder een retributie verschuldigd bestaande uit:

a. een aanvraagtarief van € 12,55,

b. een starttarief van € 77,68, en

c. een bedrag van € 41,93 per kwartier dat aan de werkzaamheden door een officiële dierenarts of een officiële assistent is besteed.

Artikel 13

1. Voor zover voor de werkzaamheden op verzoek, bedoeld in de artikelen 10, 11 onderscheidenlijk 12, dan wel voor het daarbij afgeven van certificaten laboratoriumonderzoek noodzakelijk is, is naast de ingevolge artikel 10, artikel 11 onderscheidenlijk artikel 12 verschuldigde retributie, een retributie ten bedrage van de werkelijke kosten van het laboratoriumonderzoek, bedoeld in artikel 31, verschuldigd.

2. Voor zover voor de werkzaamheden, bedoeld in de artikelen 10, 11 onderscheidenlijk 12, op verzoek van de aanbieder een certificaat, een gewaarmerkt afschrift van een certificaat of geleidebiljet wordt afgegeven zonder dat direct voorafgaand onderzoek ter plaatse van de aanbieder wordt verricht door een officiële dierenarts of officiële assistent, is de aanbieder een retributie verschuldigd van:

a. € 41,93 per certificaat of geleidebiljet dat wordt aangevraagd, onderscheidenlijk,

b. indien meerdere certificaten of geleidebiljetten tegelijk worden aangevraagd die betrekking hebben op een zelfde lading dieren of producten van dierlijke oorsprong, en waarbij op de certificaten of geleidebiljetten het zelfde oorsprongs- en bestemmingsadres wordt vermeld:

(i) € 41,93 voor het certificaat of het geleidebiljet dat als eerste wordt afgegeven, en

(ii) € 10,48 per certificaat of geleidebiljet dat na het onder (i) bedoelde eerste certificaat of geleidebiljet wordt afgegeven, en

c. € 10,48 per gewaarmerkt afschrift van een certificaat of een geleidebiljet.

3. Voor het afgeven op verzoek van belanghebbende van verklaringen ten behoeve van de export van diergeneesmiddelen of registratie daarvan in het buitenland, is de belanghebbende een retributie verschuldigd van € 41,93 per verklaring.

Artikel 14

1. Voor het onderzoek, bedoeld in artikel 79 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, dat op verzoek van de aanbieder door de VWA binnen openingstijd wordt verricht, is de aanbieder een retributie verschuldigd, bestaande uit:

a. een aanvraagtarief van € 12,55,

b. een starttarief van € 77,68, en

c. een bedrag van € 41,93 per kwartier dat aan het onderzoek door een officiële dierenarts of een officiële assistent is besteed.

2. Indien in het kader van het in het eerste lid bedoelde onderzoek laboratoriumonderzoek noodzakelijk is, is naast de ingevolge het eerste lid verschuldigde retributie, een retributie ter hoogte van de werkelijke kosten van het laboratoriumonderzoek, bedoeld in artikel 31, verschuldigd.

3. Voor zover op verzoek van de aanbieder een certificaat of geleidebiljet wordt afgegeven zonder dat voorafgaand onderzoek ter plaatse wordt verricht door een officiële dierenarts of officiële assistent, is de aanbieder een retributie verschuldigd van € 41,93 per certificaat onderscheidenlijk per geleidebiljet.

Hoofdstuk 5

Slacht

§ 1

Officiële controles in het kader van het slachten van runderen, kalveren, varkens, schapen, geiten en eenhoevige dieren

Artikel 15

Voor de controles, bedoeld in artikel 4, tweede lid, in verbinding met artikel 5, eerste lid, van verordening (EG) nr. 854/2004, binnen openingstijd ter zake van het slachten van runderen, kalveren, varkens, schapen, geiten en eenhoevige dieren, verricht door een officiële dierenarts of een officiële assistent werkzaam bij de VWA, is de aanbieder een retributie verschuldigd bestaande uit:

a. een aanvraagtarief van € 12,55,

b. een starttarief van € 43,85, en

c. een bedrag van € 25,42 per kwartier dat door een officiële dierenarts of een officiële assistent werkzaam bij de VWA aan de ante mortem keuringswerkzaamheden is besteed;

d. een bedrag van € 19,28 per kwartier dat door of namens een officiële dierenarts aan de post mortem keuringswerkzaamheden is besteed.

Artikel 16

Voor de post mortem keuringswerkzaamheden, bedoeld in sectie IV, hoofdstuk I, hoofdstuk II, hoofdstuk III en hoofdstuk IV, onderdeel B, van Bijlage I bij verordening (EG) nr. 854/2004, ter zake van runderen, kalveren, varkens, schapen, geiten en eenhoevige dieren, verricht door een officiële assistent in het kader van de uitvoering van het Convenant Roodvleeskeuring, is de aanbieder een retributie verschuldigd, bestaande uit:

a. een starttarief van € 74,07 en

b. een bedrag van 13,07 per kwartier dat aan de keuring door deze officiële assistent is besteed.

Artikel 17

1. In afwijking van artikel 15 is de aanbieder voor de ante mortem keuringswerkzaamheden, bedoeld in sectie I, hoofdstuk II, onderdeel B, van Bijlage I bij verordening (EG) nr. 854/2004 onderscheidenlijk in sectie IV, hoofdstuk IV, onderdeel A, van Bijlage I bij die verordening, door de officiële dierenarts werkzaam bij de VWA, terzake van het slachten van runderen, kalveren, varkens, schapen, geiten en eenhoevige dieren, binnen openingstijd in een slachthuis dat niet meer behandelt dan 10 GVE per week met een maximum van 125 GVE per kwartaal,een retributie verschuldigd, bestaande uit:

a. een aanvraagtarief van € 12,55 en

b. een starttarief van € 12,18.

2. In afwijking van artikel 15 is de aanbieder voor de post mortem keuringswerkzaamheden, bedoeld in sectie IV, hoofdstuk I, hoofdstuk II, hoofdstuk III en hoofdstuk IV, onderdeel B, van Bijlage I bij verordening (EG) nr. 854/2004, verricht door de officiële dierenarts of een officiële assistent werkzaam bij de VWA, ter zake van het slachten van runderen, kalveren, varkens, schapen, geiten en eenhoevige dieren, binnen openingstijd in een slachthuis dat niet meer behandelt dan 10 GVE per week met een maximum van 125 GVE per kwartaal,een retributie verschuldigd, bestaande uit een starttarief van € 12,18.

3. In afwijking van het tweede lid, is de aanbieder voor de post mortem keuringswerkzaamheden, bedoeld in sectie IV, hoofdstuk I, hoofdstuk II, hoofdstuk III en hoofdstuk IV, onderdeel B, van Bijlage I bij verordening (EG) nr. 854/2004, verricht door de officiële dierenarts ter zake van het slachten van runderen, kalveren, varkens, schapen, geiten en eenhoevige dieren ten aanzien waarvan zich een situatie voordoet als bedoeld in sectie III, hoofdstuk 2, onderdelen 2b en 3, van Bijlage I bij verordening (EG) nr. 854/2004, binnen openingstijd in een slachthuis dat niet meer behandelt dan 10 GVE per week met een maximum van 125 GVE per kwartaal,een retributie verschuldigd, bestaande uit:

a. een bedrag van € 12,55 en

b. een starttarief van € 12,18.

4. Indien een slachthuis dat normaliter niet meer behandelt dan 10 GVE per week met een maximum van 125 GVE per kwartaal gedurende twee aaneengesloten dagen per jaar, maximaal één keer per kalenderjaar, een zodanig aantal dieren slacht dat in het betreffende kwartaal het maximum van 125 GVE wordt overschreden, zijn de voorgaande leden niettemin van toepassing, mits het slachthuis de VWA uiterlijk vijftien werkdagenvoorafgaand aan de eerste van de onderhavige twee aaneengesloten dagen daarvan melding maakt en daarbij aangeeft hoeveel dieren en van welke soort er op die dagen worden geslacht.

5. In afwijking van het eerste lid, wordt voor de werkzaamheden op de in het vierde lid bedoelde twee aaneengesloten dagen de retributie in rekening gebracht, bedoeld in artikel 15.

§ 2

Onderzoeken van runderen, schapen, geiten en varkens betreffende residuen van bepaalde stoffen ingevolge de Regeling identificatie en registratie van dieren

Artikel 18

Indien op grond van artikel 26, vijfde lid, onder d, van de Regeling identificatie en registratie van dieren een onderzoek wordt ingesteld naar stoffen waarvan de toediening is verboden, of waarvan de aanwezigheid een bij Europese of nationale maatregel vastgestelde maximumhoeveelheid overschrijdt, is een retributie ter hoogte van de werkelijke kosten van het laboratoriumonderzoek, bedoeld in artikel 31, verschuldigd.

§ 3

Officiële controles in het kader van het slachten van buffels, rendieren, kangoeroes, in gedomesticeerde staat gehouden damherten en edelherten en overig gekweekt wild, met uitzondering van gekweekte loopvogels en lagomorfen

Artikel 19

Deze paragraaf is van toepassing op de officiële controles in het kader van het slachten van de volgende dieren: buffels, rendieren, kangoeroes, in gedomesticeerde staat gehouden edelherten en damherten en overig gekweekt wild, met uitzondering van gekweekte loopvogels en lagomorfen.

Artikel 20

Voor de controles, bedoeld in de artikelen 4, tweede lid, en 5, eerste lid, van verordening (EG) nr. 854/2004, binnen openingstijd ter zake van het slachten van de in artikel 19 genoemde dieren, verricht door een officiële dierenarts of een officiële assistent, is de aanbieder een retributie verschuldigd, bestaande uit:

a. een aanvraagtarief van € 12,55,

b. een starttarief van € 43,85, en

c. een bedrag van € 25,42 per kwartier dat door een officiële dierenarts of een officiële assistent aan de werkzaamheden is besteed.

§ 4

Officiële controles in het kader van het slachten van pluimvee en loopvogels en klein wild

Artikel 21

Voor de controles, bedoeld in artikel 4, tweede lid, en 5, eerste lid, van verordening (EG) nr. 854/2004, binnen openingstijd ter zake van het slachten van pluimvee of loopvogels (Ratites) of klein wild, is de aanbieder een retributie verschuldigd, bestaande uit:

a. een aanvraagtarief van € 12,55,

b. een starttarief van € 59,75, en

c. een bedrag van € 22,37 per kwartier dat door een officiële dierenarts of een officiële assistent aan de werkzaamheden is besteed.

Artikel 22

In afwijking van artikel 21 is de aanbieder voor de controles, bedoeld in artikel 21, binnen openingstijd terzake van het slachten van pluimvee of loopvogels (Ratites) of klein wild, in een slachthuis dat niet meer behandelt dan 10 GVE per week met een maximum van 125 GVE per kwartaal, een retributie verschuldigd, bestaande uit:

a. een aanvraagtarief van € 12,55,

b. een starttarief van € 35,70 en

c. een bedrag van € 22,37 per kwartier dat door een officiële dierenarts of een officiële assistent aan de werkzaamheden is besteed.

§ 5

Officiële controles in het kader van het slachten van grof vrij wild

Artikel 23

Voor de controles, bedoeld in de artikelen 4, tweede lid, en 5, eerste lid, van verordening (EG) nr. 854/2004, binnen openingstijd ter zake van het slachten van grof vrij wild is de aanbieder een retributie verschuldigd bestaande uit:

a. een aanvraagtarief van € 12,55,

b. een starttarief van € 43,85, en

c. een bedrag van € 25,42 per kwartier dat door een officiële dierenarts of een officiële assistent aan de werkzaamheden is besteed.

Artikel 24

In afwijking van artikel 23 is de aanbieder voor de controles, bedoeld in artikel 23, binnen openingstijd terzake van het slachten van grof vrij wild, in een slachthuis dat niet meer behandelt dan 10 GVE per week met een maximum van 125 GVE per kwartaal, een retributie verschuldigd, bestaande uit:

a. een aanvraagtarief van € 12,55,

b. een starttarief van € 31,25 en

c. een bedrag van € 25,42 per kwartier dat door een officiële dierenarts of een officiële assistent aan de werkzaamheden is besteed.

§ 6

Controles ter opsporing van niet toegestane stoffen of producten en controles op gereglementeerde stoffen

Artikel 25

1. Naast de retributies, bedoeld in de artikelen 15, 16, 17, 20, 21, 22, 23 onderscheidenlijk 24, is de aanbieder, bedoeld in deze artikelen, een retributie verschuldigd van € 1,35 per ton geslacht gewicht voor de controles in het kader van het Nationaal Plan Residuen uit hoofde van artikel 5 van richtlijn nr. 96/23/EG.

2. Voor de toepassing van het eerste lid, geldt het geslacht gewicht per dier, genoemd in bijlage III.

Artikel 26

1. Indien in het kader van de in de artikelen 15, 16, 17, 20, 21, 22, 23, en 24 bedoelde werkzaamheden laboratoriumonderzoek noodzakelijk is om:

a. zoönoses en zoönoseverwekkers op te sporen;

b. overdraagbare spongiforme encefalopathieën (TSE) overeenkomstig verordening (EG) nr. 999/2001 vast te stellen;

c. niet toegestane stoffen of producten of producten op te sporen en op gereglementeerde stoffen te controleren, buiten het kader van het Nationaal Plan Residuen zoals bedoeld in richtlijn nr. 96/23/EG; of

d. ziekten op te sporen die voorkomen op de lijsten met dierziekten van het Office International des Epizoöties (OIE),

een en ander als bedoeld in bijlage I, sectie I, hoofdstuk II, onderdeel F, onder 1, bij verordening (EG) nr. 854/2004, is de aanbieder, naast de retributie die hij ingevolge het toepasselijke in de aanhef bedoelde artikel verschuldigd is, een retributie verschuldigd ter hoogte van de werkelijke kosten van het laboratoriumonderzoek, bedoeld in artikel 31.

2. Indien het in het eerste lid, onderdeel c, bedoelde laboratoriumonderzoek wordt uitgevoerd op de monsters van landbouwhuisdieren als bedoeld in de Regeling verbod handel met bepaalde stoffen behandelde dieren en producten, of van de van deze dieren afkomstige producten, en deze landbouwhuisdieren afkomstig zijn van een bedrijf dat overeenkomstig artikel 4 van die regeling onder officieel toezicht is geplaatst, is uitsluitend de exploitant van het betreffende bedrijf waarvan de dieren afkomstig zijn, de in het eerste lid bedoelde retributie verschuldigd.

§ 7

Herkeuring

Artikel 27

1. De aanvrager van een herkeuring, bedoeld in artikel 10 van de Regeling vleeskeuring, is een retributie van € 259,76 verschuldigd.

2. Indien in het kader van de in het eerste lid bedoelde werkzaamheden laboratoriumonderzoek noodzakelijk is, is naast de ingevolge het eerste lid verschuldigde retributie, een retributie ter hoogte van de werkelijke kosten van het laboratoriumonderzoek, bedoeld in artikel 31, verschuldigd.

3. De in het eerste lid bedoelde retributie wordt betaald aan de regiodirecteur van de regio waar de herkeuring is aangevraagd voordat met de herkeuring wordt begonnen en wordt, indien de oorspronkelijke keuringsbeslissing niet in stand wordt gelaten, zo spoedig mogelijk na afloop van de herkeuring door de VWA terugbetaald.

§ 8

Specifieke maatregelen officiële dierenarts

Artikel 28

Bij toepassing van de maatregelen, bedoeld in sectie II, hoofdstuk II, punt 5, van bijlage I bij verordening (EG) nr. 854/2004, is de exploitant van het levensmiddelenbedrijf onderscheidenlijk de betrokkene, bedoeld in die bepaling van die bijlage, een retributie verschuldigd, bestaande uit:

a. een starttarief van € 97,98, en

b. een bedrag van € 26,67 per kwartier dat door een officiële dierenarts of een officiële assistent aan de werkzaamheden is besteed.

Hoofdstuk 6

Uitsnijderijen, koel- en vrieshuizen en slachthuizen voor de slacht van lagomorfen

Artikel 29

1. Voor de door de VWA vooraf aangekondigde en vastgelegde periodieke controles als bedoeld in artikel 4, tweede lid, van verordening (EG) nr. 854/2004 in een uitsnijderij of een koel- of vrieshuis, voor zover de Regeling vleeskeuring hierop van toepassing is, is de eigenaar, het hoofd of de bestuurder van de uitsnijderij onderscheidenlijk het koel- of vrieshuis een retributie verschuldigd, bestaande uit:

a. een starttarief van € 97,98, en

b. een bedrag van € 26,67 per kwartier dat door een officiële dierenarts of een officiële assistent aan de werkzaamheden is besteed.

2. Voor de door de VWA vooraf aangekondigde en vastgelegde periodieke controles, als bedoeld in artikel 4, tweede lid, van verordening (EG) nr. 854/2004, in een slachthuis dat op grond van artikel 4 van verordening (EG) nr. 853/2004 is erkend voor het slachten van lagomorfen, voor zover de Regeling vleeskeuring hierop van toepassing is, is de eigenaar, het hoofd of de bestuurder van het slachthuis een retributie verschuldigd, bestaande uit:

a. een starttarief van € 97,98, en

b. een bedrag van € 26,67 per kwartier dat door een officiële dierenarts of een officiële assistent aan de werkzaamheden is besteed.

Hoofdstuk 7

Controles verzamelcentra

Artikel 30

Voor de controlewerkzaamheden, bedoeld in artikel 18, tweede lid, van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, is de aanbieder een retributie verschuldigd, bestaande uit:

a. een starttarief van € 97,98, en

b. een bedrag van € 26,67 per kwartier dat door een officiële dierenarts of een officiële assistent aan de werkzaamheden is besteed.

Hoofdstuk 8

Laboratoriumonderzoeken

Artikel 31

1. Voor zover laboratoriumonderzoeken zijn verricht van chemische en microbiologische monsters die zijn genomen in het kader van werkzaamheden als bedoeld in de onderhavige regeling, is de aanbieder, naast de retributies die ter zake van de betreffende werkzaamheden zijn verschuldigd, een retributie voor deze laboratoriumonderzoeken verschuldigd.

2. De in het eerste lid bedoelde retributie bedraagt de door de Minister te berekenen werkelijke kosten verbonden aan de onderzoeken, waaronder in elk geval zijn begrepen de kosten voor het verbruik van chemicaliën, hulpmiddelen en materialen, alsmede personeelskosten en huisvestingskosten.

Hoofdstuk 9

Behandeling aanvragen en afgifte erkenningen

§ 1

Aanvraag erkenning laboratoria

Artikel 32

1. Degene die een aanvraag indient voor een erkenning als bedoeld in artikel 3 van de Regeling erkenning en aanwijzing veterinaire laboratoria, is voor de behandeling van de aanvraag een vergoeding verschuldigd.

2. De in het eerste lid bedoelde vergoeding bedraagt per erkenning € 1070,28.

3. Voor zover voor de erkenning van een laboratorium een audit als bedoeld in artikel 7 van de Regeling erkenning en aanwijzing veterinaire laboratoria wordt verricht, wordt de vergoeding, bedoeld in het tweede lid, per erkenning vermeerderd met een bedrag van € 133,70 per uur dat aan de audit door het CIDC-Lelystad is besteed tot een maximum van € 2.139,14 per audit per erkenning.

4. In afwijking van het tweede lid bedraagt de vergoeding voor een erkenning voor een testmethode als bedoeld in de bijlage, onder 1, bij de Regeling erkenning en aanwijzing veterinaire laboratoria, per laboratorium:

a. voor een eerste erkenning € 10.710,00 per aanvraag, en

b. voor een tweede of volgende erkenning € 5.355,00 per aanvraag.

Artikel 33

1. De houder van een erkenning als bedoeld in artikel 3 van de Regeling erkenning en aanwijzing veterinaire laboratoria is een vergoeding verschuldigd voor werkzaamheden die ten behoeve van de instandhouding van de erkenning zijn verricht, waaronder begrepen de werkzaamheden van het CIDC-Lelystad, bedoeld in artikel 15 van de Regeling erkenning en aanwijzing veterinaire laboratoria.

2. De houder van een erkenning als bedoeld in artikel 3 van de Regeling erkenning en aanwijzing veterinaire laboratoria voor een testmethode als bedoeld in de bijlage, onder 1, bij die regeling is een vergoeding verschuldigd voor werkzaamheden die ten behoeve van de instandhouding van die erkenning zijn verricht, waaronder begrepen de werkzaamheden van het CIDC-Lelystad, bedoeld in de artikelen 15 en 16 van de Regeling erkenning en aanwijzing veterinaire laboratoria.

3. De in het eerste lid bedoelde vergoeding bestaat per erkenning uit een bedrag van:

a. € 133,70 per uur per uitgevoerde audit met een maximum van € 2.139,14 per uitgevoerde audit en, indien artikel 15, derde lid, van de Regeling erkenning en aanwijzing veterinaire laboratoria van toepassing is, een maximum van € 5.347,86 per vier gecombineerde audits;

b. € 643,50 per ringtest;

c. € 12,85 per ml per intern controle monster.

4. Indien aanvullend onderzoek nodig is wordt de vergoeding, bedoeld in het derde lid, vermeerderd met een bedrag van € 133,70 per uur dat aan het aanvullend onderzoek wordt besteed.

5. De in het tweede lid bedoelde vergoeding bestaat uit een bedrag van:

a. € 577,00 per uitgevoerde audit door het CIDC-Lelystad, vermeerderd met

b. € 0,54 per door het erkend laboratorium uitgevoerde BSE-test voor de in het tweede lid bedoelde werkzaamheden van het CIDC-Lelystad.

§ 2

Behandeling aanvragen en onderhoud van erkenningen, registraties, vergunningen, aanwijzingen en toelatingen

Artikel 34

Een retributie bestaande uit:

a. een aanvraagtarief van € 12,55,

b. een starttarief van € 97,98, en

c. een bedrag van € 26,67 per kwartier dat door een officiële dierenarts of een officiële assistent aan de werkzaamheden is besteed,

is verschuldigd door degene die een aanvraag indient:

(i) voor een erkenning als bedoeld in artikel 4 van verordening (EG) nr. 853/2004, voor zover het een levensmiddelenbedrijf betreft waarop de Regeling vleeskeuring van toepassing is;

(ii) voor verlening van een vergunning als bedoeld in artikel 59, vijfde lid, van de Regeling preventie, bestrijding en monitoring van besmettelijke dierziekten en zoönosen en TSE’s;

(iii) voor een toelating, aanwijzing oferkenning als bedoeld in bijlage II bij deze regeling.

Artikel 35

Voor de be- en afhandeling door de VWA van een aanvraag tot vergunning een vervoerder als bedoeld in artikel 10 onderscheidenlijk 11 van verordening (EG) nr. 1/2005, is de aanvrager, dan wel diens vertegenwoordiger, een retributie verschuldigd, bestaande uit een bedrag van € 53,34.

Artikel 36

Een retributie van € 17,70 is verschuldigd door de degene die een aanvraag indient tot een registratie als bedoeld in:

a. voor een registratie als bedoeld in artikel 3.1.2, eerste lid, van de Regeling veterinairrechtelijke voorschriften handel dierlijke producten;

b. de artikelen 2.62, eerste lid, en 8.7, eerste lid, van de Regeling handel levende dieren en levende producten;

c. de artikelen 34, eerste lid, onderdeel d, 35, eerste lid, onderdeel b, 39, vierde lid, onder a, van de Regeling preventie, bestrijding en monitoring van besmettelijke dierziekten en zoönosen en TSE’s;

d. de artikelen 16, vierde lid, onder a, van de Regeling preventie, bestrijding en monitoring van besmettelijke dierziekten en zoönosen en TSE’s;

e. artikel 78, eerste lid, van de Regeling preventie, bestrijding en monitoring van besmettelijke dierziekten en zoönosen en TSE’s;

f. artikel 2.6, zesde lid, van de Regeling tijdelijke maatregelen dierziekten.

Artikel 37

Voor de be- en afhandeling door de VWA van een aanvraag tot toestemming tot het gebruik van dierlijke bijproducten overeenkomstig artikel 23 van verordening (EG) nr. 1774/2002 of voor invoer in Nederland van dierlijke bijproducten en verwerkte producten als bedoeld in artikel 8, tweede lid, van verordening (EG) nr. 1774/2002, is de aanvrager, dan wel diens vertegenwoordiger, een retributie verschuldigd, bestaande uit:

a. een aanvraagtarief van € 12,55,

b. een starttarief van € 97,98, en

c. een bedrag van € 26,67 per kwartier dat door een officiële dierenarts of een officiële assistent aan de be- en afhandeling is besteed.

Artikel 38

Voor de be- en afhandeling van een aanvraag tot registratie als gebruiker van dierlijke bijproducten of als verzamelcentrum als bedoeld in artikel 23, vierde lid, van verordening (EG) nr. 1774/2004, is de gebruiker onderscheidenlijk het verzamelcentrum, dan wel diens vertegenwoordiger, een retributie verschuldigd bestaande uit:

a. een aanvraagtarief van € 12,55,

b. een starttarief van € 97,98, en

c. een bedrag van € 26,67 per kwartier dat door een officiële dierenarts of een officiële assistent aan de be- en afhandeling is besteed.

Artikel 39

Voor de be- en afhandeling van een aanvraag tot erkenning van een bedrijf of installatie als bedoeld in artikel 10, 11, 12, 13, 14, 15 17 of 18 van verordening (EG) nr. 1774/2002, is de exploitant van dat bedrijf of die installatie, dan wel diens vertegenwoordiger, een retributie verschuldigd bestaande uit:

a. een aanvraagtarief van € 12,55,

b. starttarief van € 97,98, en

c. een bedrag van € 26,67 per kwartier dat door een officiële dierenarts of een officiële assistent aan de be- en afhandeling is besteed.

Artikel 40

Voor de be- en afhandeling van een aanvraag tot goedkeuring als handelaar als bedoeld in artikel 13, eerste lid, onder a, van richtlijn nr. 97/78/EG, is de handelaar een retributie verschuldigd bestaande uit:

a. een aanvraagtarief van € 12,55

b. starttarief van € 97,98, en

c. een bedrag van € 26,67 per kwartier dat door een officiële dierenarts of een officiële assistent aan de be- en afhandeling is besteed.

Artikel 41

Voor de be- en afhandeling van een aanvraag tot erkenning van een entrepot als bedoeld in artikel 12, vierde lid, van richtlijn nr. 97/78/EG, is de exploitant of eigenaar van het entrepot, dan wel diens vertegenwoordiger een retributie verschuldigd bestaande uit:

a. een aanvraagtarief van € 12,55,

b. starttarief van € 97,98, en

c. een bedrag van € 26,67 per kwartier dat door een officiële dierenarts of een officiële assistent aan de be- en afhandeling is besteed.

Artikel 42

Voor de be- en afhandeling van een aanvraag tot erkenning van een speciaal entrepot in de haven van bestemming als bedoeld in artikel 13, tweede lid, onder a, van richtlijn nr. 97/78/EG, is de exploitant of eigenaar van het entrepot, dan wel diens vertegenwoordiger een retributie verschuldigd bestaande uit:

a. een aanvraagtarief van € 12,55,

b. starttarief van € 97,98, en

c. een bedrag van € 26,67 per kwartier dat door een officiële dierenarts of een officiële assistent aan de be- en afhandeling is besteed.

Artikel 43

Voor de be- en afhandeling van een aanvraag om te worden voorgedragen voor erkenning door de Europese Commissie als grensinspectiepost, overeenkomstig artikel 6, tweede lid, van richtlijn nr. 97/78/EG en beschikking nr. 2001/812/EG, is de aanvrager een retributie verschuldigd bestaande uit:

a. een aanvraagtarief van € 12,55 en

b. een bedrag van € 21,13 per kwartier dat door een officiële dierenarts of een officiële assistent aan de be- en afhandeling is besteed.

Artikel 44

1. Voor door de VWA vooraf aangekondigde en vastgelegde periodieke controles op de naleving van de eisen verbonden aan de in artikel 34, 37, 38, 39, 40, 41, 42 onderscheidenlijk 43 bedoelde vergunning, toelating, toestemming, aanwijzing, erkenning of registratie ten behoeve van de instandhouding daarvan, is de houder van de vergunning, toelating, aanwijzing, erkenning of registratie een retributie verschuldigd, bestaande uit:

a. een starttarief van € 97,98, en

b. een bedrag van € 26,67 per kwartier dat door een officiële dierenarts of een officiële assistent aan de werkzaamheden is besteed.

2. Voor door de VWA vooraf aangekondigde en vastgelegde periodieke controles op de naleving van de eisen verbonden aan de in artikel 43 bedoelde erkenning ten behoeve van de instandhouding daarvan, is de houder van de erkenning een retributie verschuldigd, bestaande uit een bedrag van € 21,13 per kwartier dat door een officiële dierenarts of een officiële assistent aan de behandeling is besteed.

Artikel 45

Voor zover laboratoriumonderzoek noodzakelijk is voor de door de VWA aangekondigde en vastgelegde periodieke controles op de naleving van de eisen verbonden aan de in artikel 39 bedoelde erkenning ten behoeve van de instandhouding daarvan, is naast de ingevolge artikel 44 verschuldigde retributie, een retributie ten bedrage van de werkelijke kosten van het laboratoriumonderzoek, bedoeld in artikel 31, verschuldigd.

Hoofdstuk 10

Aanvullende officiële controles

Artikel 46

1. Voor een aanvullende officiële controle na vaststelling van niet-naleving, als bedoeld in artikel 28 van verordening (EG) nr. 882/2004, door de VWA onderscheidenlijk de AID, is de exploitant van de onderneming ten aanzien waarvan de aanvullende officiële controle wordt verricht, een bedrag verschuldigd van € 85 per aanvullende officiële controle.

2. Indien de in het eerste lid bedoelde aanvullende officiële controle bestaat uit zowel aanvullende controlewerkzaamheden als aanvullende monstername en laboratoriumonderzoek ten aanzien van deze monsters, is de exploitant van de onderneming ten aanzien waarvan deze aanvullende officiële controle wordt verricht, een bedrag verschuldigd van € 225 per aanvullende officiële controle.

3. Indien de in het eerste lid bedoelde aanvullende officiële controle door de VWA onderscheidenlijk de AID enkel bestaat uit aanvullende monstername en laboratoriumonderzoek, is de exploitant van de onderneming ten aanzien waarvan deze aanvullende officiële controle wordt verricht, een bedrag verschuldigd van € 165 per aanvullende officiële controle.

4. Indien de in het eerste lid bedoelde aanvullende officiële controle door de VWA onderscheidenlijk de AID enkel bestaat uit aanvullende monstername en laboratoriumonderzoek ter opsporing van verboden middelen met een anabole werking om de groei te bevorderen, is de exploitant van de onderneming ten aanzien waarvan deze aanvullende officiële controle wordt verricht, in afwijking van het derde lid, een bedrag verschuldigd ter hoogte van de werkelijke kosten van het desbetreffende laboratoriumonderzoek.

5. Indien de in het eerste lid bedoelde aanvullende officiële controle bestaat uit zowel aanvullende controlewerkzaamheden als de in het vierde lid bedoelde monstername en laboratoriumonderzoek, is de exploitant van de onderneming ten aanzien waarvan deze aanvullende officiële controle wordt verricht, een bedrag verschuldigd van € 85 vermeerderd met de werkelijke kosten van het in het vierde lid bedoelde laboratoriumonderzoek.

Hoofdstuk 11

Overige extra retributies

Artikel 47

1. Indien de werkzaamheden bedoeld in artikel 3, tweede lid, 5, 6, tweede lid, 8, 9, 10, 12, 14, 15, 20, 21, 22, 23 onderscheidenlijk 24 , later zijn aangemeld dan op het van toepassing zijnde tijdstip genoemd in artikel 55, eerste, tweede, onderscheidenlijk derde lid, en de aanbieder overeenkomstig artikel 55, vijfde lid, ten genoegen van de VWA heeft aangetoond dat de te late aanmelding is veroorzaakt door omstandigheden die redelijkerwijs niet voor rekening of risico van de aanbieder komen, is de aanbieder een retributie verschuldigd naast de ingevolge het desbetreffende artikel verschuldigde retributies, bestaande uit een bedrag van 30% van het in het desbetreffende artikel genoemde bedrag per kwartier, per kwartier dat de te laat aangemelde werkzaamheden duren.

2. Indien de werkzaamheden bedoeld in artikel 17 later zijn aangemeld dan op het van toepassing zijnde tijdstip genoemd in artikel 55, eerste, onderscheidenlijk derde lid, en de aanbieder overeenkomstig artikel 55, vijfde lid, ten genoegen van de VWA heeft aangetoond dat de te late aanmelding is veroorzaakt door omstandigheden die redelijkerwijs niet voor rekening of risico van de aanbieder komen, is de aanbieder een retributie verschuldigd naast de ingevolge het desbetreffende artikel verschuldigde retributies, bestaande uit het in het desbetreffende artikel genoemde starttarief en een bedrag van € 12,55.

3. Indien de werkzaamheden bedoeld in artikel 3, eerste, derde onderscheidenlijk vierde lid, onderscheidenlijk artikel 6, eerste, derde onderscheidenlijk vierde lid, later zijn aangemeld dan op het van toepassing zijnde tijdstip genoemd in artikel 55, eerste, tweede, onderscheidenlijk derde lid, en de aanbieder overeenkomstig artikel 55, vijfde lid, ten genoegen van de VWA heeft aangetoond dat de te late aanmelding is veroorzaakt door omstandigheden die redelijkerwijs niet voor rekening of risico van de aanbieder komen, is de aanbieder een retributie verschuldigd naast de ingevolge het desbetreffende artikel verschuldigde retributies, bestaande uit een bedrag van € 7,44 per kwartier dat de te laat aangemelde werkzaamheden duren.

4. Indien de werkzaamheden bedoeld in artikel 3, tweede lid, 5, 6, tweede lid, 8, 9, 10, 12, 14, 15, 17, 20, 21, 22, 23 onderscheidenlijk 24, naar het oordeel van de aanwezige medewerker van de VWA meer tijd in beslag nemen dan is aangemeld op grond van artikel 56, eerste lid, onderdelen c en d, en de aanbieder overeenkomstig artikel 55, vijfde lid, ten genoegen van de VWA heeft aangetoond dat dit is veroorzaakt door omstandigheden die redelijkerwijs niet voor rekening of risico van de aanbieder komen,is de aanbieder een retributie verschuldigd naast de ingevolge het desbetreffende artikel verschuldigde retributies, bestaande uit:

a. een bedrag van € 12,55;

b. een starttarief dat gelijk is aan het starttarief in het desbetreffende artikel, en

c. 30% van het in het desbetreffende artikel genoemde bedrag per kwartier, per kwartier dat de werkzaamheden langer duren dan is aangemeld

5. Indien de werkzaamheden bedoeld in artikel 3, eerste, derde onderscheidenlijk vierde lid, onderscheidenlijk artikel 6, eerste, derde onderscheidenlijk vierde lid, naar het oordeel van de aanwezige medewerker van de VWA meer tijd in beslag nemen dan is aangemeld op grond van artikel 56, eerste lid, onderdelen c en d, is de aanbieder een retributie verschuldigd naast de ingevolge het desbetreffende artikel verschuldigde retributies, bestaande uit een bedrag van € 7,44 per kwartier dat de werkzaamheden langer duren dan is aangemeld.

Artikel 48

1. Naast de retributie bedoeld in artikel 3, tweede lid, 5, 6, tweede lid, 8, 9, 10, 12, 14, 15, 20, 21, 22, 23, onderscheidenlijk 24is de aanbieder een retributie verschuldigd van 30% van het in het desbetreffende artikel genoemde bedrag per kwartier, per kwartier dat de in het desbetreffende artikel bedoelde werkzaamheden plaatsvinden buiten openingstijd.

2. Naast de retributie bedoeld in artikel 17, is de aanbieder een retributie verschuldigd van € 33,05 per kwartier dat de in artikel 17 bedoelde werkzaamheden plaatsvinden buiten openingstijd.

3. Naast de retributie bedoeld in artikel 3, eerste, derde onderscheidenlijk vierde lid, onderscheidenlijk artikel 6, eerste, derde onderscheidenlijk vierde lid, is de aanbieder een retributie verschuldigd van € 7,44 per kwartier dat de in artikel 3 en artikel 6 bedoelde werkzaamheden plaatsvinden buiten openingstijd.

Artikel 49

1. De aanbieder is naast de ingevolge artikel 5, 7, 8, 9, 10, 12, 14, 15, 17, 20, 21, 22, 23 onderscheidenlijk 24, verschuldigde retributie een retributie verschuldigd voor zover door omstandigheden buiten toedoen van de met de werkzaamheden belaste persoon of personen, de in het desbetreffende artikel bedoelde werkzaamheden worden onderbroken of uitgesteld, onderscheidenlijk geheel of gedeeltelijk niet plaatsvinden, bestaande uit een bedrag, dat gelijk is aan het in het desbetreffende artikel bedoelde bedrag per kwartier,

a. per kwartier dat de onderbreking onderscheidenlijk het uitstel voor de met de werkzaamheden belaste persoon heeft geduurd, onderscheidenlijk

b. per kwartier dat de werkzaamheden zouden hebben geduurd indien zij zouden zijn verricht door de persoon die met de desbetreffende werkzaamheden naar het oordeel van de Minister, blijkens de melding, bedoeld in artikel 55, zou zijn belast.

2. De aanbieder is naast de ingevolge artikel 3, eerste onderscheidenlijk derde lid, onderscheidenlijk artikel 6, eerste, lid, verschuldigde retributie een retributie verschuldigd voor zover door omstandigheden buiten toedoen van de met de werkzaamheden belaste persoon of personen, de in het desbetreffende artikel bedoelde werkzaamheden worden onderbroken of uitgesteld, onderscheidenlijk geheel of gedeeltelijk niet plaatsvinden, bestaande uit een bedrag van € 57,30.

3. De aanbieder is naast de ingevolge 3, vierde lid, onderscheidenlijk artikel 6, derde onderscheidenlijk vierde lid, verschuldigde retributie een retributie verschuldigd voor zover door omstandigheden buiten toedoen van de met de werkzaamheden belaste persoon of personen, de in het desbetreffende artikel bedoelde werkzaamheden worden onderbroken of uitgesteld, onderscheidenlijk geheel of gedeeltelijk niet plaatsvinden, bestaande uit een bedrag van € 30,00.

Artikel 50

1. De aanbieder is naast de ingevolge artikel 16 verschuldigde retributie een retributie verschuldigd voor zover door omstandigheden buiten toedoen van de met de werkzaamheden belaste persoon of personen, de in dat artikel bedoelde werkzaamheden worden onderbroken of uitgesteld, onderscheidenlijk geheel of gedeeltelijk niet plaatsvinden, bestaande uit een bedrag, dat gelijk is aan het in artikel 16 bedoelde van toepassing zijnde bedrag per kwartier,

a. per kwartier dat de onderbreking onderscheidenlijk het uitstel voor de met de werkzaamheden belaste persoon heeft geduurd, onderscheidenlijk

b. per kwartier dat de werkzaamheden zouden hebben geduurd indien zij zouden zijn verricht door de persoon die met de desbetreffende werkzaamheden zou zijn belast.

2. Naast de retributie bedoeld in artikel 16, is de aanbieder voor de in dat artikel bedoelde werkzaamheden een retributie verschuldigd van € 13,07, per kwartier dat door de officiële assistent, bedoeld in dat artikel, aan deze werkzaamheden is besteed nadat de duur waarvoor de werkzaamheden zijn aangevraagd overeenkomstig artikel 55, met meer dan een kwartier is overschreden.

3. Naast de retributie bedoeld in artikel 16, is de aanbieder voor de in dat artikel bedoelde werkzaamheden die plaatsvinden buiten openingstijden een retributie verschuldigd van:

a. indien deze werkzaamheden plaatsvinden op werkdagen tussen 18.00 en 22.00 uur: € 1,44 per kwartier dat door de officiële assistent, bedoeld in artikel 16, aan deze werkzaamheden is besteed;

b. indien deze werkzaamheden plaatsvinden op werkdagen tussen 22.00 en 0.00 uur: € 2,88 per kwartier dat door de officiële assistent, bedoeld in artikel 16, aan deze werkzaamheden is besteed;

c. indien deze werkzaamheden plaatsvinden op werkdagen tussen 0.00 en 06.00 uur: € 2,88 per kwartier dat door de officiële assistent, bedoeld in artikel 16, aan deze werkzaamheden is besteed.

4. Naast de retributie, bedoeld in artikel 16, is de aanbieder een retributie verschuldigd bestaande uit een bedrag van € 5,04 per kwartier dat door de officiële assistent, bedoeld in artikel 16, aan de in dat artikel bedoelde post mortem keuringswerkzaamheden is besteed, indien deze werkzaamheden op verzoek van de aanbieder op een zaterdag of zondag plaatsvinden.

5. Naast de retributie, bedoeld in artikel 16, is de aanbieder een retributie verschuldigd bestaande uit een bedrag van € 7,21 per kwartier dat door de officiële assistent, bedoeld in artikel 16, aan de in dat artikel bedoelde post mortem keuringswerkzaamheden is besteed, indien deze werkzaamheden op verzoek van de aanbieder op een algemeen erkende feestdag plaatsvinden.

6. Voor de toepassing van het derde lid wordt onder openingstijd verstaan: periode van maandag tot en met vrijdag, met uitzondering van algemeen erkende feestdagen, van 06.00 uur tot 18.00 uur.

Hoofdstuk 12

Retribuering aanvraag- en starttarieven

Artikel 51

1. Indien op grond van deze regeling een starttarief verschuldigd is, wordt deze in rekening gebracht ten aanzien van werkzaamheden die door iedere aanwezige medewerker van de VWA op één dag, in één aaneengesloten periode, reguliere pauzes daaronder begrepen, voor één aanbieder op één plaats worden verricht.

2. In afwijking van het eerste lid, wordt, indien op grond van artikel 16 een starttarief verschuldigd is, dit starttarief in rekening gebracht ten aanzien van werkzaamheden die op één dag, in één aaneengesloten periode, reguliere pauzes daaronder begrepen, voor één aanbieder op één plaats worden verricht.

3. Indien op grond van deze regeling een aanvraagtarief verschuldigd is, wordt deze ten aanzien van werkzaamheden die voor één aanbieder op één plaats worden verricht, in rekening gebracht per keer dat deze werkzaamheden worden afgemeld of gewijzigd uiterlijk 07:00 uur op de dag voorafgaand aan de dag waarop de werkzaamheden zouden plaatsvinden.

4. In afwijking van het derde lid, wordt het in het derde lid bedoelde aanvraagtarief ten aanzien van werkzaamheden, bedoeld in de artikelen 3, 5, 6, 7 en 8, die voor één aanbieder op één plaats worden verricht, in rekening gebracht per keer dat deze werkzaamheden worden afgemeld of gewijzigd uiterlijk 14:00 uur op de dag voorafgaand aan de dag waarop de werkzaamheden zouden plaatsvinden.

Artikel 52

Indien een aanbieder door middel van één melding overeenkomstig artikel 55 meerdere werkzaamheden meldt die hij binnen de periode te rekenen vanaf de melding tot het einde van het kalenderjaar wenst te laten verrichten, wordt de aanbieder ten aanzien van deze werkzaamheden slechts eenmaal het aanvraagtarief in rekening gebracht dat hij op grond van deze regeling voor de gemelde werkzaamheden verschuldigd is.

Artikel 53

1. Indien één aanvraag, voor het verrichten van werkzaamheden op één dag, wordt ingediend overeenkomstig artikel 55, ten behoeve van meerdere aanbieders, actief op verschillende locaties of actief op eenzelfde locatie, binnen een aaneengesloten periode, reguliere pauzes daaronder begrepen, en de werkzaamheden worden door een zelfde officiële dierenarts of een zelfde officiële assistent dienovereenkomstig verricht, wordt uitsluitend aan de aanbieder die de werkzaamheden heeft aangevraagd, in rekening gebracht:

a. in afwijking van artikel 51 eenmaal het aanvraagtarief dat voor de desbetreffende werkzaamheden op grond van deze regeling is verschuldigd,

b. in afwijking van artikel 51 eenmaal het starttarief dat voor de desbetreffende werkzaamheden op grond van deze regeling is verschuldigd,

c. het bedrag per kwartier dat voor de desbetreffende werkzaamheden op grond van deze regeling is verschuldigd, en

d. de reistijd naar de volgende locatie.

2. Voor de reistijd, bedoeld in het eerste lid, onderdeel d, wordt per 15 minuten het bedrag in rekening gebracht dat op grond van deze regeling is verschuldigd voor de desbetreffende werkzaamheden, die plaatsvinden op de locatie van bestemming.

3. Indien de in het eerste lid bedoelde aanbieder die de werkzaamheden heeft aangevraagd, een slachthuis is dat niet meer behandelt dan 10 GVE per week met een maximum van 125 GVE per kwartaal, wordt het slachthuis voor de in het eerste lid bedoelde werkzaamheden, in afwijking van het eerste lid en in afwijking van artikel 51, een retributie in rekening gebracht die gelijk is aan de in artikel 15 bedoelde retributie.

4. Indien voor de in het eerste lid bedoelde werkzaamheden verschillende starttarieven zijn verschuldigd op grond van deze regeling, wordt in het in het eerste lid bedoelde geval bij de aanbieder die de werkzaamheden heeft aangevraagd, het hoogste starttarief in rekening gebracht dat op grond van deze regeling verschuldigd is voor de werkzaamheden.

Artikel 54

1. Indien op één locatie, op één dag, binnen een aaneengesloten periode, reguliere pauzes daaronder begrepen, verschillende soorten werkzaamheden ten behoeve van één aanbieder worden verricht door een zelfde officiële dierenarts of een zelfde officiële assistent en voor deze werkzaamheden op grond van deze regeling aanvraagtarieven en starttarieven zijn verschuldigd, wordt de aanbieder, in afwijking van artikel 51, slechts eenmaal het aanvraagtarief en het starttarief in rekening gebracht.

2. Indien voor de in het eerste lid bedoelde soorten werkzaamheden die ten behoeve van de aanbieder worden verricht, onderling verschillende starttarieven zijn verschuldigd op grond van deze regeling, wordt in het in het eerste lid bedoelde geval het hoogste starttarief in rekening gebracht dat op grond van deze regeling verschuldigd is voor de werkzaamheden

Hoofdstuk 13

Overige bepalingen

Artikel 55

1. De aanbieder meldt de werkzaamheden die hij door de officiële dierenartsen of officiële assistenten wenst te laten verrichten, schriftelijk bij de VWA, uiterlijk vóór 07:00 uur op de werkdag voorafgaand aan de dag van de voorgenomen uitvoering van de werkzaamheden zoals deze zijn aangemeld.

2. In afwijking van het eerste lid, meldt de aanbieder de werkzaamheden, bedoeld in de artikelen 3, 4, 5, 6, 7 en 8, die hij door de officiële dierenartsen of officiële assistenten wenst te laten verrichten, schriftelijk bij de VWA, uiterlijk vóór 14:00 uur op de werkdag voorafgaand aan de dag van de voorgenomen uitvoering van de werkzaamheden zoals deze zijn aangemeld.

3. In afwijking van het eerste en tweede lid, meldt de aanbieder de werkzaamheden die hij door de officiële dierenartsen of officiële assistenten op een zaterdag, zondag, algemeen erkende feestdag, onderscheidenlijk op een werkdag tussen 18.00 uur en 06.00 uur wenst te laten verrichten, schriftelijk bij de VWA, uiterlijk zes weken vóór de werkdag voorafgaand aan de dag van de voorgenomen uitvoering van de werkzaamheden zoals deze zijn aangemeld.

4. Indien de in het eerste, tweede onderscheidenlijk derde lid bedoelde werkzaamheden later zijn aangemeld dan op de werkdag en het tijdstip, bedoeld in het eerste, tweede onderscheidenlijk derde lid, zullen de aangevraagde werkzaamheden niet worden uitgevoerd op de daartoe aangevraagde dag, en dient de aanbieder voor de uitvoering van die werkzaamheden een nieuwe aanvraag in te dienen.

5. Het vierde lid is niet van toepassing, indien de aanbieder die de werkzaamheden later heeft aangemeld dan op de werkdag en het tijdstip, bedoeld in het eerste tweede onderscheidenlijk derde lid, ten genoegen van de VWA aantoont dat de te late aanmelding is veroorzaakt door omstandigheden die redelijkerwijs niet voor rekening of risico van de aanbieder komen.

Artikel 56

1. De melding, bedoeld in artikel 55, eerste, tweede onderscheidenlijk derde lid, omvat ten minste:

a. de soorten te verrichten bedrijfsactiviteiten;

b. de soorten en hoeveelheden van de goederen;

c. de datum en het tijdstip waarop de bedrijfsactiviteiten naar verwachting zullen aanvangen;

d. de datum en het tijdstip waarop de bedrijfsactiviteiten naar verwachting zullen eindigen, en

e. de locatie(s) waarop de bedrijfsactiviteiten dienen plaats te vinden.

2. Indien de datum of het tijdstip van aanvang of beëindiging van de werkzaamheden afwijkt van de datum of het tijdstip volgens de melding, artikel 55, eerste, tweede onderscheidenlijk derde lid, wordt degene die de melding heeft verricht, hiervan door de VWA in kennis gesteld.

3. Indien gemelde werkzaamheden niet zullen plaatsvinden, worden uitgesteld of wijziging ondergaan als gevolg van niet aan de VWA te wijten oorzaken of omstandigheden, wordt dit door degene die de melding heeft verricht, schriftelijk aan de VWA bericht:

a. indien het de melding, bedoeld in artikel 55, eerste lid, betreft: uiterlijk om 07:00 uur op de werkdag, voorafgaande aan de dag waarop de activiteiten plaatsvinden dan wel zouden hebben plaatsgevonden, onderscheidenlijk

b. indien het de melding, bedoeld in artikel 55, tweede lid, betreft: uiterlijk om 14.00 uur op de werkdag, voorafgaande aan de dag waarop de activiteiten plaatsvinden dan wel zouden hebben plaatsgevonden, onderscheidenlijk

c. indien het de melding, bedoeld in artikel 55, derde lid, betreft: uiterlijk vier weken voorafgaande aan de dag waarop de activiteiten plaatsvinden dan wel zouden hebben plaatsgevonden.

4. Indien werkzaamheden als bedoeld in artikel 9 overeenkomstig artikel 55, eerste lid, zijn gemeld en op een maandag zouden moeten worden verricht, en deze werkzaamheden niet zullen plaatsvinden, worden uitgesteld of wijziging ondergaan, wordt dit, in afwijking van het derde lid, onderdeel a, uiterlijk 12.00 uur op vrijdag voorafgaand aan de maandag waarop de werkzaamheden zouden worden verricht schriftelijk aan de VWA bericht.

5. Indien de dag of het tijdstip van de voorgenomen uitvoering van werkzaamheden, die overeenkomstig artikel 55 zijn aangemeld, wijzigt door toedoen van de VWA en aldus afwijkt van de datum of tijdstip van uitvoering volgens deze melding, wordt dit door de VWA na afronding van de planning aan de aanvrager van de werkzaamheden bericht. Indien de aanvrager dientengevolge besluit de aangevraagde werkzaamheden niet of niet geheel te laten plaatsvinden, wordt dit, in afwijking van het derde lid, aan de VWA bericht, uiterlijk om 15.00 uur van de dag voorafgaande aan de dag waarop de activiteiten plaatsvinden dan wel zouden hebben plaatsgevonden.

Artikel 57

Betalingsplichtigen verstrekken aan ambtenaren van de VWA, de AID en de departementale accountantsdienst van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, op verzoek, terstond en naar waarheid, alle inlichtingen die naar hun oordeel voor de uitvoering van deze regeling noodzakelijk zijn.

Hoofdstuk 14

Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 58

Op een zekerheid, die op grond van artikel 3, eerste lid, van de Regeling zekerheidsstelling en betaling VWA-keurlonen ter voldoening van een retributie als bedoeld in de Regeling retributies VWA veterinaire en hygiënische aangelegenheden werd gesteld vóór de inwerkingtreding van deze regeling, blijft de Regeling zekerheidsstelling en betaling VWA-keurlonen zoals deze na inwerkingtreding van deze regeling luidt, onverkort van toepassing.

Artikel 59

De regeling Retributies VWA veterinaire en hygiënische aangelegenheden1 wordt ingetrokken.

Artikel 60

In artikel 2 van de Regeling zekerheidsstelling en betaling VWA-keurlonen2 wordt ‘verschuldigd ingevolge de Regeling Diervoeders of de Regeling retributies VWA veterinaire en hygiënische aangelegenheden’ vervangen door: verschuldigd aan de VWA ingevolge de Regeling Diervoeders of de Regeling retributies veterinaire en hygiënische aangelegenheden.

Artikel 61

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling retributies veterinaire en hygiënische aangelegenheden.

Artikel 62

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 maart 2008.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, G. Verburg.

Bijlage I

Voor de berekening van het aantal GVE worden de volgende omrekeningscoëfficiënten gebruikt:

Diersoort

GVE

Runderen en gedomesticeerde wilde soortgenoten

 

volwassen runderen en eenhoevigen

1

  

Varkens en gedomesticeerde wilde soortgenoten

 

varkens meer dan 100 kg levend gewicht

0,2

andere varkens

0,15

  

Andere diersoorten en gedomesticeerde wilde soortgenoten

 

schapen en geiten, alsmede gedomesticeerde damherten en edelherten

0,1

andere runderen

0,5

lammeren, jonge geiten en biggen van minder dan 15 kg levend gewicht

0,05

loopvogels

0,1

Grof vrij wild

0,1

Pluimvee, lagomorfen en klein vrij wild

0,007

Bijlage II behorende bij artikel 34, onder (iv)

1. De in artikel 34, onder (iv), bedoelde toelating is een toelating als bedoeld in artikel 2.64, eerste lid, van de Regeling handel levende dieren en levende producten.

2. De in artikel 34, onder (iv), bedoelde aanwijzing is een aanwijzing als bedoeld in artikel 44, vierde lid, van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren.

3. De in artikel 34, onder (iv), bedoelde erkenning is een erkenning als bedoeld in:

a. de artikelen 2.50a, eerste lid, 2.50b, 2.63, 3.15, eerste en tweede lid, 4.10, 6.8, eerste lid, 7.9, 8.6, eerste lid, 8.6a, eerste lid, 8.14, eerste lid, 9.10, eerste lid, 9.10a, eerste lid, 9.11, eerste lid, 10.9, eerste lid, 10.10, eerste lid, en 10.11 van de Regeling handel levende dieren en levende producten;

b. de artikelen 21, eerste lid, 30 en 40 van de Regeling preventie, bestrijding en monitoring van besmettelijke dierziekten en zoönosen en TSE’s;

c. de artikelen 3, eerste lid, en 9, eerste lid, van het Besluit eisen dierlijk sperma en spermawincentra;

d. artikel 3, eerste lid, van de Regeling controleposten;

Bijlage III, behorende bij artikel 25

 

Geslacht gewicht per dier

In kg

 

PLUIMVEE

   

Pluimvee

vleeskuikens

1,3912

kg

 

kippen

1,825

Kg

 

kalkoenen

11,2

Kg

 

eenden

1,75

Kg

 

ganzen

11,2

Kg

 

parelhoenders

1,75

Kg

    

GEKWEEKT WILD

   

Gekweekt vederwild

fazanten

1

Kg

 

patrijzen

1

Kg

 

Kwartels

1

Kg

 

duiven

1

kg

 

struisvogels

30

kg

 

nandoes

30

kg

 

emoes

30

kg

Gekweekt grof wild

edelherten

43

kg

 

damherten

13

kg

 

zwijnen

50

kg

Tamme konijnen

tamme konijnen

1,6

kg

    

VRIJ WILD

   

Vrij klein wild

hazen

1,5

kg

 

konijnen

1,5

kg

 

duiven

1,5

kg

 

eenden

1,5

kg

 

fazanten

1,5

kg

 

ganzen

1,5

kg

 

Klein vrij wild (overig)

1,5

kg

 

Totaal klein vrij wild

  

Vrij grof wild

edelherten

35

kg

 

damherten

35

kg

 

reëen

35

kg

 

moeflons

35

kg

 

zwijnen

35

kg

 

Grof vrij wild (overig)

35

kg

ROODVLEES

   
 

volwassen rund

300

kg

 

meststier

350

kg

 

jong rund (rosé vleeskalf)

170

kg

 

jong rund (blank vleeskalf)

145

kg

 

varkens (wilde zwijnen)

80

kg

 

zeug (beer)

150

kg

 

schaap

25

kg

 

geit

15

kg

 

eenhoevige (paard)

350

kg

Toelichting

§ 1. Inleiding

Deze regeling behelst nieuwe regels inzake de retributies van werkzaamheden door de Voedsel en Waren Autoriteit (VWA) in het kader van de veterinaire en hygiënische regelingen. Reden hiervoor is de invoering van een nieuw retributiestelsel voor de VWA. In het navolgende zullen de achtergronden daarvan worden belicht.

Voorts zijn in de onderhavige regeling enkele nieuwe retributies opgenomen. Met de onderhavige nieuwe regeling komt de Regeling retributies VWA veterinaire en hygiënische aangelegenheden, die per 1 januari 2006 van kracht werd en sindsdien enkele keren is gewijzigd, te vervallen.

§ 2. Achtergronden en ontwikkelingen tot nu toe

Aanleiding voor de invoering van een nieuw stelsel is met name geweest de behoefte bij zowel het bedrijfsleven als de overheid aan een vereenvoudigd en meer transparant retributiestelsel. Een stelsel dat op deze principes is gestoeld, is voor betrokkenen beter werkbaar.

Voorts staat het nieuwe stelsel in het teken van het principe van kostendekkendheid. Uit berekeningen en de financiële positie van de VWA is gebleken dat de VWA tot op heden niet kostendekkend heeft geopereerd op de terreinen waarop zij retributies in rekening brengt. Dit heeft geleid tot aanzienlijke tekorten bij de VWA. Aangezien het in het algemeen maatschappelijk belang en ook in het belang van de Nederlandse export is dat de VWA (inter)nationaal als een gezaghebbende autoriteit wordt beschouwd die de veiligheid van voedsel en consumentenproducten bewaakt, dient dit tekort te worden afgebouwd c.q. weggenomen. Invoering van daadwerkelijk kostendekkende retributies vormt een belangrijk instrument hiertoe. Dit komt in het nieuwe stelsel tot uitdrukking.

Daarnaast heeft het feit dat de VWA per 1 september 2005 is gereorganiseerd een rol gespeeld bij de totstandkoming van het nieuwe stelsel. De voormalige Keuringsdienst van Waren en de Rijksdienst voor de keuring van Vee en Vlees, die beiden ressorteerden onder de VWA en afzonderlijke kostprijsstelsels hanteerden, zijn met ingang van de genoemde datum geïntegreerd. Aldus bestond de noodzaak tot stroomlijning van de vroegere twee kostprijsstelsels. De tarievensystematiek dient hierop te worden afgestemd, hetgeen naar verwachting een aanzienlijke besparing aan administratieve inzet c.q. kosten zal opleveren.

Bij de invoering van het nieuwe stelsel is verder van belang dat de inwerkingtreding van de verordeningen (EG) nr. 852/2004, 853/2004 en 854/20041 betreffende levensmiddelenhygiëne er op onderdelen toe heeft geleid dat de aard en mate van toezicht door de VWA is gewijzigd. Dit heeft gevolgen voor de werkwijze en daarmee voor de kosten die met het uitvoeren van de werkzaamheden zijn gemoeid. Het retributiestelsel dient hierop te worden aangepast. Bovendien heeft het van kracht worden van verordening (EG) nr. 882/2004 inzake officiële controles op de naleving van de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen en de voorschriften inzake diergezondheid en dierenwelzijn (hierna: verordening (EG) nr. 882/2004) tot gevolg dat iedere lidstaat gehouden is een retributie te introduceren voor aanvullende officiële controles, die worden verricht indien VWA of AID heeft vastgesteld dat de eerdergenoemde verordeningen inzake levensmiddelenhygiëne niet zijn nageleefd. Voorts worden in de onderhavige regeling tarieven vastgesteld ter dekking van de kosten die de VWA maakt voor werkzaamheden verricht in het kader van dierlijke bijproducten. Doorberekening van die kosten is mogelijk geworden door de overheveling van de voorschriften met betrekking tot dierlijke bijproducten naar de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren (wet van 11 mei 2007, Stb. 224) op grond van artikel 94 van die wet. Aldus strekt de retributieregeling niet alleen tot invoering van een nieuw retributiestelsel, maar eveneens tot introductie van diverse ‘nieuwe’ retributies.

Aan de bouw en invoering van het nieuwe retributiestelsel is geruime tijd gewerkt. Teneinde inzicht te krijgen in de mening van het bedrijfsleven hieromtrent, zijn reeds in 2004/2005 interviews gehouden met het bedrijfsleven, en zijn er workshops georganiseerd. Voorts is op 25 januari 2006 een informatiemiddag georganiseerd en is daar op volgend overleg gepleegd met diverse vertegenwoordigers van de betrokken sectoren.

Daarnaast heeft het onderzoeksinstituut LEI/WUR een drietal studies uitgevoerd. Zo zijn de stelsels wat betreft de uitvoering en financiering van controleactiviteiten van andere nationale inspectiediensten, zoals de Inspectie Verkeer en Waterstaat, de Autoriteit Financiële Markten en de Plantenkundige Dienst, onderzocht2 . Ook zijn vergelijkende studies verricht ten aanzien van retributiestelsels in de omringende EU-lidstaten in relatie tot de implementatie van de Europese verordening (EG) nr. 882/20043 en heeft het LEI geadviseerd omtrent de herziening van het financieringsstelsel van de VWA als zodanig4 .

Een en ander heeft eind maart 2006 geleid tot een concept voor een nieuwe retributieregeling. De daarop ontvangen reacties zijn vervolgens verwerkt. Op 15 mei 2006 heeft een Algemeen Overleg in de Tweede Kamer plaatsgevonden. Daarbij is door de Kamer zorg geuit over de gevolgen van het nieuwe stelsel voor met name kleine bedrijven. Over de maatregelen die in reactie daarop zijn getroffen, is de Tweede Kamer bij brief van 22 mei 2006 geïnformeerd (Kamerstukken II, 2005/06, 26 991, nr. 141). Vervolgens heeft op 1 juni 2006 opnieuw een Algemeen Overleg plaatsgevonden. De Kamer heeft aangegeven zich achter de uitgangspunten van het retributiestelsel te scharen, maar vond dat in het stelsel nog onvoldoende rekening werd gehouden met de belangen van bijvoorbeeld de zelfslachtende slagers. De Tweede Kamer gaf aan dat de Minister opnieuw met het bedrijfsleven in overleg zou moeten treden (Kamerstukken II, 2005/06, 26 991, nr. 142). De invoering van het nieuwe stelsel is uitgesteld. In verband met de demissionaire status van het kabinet in 2006 zijn de tarieven per 1 januari 2007 enkel geïndexeerd en zijn enkele technische wijzigingen doorgevoerd. De Kamer is hierover geïnformeerd bij brief van 1 december 2006 (Kamerstukken II, 2006/07, 26 991, nr. 150).

Zowel in 2006 als in 2007 is herhaaldelijk overleg gepleegd met het bedrijfsleven. Op 28 augustus 2007 heeft opnieuw een informatiebijeenkomst plaatsgevonden ten behoeve van het betrokken bedrijfsleven. In dat kader is een nadere onderbouwing gegeven van de kostenopbouw en de daaraan gekoppelde tarifering. Bij brief van 16 oktober 2007 is de Tweede Kamer geïnformeerd over de stand van zaken met betrekking tot onder meer de retributieregeling (TRCDEP/2007/5246, VD.2007/2279).

Een en ander heeft uiteindelijk geleid tot het thans voorliggende stelsel. Het uitgangspunt in dit stelsel is met name kostendekkendheid. Het stelsel past binnen de toepasselijke Europeesrechtelijke kaders. Deze zullen hierna worden geschetst.

§ 3. Europeesrechtelijke kaders

Tot 1 januari 2008 was richtlijn nr. 85/73/EEG inzake de financiering van de keuringen en veterinaire controles zoals bedoeld in richtlijnen 89/662/EEG, 90/425/EEG, 90/675/EEG en 91/496/EEG (PbEG L32, hierna: richtlijn 85/73/EEG) nog van kracht. Op grond van deze richtlijn droegen lidstaten overeenkomstig de voorschriften in de bijlagen bij de richtlijn zorg voor heffing van een communautaire retributie voor de kosten verbonden aan de keuringen en controles van de in de richtlijn bedoelde producten en dieren.

Met ingang van 1 januari 2007 is de in paragraaf 2 genoemde verordening (EG) nr. 882/2004 in werking getreden. Omdat deze verordening echter een overgangstermijn van een jaar bood, in welk jaar richtlijn 85/73/EEG nog toegepast kon worden en ook toegepast is, zal de verordening eerst per 1 januari 2008 zijn gelding hebben in Nederland. Evenals richtlijn 85/73/EEG stelt verordening (EG) nr. 882/2004 regels omtrent de heffing van communautaire retributies voor kosten verbonden aan, met name, keuringen en controles in het kader van de in- en uitvoer van producten en dieren .

De verordening beschrijft de kaders waarbinnen de retributies door een lidstaat mogen worden vastgesteld. De ondergrens wordt gevormd door de minimumtarieven, opgenomen in de bijlagen bij verordening (EG) nr. 882/2004. Voor wat betreft de slachtwerkzaamheden zijn de minimumtarieven per dier en per diersoort weergegeven. Voor wat betreft de invoerwerkzaamheden zijn de minimumtarieven weergegeven per ton geslacht gewicht.

De bovengrens voor de retributies wordt gevormd door de door de lidstaat werkelijk gemaakte kosten; de totale retributies per lidstaat mogen niet uitstijgen boven deze kosten. De in de onderhavige regeling neergelegde retributies liggen binnen de hiervoor beschreven bandbreedte.

Verordening (EG) nr. 882/2004 beschrijft daarnaast de criteria die in acht moeten worden genomen bij het vaststellen van de vergoedingen (binnen de hiervoor bedoelde bandbreedte), onder andere in artikel 27, vijfde lid. Zo is iedere lidstaat bij het vaststellen van de retributies gehouden rekening te houden met de belangen van bedrijven met een geringe productie. Bij de inrichting van het nieuwe retributiestelsel zijn de toepasselijke criteria in acht genomen.

Naast de Europese regelgeving is eveneens leidend de rechtspraak van het Europese Hof betreffende het in rekening brengen van retributies, alsmede de rechtspraak van de nationale rechtsprekende instanties ter zake.

In het navolgende zullen de uitgangspunten van het nieuwe stelsel worden weergegeven.

§ 4. Advisering bedrijfsleven

Een ontwerp van de nieuwe retributieregeling is voor advies gezonden aan iedere instelling die ook voor de informatiebijeenkomst van 28 augustus 2007 was uitgenodigd, i.e. de meest betrokken brancheorganisaties.

Van een aantal instanties zijn opmerkingen over de conceptregeling ontvangen. Het betreft het Productschap Vee en Vlees (PVV), het Productschap Pluimvee en Eieren (PPE), de Centrale Organisatie voor de Vleessector (COV), de Koninklijke Nederlandse Slagersorganisatie (KNS), de Nederlandse Bond van Handelaren in Vee (NBHV), de Nederlandse Bond van Waaghouders van Levend Vee (NBW), de Nederlandse Vakbond Varkenshouders (NVV), de Vereniging van de Nederlandse Pluimveeverwerkende Industrie (NEPLUVI), de Vereniging van groothandelaren in vlees van wild en van tamme konijnen, de Nederlandse Bond van Poeliers en Wildhandelaren (NBP), het Agrarisch Import Platform (AIP), VNO-NCW, MKB-Nederland, de Federatie Nederlandse Levensmiddelenindustrie (FNLI), Cumela Nederland, de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde (KNMvD), de Nederlandse Vereniging van Scheepsleveranciers (NVvS), Bond van Boerderij-Zuivelbereiders (BBZ) en het Centraal Bureau Levensmiddelenhandel (CBL), Naar aanleiding van deze reacties heeft ook nog overleg plaatsgevonden met diverse organisaties, waarin onder meer de door verschillende organisaties overgelegde berekeningen van de effecten van de regeling op het bedrijfsleven zijn besproken. Al deze reacties, alsmede eerdere reacties die in het kader van workshops, informatiebijeenkomsten en gesprekken naar voren zijn gekomen, hebben zonder meer een rol gespeeld bij de totstandkoming van de onderhavige regeling. Op de belangrijkste punten wordt in de toepasselijke paragrafen van deze toelichting ingegaan.

Ten algemene onderschrijven de diverse organisaties het streven naar transparantie op het gebied van de tarieven. De organisaties zijn echter van mening dat de verhoging van de retributies aanzienlijk is en niet in verhouding staat tot de kwaliteit van de dienstverlening van de VWA. In dit verband wordt het volgende opgemerkt.

Voor zover er sprake is van hogere retributies dan voorheen, wordt dit ingegeven door meerdere factoren. Anders dan NBHV heeft gesteld, zijn de tariefstijgingen dus niet enkel het gevolg van het hanteren van een andere rekenmethode. In de eerste plaats vloeien verhogingen en verschuivingen voort uit de gewijzigde kostentoedelingssytematiek, onder meer wat betreft vaste kosten zoals de overheadkosten. Zo zijn de overheadkosten, waarvan de opbouw als gevolg van de in paragraaf 2 bedoelde reorganisatie van de VWA is gewijzigd, op objectieve wijze omgeslagen over de verschillende sectoren. Het aantal directe fte’s per sector is hierbij als verdeelsleutel gehanteerd. Hierdoor bestaat er een direct verband tussen de werkzaamheden en de desbetreffende overheadkosten. Benadrukt zij dat deze systematiek ten algemene is gebaseerd op algemeen aanvaarde bedrijfseconomische principes.

Voorts geldt ten aanzien van bepaalde tarieven dat hierin thans bepaalde kosten zijn versleuteld, die voorheen afzonderlijk in rekening werden gebracht. Hierbij kan gewezen worden op de kosten gemoeid met de afgifte van certificaten en geleidebiljetten.

Daarnaast geldt voor met name de pluimveesector dat bepaalde werkzaamheden duurder zijn geworden als gevolg van het feit dat overeenkomstig dwingend Europees recht de (duurdere) officiële dierenartsen moeten worden ingezet voor het verrichten van werkzaamheden in plaats van de officiële assistenten. Kostenstijgingen zullen primair voorts gevoeld worden in sectoren of ondernemingen waar op grond van het principe ‘de veroorzaker betaalt’ intensiever gecontroleerd zal worden. Tot slot is van groot belang dat inmiddels gebleken is dat de VWA tot op heden niet kostendekkend heeft geopereerd. Zo zijn bepaalde kosten voor werkzaamheden, die op grond van Maat houden en Europese regelgeving wel in rekening mochten worden gebracht, niet in rekening gebracht, en werden bijvoorbeeld in het kader van keuringswerkzaamheden niet alle daadwerkelijk gewerkte kwartieren, reistijden etcetera in rekening gebracht.

Naar aanleiding van de reacties van het bedrijfsleven en nadere overleggen met diverse brancheorganisaties, is de conceptregeling die ter consultatie naar het bedrijfsleven is verzonden, op een aantal punten gewijzigd. De belangrijkste wijzigingen zijn de volgende: (a) de retributies voor de kleine slachthuizen in de roodvleessector zijn verder verlaagd; (b) ook voor kleine pluimvee- en wildslachterijen gelden thans lagere tarieven dan voor de grotere pluimvee- en wildslachterijen; (c) de retributies voor slachthuizen in de pluimveesector zijn verlaagd; (b) de retributies voor afgifte van certificaten en geleidebiljetten zijn bijgesteld; (d) de retributiesystematiek en de retributie voor de werkzaamheden van officiële assistenten die via KDS worden ingezet, zijn aangepast, en (e) in de regeling en de toelichting zijn aanpassingen ter verduidelijking doorgevoerd. Voorts zal op de website van de VWA de opbouw van de retributies worden weergegeven. Omtrent deze aanpassingen is de Tweede Kamer bij brief van 11 december 2007 (VD 07.2893/SC) geïnformeerd.

In het navolgende worden de regeling en de ontvangen commentaren ter bestemder plaatse nader besproken.

§ 5. Uitgangspunten nieuw retributiestelsel

Kostprijsmodel

Tot op heden was het veterinaire retributiestelsel van de VWA ingericht langs de lijnen van het zogeheten ‘activity based costing system’, een methode van kostprijscalculatie. Deze oorspronkelijke algemene rekenmethode is in de loop der jaren bijgesteld onder invloed van uiteenlopende factoren. Van belang is met name de toepassing van het kabinetsbeleid, inhoudende dat de retributies met het oog op de vergroting van de verantwoordelijkheid van het bedrijfsleven zelf, kostendekkend dienen te zijn. Voorts is de rekenmethode naar aanleiding van politieke druk en specifieke afspraken met het bedrijfsleven in het verleden op onderdelen gewijzigd en zijn uitzonderingen op de toepassing van het oorspronkelijke stelsel geformuleerd. Een en ander heeft een nadelig effect gehad op de transparantie van het retributiestelsel en de bruikbaarheid van de rekenmethode. Tegen deze achtergrond wordt in de onderhavige regeling, conform algemeen aanvaarde bedrijfseconomische principes, het zogeheten kostenplaatsmodel toegepast. Op grond van dit model worden kosten specifiek toegerekend aan bepaalde producten. Of kosten van de VWA aan een bepaald product worden toegerekend, is afhankelijk van het type product (het type werkzaamheden). Ten algemene kunnen de volgende VWA-productgroepen worden onderscheiden: inspecties, monsters, keuringen, bedrijvenloket, meldingen en incidentenmanagement, communicatie, risico-onderzoek en productmanagement. Er is ten behoeve van de noodzakelijke vereenvoudiging en transparantie van het stelsel bewust gekozen voor een beperkt aantal producten en een beperkt aantal retributies dat hiervoor in rekening wordt gebracht.

Kostendekkende tarieven

Zoals in paragraaf 2 reeds is aangegeven, is een belangrijk uitgangspunt van het nieuwe retributiestelsel de toepassing van het principe van kostendekkendheid. In het verlengde hiervan is echter ook van belang de verplichting in verordening (EG) nr. 882/2004 om rekening te houden met de belangen van kleine ondernemingen. De manier waarop in het onderhavige stelsel rekening wordt gehouden met deze ondernemingen, heeft ertoe geleid dat ten aanzien van deze beperkte groep ondernemingen het principe van kostendekkendheid niet wordt toegepast. Voor zover de kosten van de VWA aldus niet worden gedekt door de retributies, komen deze ten laste van de overheid.

Juridische en beleidsmatige kaders

Bepalend bij de inrichting van het nieuwe retributiestelsel en bij de vaststelling van de retributies zijn de hierboven beschreven Europeesrechtelijke kaders en de rechtspraak die zich hieromtrent ontwikkeld heeft. Voor zover de Europeesrechtelijke kaders nationale beleidsruimte bieden, zijn bij de invulling van die beleidsruimte de uitgangspunten neergelegd in het Rapport Maat houden5 toegepast. Op de voet van dit rapport is bepaald welke kosten voor rekening van de overheid en welke voor rekening van het bedrijfsleven komen.

Ten algemene geldt dat de zogeheten toelatingswerkzaamheden (zoals verlening van vergunningen en erkenningen en registraties) en posttoelatingswerkzaamheden (zoals de controle op de naleving van de vergunningsvoorwaarden of erkenningseisen) gericht zijn op marktordening en daarom in beginsel een quasi-collectief karakter hebben. Voor zover sprake is van kosten met een collectief karakter, komen deze voor rekening van de overheid. Bij (post)toelating kan echter sprake zijn van individueel toerekenbaar profijt. Dit profijt bestaat in die zin, dat de toegelaten partij (de burger of het bedrijf) bepaalde handelingen mag verrichten die voor andere verboden zijn, dan wel gedrag mag nalaten dat voor andere verplicht is gesteld. Zo mag een handelaar uitsluitend handelsactiviteiten verrichten indien hij daartoe erkend is. De handelaar heeft dus profijt van de erkenningverlening, omdat deze anders zijn activiteiten niet zou mogen uitoefenen. Daarom is er voor gekozen op basis van het Rapport Maat houden overheidsbreed kosten voor (post)toelating, zoals erkenningverlening en -onderhoud, door te berekenen voor zover burgers of bedrijven daar voordeel van ondervinden.

In beginsel worden kosten gemoeid met preventieve en repressieve handhaving achteraf (onaangekondigde controles, het opleggen van strafrechtelijke sancties) niet doorberekend, specifieke uitzonderingen daargelaten. Toepassing van deze uitgangspunten geeft dat van de hierboven genoemde VWA-producten uitsluitend de producten inspecties, monsters, keuringen en bedrijvenloket in rekening worden gebracht bij het bedrijfsleven. De kosten van de overige producten worden gedragen door de overheid.

Voorts vormt het principe ‘de veroorzaker betaalt’ een belangrijk uitgangspunt in het stelsel. De kosten worden neergelegd daar waar ze worden gemaakt. De toepassing en effecten van het principe ‘de veroorzaker betaalt’ krijgen met name vorm in de mate en intensiteit van de te verrichten controles, in het bijzonder op het gebied van erkenningen. Indien een onderneming stelselmatig handelt in strijd met de regelgeving, zal deze onderneming vaker gecontroleerd worden, hetgeen de nodige kosten kan meebrengen. Daar staat tegenover dat ondernemingen die de toepasselijke regelgeving steeds in acht nemen, minder vaak en minder intensief gecontroleerd hoeven worden. Dit vertaalt zich in het feit dat minder vaak kosten in rekening worden gebracht.

In het licht van het voorgaande is met het oog op vereenvoudiging en transparantie een kostprijsberekeningssystematiek tot stand gebracht die heeft geleid tot een andere opbouw van de tarieven dan voorheen, hetgeen eveneens in de uiteindelijke facturen tot uitdrukking zal komen. De vereenvoudiging en transparantie is met name gelegen in de volgende elementen.

Aanvraagtarief, starttarief en kwartiertarieven

Onder het oude retributiestelsel waren de kosten betreffende de behandeling van aanvragen, de planning van werkzaamheden en de reistijd verdisconteerd in het starttarief c.q. het tarief per kwartier dat door de medewerker van de VWA aan de werkzaamheden is besteed. Onder het nieuwe stelsel wordt echter uitdrukkelijk inzichtelijk gemaakt welk bedrag in rekening wordt gebracht voor planningswerkzaamheden, reiskosten en kosten voor voorbereidende administratiewerkzaamhden, en keuringswerkzaamheden. De kostenposten worden met andere woorden scherper van elkaar gescheiden. Dit komt de transparantie en eenvoud van het stelsel ten goede. Dit wordt onderschreven door NEPLUVI, de Vereniging van groothandelaren in vlees van wild en van tamme konijnen en NBP.

Het tarief dat de kosten gemoeid met de behandeling van aanvragen van werkzaamheden en planning van werkzaamheden dekt, is het zogeheten aanvraagtarief. Daarnaast wordt in beginsel een starttarief in rekening gebracht, dat betrekking heeft op de kosten gemoeid met de reis- en (voor-)administratietijd per medewerker van de VWA alsmede de reiskosten per VWA-medewerker. Voorts geldt een tarief per kwartier dat door de VWA-medewerker aan de keuringswerkzaamheden als zodanig en de administratieve afwikkeling daarvan (bijvoorbeeld in de vorm van het opstellen van een inspectierapport) is besteed. Ook de tijd van de VWA-medewerker voor bijvoorbeeld het omkleden op het bedrijf wordt gerekend tot de tijd die de medewerker op het bedrijf doorbrengt en waarin deze werkzaamheden verricht; hiervoor geldt het kwartiertarief. Het kwartiertarief werd ook reeds op grond van de voorgaande retributieregeling in rekening gebracht, behoudens de gevallen waarin een tarief per dier of per ton geslacht gewicht werd gehanteerd.

Daarbij maakt het onder de nieuwe regeling niet uit of de werkzaamheden worden verricht door een officiële dierenarts of door een officiële assistent werkzaam bij de VWA; voor beiden wordt een zelfde tarief in rekening gebracht. Beoogd is het stelsel aldus te vereenvoudigen. COV, NEPLUVI en AIP achten het hanteren van eenzelfde tarief voor de officiële dierenarts en de officiële assistent echter niet acceptabel. Benadrukt zij echter dat anders dan op grond van de voorgaande retributieregeling het geval is, de verschillen tussen deze beide retributies onder het nieuwe kostprijsmodel in de onderhavige regeling gering zouden zijn. Ook het feit dat steeds vaker hoger opgeleid personeel wordt ingezet, heeft hieraan bijgedragen. Daar komt bij dat het hanteren van onderling verschillende tarieven voor de VWA aanvullende administratiekosten met zich mee zouden brengen, die de tarieven per saldo zouden doen stijgen. Tegen deze achtergrond is het gelijk trekken van de beide, onderling nog nauwelijks verschillende tarieven, zoals in de onderhavige regeling is gedaan, het meest opportuun. Het effect is in wezen niet anders dan ingeval er nog altijd onderling verschillende tarieven zouden worden gehanteerd. De retributies zijn ook aldus kostendekkend.

Verschillen tussen starttarieven onderling worden verklaard door verschillen per sector. De aard van de administratieve handelingen alsmede de reistijd, de basiselementen van het starttarief, zijn binnen elk van de sectoren anders. Daarnaast bestaan er eveneens verschillen tussen kwartiertarieven onderling. Deze verschillen worden verklaard door de inzet van verschillende direct aan het product te relateren medewerkers en de kosten daarvan. Het ene product vereist de inzet van een medewerker op een ander functieniveau dan het andere, binnen zowel de front- als de backoffice. Daarnaast speelt het totaal aantal ‘starts’ dat in een sector wordt gemaakt, een rol. In sectoren waarin veel ‘starts’ worden gemaakt, kunnen verhoudingsgewijs lagere starttarieven worden gehanteerd. Voor een nadere specificatie van de opbouw van de retributies in de onderhavige regeling, zij verwezen naar de website van de VWA.

Het kwartiertarief wordt thans met het oog op uniformiteit en vereenvoudiging ook integraal toegepast ten aanzien van controles waarvoor tot op heden een (op grond van een kwartiertarief omgerekend) tarief per dier en per diersoort gold. Dit neemt niet weg dat de communautair voorgeschreven minimumtarieven, in verordening 882/2004 weergegeven als tarieven per dier en per diersoort, in acht zijn en worden genomen. Op bedrijfsniveau kan op jaarbasis worden aangetoond dat de in rekening gebrachte retributies niet onder de communautaire minimumtarieven liggen. Hiertoe vindt een omrekening naar diertarieven plaats, door op bedrijfsniveau het aantal gewerkte kwartieren van de VWA-medewerker, vermenigvuldigd met het kwartiertarief, te delen door het aantal in totaal gekeurde dieren op jaarbasis. Anders dan COV en KNS hebben gesuggereerd, is aldus geen sprake van strijdigheid met Europese regelgeving.

Tarieven voor certificaten, gewaarmerkte afschriften van certificaten en geleidebiljetten

Tot op heden gold een tarief per certificaat dat werd afgegeven in het kader van de im- en export van dieren en dierlijke producten ten algemene, en in het kader van de werkzaamheden op verzoek in het bijzonder. Deze certificaattarieven als zodanig zijn niet in de onderhavige nieuwe regeling teruggekeerd. De kosten gemoeid met de afgifte van certificaten zijn thans verdisconteerd in het kwartiertarief dat voor de werkzaamheden van de medewerker van de VWA (waaronder het opstellen/invullen van de certificaten) in rekening wordt gebracht. Dit is slechts anders in de gevallen waarin de aangevraagde certificaten vanaf het hoofd- of regiokantoor van de VWA worden verstrekt, zonder dat hiertoe voorafgaande keuringswerkzaamheden op het bedrijf van de aanvrager zelf hoeven plaats te vinden. Omdat in dit kader geen keuringswerkzaamheden worden verricht, kunnen de met de afgifte van de certificaten gemoeide kosten niet in het kwartiertarief dat normaliter voor de werkzaamheden van een officiële dierenarts in rekening wordt gebracht, worden verdisconteerd. Daarom wordt voor de afgifte van de certificaten door een dierenarts op het hoofd- of regiokantoor een bedrag gelijk aan één kwartiertarief in rekening wordt gebracht. Het voorgaande is eveneens van toepassing op geleidebiljetten.

Cumela Nederland heeft in reactie op de conceptregeling aangegeven dat het hanteren van het tarief, gelijk aan het kwartiertarief voor de aangevraagde werkzaamheden op verzoek (€ 41,93) per certificaat onacceptabel is en grote negatieve effecten zal hebben op bedrijven in de mestsector (export). Dit met name indien meerdere certificaten of biljetten tegelijk worden aangevraagd ten aanzien van eenzelfde lading. Na overleg met Cumela Nederland is besloten de conceptregeling aan te passen. Thans geldt een gestaffeld tarief, zoals in de artikelsgewijze toelichting verderop nader wordt toegelicht.

Laboratoriumonderzoek

Op basis van de huidige regeling worden voor laboratoriumonderzoeken de werkelijke kosten in rekening gebracht. Deze worden op Internet gepubliceerd via de website www.vwa.nl. Voorheen gold voor bepaalde laboratoriumonderzoeken een vast, in de regeling neergelegde retributie of waren de kosten verdisconteerd in de retributie voor de betreffende werkzaamheden.

Nacalculatie

Ten aanzien van de diverse soorten tarieven geldt dat deze zijn berekend op basis van schattingen omtrent de kosten en de marktontwikkelingen (voorcalculatie). Om die reden wordt aan het eind van ieder jaar op basis van nacalculatie berekend hoeveel in het afgelopen jaar teveel is betaald en welke de kosten waren. Thans wordt in overleg met het bedrijfsleven een systematiek ontwikkeld voor het geval de met de tarieven gerealiseerde opbrengsten verschillen van de kosten per sector. In ieder geval is het mogelijk dat de tarieven voor het daar op volgende jaar integraal worden bijgesteld op basis van de nacalculatie en de verwachte marktontwikkelingen. Dit staat los van de jaarlijkse indexering op basis van de jaarlijkse Handleiding overheidstarieven van het Ministerie van Financiën.

§ 6. Effecten invoering nieuw retributiestelsel

Om tot invoering van het onderhavige nieuwe kostprijsmodel te komen, is een langdurig traject doorlopen waarbij herhaaldelijk de inbreng van het betrokken bedrijfsleven is gevraagd en de sectoren zijn ingelicht over de systematiek en de effecten van de invoering van het retributiebeleid.

Ten aanzien van de effecten van de invoering geldt dat de kosten van het bedrijfsleven over de gehele linie bezien stijgen in vergelijking met de situatie onder het oude retributiestelsel. Zoals in paragraaf 2 reeds uiteengezet is, heeft de VWA tot op heden niet kostendekkend geopereerd. In wezen heeft de VWA structureel te weinig in rekening gebracht in diverse sectoren. Hierdoor zijn in de loop der tijd tekorten bij de VWA ontstaan. Tegen deze achtergrond worden thans in beginsel kostendekkende retributies in rekening gebracht, gelijkelijk in alle regio’s van het land. Op onderdelen kunnen evenwel nadelige effecten uit het stelsel voortvloeien. De effecten verschillen per sector, per bedrijf en per concrete situatie. Dit maakt ook dat de rekenvoorbeelden die in het kader van de consultatie van het bedrijfsleven zijn ontvangen, niet zonder meer representatief zijn voor het effect van de retributieregeling op de sector als zodanig. Een rekenvoorbeeld toegespitst op een afzonderlijk bedrijf kan een hogere stijging laten zien dan de stijging op sectorniveau.

Het zonder meer invoeren van het nieuwe retributiestelsel op basis van kostendekkendheid als zodanig zou ertoe leiden dat in de roodvleessector met name de kleine ondernemingen getroffen zouden worden door aanzienlijke tariefsverhogingen. Het gaat dan om de kleine zelfslachtende slagers. Teneinde deze effecten voor deze ondernemingen te verzachten, geldt voor slachthuizen die minder dan 10 grootvee-eenheden (GVE) per week behandelen (met een maximum van 125 GVE per kwartaal), dat voor werkzaamheden van de VWA in het kader van de ante mortemkeuring enkel een aanvraag- en starttarief in rekening wordt gebracht. Dit starttarief is bovendien aanzienlijk lager dan het reguliere starttarief dat in de grotere ondernemingen geldt op grond van artikel 15. Er wordt geen kwartiertarief in rekening gebracht. Voor werkzaamheden van de VWA in het kader van de post mortemkeuring (toezicht op post mortemkeuringshandelingen verricht door de officiële assistent) geldt voor de hier bedoelde groep kleine slagers dat enkel een starttarief in rekening wordt gebracht. De kwartiertarieven blijven achterwege.

Dit is slechts anders ingeval dieren ter slacht worden aangeboden die afwijkingen als bedoeld in verordening (EG) nr. 854/2004 vertonen, en het noodzakelijk is om de officiële dierenarts in te schakelen voor het verrichten van de post mortemwerkzaamheden ten aanzien van de betreffende dieren. In dat geval wordt naast het starttarief ook een bedrag van € 12,55 in rekening gebracht. In de ter consultatie voorgelegde regeling werd gesteld dat het aanvraagtarief in rekening werd gebracht. De regeling is op dit punt aangepast, omdat het begrip ‘aanvraagtarief’ hier niet op zijn plaats was. In de onderhavige bijzondere situatie dat een officiële dierenarts wordt ingeschakeld om de post mortemkeuring te verrichten, geschiedt dit niet op expliciete aanvraag van het slachthuis. KNS heeft nog opgemerkt dat de € 12,55 niet in rekening zou mogen worden gebracht. De inschakeling van de officiële dierenarts is op grond van de Europese hygiëneverordeningen echter verplicht. De desbetreffende dierenarts dient in dat geval zelf de keuringswerkzaamheden uit te voeren. Om deze dierenarts op het moment dat dit noodzakelijk is, op het desbetreffende slachthuis aanwezig te laten zijn, dienen planningswerkzaamheden te worden verricht. Dergelijke aanvullende planningskosten worden met het bedrag van € 12,55 gedekt. Ook hier blijft het kwartiertarief echter achterwege. De tarieven voor de kleine zelfslachtende slagers zijn aldus niet kostendekkend. Zij blijven evenwel boven de minimumtarieven opgenomen in verordening (EG) nr. 882/2004. Deze benadering strookt ook overigens met verordening (EG) nr. 882/2004. De verordening verplicht Nederland immers bij het vaststellen van de retributies rekening te houden met de belangen van kleine ondernemingen.

Vergelijkbare maatregelen zijn getroffen ten behoeve van de kleine pluimvee- en wildslachterijen. Na de consultatie is gebleken dat de effecten van invoering van het nieuwe retributiestelsel ook voor deze ondernemingen onevenredig zwaar zijn. Deze ondernemingen wordt een lager starttarief in rekening gebracht. Voorts zou onverkorte invoering van het nieuwe stelsel voor de pluimveesector als zodanig (grote en kleine bedrijven) ertoe leiden dat de tarieven onredelijk snel zouden stijgen. De stijgingen in deze sector vloeien met name voort uit het feit dat op grond van strikte toepassing van de eerdergenoemde Europese hygiëneregelgeving officiële dierenartsen de keuringswerkzaamheden dienen te verrichten, die tot op heden mede door de (minder dure) officiële assistenten werden verricht. Om ook deze effecten te verzachten zullen de desbetreffende tariefsverhogingen gefaseerd worden ingevoerd. Er vindt een geleidelijke verhoging plaats over een periode van drie jaar, te beginnen op het moment van inwerkingtreding van de onderhavige regeling, tot het niveau van de werkelijke kosten is bereikt per 1 januari 2010. De gemiddelde tariefstijging is aldus circa 5%, overeenkomstig de afspraken met de sector hieromtrent.

Kostenbesparingen kunnen eveneens gerealiseerd worden door efficiënt werken, zowel aan de zijde van het bedrijfsleven als aan de zijde van de VWA. Ten behoeve van een meer efficiënte planning wordt ondernemingen onder meer de mogelijkheid geboden om bij een aanvraag de werkzaamheden vooraf over een periode van maximaal één kalenderjaar vast te leggen, waarbij dan slechts éénmaal het aanvraagtarief in rekening wordt gebracht. Aldus leidt efficiëntere planning tot kostenbesparingen. Voor de VWA leidt dit er naar verwachting toe dat ook zij efficiënter haar werkzaamheden kan plannen. Aangezien de verwachting is dat met name de slachthuizen met geringe productie in staat zullen zijn om hun werkzaamheden op langere termijn te plannen, zullen zij kunnen profiteren van deze maatregel. Ook op deze wijze wordt overeenkomstig verordening (EG) nr. 882/2004 rekening gehouden met de belangen van ondernemingen met een geringe productie.

Daarnaast kan efficiënte planning tot stand komen door werkzaamheden die op een bepaalde dag moeten worden verricht, tezamen met andere (in de praktijk waarschijnlijk naburige) ondernemingen aan te vragen. Indien de VWA-medewerker de desbetreffende werkzaamheden op de verschillende locaties binnen een bepaalde aaneengesloten periode op één dag kan verrichten, wordt uitsluitend de aanvrager van de werkzaamheden één aanvraag- en starttarief in rekening gebracht (alsmede de in totaal gewerkte kwartieren, i.e. ook de tijd gemoeid met het reizen tussen de locaties en administratie). Onderling kunnen de betrokken ondernemingen deze kosten delen. Op deze wijze zijn kostenbesparingen te realiseren. Dit geldt met name voor de sector export levend vee. De onderhavige bundeling van aanvragen zou eveneens ten goede kunnen komen aan de efficiëntie en planning van bedrijven en de VWA. Zie voor de desbetreffende maatregelen hoofdstuk 12 van de regeling.

Onverminderd deze specifieke maatregelen is het streven binnen de VWA er ook ten algemene op gericht om met name via de feitelijke uitoefening van de toezichtstaken een hoger efficiëntieniveau te bereiken. Dit komt ook tot uitdrukking in het recentelijk ingevoerde planningskader van de VWA. Hierin is beschreven op welke wijze de door de VWA voorgestane efficiënte planning gerealiseerd kan en zou moeten worden aan de zijde van zowel het bedrijfsleven als de VWA. Het behoeft geen betoog dat de effecten van de invoering van dit planningskader niet per direct merkbaar zijn. Anders dan NBHV en NBW blijkens hun reacties hebben verondersteld, zal de invoering niet nu reeds een positief (drukkend) effect op de retributies hebben. Pas op langere termijn en slechts ingeval alle betrokken partijen hun werkzaamheden inrichten conform het planningskader, kan het effect van de invoering van het nieuwe kader zijn dat de retributies worden verlaagd. De effecten van de invoering van het planningskader worden in 2008 geëvalueerd.

Niettegenstaande het planningskader, zal de komende maanden eveneens nog overleg worden gevoerd met diverse sectoren over de verdere mogelijkheden om logistieke processen en planning van de VWA en het bedrijfsleven beter op elkaar te laten aansluiten. Dit past bij het kabinetsstreven naar meer eigen verantwoordelijkheid van het bedrijfsleven. Aldus wordt voorts beoogd de VWA op termijn als organisatie goedkoper te laten worden voor het bedrijfsleven. Van de zijde van het bedrijfsleven zijn evenzeer inspanningen noodzakelijk ter vergroting van de efficiëntie. Zo kunnen bijvoorbeeld zodanige (zelf)controlesystemen worden opgezet, dat de VWA waar feitelijk en juridisch mogelijk kan volstaan met toezicht op controle. Van de aldus te behalen efficiëntiewinst en de daaruit voortvloeiende gunstige drukkende effecten op de retributies, zullen zowel de ondernemingen met geringe capaciteit als grote ondernemingen kunnen profiteren.

In het verlengde hiervan en in reactie op opmerkingen van NBW, NEPLUVI en de Vereniging van groothandelaren in vlees van wild en van tamme konijnen, zal ter vergroting van de transparantie ter zake van de kwartiertarieven bij de uitvoering van werkzaamheden steeds meer worden gewerkt op basis van een algemene, normatieve planning per sector. Hiertoe zullen op termijn overzichten worden opgesteld, waaruit per type werkzaamheden volgt hoeveel kwartier een officiële dierenarts of officiële assistent redelijkerwijs ten minste aan de werkzaamheden behoort te besteden en ook zal besteden en in rekening zal brengen. De overzichten zullen worden gepubliceerd op de website van de VWA (www.vwa.nl). De normering in een overzicht wordt vastgesteld op basis van praktijkervaringen van de VWA-medewerkers, waarbij als uitgangspunt is gehanteerd dat de werkzaamheden binnen de betreffende tijd deugdelijk en op normale wijze kunnen worden verricht. De normering is richtinggevend voor zowel het bedrijfsleven als de VWA. Door het hanteren van een dergelijke normatieve planning wordt de transparantie vergroot (ondernemingen kunnen aldus op voorhand redelijkerwijs inschatten welke de kosten zullen zijn).

Verder is de opbouw van de starttarieven herzien. Deze tarieven hebben betrekking op de reis- en kosten voor voorbereidende administratiewerkzaamheden verbonden aan de daadwerkelijke keuringshandelingen. In het kader van de vaststelling van de reiskosten die door de starttarieven worden gedekt, zijn de reistijden per sector tot nog toe afgerond op kwartieren. Teneinde de nadelige effecten hiervan weg te nemen en een scherpere aansluiting op de werkelijke reistijden en daarmee op de werkelijke kosten te bieden, zijn de starttarieven herzien in die zin dat de reistijden thans worden afgerond op minuten.

§ 7. Evaluatie

In de loop van 2008 zal worden geëvalueerd of de getroffen efficiencymaatregelen, zoals de mogelijkheid tot bundeling van keuringsaanvragen door bedrijven gezamenlijk en tot het aanvragen van werkzaamheden over een langere periode, daadwerkelijk een drukkend effect hebben op de kosten voor het bedrijfsleven. Voorts zal dan worden bezien of het noodzakelijk is de lagere, niet kostendekkende retributie voor de kleine zelfslachtende slagers te handhaven, of de maatregel op te heffen, aan te passen of aanvullende maatregelen te treffen. Tot slot zal opnieuw worden beoordeeld of en in hoeverre de werkzaamheden van de officiële assistent van de VWA in het kader van de post mortem keuring geretribueerd moeten worden.

§ 8. Artikelsgewijs

De achtergronden, de hoofdlijnen van het nieuwe retributiestelsel en de effecten van de invoering daarvan zijn in de voorgaande paragrafen beschreven. In aanvulling hierop wordt hieronder, voor zover nodig, ingegaan op enkele afzonderlijke artikelen van de regeling.

Artikel 1

In vergelijking met de thans ingetrokken Regeling retributies VWA veterinaire en hygiënische aangelegenheden, is in ieder geval nieuw in deze bepaling de definitie van het begrip ‘aanvraagtarief’ in onderdeel (k). De invoering van deze definitie hangt rechtstreeks samen met de toepassing van het nieuwe kostprijsmodel. Het betreft het tarief voor het behandelen of wijzigen van aanvragen van werkzaamheden bij de VWA. De facto worden kosten die gemoeid zijn met de planning van de werkzaamheden van de VWA-medewerker door dit tarief gedekt. De hoogte van het aanvraagtarief is voor alle soorten werkzaamheden gelijk. De definitie van het begrip ‘starttarief’ is in lijn gebracht met de definitie van het begrip ‘aanvraagtarief’. De artikelen 44, 45 en 46 zien op het in rekening brengen van het aanvraagtarief onderscheidenlijk starttarief in bijzondere gevallen.

PVE, NBHV, COV en NEPLUVI bepleiten de openingstijden van de VWA van 06.00 uur tot 18.00 uur te doen zijn, in plaats van 07.00 uur tot 18.00 uur. Dit met name gelet op het feit dat 06.00 uur de gangbare openingstijd is voor de ondernemingen zelf en het feit dat ook KDS 06.00 uur als openingstijd hanteert (dit laatste volgt uit artikel 46, dat ziet op de KDS-toeslagen, en daarvan het zesde lid). In dit verband wordt opgemerkt dat ambtenaren van de VWA krachtens het Algemeen Rijksambtenarenreglement (ARAR) en daarop gebaseerde werktijdenregelingen in beginsel niet eerder dan 07.00 uur starten; de openingstijden van de VWA zijn ingericht naar de genoemde rijksregelgeving. Het is echter wel mogelijk dat een VWA-medewerker in een concreet geval om 06.00 uur aanvangt. In dat geval dient evenwel een toeslag (extra retributie) te worden betaald, teneinde de bijkomende kosten voor deze inzet buiten formele openingstijden te dekken. KDS kan overigens wel andere openingstijden hanteren, aangezien KDS zelf een private organisatie is.

COV vraagt zich voorts af of de definitie van feestdag aangepast kan worden. In lijn met hetgeen gebruikelijk is in het commerciële bedrijfsleven, zouden Koninginnedag en Bevrijdingsdag (5 mei) niet langer moeten worden aangemerkt als feestdag, ofwel zouden deze dagen slechts eens in de vijf jaar als officiële feestdag moeten gelden. De voorgestelde aanpassing is echter niet mogelijk. Op grond van het eerdergenoemde ARAR gelden Koninginnedag en Bevrijdingsdag ieder jaar als officiële feestdagen waarop door ambtenaren geen reguliere werkzaamheden worden verricht. Dit neemt niet weg dat op die dagen wel werkzaamheden kunnen worden verricht, mits de dan verschuldigde extra retributie, ter dekking van de aanvullende kosten voor de VWA, wordt voldaan.

Artikelen 3 tot en met 14 (hoofdstukken 2, 3 en 4)

Het gaat hier om retributies in het kader van de invoer van producten van dierlijke oorsprong en de handel in en het vervoer van levende dieren en levende producten. Voor de werkzaamheden bij invoer worden retributies per gewichtseenheid in rekening gebracht. In de overige bepalingen zijn de uit het nieuwe retributiestelsel voortvloeiende aanvraag-, start- en kwartiertarieven terug te vinden.

Op grond van artikel 10 worden werkzaamheden geretribueerd, die betrekking hadden op producten van dierlijke oorsprong bestemd voor de export, en die verband hielden met eisen die derde landen aan het te exporteren product stelden.

In het nieuwe artikel 11 is een retributie opgenomen voor onderzoekswerkzaamheden met betrekking tot honden, katten en fretten die naar het buitenland worden gevoerd. In de praktijk betekent dit het volgende. Indien een hond, kat of fret naar het buitenland wordt gevoerd, heeft het dier een paspoort nodig. Bepaalde derde landen eisen dat de gegevens in het paspoort omtrent de diergezondheid door een officiële dierenarts of assistent worden gecontroleerd. Na controle wordt dan een stempel in het paspoort geplaatst. Bovendien is in bepaalde gevallen afgifte van een afzonderlijk certificaat noodzakelijk. Voor deze werkzaamheden wordt een vast tarief in rekening gebracht.

Nieuw is eveneens artikel 12. Ingevolge dit artikel wordt een retributie in rekening gebracht voor werkzaamheden op verzoek, ten aanzien van onder meer dieren en producten van dierlijke oorsprong bestemd voor de export, die geen verband houden met eisen die derde landen hieraan stellen. Het betreft veelal handelingen die de export van de betrokken dieren of producten of dergelijke vergemakkelijken of naar de mening van de aanvrager van de werkzaamheden de kwaliteit c.q. betrouwbaarheid daarvan verhogen.

Artikel 13 ziet op de situatie dat laboratoriumonderzoek (lid 1) of afgifte van certificaten of geleidebiljetten (lid 2) nodig is onderscheidenlijk wenselijk wordt geacht in het kader van de onderhavige werkzaamheden op verzoek, Zoals in paragraaf 5 is aangegeven, is naar aanleiding van de consultatie van het bedrijfsleven een gestaffeld tarief vastgesteld voor de afgifte van certificaten en geleidebiljetten. Indien een bedrijf ten aanzien van eenzelfde vracht producten of dieren meerdere certificaten of geleidebiljetten tegelijk aanvraagt, met elk een zelfde oorsprongs- en bestemmingsadres, wordt voor het eerste certificaat of geleidebiljet het bedrag van € 41,93 in rekening gebracht (althans, het bedrag gelijk aan het tarief dat in rekening wordt gebracht voor het gedurende één kwartier verrichten van de werkzaamheden op verzoek). Voor elk van de daar op volgende certificaten of biljetten die tegelijk zijn aangevraagd, wordt het lagere bedrag van € 10,48 in rekening gebracht. Voor gewaarmerkte afschriften van de certificaten en geleidebiljetten wordt eveneens dit lagere bedrag in rekening gebracht.

Naar aanleiding van de conceptregeling hebben AIP, VNO-NCW, FNLI en NVV hun zorg geuit omtrent de handelspositie van Nederland ingeval van doorvoering van de beoogde tariefwijzigingen. Gepleit wordt voor een gelijk speelveld met andere landen (Level Playing Field). Zoals echter ook uit het in §2 genoemde LEI-rapport betreffende vergelijkende studies ten aanzien van retributiestelsels in de omringende EU-lidstaten blijkt, bestaan er tussen de EU-lidstaten verschillen in kostentoerekening en inrichting van inspectiediensten. Weliswaar is het streven er op gericht om binnen de EU op dezelfde wijze tot tarifering te komen, maar tot dat moment geldt in Nederland dat de retributies zijn gebaseerd op de werkelijk gemaakte kosten. Dit komt tot uitdrukking in het onderhavige kostprijsmodel en retributiestelsel. Verder zij gewezen op de benchmark ten aanzien van de indirecte kosten van diverse baten-lastendiensten binnen Nederland. Dit onderzoek is verricht door het onfhankelijke bureau Berenschot. Een dergelijk onderzoek werd nog bepleit door NBW. Uit het onderzoek volgt dat de kosten van de VWA redelijk zijn en zelfs lager zijn dan het gemiddelde.

Overigens dient een en ander in verband te worden gezien met lopende ontwikkelingen op het gebied van de invoer uit derde landen en entrepots. Hierbij wordt met het bedrijfsleven onderzocht in hoeverre en onder welke voorwaarden gerichte overeenkomsten met de VWA kunnen worden gesloten over het serviceniveau bij de uitvoering van de werkzaamheden. Hoewel 24-uurs beschikbaarheid van VWA-medewerkers mogelijk is, brengt dit zonder meer kosten met zich mee. In dit verband dienen dan nadere afspraken te worden gemaakt. Aldus kan in beginsel maatwerk worden geleverd, zoals AIP in haar advies ten aanzien van de conceptregeling ook min of meer bepleit.

Opgemerkt zij voorts dat de artikelen 7, tweede lid, 13, eerste lid en 14, tweede lid, betreffende laboratoriumonderzoeken thans uitdrukkelijk zijn toegesneden op het kostprijsmodel. Zoals eerder opgemerkt, worden de werkelijke kosten in rekening gebracht voor laboratoriumonderzoeken. Blijkens de hier genoemde bepalingen wordt het kostprijsmodel toegepast bij de berekening van de hoogte van de werkelijke kosten voor de bedoelde laboratoriumonderzoeken. De werkelijke kosten worden in feite in twee stappen berekend. Primair worden de direct aan het desbetreffende laboratoriumonderzoek toe te rekenen materiële kosten bepaald. Het gaat hierbij om kosten voor onder meer chemicaliën, apparatuur en (hulp)materialen. Overige kosten, zoals personeelskosten, huisvestingslasten, ICT-kosten en rente en afschrijvingen, worden omgeslagen via de aan het desbetreffende onderzoek bestede tijd per medewerker. De kosten per type laboratoriumonderzoek worden weergegeven op de website van de VWA (www.vwa.nl).

Hoofdstukken 5 en 6 – algemeen

De artikelen in deze hoofdstukken hebben betrekking op werkzaamheden in het kader van het slachten en op werkzaamheden in koel- en vrieshuizen, slachthuizen voor lagomorfen en uitsnijderijen. Ook hier geldt dat waar voorheen door de VWA start- en kwartiertarieven in rekening werden gebracht, thans aanvraag-, start- en kwartiertarieven op basis van het nieuwe kostprijsmodel worden gehanteerd.

Artikel 15

In dit artikel is de retributie opgenomen voor ante mortem en post mortem keuringswerkzaamheden verricht door de officiële dierenartsen en officiële assistenten van de VWA. Op grond van de ter consultatie voorgelegde retributieregeling werden de werkzaamheden verricht door de officiële assistent van de VWA in het kader van de post mortemkeuring in rekening gebracht, in tegenstelling tot de praktijk tot op heden. COV en KNS hebben aangegeven zich hiermee niet te kunnen verenigen. Na nader overleg met COV is de regeling thans aangepast op dit punt. De toezichthoudende werkzaamheden van de officiële assistent van de VWA in het kader van de post mortem keuringen worden vooralsnog niet in rekening gebracht. De tot op heden geldende systematiek blijft daarmee gehandhaafd. Hetgeen doorberekend wordt zijn enkel de post mortemwerkzaamheden die door of namens de officiële dierenarts (onder verantwoordelijkheid van de officiële dierenarts) worden verricht.

Artikel 16

Het onderhavige artikel voorziet in de retributie voor de uitvoering van post mortemkeuringswerkzaamheden door een officiële assistent die via KDS wordt ingezet. Deze officiële assistent wordt in de regeling steeds aangeduid als de officiële assistent die in het kader van de uitvoering van het Convenant Roodvleeskeuring actief is. Indien enkel over de officiële assistent wordt gesproken, zonder toevoeging betreffende het convenant, wordt gedoeld op de officiële assistent van de VWA. De term ‘officiële assistent’ is overigens ontleend aan verordening (EG) nr. 854/2004 (artikel 2) en is aldus niet afzonderlijk in de onderhavige regeling gedefinieerd. Ten aanzien van de retributies die voor de post mortem keuringswerkzaamheden, verricht door BV Kwaliteitskeuring Dierlijke Sector (KDS), in rekening worden gebracht, geldt nog altijd dat de betreffende tarieven door de Minister worden vastgesteld en geïnd. De hoogte van de tarieven wordt bepaald aan de hand van een gemotiveerd voorstel van KDS. De onderhavige retributies zijn verhoogd en aangepast vanwege onder meer cao-ontwikkelingen en kostprijsstijgingen. De tarieven zijn aldus kostendekkend. Naar aanleiding van overleg met KDS omtrent de onderhavige tarieven, is de systematiek van de tarieven overigens enigszins gewijzigd ten opzichte van de systematiek zoals deze was neergelegd in de conceptregeling die ter advisering aan het bedrijfsleven is voorgelegd.

Artikel 17

Hoewel het onderscheid tussen kleine en grote slachthuizen (de voorheen zogenoemde artikel 4-slachterijen onderscheidenlijk artikel 10-slachterijen) op grond van het Europeesrechtelijk hygiënepakket per 1 januari 2006 is vervallen, kent de onderhavige retributieregeling afzonderlijke retributies voor bepaalde slachterijen met geringe capaciteit. Het betreft geen voortzetting van het vroegere afzonderlijke tarief voor de artikel 4-slachterijen, maar het gaat hier om een specifieke maatregel ten behoeve van, kort gezegd, de kleine zelfslachtende slagers die minder dan 10 grootvee-eenheden per week behandelen met een maximum van 125 grootvee eenheden per kwartaal. Per kwartaal wordt in retrospect het werkelijke aantal geslachte grootvee-eenheden bepaald. O.b.v. die meting wordt bepaald onder welk retributieregime (artikel 15 of artikel17) een slachthuis het daar op volgende kwartaal valt. Deze laatste groep ondernemingen is kleiner dan de groep artikel 4-slachterijen.

De specifieke maatregel voor de kleine zelfslachtende slagers is ingegeven door het feit dat deze kleine ondernemingen geconfronteerd worden met relatief veel hogere tarieven, en het vooralsnog wenselijk wordt geacht deze effecten van de invoering van het stelsel te verzachten. Juist de kleine ondernemingen worden door het nieuwe stelsel getroffen, omdat het nieuwe stelsel sterker dan voorheen is gebaseerd op het principe dat de kosten worden neergelegd, daar waar ze worden gemaakt; de kleinschaligheid van de zelfslachtende slagers is relatief kostbaar in het kader van de uitvoering van de werkzaamheden door de VWA, zodat de effecten van toepassing van het nieuwe stelsel sterk voelbaar zijn bij deze groep ondernemingen.

Gelet hierop en gelet op de verplichting in verordening (EG) nr. 882/2004 om bij de vaststelling van tarieven rekening te houden met de belangen van ondernemingen met een geringe capaciteit, geldt op grond van artikel 17 dat bij deze ondernemingen in het kader van ante mortemwerkzaamheden geen kwartiertarief in rekening wordt gebracht, en dat ingeval van post mortemwerkzaamheden verricht door de VWA (het gaat hierbij enkel om toezicht op de officiële assistent) geen aanvraag- en geen kwartiertarief van toepassing is, enkel een starttarief. Dit starttarief is aanzienlijk lager dan het starttarief in artikel 15, dat voor de grotere slachthuizen in de roodvleessector geldt. Indien de officiële dierenarts echter wordt ingeschakeld teneinde de post mortemkeuring te verrichten ten aanzien van vlees of dieren die afwijkingen als bedoeld in verordening (EG) nr. 854/2004 vertonen, wordt naast het (lage) starttarief ook een vast bedrag in rekening gebracht. Het vaste bedrag dient ter dekking van de kosten die gemoeid zijn met het ad hoc inplannen van de officiële dierenarts die de post mortemkeuring moet verrichten.

In het vijfde lid is voorzien in de situatie dat de slachthuizen, die normaliter niet meer dan 125 grootvee-eenheden per kwartaal behandelen, vanwege een piekbelasting rond bijvoorbeeld het islamitische offerfeest of kerst, dat maximum aantal grootvee-eenheden overschrijdt. In beginsel zou dan het gunstiger tarief in artikel 17 niet mogen worden toegepast, en zou het regime van artikel 15 van toepassing zijn, dat een veel hogere tarifering kent. Overschrijding van het maximum van 125 grootvee-eenheden zou met andere woorden leiden tot het integraal hanteren van de hogere retributie ex artikel 17, enkel vanwege de piekbelasting. Het vijfde lid bepaalt daarom dat een slachthuis dat enkel vanwege de piekbelasting het aantal van 125 grootvee-eenheden zou overschrijden, toch onder het regime van artikel 17 blijft vallen. Het lagere tarief geldt voor de werkzaamheden van de VWA. Het zesde lid maakt hierop echter één uitzondering. Op de twee aaneengesloten dagen, bedoeld in het vijfde lid, waarop de relatief grote aantallen dieren worden geslacht, wordt voor de werkzaamheden van de VWA de retributie van artikel 15 in rekening gebracht. De kosten voor aanwezigheid van de VWA-medewerker liggen ver beneden de opbrengst wanneer de retributies die op grond van artikel 17 verschuldigd zijn, zouden worden toegepast.

Artikel 21

Aangezien de tarieven voor werkzaamheden ter zake van de slacht van pluimvee en ter zake van de slacht van klein wild gelijk zijn, zijn de desbetreffende vroegere artikelen thans opgegaan in één artikel (artikel 21) Het vroegere artikel 25 betreffende werkzaamheden ter zake van het slachten van pluimvee verricht door speciaal daartoe opgeleid personeel van het slachthuis, is thans geschrapt. Gelet op de huidige retributiestructuur heeft deze bepaling geen toegevoegde waarde.

In de nieuwe artikelen 22 en 24 zijn de eerdergenoemde maatregelen beschreven voor de kleine pluimvee- en wildslachterijen. Bij pluimvee- en wildslachterijen die minder dan 10 GVE per week en maximaal 125 GVE per kwartaal behandelen, wordt een afwijkend (lager) tarief in rekening gebracht voor de keuringswerkzaamheden verricht door de VWA. Per kwartaal wordt in retrospect het werkelijke aantal geslachte grootvee-eenheden bepaald. Op basis van die meting wordt bepaald onder welk retributieregime een slachthuis het daar op volgende kwartaal valt (het reguliere regime ex artikel 21 onderscheidenlijk artikel 23, of het speciale regime ex artikel 22 onderscheidenlijk 24).

Artikel 25

Artikel 23 heeft betrekking op de retributie ter zake van controles betreffende residuen van niet toegestane of gereglementeerde stoffen, welke controles in het kader van het Nationaal Plan Residuen worden verricht. De hoogte van de betreffende retributie vloeide tot op heden voort uit de vroegere richtlijn nr. 85/73/EEG. Verordening (EG) nr. 882/2004 schrijft echter geen dwingend tarief meer voor ten aanzien van deze controlewerkzaamheden. Het tot nog toe geldende tarief van € 1,35 per ton geslacht gewicht zal worden gehandhaafd. Het geslacht gewicht per diersoort is weergegeven in bijlage III.

Artikel 26

Dit artikel heeft betrekking op laboratoriumonderzoeken die in het kader van de post mortemkeuring worden verricht. Op grond van bijlage I, hoofdstuk II, onderdeel F, onder 1, sub c, bij verordening (EG) nr. 854/2004 dienen in het kader van post mortemkeuringen bepaalde monsters te worden genomen en dienen deze in een laboratorium te worden onderzocht. Gedacht kan worden aan hormoononderzoeken, onderzoeken naar Trichinella (overeenkomstig verordening (EG) nr. 2075/2005 van de Commissie van 5 december 2005 tot vaststelling van specifieke voorschriften voor de officiële controles op Trichinella in vlees) en de zogeheten BO/AB-onderzoeken. De kosten die gemoeid zijn met deze laboratoriumonderzoeken zijn zeer uiteenlopend. Tegen deze achtergrond worden voor deze laboratoriumonderzoeken de werkelijke kosten in rekening gebracht, naast de kosten gemoeid met de post mortemkeuring als zodanig. Een en ander volgt uit het eerste lid van artikel 24.

Het tweede lid van artikel 26 ziet op de volgende situatie. Indien een bedrijf op grond van de Regeling verbod handel met bepaalde stoffen behandelde dieren onder toezicht is geplaatst, dienen de daar aanwezige dieren in beginsel op het bedrijf te blijven. In afwijking hiervan mag een dier afkomstig van een dergelijk bedrijf wél rechtstreeks afgevoerd worden naar de slacht. Het noodzakelijk hormoononderzoek bij het ter slacht afgevoerde dier wordt dan op het slachthuis verricht, terwijl deze onderzoeken in het hier bedoelde geval normaal op het onder toezicht geplaatste bedrijf plaatsvinden. Op grond van de onderhavige retributiebepaling wordt het thans mogelijk om de kosten, gemoeid met dit laboratoriumonderzoek naar hormonen ten aanzien van het dier dat is afgevoerd naar de slacht, bij het onder toezicht geplaatste bedrijf (bedrijf van herkomst) in rekening te brengen (in plaats van bij het desbetreffende slachthuis). Het gaat hierbij om de werkelijke kosten voor dat laboratoriumonderzoek.

Artikel 30

Als voorheen geldt dat ingeval er sprake is van doorvoer van varkens, runderen, schapen of geiten, er geen aanvraag- of starttarief in rekening wordt gebracht voor de controlewerkzaamheden, bedoeld in dit artikel. De reden hiervoor is dat er op de dag dat de doorvoer plaatsvindt reeds een officiële dierenarts aanwezig is die keuringswerkzaamheden verricht waarvoor een starttarief in rekening wordt gebracht. Het betreft hier een in het verleden met het bedrijfsleven gemaakte afspraak die thans in het afzonderlijke artikel 51 ten algemene is neergelegd.

Hoofdstuk 8, artikel 31

Voor zover in het kader van de verschillende keuringen in de diverse productiestadia laboratoriumonderzoeken worden verricht, worden voor die onderzoeken de werkelijke kosten in rekening gebracht. De wijze waarop die kosten worden berekend per monsteranalyse, is in artikel 31 van de onderhavige regeling weergegeven, zoals hiervoor reeds is opgemerkt. Het kostprijsmodel geldt hierbij als uitgangspunt.

In de gevallen waarin de werkelijke kosten voor monsteranalyses al eens berekend zijn en dus bekend zijn, worden deze kosten gepubliceerd op de website van de VWA (www.vwa.nl). Het op deze site gepubliceerde overzicht van tarieven wordt periodiek geactualiseerd. Kosten van nieuwe, nog niet eerder toegepaste analyses en eventuele overige wijzigingen in het overzicht worden aldus steeds in het overzicht verwerkt. Ten behoeve van de transparantie zullen ter vergelijking eveneens de tot op heden in rekening gebrachte laboratoriumkosten op de website worden weergegeven. Overigens stijgen de totale laboratoriakosten niet. Nieuw is slechts dat de kosten niet allemaal in de regeling zijn weergegeven c.q. in de kwartiertarieven zijn verdisconteerd, maar op de website worden geplaatst en afzonderlijk in rekening worden gebracht. Een en ander komt de transparantie ten goede.

Artikelen 32 tot en met 45

Ingevolge de artikelen 32 tot en met 451 worden start- en kwartiertarieven in rekening gebracht voor de werkzaamheden op het gebied van (verlening van) erkenningen, vergunningen, aanwijzingen en toelatingen. Hier gelden geen aanvraagtarieven, aangezien deze werkzaamheden geen bijzondere planning door de VWA vereisen en er aldus geen kosten worden gemaakt. Ingeval van controle op de naleving van de eisen verbonden aan de vergunning, toelating, aanwijzing, erkenning of registratie als bedoeld in de regeling, wordt geen aanvraagtarief in rekening gebracht, omdat dergelijke werkzaamheden niet door de houder van de erkenning worden aangevraagd en ingepland.

In de artikelen 32 en 33 gaat het om retributies die door de VWA in rekening worden gebracht voor werkzaamheden betreffende de erkenning van laboratoria overeenkomstig de Regeling erkenning veterinaire laboratoria. De werkzaamheden in dit verband worden feitelijk in hoofdzaak verricht door CIDC-Lelystad. De retributie in artikel 32, tweede lid, is samengesteld uit de kosten voor de ringtest die CIDC verricht in het kader van de behandeling van de aanvraag van de erkenning (deze kosten bedragen blijkens artikel 31, derde lid, onderdeel b, € 643,50), vermeerderd met de kosten van de VWA terzake de beoordeling van de resultaten van de ringtest en afwikkeling van de aanvraag. Met name de laatstbedoelde werkzaamheden nemen thans aanzienlijk meer tijd in beslag. De stijging van de onderhavige retributie vloeit met name uit dit feit voort. De retributies in artikel 33, onderdelen b en c, zijn verhoogd in verband met een stijging van materiaalkosten.

Nieuw is de retributie voor de registratie van reinigings- en ontsmettingsplaatsen (R&O-plaatsen) bestemd voor vervoermiddelen van pluimvee en pluimveeproducten (artikel 36, onderdeel f). Tijdens de Aviaire Influenza-crisis in 2003 is gebleken dat er onvoldoende R&O-plaatsen beschikbaar waren voor de bedoelde vervoermiddelen. Bovendien bleken de reeds erkende reguliere R&O-plaatsen, die werden gebruikt voor evenhoevigen, niet geschikt voor de reiniging en ontsmetting van de pluimveevervoermiddelen. Dit heeft ertoe geleid dat uiteindelijk ook andere locaties als R&O-plaats voor deze vervoermiddelen konden worden gebruikt, mits deze waren geregistreerd. Voor de aanvraag en behandeling van de erkenning van reguliere R&O-plaatsen en het erkenningenonderhoud werd tot op heden al een retributie in rekening gebracht (zie het vroegere artikel 40, onder b in verbinding met bijlage I, onder 4, sub e, bij de voorgaande regeling; thans artikel 36, onderdeel d). Tot op heden is een dergelijke retributie echter niet in rekening gebracht bij exploitanten van een geregistreerde R&O-plaats voor vervoermiddelen voor pluimvee(producten). Deze omissie wordt door middel van onderhavige bepaling hersteld. De kosten worden daar neergelegd waar ze worden gemaakt.

In afwijking van de regeling zoals deze ter consultatie is verzonden, wordt voor de onderhavige registratie, alsmede voor de overige registraties die in de bijlage onder (iv) waren opgenomen, thans een vast tarief in rekening gebracht. Voorheen gold een aanvraag-, start- en kwartiertarief. Aangezien echter voor de betreffende werkzaamheden in wezen geen officiële dierenarts of officiële assistent behoefde te worden ingeschakeld, sluit een vast tarief beter aan bij de realiteit. Tegen deze achtergrond zijn de vroegere in bijlage I onder 4 (consultatieregeling: bijlage I, onder (iv)) genoemde registraties overgeheveld naar de regeling zelf (artikelen 35 en 36).

Voorts zijn nieuw de retributies voor VWA-kosten die in het kader van dierlijke bijproducten worden gemaakt. Op grond van verordening (EG) nr. 1774/2002 dienen diverse bedrijven en installaties erkend te zijn om de bedrijven of de installaties te laten opereren. Voor de behandeling van een aanvraag hiertoe en het erkenningenonderhoud (de controles die worden verricht teneinde na te gaan of nog altijd aan de erkenningsvoorwaarden wordt voldaan) is de in de artikelen 39 en 44 weergegeven retributie verschuldigd. Voorheen werd voor deze werkzaamheden niets in rekening gebracht, waardoor de VWA niet kostendekkend opereerde. Anders dan Cumela Nederland heeft opgemerkt, is aldus geen sprake van een ‘hoger’ tarief. Bovendien zal het aantal controles in het kader van erkenningenonderhoud voor de meeste bedrijfstypen beperkt blijven tot hooguit twee á drie per jaar. De hiermee gemoeide kosten zullen dan in totaal niet zodanig hoog zijn dat deze de ontwikkeling van bedrijven in deze sector zullen beperken. Indien het in het kader van het erkenningenonderhoud noodzakelijk blijkt nadere monsters te nemen en laboratoriumonderzoek ter zake te verrichten, worden op grond van artikel 45 van de retributieregeling de werkelijke kosten, gemoeid met dat laboratoriumonderzoek, in rekening gebracht, naast de retributie die voor het erkenningenonderhoud als zodanig verschuldigd is.

Ingevolge artikel 23 van verordening (EG) nr. 1774/2002 is toestemming vereist voor het gebruik van dierlijke bijproducten, als bedoeld in dat artikel 23. Ook in verband met de verlening van die toestemming is de onderneming die de toestemming voor dat gebruik aanvraagt thans op grond van artikel 37 een retributie verschuldigd. Dit geldt eveneens voor de registratiewerkzaamheden van de VWA met betrekking tot een bedrijf dat dierlijke bijproducten gebruikt of een verzamelcentrum, als bedoeld in artikel 23, vierde lid, van verordening (EG) nr. 1774/2002. De betreffende retributie is opgenomen in artikel 38 van de onderhavige retributieregeling.

Artikel 43 bevat de retributie voor werkzaamheden van de VWA in het kader van de erkenning van een grensinspectiepost. Ingevolge richtlijn 97/78 en beschikking nr. 2001/812/EG kan een lidstaat een onderneming voordragen voor erkenning door de Europese Commissie als grensinpsectiepost (BIP). De lidstaat dient zich er hiertoe wel van vergewist te hebben dat de onderneming aan de eisen voldoet die ingevolge de Europese regelgeving gesteld worden aan een grensinspectiepost. Deze werkzaamheden worden verricht door de VWA, en worden op grond van het onderhavige artikel geretribueerd. Tot op heden was dit niet het geval.

Hoofdstuk 10, artikel 46

Een andere retributie die tot op heden niet in rekening werd gebracht, is de retributie voor de zogeheten aanvullende officiële controle. Artikel 28 van verordening (EG) nr. 882/2004 bepaalt dat indien de bevoegde autoriteit vaststelt dat sprake is van niet-naleving van de Europese hygiëneregelgeving (de verordeningen (EG) nrs. 852/2004, 853/2004 en 854/2004), en dit aanleiding vormt om over te gaan tot een officiële controle die verder gaat dan de gewone controleactiviteiten van de bevoegde autoriteit, de lidstaat verplicht is een retributie in rekening te brengen voor deze aanvullende controle. De lidstaten hebben geen discretionaire bevoegdheid omtrent het al dan niet invoeren van deze retributie. Het betreft hier met andere woorden een Europees verplicht gestelde retributie. Anders dan VNO-NCW, FNLI en het CBL hebben gesteld, heeft Nederland aldus geen mogelijkheid af te zien van invoering van een retributie voor de ‘aanvullende officiële controle’ als bedoeld in artikel 28 van verordening (EG) nr. 882/2004. Voor zover deze organisaties nog hebben gewezen op het opleggen van boetes als instrument om de kosten neer te leggen daar waar ze worden gemaakt, zij opgemerkt dat de VWA op veterinair terrein niet de bevoegdheid heeft bestuurlijke boetes op te leggen; zij heeft dit enkel op grond van de Warenwet, ten aanzien van de beleidsterreinen behorend tot het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS). De AID heeft zowel op beleidsterreinen van het Ministerie van VWS als ook op het veterinaire terrein de bevoegdheid strafrechtelijke boetes op te leggen. De VWA heeft deze bevoegdheid voornamelijk op de beleidsterreinen behorend tot het Ministerie van VWS.

Het artikel in de Europese verordening omschrijft ‘gewone controleactiviteiten’ als controleactiviteiten met een routinekarakter waarin de communautaire of nationale wetgeving voorziet. Activiteiten die verder gaan dan deze gewone controleactiviteiten (i.e. de te retribueren aanvullende officiële controles) omvatten het nemen van monsters, alsook andere controles die nodig zijn om de omvang van een probleem vast te stellen en na te gaan of er corrigerende maatregelen zijn genomen. Ook controles om niet-naleving op te sporen en/of te bewijzen, vallen hier onder volgens de verordening. Een meer exacte afbakening tussen herinspecties en te retribueren aanvullende controles dan hierboven weergegeven, kent de Europese verordening niet.

In de praktijk gaat het om controles van zowel de VWA als de Algemene Inspectiedienst (AID). Indien een aanvullende controle noodzakelijk wordt geacht door VWA onderscheidenlijk AID, zal deze aangekondigd worden na constatering van een overtreding van een Europees hygiënevoorschrift. Of het noodzakelijk wordt geacht om een (retribueerbare) aanvullende controle als bedoeld in de verordening te verrichten, is onder meer afhankelijk van de ernst van de geconstateerde overtreding. In overeenstemming met de door de VWA in het rapport ‘Handhaven met verstand en gevoel’ beschreven lijn, zullen VWA noch AID in beginsel de herinspecties na niet-ernstige overtredingen aanmerken als te retribueren aanvullende officiële controles. In die gevallen zal de ondernemer doorgaans een schriftelijke bevestiging ontvangen van de constatering van de (lichte) overtreding, tezamen met een advies om de overtreding op te heffen. Voor zover dan überhaupt nog een controle plaatsvindt om te bezien of die overtreding daadwerkelijk is opgeheven (deze controle blijft uit indien de ondernemer adequaat heeft gereageerd), zal deze in beginsel niet gelden als te retribueren aanvullende controles als bedoeld in artikel 28 van de verordening. Enkel bij meer ernstige overtredingen van de hygiëneregelgeving, zullen aanvullende controles in rekening gebracht worden overeenkomstig artikel 28 van verordening (EG) nr. 882/2004. Een dergelijke aanvullende controle zal ook worden aangekondigd.

Gelet op de bevoegdheden van de AID en haar rol op het gebied van handhaving, zal de AID naar verwachting bij bepaalde ernstige overtredingen niet overgaan tot aanvullende officiële controles waarvoor een retributie in rekening wordt gebracht. Bij overtredingen van een dusdanig ernstige aard dat direct ingrijpen en/of (strafrechtelijk) optreden wenselijk is, wordt namelijk geen aanvullende controle verricht, maar worden direct de strafrechtelijke of bestuursrechtelijke handhavingsinstrumenten ingezet. Wel zouden eventueel kosten van een aanvullende controle in rekening kunnen worden gebracht, indien deze gemaakt worden ter vaststelling van gevolgen van een overtreding, bijvoorbeeld bij diervoederincidenten.

Binnen deze kaders zal nader vorm worden gegeven aan het beleid omtrent de aanvullende officiële controles als bedoeld in de Europese verordening. In welke gevallen dus daadwerkelijk sprake zal zijn van een aanvullende officiële controle als bedoeld in de Europese verordening, waarvoor een retributie in rekening moet worden gebracht, zal in de praktijk nader uitgewerkt moeten worden. Een en ander zal meegenomen worden in de evaluatie bedoeld in paragraaf 7.

De hierboven bedoelde aanvullende controles zullen er met name op zijn gericht om na te gaan of de overtreder afdoende corrigerende maatregelen heeft getroffen of om de omvang van het probleem c.q. de overtreding vast te stellen.

Voor de duidelijkheid zij opgemerkt dat het bij de herkeuring, als bedoeld in artikel 27, om een geheel ander soort activiteiten gaat dan de aanvullende controleactiviteiten als bedoeld in het onderhavige artikel 46. Indien een slachthuis het oneens is met de keuringsbeslissing van de officiële dierenarts, is het slachthuis bevoegd een herkeuring bij de VWA aan te vragen. Het gaat hier met andere woorden niet om een aanvullende controle op initiatief van de VWA na constatering van een overtreding van regelgeving.

Indien de aanvullende controle wordt verricht door de VWA, is de betreffende onderneming de retributie verschuldigd aan de VWA. Indien de aanvullende controle wordt verricht door de AID, dient de retributie te worden voldaan aan de AID. Anders dan tijdens eerdere informatiebijeenkomsten door het bedrijfsleven is verondersteld en door VNO-NCW en MKB Nederland in het kader van de consultatie is aangegeven, wordt de VWA niet beloond door het opvoeren van het aantal te retribueren aanvullende controles. De retributie voor de aanvullende controles dekt ten hoogste de VWA-kosten die door de overtreder die de aanvullende controles treft, worden veroorzaakt. Indien de VWA om welke reden ook besluit tot een aanvullende controle, dan staan daar ook kosten tegenover.

De retributie voor een aanvullende controle bedraagt € 85. Dit geldt in principe ongeacht de aard en strekking van de desbetreffende aanvullende controle. Indien de controle naast bepaalde controlewerkzaamheden tevens laboratoriumonderzoek omvat, is voor het geheel een bedrag van € 225 verschuldigd. Indien de aanvullende controle echter enkel bestaat uit laboratorium-onderzoek, wordt een bedrag van € 165 in rekening gebracht. Ingeval het te verrichten laboratoriumonderzoek echter een onderzoek naar hormonen is, geldt dat voor dat laboratoriumonderzoek de werkelijke kosten in rekening worden gebracht. Deze kosten zijn te vinden op de website van de VWA.

Hoofdstuk 11, artikelen 47 tot en met 50

In deze artikelen zijn de extra retributies geregeld, welke in de praktijk beter bekend staan als ‘toeslagen’. Vooropgesteld zij dat deze toeslagen niet verschuldigd zullen zijn, indien de werkzaamheden tijdig worden aangemeld, de aanvraag van het benodigde aantal kwartieren realistisch is (waardoor uitloop van werkzaamheden wordt voorkomen), en er geen sprake is van uitstel of onderbrekingen van werkzaamheden. De verwachting is dat het nieuwe planningskader van de VWA daar aan kan bijdragen. Door hieraan daadwerkelijk invulling te geven, heeft het bedrijfsleven zelf in de hand of er aanleiding is en zo ja, in welke mate, om extra retributies op te leggen.

De toeslagensystematiek is in wezen niet gewijzigd ten opzichte van de vorige retributieregelingen. Nieuw is wel het uitgangspunt dat indien een onderneming de bij de VWA aangevraagde werkzaamheden om welke reden ook te laat aanmeldt (i.e. later dan het in artikel 55, eerste tweede of derde lid bedoelde tijdstip), deze aangevraagde werkzaamheden niet zullen worden uitgevoerd op de daartoe aangevraagde dag, maar zullen deze in overleg met de aanvrager worden doorgeschoven naar de daar op volgende werkdag, voor zover de aanvrager hiertoe althans een nieuwe schriftelijke aanvraag indient bij de VWA. Aldus worden bedrijven ertoe aangezet efficiënt te werken en de werkzaamheden tijdig aan te melden, zodat de VWA op haar beurt efficiënt kan werken door een efficiënte planning op te zetten op basis van de aanvragen.

De huidige praktijk is in enkele sectoren namelijk nog te vaak dat voor de te verrichten werkzaamheden te weinig tijd wordt aangevraagd. Indien de aanwezige VWA-medewerker dit bij het uitvoeren van de werkzaamheden constateert, ontstaat steeds het probleem dat de VWA-medewerker ofwel de uitloopwerkzaamheden moet verrichten, en hierdoor zelf niet naar zijn volgende afspraak kan en een andere, ad hoc alsnog in te plannen VWA-medewerker naar de volgende afspraak moet sturen, ofwel ad hoc een VWA-medewerker de uitloopwerkzaamheden laat verrichten en zelf alsnog naar zijn volgende afspraak gaat. Het behoeft geen betoog dat deze gang van zaken kosten voor de VWA met zich meebrengt. De hierboven geschetste nieuwe aanpak ingeval van te late aanmelding c.q. uitloop van werkzaamheden moet de praktijk van inefficiëntie en onrealistische aanvragen tegengaan. Ook het planningskader van de VWA strekt daartoe. Opgemerkt zij overigens dat de VWA bij de beoordeling van de situatie van uitloop van werkzaamheden zonder meer rekening zal houden met de eventueel aan de orde zijnde welzijnsaspecten. Slechts in bijzondere omstandigheden c.q. calamiteiten, die de aanvrager redelijkerwijs niet toegerekend kunnen worden, kunnen de te laat aangemelde werkzaamheden alsnog worden ingepland en op de daartoe aangevraagde dag worden uitgevoerd. Of sprake is van dergelijke bijzondere omstandigheden c.q. calamiteiten, wordt beoordeeld door de VWA, op basis van redelijkheid en billijkheid. Ingeval de te laat aangevraagde werkzaamheden alsnog worden uitgevoerd na constatering van bijzondere omstandigheden die hiertoe nopen, is de aanvrager echter wel een extra retributie verschuldigd, naast de retributie voor de werkzaamheden als zodanig. Deze retributie bedraagt 30% van het kwartiertarief dat op grond van de regeling voor de aangevraagde werkzaamheden als zodanig in rekening wordt gebracht, of, indien het een kleine zelfslachtende slager in de roodvleessector betreft, een starttarief en een bedrag van € 12,55. Een en ander volgt uit de artikelen 47, eerste, tweede en derde lid in verbinding met artikel 55, vierde en vijfde lid.

Naast te late aanmelding van werkzaamheden wordt de VWA bij tijd en wijle ook geconfronteerd met uitloop van werkzaamheden; de werkzaamheden nemen meer tijd in beslag dan is aangevraagd. Voor deze uitloop van werkzaamheden geldt dezelfde systematiek als hierboven beschreven: de werkzaamheden worden in beginsel niet op die dag uitgevoerd, tenzij er sprake is van een calamiteit. In dat laatste geval zullen de werkzaamheden wel worden uitgevoerd (uitloop aangevraagde werkzaamheden) en zal een extra retributie in rekening worden gebracht. Deze bestaat in de eerste plaats uit een bedrag van € 12,55, ter dekking van de met de uitloop van werkzaamheden gemoeide planningskosten van de VWA. Voorts wordt ook een starttarief in rekening gebracht. Het starttarief is berekend op basis van onder meer reistijd die geldt in de reguliere situatie dat een VWA-medewerker na afronding van de werkzaamheden tijdig door kan naar de volgende afspraak, die in beginsel binnen een bepaalde afstand zal plaatsvinden. Ingeval van uitloop van werkzaamheden moet ad hoc een VWA-medewerker worden ingepland en gaan reizen naar het bedrijf met uitloop of op de vervolgafspraak verschijnen. Dit brengt extra kosten met zich mee. Zo kan het immers zijn dat een ad hoc ingeplande medewerker de uitloopwerkzaamheden overneemt. Maar ook kan een medewerker van een andere, verder weggelegen locatie moeten komen om de volgende afspraak over te nemen, dan waar in de reguliere starttarieven rekening mee is gehouden. Tot slot wordt een bedrag van 30% van het kwartiertarief in rekening gebracht, voor zover voor de betreffende werkzaamheden normaliter althans een kwartiertarief geldt. Door hantering van dat percentage verwacht de VWA de kosten, gemoeid met het aansturen van de VWA-medewerkers te kunnen dekken.

Voor zover de regeling bij invoerwerkzaamheden geen kwartiertarieven, maar bulktarieven kent, is een vast bedrag opgenomen dat bij wijze van extra retributie in rekening wordt gebracht.

Door de PVE, COV, NBHV, NBP, NEPLUVI en de Vereniging van groothandelaren in vlees van wild en van tamme konijnen is ten aanzien van de onderhavige toeslagen opgemerkt dat ten onrechte niet in de regeling is voorzien in de situatie dat een VWA-medewerker te laat of niet aanwezig is voor het verrichten van de aangevraagde werkzaamheden. Analoog aan de toeslagensystematiek die voor het bedrijfsleven geldt, zou er ook voorzien moeten worden in compensatie bij te late aankomst of afwezigheid van de VWA-medewerker.

De onderhavige regeling heeft betrekking op retributies die verschuldigd zijn voor werkzaamheden die de VWA verricht ten behoeve van de ondernemingen. Het is mogelijk dat een VWA-medewerker door bepaalde gedragingen van een ondernemingen zelf (bijvoorbeeld te krappe aanvraag van werkzaamheden) meer tijd dient te besteden aan de werkzaamheden dan door de VWA was te voorzien. Teneinde dit zoveel mogelijk te voorkomen, voorzien de onderhavige artikelen in een extra retributie voor te late aanmelding, afmelding en onderbrekingen aan de zijde van het bedrijfsleven. De VWA streeft in verband met de uitvoering van haar eigen planning zonder meer naar tijdige aanwezigheid op de bedrijven. Tegen deze achtergrond wordt ook de hierboven beschreven lijn van de VWA ingevoerd, inhoudende dat te laat aangemelde werkzaamheden (daaronder valt ook uitloop van werkzaamheden) niet meer op de dag zelf worden uitgevoerd. Ingeval een onderneming niettemin substantiële schade zou leiden doordat de VWA haar planning onverhoopt niet heeft kunnen volgen, zou langs de gebruikelijke bestuursrechtelijke of civielrechtelijke wegen een schadevergoeding gevorderd kunnen worden, toegesneden op het concrete geval.

Artikel 48 heeft betrekking op het verrichten van werkzaamheden buiten openingstijd. Ook in dat geval zal wordt een extra retributie van 30% van het toepasselijke kwartiertarief in rekening gebracht per kwartier dat de werkzaamheden buiten openingstijd plaatsvinden. Dit is anders voor invoerwerkzaamheden, waarvoor gewichtstarieven gelden in plaats van kwartiertarieven en de beschreven systematiek bijgevolg niet kan worden toegepast. De systematiek kan evenmin worden toegepast ten aanzien van de werkzaamheden bij de kleine slachthuizen als bedoeld in artikel 17. De extra retributie wordt in deze twee gevallen dan ook gevormd door een vast bedrag in plats van een percentage van een kwartiertarief.

Artikel 49 ziet de situatie dat de uitvoering van werkzaamheden wordt onderbroken of uitgesteld, of geheel of gedeeltelijk niet plaatsvindt vanwege omstandigheden die buiten de invloedsfeer liggen van de met de werkzaamheden belaste VWA-medewerker. In dat geval wordt per kwartier dat de onderbreking of het uitstel duurt en de medewerker op de locatie verblijft maar geen werk kan verrichten, onderscheidenlijk per kwartier dat aangevraagde werkzaamheden uiteindelijk niet zijn uitgevoerd, en per medewerker van de VWA een bedrag in rekening gebracht. Dat bedrag is gelijk aan het op de betreffende werkzaamheden betrekking hebbende kwartiertarief dat normaliter voor de medewerker van de VWA in rekening wordt gebracht. Dit betekent, in reactie op COV, dat ingeval van uitstel of onderbreking van werkzaamheden de daadwerkelijk gewerkte uren in rekening worden gebracht (op grond van de bepaling in de regeling waar de retributie voor de betreffende werkzaamheid is beschreven), en daarnaast het aantal kwartieren dat het uitstel of de onderbreking heeft geduurd. Daar wordt dan hetzelfde kwartiertarief gehanteerd als het kwartiertarief dat voor de (uitgestelde of onderbroken) werkzaamheden zelf geldt. Aldus worden de gewerkte kwartieren in rekening gebracht, alsmede de wel aangevraagde, maar niet gewerkte kwartieren (vanwege het uitstel of de onderbreking), allen tegen hetzelfde kwartiertarief. Voor zover het gaat om uitgestelde of onderbroken keuringswerkzaamheden in het kader van de slacht (roodvlees), geldt deze systematiek zowel voor de door de VWA gewerkte kwartieren als de gewerkte kwartieren van de officiële assistenten die via KDS werken,Ook hier geldt dat afzonderlijke retributies zijn opgenomen ter zake van de invoerwerkzaamheden waarvoor een gewichtstarief geldt.

In artikel 50 zijn de extra retributies beschreven die worden toegepast in het kader van post mortemwerkzaamheden waarbij KDS wordt ingezet. Deze dienen ter dekking van de kosten die gemaakt worden ingeval werkzaamheden worden onderbroken of uitgesteld, geheel of gedeeltelijk niet plaatsvinden, of langer duren dan was gepland.

Artikelen 51 tot en met 54

In artikel 47, eerste lid, wordt weergegeven op welke wijze (met inachtneming van welke elementen) het starttarief in rekening wordt gebracht. Anders dan voorheen wordt het starttarief in rekening gebracht per medewerker van de VWA. Waar voorheen bijvoorbeeld tegelijkertijd twee VWA-medewerkers langs kwamen en slechts één starttarief in rekening werd gebracht voor deze twee, worden vanaf heden in een dergelijk geval twee starttarieven in rekening gebracht. Elk van deze medewerkers maakt immers afzonderlijk reis- en administratiekosten. Het aldus in rekening brengen van het starttarief doet in dit licht dan ook recht aan het principe dat de kosten daar worden neergelegd, waar ze worden gemaakt. COV heeft de vraag gesteld hoe deze nieuwe aanpak uitwerkt ingeval van een wisseling van een VWA-ploeg. Uitgangspunt is dat indien de werkzaamheden vereisen dat meer dan één VWA-medewerker aanwezig is om de werkzaamheden te kunnen verrichten, voor elk van deze medewerkers een starttarief wordt betaald. Dit geldt ook indien er na acht uur aaneengesloten werktijd de desbetreffende ploeg wordt gewisseld en er een nieuwe VWA-ploeg aantreedt. Voor elk van de nieuwe medewerkers is een starttarief verschuldigd. Indien echter bijvoorbeeld slechts één medewerker nodig is voor de werkzaamheden, en deze wordt halverwege de werkzaamheden vervangen door een andere VWA-medewerker, op initiatief van de VWA,omdat de eerste medewerker naar huis moet of elders aan de slag moet, dan zal geen additioneel starttarief in rekening worden gebracht.

Uit artikel 52 volgt dat indien een onderneming in staat is om de voor de onderneming noodzakelijke werkzaamheden voor de daaropvolgende periode tot maximaal één jaar van tevoren aan te vragen en te plannen, slechts voor die keer dat al die werkzaamheden in één keer worden aangemeld, een aanvraagtarief in rekening wordt gebracht. Het aanvraagtarief geldt met andere woorden niet per aangevraagde werkzaamheid. Op deze manier wordt het een onderneming onder meer mogelijk gemaakt om voor een jaar een periodieke vaste slachtdag in te laten plannen. Deze gang van zaken bevordert de efficiëntie in planning van werkzaamheden door de ondernemingen. Dit kan leiden tot een situatie waarin de VWA minder kosten maakt en bijgevolg minder in rekening hoeft te brengen. Ook indien de werkzaamheden tijdig worden afgemeld of gewijzigd, wordt een aanvraagtarief in rekening gebracht. Met dergelijke afmeldingen zijn immers eveneens planningswerkzaamheden gemoeid.

In artikel 53 is tot uitdrukking gebracht op welke wijze gefactureerd zal worden ingeval een aantal bedrijven er voor kiest gezamenlijk een officiële dierenarts of een officiële assistent in te schakelen voor de werkzaamheden op hun afzonderlijke bedrijven. In deze situatie zullen deze

arts en deze assistent in een aaneengesloten periode (bijvoorbeeld een ochtend, een middag, of een gehele dag) de betrokken bedrijven achtereenvolgens bezoeken en de gevraagde werkzaamheden op elk van deze bedrijven verrichten. Slechts één bedrijf wordt aangemerkt als aanvrager van de werkzaamheden. Dit bedrijf wordt één aanvraagtarief en één starttarief in rekening gebracht. Voor zover er op grond van de regeling verschillende starttarieven gelden voor de werkzaamheden die door de VWA-medewerkers worden verricht, wordt het hoogste starttarief in rekening gebracht dat ingevolge de regeling geldt voor de desbetreffende werkzaamheden. Daarnaast betalen de bedrijven het bedrag per kwartier dat voor de desbetreffende werkzaamheden op grond van de regeling verschuldigd is, alsmede de reistijd die naar de volgende locatie moet worden afgelegd. Een slachthuis dat niet meer behandelt dan 10 GVE per week met een maximum van 125 GVE per kwartaal, betaalt (in afwijking van artikel 17) het bedrag bedoeld in artikel 15. De bedrijven dienen onderling af te stemmen of en op welke wijze deze kosten onderling worden verdeeld. KDS heeft in dit verband opgemerkt dat deze maatregel niet werkbaar zou zijn voor de kleine zelfslachtende slagers. De verwachting is echter dat deze maatregel met name effect zou kunnen hebben in regio’s waar de ondernemingen op relatief korte afstand van elkaar verwijderd zijn. De uiteindelijke effecten van de maatregelen zullen in 2008 geëvalueerd worden,

Artikel 54 ziet op een enigszins vergelijkbare situatie. Hier gaat het om het geval dat op één bedrijf meerdere soorten werkzaamheden worden verricht, waarvoor op grond van de regeling in beginsel steeds een aanvraagtarief en een starttarief is verschuldigd. Dit artikel bepaalt dat alsdan slechts eenmaal het aanvraagtarief en het starttarief in rekening wordt gebracht. De officiële dierenarts en de officiële assistent zijn immers al voor bepaalde werkzaamheden op het bedrijf aanwezig. Het gaat niet aan voor andersoortige werkzaamheden die aansluitend op dezelfde locatie plaatsvinden, opnieuw een aanvraagtarief en een starttarief in rekening te brengen. Het betreft hier een continuering van bestaand beleid. Duidelijkheidshalve is er thans voor gekozen dit onderwerp in de hierboven beschreven bepalingen uitdrukkelijk op te nemen. Overigens wordt ook niet opnieuw een starttarief in rekening gebracht, indien de VWA er zelf voor kiest om uit een oogpunt van efficiëntie de aanwezige officiële dierenarts of assistent te vervangen door een andere officiële dierenarts of assistent.

De in de onderhavige artikelen beschreven mogelijkheden voor ondernemingen zullen met name voor de ondernemingen met relatief geringe capaciteit uitkomst kunnen bieden. Aldus wordt rekening gehouden met de belangen van deze kleine ondernemingen, overeenkomstig het bepaalde in verordening (EG) nr. 882/2004.

Hoofdstuk 13, artikelen 55 tot en met 57

Het tijdstip waarop de werkzaamheden op de dag vóór aanvang van de werkzaamheden uiterlijk bij de VWA gemeld dienen te worden, is op grond van het eerste lid van het onderhavige artikel 07:00 uur. Tot op heden was het tijdstip 14:00 uur. Door de tijdwinst die voor de VWA voortvloeit uit deze vervroeging, is de VWA in staat haar werkzaamheden efficiënter te plannen. Van de zijde van NBP, PVE, NBHV, COV , NEPLUVI en de Vereniging van groothandelaren in vlees van wild en van tamme konijnen is opgemerkt dat deze vervroeging van het uiterlijke tijdstip van aanmelding van werkzaamheden onwerkbaar is, gelet op de logistieke processen in met name de exportsector. Opgemerkt zij echter dat indien de VWA de planning kan verbeteren en strakker in acht kan nemen, het bedrijfsleven hierbij ook gebaat zal zijn en een en ander een positieve uitwerking kan hebben op de logistieke processen aldaar. Verder wordt de uitwerking van de maatregelen, waaronder deze maatregel, in 2008 geëvalueerd. Indien daartoe aanleiding is, kan na de evaluatie besloten worden tot wijzigingen.

Werkzaamheden die op verzoek buiten openingstijd worden verricht, dienen uiterlijk zes weken voor het aangevraagde moment van uitvoering van de werkzaamheden te zijn aangemeld. Dit is slechts anders indien werkzaamheden worden aangevraagd die buiten openingstijden tussen 06.00 en 07.00 uur, op werkdagen (niet zijnde algemeen erkende feestdagen), zouden moeten worden verricht. Dan geldt het reguliere aanmeldtijdstip van 07.00 uur op de werkdag vóór aanvang van de werkzaamheden.

Vanwege de wijze waarop de logistieke processen in de invoersector verlopen, geldt voor deze sector nog altijd dat de werkzaamheden uiterlijk 14:00 uur vóór aanvang van de werkzaamheden bij de VWA gemeld dienen te worden. Dit komt tot uitdrukking in het tweede lid. Het derde lid bevat een afzonderlijk regime voor het aanmelden van werkzaamheden die de aanvrager buiten openingstijden wil laten verrichten. Het vierde en vijfde lid beschrijven wanneer uiterlijk op de hoogte moet zijn gesteld van uitstel of andere wijzigingen van eerder gedane meldingen. Zo geldt voor werkzaamheden die op grond van het eerste lid uiterlijk om 07.00 uur op de werkdag, voorafgaand op de dag waarop de werkzaamheden plaatsvinden, moeten worden gemeld, dat wijzigingen in de melding ook vóór datzelfde moment moeten zijn doorgegeven. Voor wijzigingen die na 07.00 uur op de hier bedoelde dag worden aangemeld, geldt het regime voor te late aanmelding. Alsdan worden de werkzaamheden in beginsel niet uitgevoerd, tenzij sprake is van een bijzondere omstandigheid. In dat laatste geval wordt een toeslag in rekening gebracht overeenkomstig artikel 47.

Voor de duidelijkheid zij opgemerkt dat artikel 56, vierde lid, ziet op de situatie dat door toedoen van de VWA de werkzaamheden niet op het aangevraagde moment kunnen plaatsvinden (maar wel op een ander door de VWA voorgesteld moment) en de aanvrager vervolgens besluit de werkzaamheden niet of niet geheel te laten plaatsvinden. De aanvrager dient de VWA van het laatstbedoelde feit op de hoogte te stellen, uiterlijk 15.00 uur op de werkdag voorafgaand aan de dag van de door de aanvrager beoogde uitvoering.

Artikel 58

Deze bepaling bevat overgangsrecht teneinde te bewerkstelligen dat zekerheden die op grond van de Regeling zekerheidsstelling en betaling VWA-keurlonen vóór inwerkingtreding van de onderhavige regeling zijn gesteld ter voldoening van retributies op grond van de vroegere Regeling retributies VWA veterinaire en hygiënische aangelegenheden, in stand blijven. De Regeling zekerheidsstelling en betaling VWA-keurlonen is anders na inwerkingtreding van de onderhavige regeling immers uitsluitend van toepassing ten aanzien van retributies op grond van (de Regeling diervoeders en) de Regeling retributies veterinaire en hygiënische aangelegenheden.

§ 8. Administratieve lasten

De tarieven als zodanig worden niet aangemerkt als kosten die voortvloeien uit bij wet of regelgeving ingevoerde informatieverplichtingen en gelden bijgevolg niet als administratieve lasten. Het zijn financiële lasten. De onderhavige regeling continueert in wezen bepalingen van de voormalige retributieregelingen. Ter zake van die regelingen is destijds bij de nulmeting in 2002 geconstateerd dat zij geen administratieve lasten bevatten.

De Minister van Landbouw, Natuur en voedselkwaliteit,

G. Verburg

  • 1

    Stcrt. 2005, nr. 249; laatstelijk gewijzigd bij ministeriële regeling van 9 oktober 2007 (Stcrt. 2007, 196).

  • 2

    Stcrt. 1993, 99; laatstelijk gewijzigd bij ministeriële regeling van 19 december 2005 (Stcrt. 2005, 249).

Naar boven