Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap | Staatscourant 2007, 105 pagina 9 | Overig |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap | Staatscourant 2007, 105 pagina 9 | Overig |
8 mei 2007
Nr. C/S&A/07/1209
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, en de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
Gelet op artikel 5, tweede lid, onder b, van de Archiefwet 1995;
De Raad voor Cultuur gehoord (advies van de Raad voor Cultuur van 23 april 2007, arc-2007.03707/6);
Besluiten:
De bij dit besluit gevoegde ‘selectielijst voor de neerslag van de handelingen van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de onder hem ressorterende actoren op het beleidsterrein Gezondheid en Welzijn van Dieren over de periode vanaf 1945’ en de daarbij behorende toelichting worden vastgesteld.
Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.
Een belanghebbende kan tegen dit besluit beroep instellen bij de rechtbank binnen het rechtsgebied waarvan hij zijn woonplaats heeft.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap is belast met de uitvoering van dit besluit dat met de daarbij behorende selectielijst en toelichting in de Staatscourant zal worden geplaatst.
Den Haag, 8 mei 2007.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
namens deze:
de algemene rijksarchivaris, M.W. van Boven.De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
namens deze:
de projectdirecteur, Project Wegwerken Archiefachterstanden PWAA, A. van der Kooij.
Instrument voor de selectie – ter vernietiging dan wel blijvende bewaring – van de administratieve neerslag van
de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
de Minister van Sociale Zaken,
de Minister van Verkeer en Waterstaat,
de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
en daaronder ressorterende actoren.
op het beleidsterrein
Gezondheid en welzijn van Dieren 1945–
Ministerie van VWS
Concept / versie TIZ februari 2007 (PWAA)
AID: Algemene Inspectiedienst
AmvB: Algemene maatregel van bestuur
APR: Adviescommissie Product Registratie
art.: artikel
BBD: Bureau Bijwerkingen Diergeneesmiddelen
BD: Bureau Diergeneesmiddelen
BRD: Bureau Registratie Diergeneesmiddelen
BSD: Basisselectiedocument
BSE: bovine spongieuze encefalopathie
CAS: Centrale Archief Selectiedienst
CBG: College voor de Beoordeling van Geneesmiddelen
CDI: Centraal Diergeneeskundig Instituut
CMD(v): Coordination group for Mutual recognition and Decentralised procedures (veterinary)
CRD: Commissie Registratie Diergeneesmiddelen
CRM: (Minister(ie) van) Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk
CVO: Chief Veterinary Officer
CVMP: Committee for Veterinary Medicinal Products = Europees Comité voor geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik
DLO: Dienst Landbouwkundig onderzoek
EEG: Europese Economische Gemeenschap
EER: Europese Economische Ruimte
EG: Europese Gemeenschappen (vanaf 1993)
EHS: Economische Hoofdstructuur
EMEA: European Medicines Agency
EU: Europese Unie
EZ: (Ministerie van) Economische Zaken
GVE: Groot Vee Eenheid. Rekeneenheid voor vee waarbij bijvoorbeeld runderen/eenhoevigen = 1 GVE zijn; varken = 0,33 GVE en schaap = 0,15 GVE.
GWWD: Gezondheids- en welzijnswet voor dieren
ID-DLO: Instituut voor Dierhouderij en Diergezondheid
IKB: Integrale Ketenbeheersing
KB: Koninklijk Besluit
KI: Kunstmatige inseminatie
KNHG: Koninklijk Nederlands Historisch Genootschap
LenV: 1960–1989 (Ministerie van) Landbouw en Visserij
LNV: 1989–2003 (Ministerie van) Landbouw, Natuur en Visserij
2003 – (Ministerie van) Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit
MB: Ministerieel besluit
NA: Nationaal Archief
NBOR: (hoofd)directie Natuurbescherming en Openluchtrecreatie
OCW: (Minister(ie) van) Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (voorheen: Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen)
OIE: Office International des Epizoöties
OKW: (Minister(ie) van) Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen
Pb: Publikatieblad (van de EG)
PBO: Publiekrechtelijke Bedrijfsorganisatie/PBO blad
PCVD: Permanent Comité voor de Voedselketen en Diergezondheid = Standing Committee on the Food Chain and Animal Health (SCFCAH)
PIVOT: Project Invoering Verkorting Overbrengingstermijn
PWAA: Project Wegwerken Archiefachterstanden
RAD: Rijksarchiefdienst
RIO: Rapport institutioneel onderzoek
RVV: Rijksdienst voor (de keuring van) Vee en Vlees
Stb.: Staatsblad
Stcrt.: Staatscourant
TK: Tweede Kamer (Kamerstukaanduiding)
VenW: (Ministerie van) Verkeer en Waterstaat
VbBo: Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie
VD: Veeartsenijkundige Dienst/Veterinaire Dienst
VMRFG: Veterinary Mutual Recognition Facilitation Group
VoMil: (Minister(ie) van) Volksgezondheid en Milieuhygiëne
VROM: (Minister(ie) van) Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer
VWS: (Minister(ie) van) Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Wet Bo: Wet op de Bedrijfsorganisatie
WVC: (Ministerie van) Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur
2.1. Doel en werking van het Basisselectiedocument
Een Basis Selectiedocument (BSD) is een bijzondere vorm van een selectielijst. In de regel heeft een BSD niet zozeer betrekking op (alle) archiefbescheiden van één (enkele) organisatie, als wel op het geheel van de bescheiden die de administratieve neerslag vormen van het overheidshandelen op een bepaald beleidsterrein.
Het BSD geldt dus voor de archiefbescheiden van verschillende overheidsorganen (veelal ook diverse zorgdragers), en wel voor zover de desbetreffende actoren op het terrein in kwestie werkzaam zijn (geweest). Dit betekent dat er geen handelingen van particuliere actoren worden opgenomen.
Een BSD wordt normaliter opgesteld op basis van institutioneel onderzoek. In het rapport institutioneel onderzoek (RIO) wordt dan het betreffende beleidsterrein beschreven, evenals de taken en bevoegdheden van de betrokken organen. De handelingen van de overheid op het beleidsterrein staan in het RIO in hun functionele context geplaatst. In het BSD zijn de handelingen overgenomen, alleen nu geordend naar de actor. Bovendien is bij elke handeling aangegeven of de administratieve neerslag hiervan bewaard dan wel vernietigd moet worden.
Door de beleidsterreingerichte benadering komen verschillende aspecten betreffende het beheer van de eigen organisatie van de zorgdrager (personeelsbeleid, financieel beleid, etc.) niet aan bod. Voor het selecteren van de administratieve neerslag die betrekking heeft op de instandhouding en ontwikkeling van de eigen organisaties van overheidsorganen dienen een aantal zogeheten ‘horizontale’ BSD’s. Deze horizontale BSD’s zijn van toepassing op alle organisaties van de rijksoverheid.
Het niveau waarop geselecteerd wordt, is dus niet dat van de stukken zelf, maar dat van de handelingen waarvan die archiefbescheiden de administratieve neerslag vormen. Een BSD is derhalve geen opsomming van (categorieën) stukken, maar een lijst van handelingen van overheidsactoren, waarbij elke handeling is voorzien van een waardering en indien van toepassing een vernietigingstermijn.
2.2. De definitie van het beleidsterrein
Het beleidsterrein Gezondheid en Welzijn van Dieren richt zich op de bescherming van de gezondheid en het welzijn van individuele dieren die afhankelijk zijn van de mens, vanuit hun eigen waarde en vanuit de waarde voor de mens.
2.3. De afbakening van het beleidsterrein
Dit BSD is gebaseerd op het Rapport Institutioneel Onderzoek ‘Gezondheid en welzijn van dieren.
Een institutioneel onderzoek naar het handelen van de rijksoverheid op het beleidsterrein gezondheid en welzijn van dieren, 1945–1998’. Het onderzoek is verricht door mw. E.A.T.M. Schreuder (Nationaal Archief).
In dit rapport wordt het beleidsterrein gezondheid en welzijn van dieren behandeld: dierenbescherming en diergezondheidszorg. Het gaat hierbij om de bescherming van de gezondheid en het welzijn van dieren die afhankelijk zijn van de mens. Het beleidsterrein omvat de bemoeienis van de rijksoverheid met de individuele dieren vanuit hun eigen waarde en vanuit de waarde voor de mens. Ook proefdieren vallen onder dit beleidsterrein. De bemoeienis met proefdieren is vooral ingegeven door de zorg voor het welzijn van proefdieren. De verantwoordelijkheid voor het beleid ten aanzien van proefdieren ligt bij het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS).
Het overheidsbeleid dat zich richt op de bescherming van soorten dieren en individuele dieren tegen handelingen en situaties die het welzijn, de gezondheid of het voortbestaan bedreigen, kan vanuit verschillende invalshoeken gevoerd worden: natuurbescherming, dierenbescherming en diergezondheid.
In de categorie natuurbescherming wordt de natuur primair in het belang van de soort of het individuele dier beschermd. Dit betreft het beleidsterrein Flora en fauna. Het gaat daarbij om het beschermen en instandhouden van in het wild levende planten- en diersoorten. De wet- en regelgeving op dit terrein omvat de Vogelwet, Natuurbeschermingswet, de Jachtwet, de Visserijwet, Wet bedreigde uitheemse dier- en plantensoorten en internationale regelingen.1 Dit beleidsterrein wordt niet in dit rapport behandeld.
De wet- en regelgeving op het terrein van de dierenbescherming is erop gericht de belangen van het individuele dier te beschermen.
De bescherming richt zich vooral op het dier dat van de mens afhankelijk is: gezelschapsdieren, landbouwhuisdieren, dieren in gevangenschap voor recreatieve doeleinden of voor onderzoek. Zo is het volgens de Wet op de dierenbescherming verboden een dier ‘nodeloos of zonder redelijk doel of met overschrijding van hetgeen ter bereiking van zodanig doel toelaatbaar is te kwellen of te mishandelen’. Welke menselijke handelingen een dier nodeloos of onredelijk kwellen of mishandelen, is geen vaststaand gegeven, maar voortdurend in discussie. Op dit beleidsterrein speelt de intrinsieke waarde van het dier een rol. Niet de nuttige, recreatieve, educatieve of wetenschappelijke waarde die de mens hecht aan het dier, of aan zijn behandeling van het dier, staat centraal, maar de waarde van het dier zelf. Dieren in het wild vallen buiten dit beleidsterrein, die vallen namelijk binnen natuurbescherming.2 De dieren die door de mens in het wild zijn uitgezet, b.v. de Hooglanders in natuurgebieden vallen overigens wel onder de zorgplicht van de overheid en dus onder dit beleidsterrein.
Bij het houden van landbouwhuisdieren, speelt ook de waardering van de consument voor de kwaliteit van de voeding een rol. Het welzijn van de dieren vormt een element in die waardering. Om aan de wensen van consumenten tegemoet te komen zijn er verschillende vrijwillige productiewijzen ontwikkeld, zoals b.v. die voor het scharrelei en de scharrelkip. Het beleid betreffende diervriendelijk geproduceerde producten valt onder het beleidsterrein Landbouwkwaliteit en voeding.
Als het gaat om diergezondheid dan richt het beleid zich op de verbetering van de gezondheid van het door de mens gehouden individuele Nederlandse dier. Daarbij staat het nut van het dier centraal. De door de overheid ondersteunde gezondheidszorg richt zich dan ook vooral op de landbouwhuisdieren: de dieren die van economisch nut zijn omdat zij of hun producten worden gegeten of gebruikt. De zorg voor de gezondheid van de dieren dient ook de volksgezondheid. De veiligheid van levensmiddelen is gebaat bij een gezonde veestapel. Wetten op het gebied van de diergezondheid zijn bijvoorbeeld de Veewet, de Wet uitoefening diergeneeskunde en tenslotte de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren uit 1992.
Onderdeel van het beleidsterrein is de controle van vee en vlees, vleesproducten en andere producten van dierlijke oorsprong, vanuit het oogpunt van de diergezondheid. Het gaat hierbij om de wering en bestrijding van besmettelijke dierziekten. Dit onderdeel is nauw verweven met de keuringen als gevolg van de wet- en regelgeving op het beleidsterrein van de bescherming van de gezondheid van de mens. Dat beleidsterrein valt primair onder de verantwoordelijkheid van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.
Voedings- en productveiligheid
Het onderhavige BSD richt zich op de gezondheid en welzijn van dieren; dierlijke producten en de veiligheid daarvan worden behandeld in het PIVOT-rapport 117 Voedings- en productveiligheid. Alle handelingen op grond van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren zijn daarom opgenomen in BSD 107. Voor handelingen op grond van de Vleeskeuringswet wordt verwezen naar BSD 117.
2.4 Doelstellingen en taken van de overheid op beleidsterrein Gezondheid en welzijn van dieren
Het beleidsterrein laat zich verdelen in de terreinen diergezondheid en dierenwelzijn. Beide deelterreinen hebben ieder een andere ontwikkeling. Diergezondheid werd in het grootste deel van deze eeuw vooral beschouwd als wering en bestrijding van besmettelijke dierziekten. De bemoeienis van de overheid werd ingegeven door landbouw-economische en veterinaire motieven. Ook bescherming van de volksgezondheid was een motief voor de bemoeienis van de overheid met de gezondheid van het vee. De zorg om het welzijn van dieren staat tot de jaren zestig nog in het teken van de bescherming van dieren tegen mishandelingen, het opzettelijke kwellen of pijn doen en andere ernstige inbreuken op het welbevinden van het dier. De opkomst van de intensieve veehouderij en de omstandigheden waaronder de dieren daar werden gehouden leidden tot een toenemende maatschappelijke belangstelling voor het dierenwelzijn. In de jaren zeventig besteedde ook de overheid aandacht aan het welzijn van dieren.3 Op aandrang van de Tweede Kamer werd ook de bemoeienis met welzijn in de nieuwe ontwerp-Gezondheidswet opgenomen. Pas met de vaststelling van de Gezondheids- en welzijnswet (GWWD) voor dieren, werd het welzijn van dierenonderwerp van bemoeienis van de overheid.
Het gecombineerde beleid richt zich op het verkrijgen en handhaven van een goede gezondheids- en welzijnssituatie van dieren die door mensen worden gehouden. Onder gehouden dieren worden door de wet landbouwhuisdieren, gezelschapsdieren (en exotische dieren) begrepen. De GWWD is een
kaderwet. Dat houdt in dat de wet nader moet worden ingevuld via algemene maatregelen van bestuur (amvb’s, ofwel Koninklijke Besluiten) en Ministeriële besluiten en regelingen.
Het beleidsterrein kenmerkt zich door een uitgebreide wet- en regelgeving. Het grootste deel van deze regelgeving wordt door de Europese gemeenschappelijke instellingen, de Raad van Ministers of de Europese Commissie aan de lidstaten, waaronder Nederland, opgelegd.
Doel van het overheidsbeleid op het deelterrein diergezondheid is de voorkoming en bestrijding van dierziekten en de bevordering van diergeneeskunde in Nederland. Het beleid van de overheid richt zich vooral op de gezondheid van de landbouwhuisdieren, mede vanuit het enorme belang van de veehouderij voor de Nederlandse economie. Het gaat daarbij om de rentabiliteit van de landbouwbedrijven, het zeker stellen van een goed en veilig levensmiddelenpakket en het zeker stellen van de uitvoer van vee en vlees.
De rijksoverheid heeft weinig bemoeienis met de gezondheid van recreatie- en gezelschapsdieren. De gezondheidszorg voor deze dieren wordt nauwelijks door wet- en regelgeving beïnvloed. De bemoeienis van de rijksoverheid met recreatie- en gezelschapsdieren vloeide vooral voort uit de zorg voor de dierenbescherming (zie hoofdstuk Dierenwelzijn).
2.5 De actoren op het beleidsterrein, voor zover hun selectielijsten in het BSD zijn opgenomen
Actoren onder de archiefzorg van het Ministerie van VWS:
De Minister belast met het beleidsterrein gezondheid en welzijn van dieren (1945–)
Centrale Commissie Dierproeven
Commissie van advies voor de Dierproeven
Rijksinstituut voor Geneesmiddelenonderzoek
Commissie Registratie Diergeneesmiddelen
Bureau Diergeneesmiddelen
Adviescommissies
Actor onder de archiefzorg van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid:
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Actor onder de archiefzorg van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat:
De Minister van Verkeer en Waterstaat
Actor onder de archiefzorg van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit:
De Minister van LNV
2.6 Totstandkoming basisselectiedocument
De handelingen in dit BSD zijn overgenomen uit het BSD Gezondheid en Welzijn van Dieren, dat in 2002 is vastgesteld voor de actor de Minister van LNV, een aantal actoren die onder de archiefzorg van deze zorgdrager vallen en een aantal secundaire actoren (Stcrt. 31-3 en 1-4-03/63-64).
Het onderhavige BSD is in de eerste plaats opgesteld voor het Ministerie van VWS. De actoren de Minister van Volksgezondheid, de Minister van CRM en de Minister van Welzijn, die allemaal onder het zorgdragerschap van VWS vallen, zijn elk verantwoordelijk geweest voor een onderdeel van het beleidsterrein gezondheid en welzijn voor dieren. Uit praktische overwegingen zijn deze actoren in de selectielijst samengevat en omschreven als de Minister belast met het beleidsterrein gezondheid en welzijn van dieren. De neerslag met betrekking tot dierbescherming in de periode 1965–1982 bevindt zich echter voornamelijk in het CRM-archief. De overige neerslag betreffende diergeneeskunst en diergeneesmiddelen en de zorg voor proefdieren in de periode na 1982 kan worden teruggevonden in het archief van het Ministerie van VWS.
Het Ministerie van VROM gaf aan niet mee te doen met de vaststellingsprocedure, omdat een relevante handeling is opgenomen in de BSD’s nr. 94 Ruimtelijke Ordening en nr. 143 Organisatie Rijksoverheid. Handeling 609 wordt ondervangen door handelingen 23 en 24 in BSD nr. 94. Handeling 622 wordt ondervangen door handeling 67 uit het BSD nr. 143.
Een aantal algemene handelingen waren niet opgenomen in het vastgestelde BSD. Deze omissie is hersteld door de algemene handelingen 666 tot en met 672 op te nemen. Als gevolg hiervan is handeling 14 geschrapt.
Hiernaast zijn handelingen toegevoegd voor de actoren Commissie Registratie Diergeneesmiddelen en het Bureau Diergeneesmiddelen. Deze actoren werden door VWS ontdekt tijdens het schrijven van het BSD. Tot 2005 viel het Bureau onder het zorgdragerschap van het Ministerie van LNV; in 2005 is het Bureau met archief en al overgegaan naar het College voor Beoordeling Geneesmiddelen (CBG). De beoordeling van alle soorten geneesmiddelen werden zo onder een Ministerie geschaard. Omdat het CBG onder het Ministerie van VWS ressorteert, valt het Bureau Diergeneesmiddelen nu ook onder dit Ministerie. Handeling 405 uit het RIO is voor de Commissie Registratie Diergeneesmiddelen opgenomen. Voor de Commissie zijn verder de nieuwe handelingen 674 en 675 opgenomen; voor het Bureau de nieuwe handelingen 676 tot en met 686.
Op het gebied van gezondheid en welzijn van dieren verricht het Rijksinstituut Volksgezondheid en Milieu (RIVM) onderzoek naar diergeneesmiddelen. In dit kader verricht de RIVM onderzoek voor de Commissie Registratie Diergeneesmiddelen ten behoeve van de voorbereiding van diens adviezen. De betreffende handelingen zijn opgenomen in het eigen BSD van de RIVM, voor de taakgebieden volksgezondheid en milieu (RIVM rapport 840701 002, Stcrt. 1998, 61).
Uit praktische overwegingen zijn een aantal handelingen met hetzelfde product, namelijk het Dierproevenbesluit, en dezelfde waardering (B) samengevoegd in de nieuwe handeling 662. Het gaat om handelingnrs. 576, 577, 579, 584 en 592.
Oorspronkelijk waren ook de NWO Commissie Alternatieven voor Dierproeven, het Platform Alternatieven voor Dierproeven en het Bedrijfschap Slagerbedrijf opgenomen in het onderhavige concept-BSD. De Commissie valt echter onder de NWO. Het ZonMw-programma van NWO, waar de commissie onder valt, is een voorzetting van het genoemde Platform Alternatieven voor Dierproeven. NWO heeft een eigen selectielijst. Beide actoren zijn daarom uit het BSD Gezondheid en Welzijn van Dieren verwijderd. Het Bedrijfschap Slagerbedrijf is benaderd en uitgenodigd om mee te doen met de vaststellingsprocedure. Het Bedrijfschap heeft echter nooit gereageerd en is daarom ook niet opgenomen in het BSD.
Verder is door de Minister van LNV tijdens het driehoeksoverleg gevraagd een nieuwe handeling vast te stellen als aanvulling op de reeds vastgestelde selectielijst (Stcrt. 03/63), namelijk 663.
In de praktijk gebeurt het vaak dat selecteurs de dossiers van een commissie niet kwijt kunnen, omdat er alleen specifieke handelingen per commissie zijn opgenomen en de betreffende commissie tijdens het opstellen van het BSD over het hoofd is gezien. De neerslag van dergelijke commissies is daarom ondergebracht onder een algemene handeling betreffende advisering (661) voor de actor adviescommissies.
Tot slot zijn twee algemene handelingen toegevoegd voor de actor de Minister belast met het beleidsterrein gezondheid en welzijn van dieren m.b.t. interdepartementaal overleg (658, 659).
De doelstelling van het Nationaal Archief bij de selectie van overheidsarchieven is dat de belangrijkste bronnen van de Nederlandse samenleving en cultuur veilig worden gesteld voor blijvende bewaring. Met het te bewaren materiaal moet het mogelijk zijn om een reconstructie te maken van de hoofdlijnen van het handelen van de rijksoverheid ten opzichte van haar omgeving, maar ook van de belangrijkste historisch-maatschappelijke gebeurtenissen en ontwikkelingen, voor zover deze zijn te reconstrueren uit overheidsarchieven. Deze selectiedoelstelling wordt in het BSD toegepast op het betreffende beleidsterrein.
Om de selectiedoelstelling te bereiken worden de handelingen in het BSD gewaardeerd aan de hand van de onderstaande algemene selectiecriteria. Deze criteria zijn in 1997 door het Convent van Rijksarchivarissen vastgesteld en geaccordeerd door PC DIN en KNHG.
1. Handelingen die betrekking hebben op voorbereiding en bepaling van beleid op hoofdlijnen
Toelichting: Hieronder wordt verstaan agendavorming, het analyseren van informatie, het formuleren van adviezen met het oog op toekomstig beleid, het ontwerpen van beleid of het plannen van dat beleid, alsmede het nemen van beslissingen over de inhoud van beleid en terugkoppeling van beleid. Dit omvat het kiezen en specificeren van de doeleinden en de instrumenten.
2. Handelingen die betrekking hebben op evaluatie van beleid op hoofdlijnen
Toelichting: Hieronder wordt verstaan het beschrijven en beoordelen van de inhoud, het proces of de effecten van beleid. Hieruit worden niet perse consequenties getrokken zoals bij terugkoppeling van beleid.
3. Handelingen die betrekking hebben op verantwoording van beleid op hoofdlijnen aan andere actoren
Toelichting: Hieronder valt tevens het uitbrengen van verslag over beleid op hoofdlijnen aan andere actoren of ter publicatie.
4. Handelingen die betrekking hebben op (her)inrichting van organisaties belast met beleid op hoofdlijnen
Toelichting: Hieronder wordt verstaan het instellen, wijzigen of opheffen van organen, organisaties of onderdelen daarvan.
5. Handelingen die bepalend zijn voor de wijze waarop beleidsuitvoering op hoofdlijnen plaatsvindt
Toelichting: Onder beleidsuitvoering wordt verstaan het toepassen van instrumenten om de gekozen doeleinden te bereiken.
6. Handelingen die betrekking hebben op beleidsuitvoering op hoofdlijnen en direct zijn gerelateerd aan of direct voortvloeien uit voor het Koninkrijk der Nederlanden bijzondere tijdsomstandigheden en incidenten
Toelichting: Bijvoorbeeld in het geval de Ministeriele verantwoordelijkheid is opgeheven en/of wanneer er sprake is van oorlogstoestand, staat van beleg of toepassing van noodwetgeving.
Naast de algemene criteria kunnen door de zorgdrager(s) en het Nationaal Archief, eveneens binnen het kader van de selectiedoelstelling, gezamenlijk beleidsterrein-specifieke criteria worden geformuleerd. Deze criteria worden doorlopend genummerd, waarbij wordt aangesloten bij de zes algemene criteria (dus vanaf 7).
Conform het Archiefbesluit 1995, art. 5, onder d 1° worden in het BSD de algemene criteria en eventuele beleidsterrein-specifieke criteria opgesomd om verantwoording te geven van de wijze waarop toepassing is gegeven aan het selectiebeleid.
Overigens verlangt art. 5, onder e, van het Archiefbesluit 1995 (Stb. 1995, 276) dat selectielijsten de mogelijkheid bieden om neerslag die met een V is gewaardeerd in speciale gevallen te bewaren op grond van een uitzonderingscriterium:
Ingevolge artikel 5, onder e, van het Archiefbesluit 1995 kan neerslag van bepaalde, als te vernietigen gewaardeerde handelingen betreffende personen en/of gebeurtenissen van bijzonder cultureel of maatschappelijk belang, van vernietiging worden uitgezonderd.
5. Verslag van de vaststellingsprocedure
In juni 2006 is het ontwerp-BSD door de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, de Minister van Verkeer en Waterstaat, de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, en de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap aangeboden, waarna deze het ter advisering heeft ingediend bij de Raad voor Cultuur (RvC).
Van het gevoerde driehoeksoverleg over de waarderingen van de handelingen is een verslag gemaakt, dat tegelijk met het BSD naar de RvC is verstuurd.
Vanaf 1 maart 2007 lag de selectielijst gedurende acht weken ter publieke inzage bij de registratiebalie van het Nationaal Archief. Tevens is de selectielijst beschikbaar gesteld via de website van het Nationaal Archief en de website van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, hetgeen was aangekondigd in de Staatscourant en in het Archievenblad.
Op 23 april 2007 bracht de RvC advies uit (arc-2007.03707/6), hetwelk geen aanleiding heeft gegeven tot wijzigingen in de ontwerp-selectielijst.
Daarop werd het BSD op 8 mei 2007 door de algemene rijksarchivaris, namens de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de Projectdirecteur Project Wegwerken Archiefachterstanden (conform het convenant d.d. 30 mei 2006) namens de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (C/S&A/07/1209), de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (C/S&A/07/1190), de Minister van Verkeer en Waterstaat (C/S&A/07/1191), en de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (C/S&A/07/1188) vastgesteld.
Dit is het volgnummer van de handeling. Dit nummer is overgenomen uit het RIO.
Dit is een complex van activiteiten die een actor verricht ter vervulling van een taak of op grond van een bevoegdheid. In de praktijk komt een handeling meestal overeen met een procedure of een werkproces.
Hier staat het tijdvak vermeld gedurende welke jaren de handeling is verricht. Wanneer er geen eindjaar staat vermeld wordt de handeling nog steeds uitgevoerd.
Dit is de wettelijke basis op grond waarvan de actor de handeling verricht.
Vermeld worden:
de naam (citeertitel) van de wet, de Algemene Maatregel van Bestuur, het Koninklijk Besluit of de Ministeriële regeling;
het betreffende artikel en lid daarvan;
de vindplaats, dwz. de vermelding van Staatsblad of Staatscourant;
wijzigingen in de grondslag en het vervallen hiervan.
Wanneer er geen wettelijke grondslag voor een handeling bestaat, kan de bron worden genoemd waarin de betreffende handeling staat vermeld.
Waar mogelijk wordt hier vermeld welke documenten uit de handeling zijn voortgekomen.
Opmerking: Deze aanvullende informatie wordt slechts vermeld wanneer de strekking van de handeling toelichting behoeft.
Waardering van de handeling in B (bewaren) of V (vernietigen).
Indien vernietigen, dan vermelding van de vernietigingstermijn.
Indien bewaren, dan vermelding van het gehanteerde selectiecriterium.
Eventueel een nadere toelichting op de waardering.
Actoren onder de archiefzorg van het Ministerie van VWS:
Minister onder wie Volksgezondheid ressorteert (1945–)
Het betreft:
– de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) (1994–heden)
– de Minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur (WVC) (1982–1994)
– de Minister van Volksgezondheid en Milieuhygiëne (VoMil) (1971–1982)
– de Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid (SZV) (1951–1971)
– de Minister van Sociale Zaken ((1933) 1945–1951)
In het kader van de personele unie van het Veterinaire inspectie van het Staatstoezicht op de Volksgezondheid met de Veterinaire Dienst van LNV was de Minister belast met de Volksgezondheid verantwoordelijk voor de uitoefening van diergeneeskunst en het toezicht op de diergeneesmiddelen, sera en entstoffen. Omstreeks 1984 werd deze verantwoordelijkheid overgeheveld naar het Ministerie van Landbouw. Desalniettemin moet het Ministerie van Landbouw over zaken m.b.t. tot geneesmiddelen wel afstemmen met het Ministerie waaronder Volksgezondheid ressorteert.
Minister van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk (1965–1982)
Het Ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk (CRM) heeft bestaan van 14 april 1965 (beëdiging van het kabinet-Cals) tot en met 4 november 1982 (ontslag verleend aan het kabinet Van Agt III). Tot 1982 waren dit Ministerie en zijn voorgangers verantwoordelijk voor de bescherming van dieren. Met de omvorming van het Ministerie van CRM naar het Ministerie van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur (WVC) werd de verantwoordelijkheid voor de dierenbescherming bij de Minister van Landbouw en Visserij ondergebracht. De verantwoordelijkheid voor de bescherming van proefdieren zoals die in de Wet op de dierproeven gestalte kreeg, bleef echter een taak van het nieuw gevormde Ministerie van WVC en zijn rechtsopvolger het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS).
Minister onder wie Welzijn ressorteert (1982–)
Het betreft:
– de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) (1994–heden)
– de Minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur (WVC) (1982–1994)
In 1982 neemt deze Minister de verantwoordelijkheid van de Minister van CRM over voor de bescherming van proefdieren zoals die in de Wet op de dierproeven gestalte kreeg.
NB: in de selectielijst zijn deze actoren samengevat als de Minister belast met het beleidsterrein gezondheid en welzijn van dieren. De neerslag met betrekking tot dierbescherming in de periode 1965–1982 bevindt zich echter voornamelijk in het CRM-archief. De overige neerslag betreffende diergeneeskunst en diergeneesmiddelen en de zorg voor proefdieren in de periode na 1982 kan worden teruggevonden in het archief van het Ministerie van VWS.
Commissie van Advies voor de Dierproeven en Centrale Commissie Dierproeven
Deze Commissie werd ingesteld bij de Wet op de dierproeven en dient de Minister van Volksgezondheid van advies over het gebruik van dierproeven (Stc. 1978, 173). In 1997 trad de Herzieningswet wijziging adviestelsels in werking en kwam de wettelijke adviestaak van de Commissie van advies te vervallen. De commissie werd omgezet in de Centrale Commissie Dierproeven. De Centrale commissie fungeert tevens als beroepsinstantie voor vergunninghouders ingeval van een negatief advies van een dierexperimentencommissie over een voorgenomen dierproef.
Rijksinstituut voor Geneesmiddelenonderzoek
Het Rijksinstituut voor Geneesmiddelenonderzoek is ingesteld bij Koninklijk Besluit van 23 januari 1963 (Stcrt. 1963, 20). Het instituut is de rechtsopvolger van het Rijksinstituut voor Pharmaco-therapeutisch onderzoek. In 1966 werd het instituut in het kader van de herbezinning van de kerntaken van het Directoraat-generaal van de Volksgezondheid (Stcrt. 1996, 88) opgenomen in het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieuhygiëne als het Laboratorium voor Geneesmiddelenonderzoek.
De handelingen van het instituut op het gebied van geneesmiddelenonderzoek staan beschreven in het BSD Geneesmiddelen en Medische Hulpmiddelen. In het onderhavige BSD is een handeling opgenomen over het verrichten van onderzoek ter voorbereiding van de adviezen van de Commissie Registratie Diergeneesmiddelen.
Commissie Registratie Diergeneesmiddelen (CRD)
De Commissie Registratie Diergeneesmiddelen (CRD) is in 1986 opgericht door de Minister van LNV bij de Regeling registratie diergeneesmiddelen (Stcrt. 1986, 81). De commissie heeft tot taak beslissingen voor te bereiden omtrent de registratie van diergeneesmiddelen, alsmede omtrent de wijziging, de verlenging, de schorsing of de doorhaling van een registratie. Daarmee nam de CRD in 1986 ook de taken van de Receptuurcommissie over (zie RIO Landbouwkwaliteit en voeding, pag. 37).
De samenstelling van de commissie wijzigt in de loop der jaren. In de beginjaren (1986–1989) bestaat de commissie uit:
a. de directeur van de directie Voedings- en Kwaliteitsaangelegenheden van het Ministerie van Landbouw en Visserij (tevens voorzitter);
b. de directeur van de Veterinaire Dienst van het Ministerie van Landbouw en Visserij;
c. de directeur van de directie Veehouderij en Zuivel van het Ministerie van Landbouw en Visserij;
d. de directeur van de directie Juridische en Bedrijfsorganisatorische Zaken van het Ministerie van Landbouw en Visserij;
e. de directeur van de directie Voedings- en Veterinaire Aangelegenheden en Produktveiligheid van het Ministerie van WVC;
f. de hoofdinspecteur voor de Geneesmiddelen van het Staatstoezicht op de Volksgezondheid van het Ministerie van WVC;
g. de hoofdinspecteur voor de Volksgezondheid, belast met het toezicht op levensmiddelen van het staatstoezicht op de Volksgezondheid van het Ministerie van WVC;
h. de veterinaire hoofdinspecteur van de Volksgezondheid van het Staatstoezicht op de Volksgezondheid (Regeling registratie diergeneesmiddelen, Stcrt. 1986, 81, art. 2, lid 2).
Van 1989 tot 1995 is de directeur van de Veterinaire Dienst voorzitter van de CRD. En voor het lid onder f geldt: de hoofdinspecteur voor de geneesmiddelen dan wel de voorzitter van het College ter beoordeling van geneesmiddelen (Wijziging Regeling registratie diergeneesmiddelen, Stcrt. 1989, 59, art. 1).
Van 1995 tot 2006 bestaat de commissie uit:
a. de Chief Veterinary Officer van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (tevens voorzitter);
b. de directeur van de directie Voedings- en Veterinaire Aangelegenheden van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;
c. de directeur Landbouw van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;
d. de directeur Gezondheidsbeleid van het Ministerie van VWS;
e. de hoofdinspecteur voor de geneesmiddelen van het Staatstoezicht op de Volksgezondheid van het Ministerie van VWS.
f. de directeur-generaal van de Voedsel en Waren Autoriteit (Regeling registratie diergeneesmiddelen 1995, Stcrt. 1994, 208, art. 2, lid 2).
Met de inwerkingtreding van de Diergeneesmiddelenregeling (Stcrt. 2005, 253, art. 2, lid 4) in 2006 worden de functies van de leden niet meer genoemd. De commissie bestaat uit zeven leden, te benoemen door de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.
Onderzoek dat nodig is met het oog op de voorbereiding van de adviezen van de commissie wordt vooral verricht door het Rijksinstituut voor geneesmiddelenonderzoek (RIGO; tot 1995), het Rijkskwaliteitsinstituut voor land- en tuinbouwproducten (RIKILT), het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieuhygiëne (RIVM) en het Centraal Diergeneeskundig Instituut (CDI; later: het Instituut voor Veehouderij en Diergezondheid, en nog later het Centraal Instituut voor DierziekteControle Lelystad (CIDC-Lelystad)).
Het secretariaat van de commissie wordt verzorgd door het Bureau Diergeneesmiddelen.
Bureau Diergeneesmiddelen (BD)
De beoordeling van de kwaliteit, werkzaamheid en risico’s van diergeneesmiddelen – voor zowel de Nederlandse als de Europese markt – en de diergeneesmiddelenbewaking na registratie (de zgn. farmacovigilantie) wordt uitgevoerd door het Bureau Diergeneesmiddelen (BD). Sinds 1 maart 2005 maakt dit bureau deel uit van het Agentschap College ter beoordeling van geneesmiddelen (ACBG) van het Ministerie van VWS (tot die datum viel het bureau onder de Minister van LNV). Het bureau vervangt zowel het voormalige Bureau Registratie Diergeneesmiddelen (BRD) als het Bureau Bijwerkingen Diergeneesmiddelen (BBD). Het BD verzorgt de beoordeling van een aanvraag voor registratie van een diergeneesmiddel als voorbereiding op een risico-/batenanalyse van de Commissie Registratie Diergeneesmiddelen. De Minister van LNV besluit.
Bedoeld worden adviescommissies van dezelfde aard als de hierboven genoemde Commissie van Advies voor de Dierproeven en de Centrale Commissie Dierproeven.
Actor onder de archiefzorg van het Ministerie van SZW:
De Minister van SZW is medeverantwoordelijk voor het stellen van een aantal regels over het maken, verpakken en vervoeren van diergeneesmiddelen.
Actor onder de archiefzorg van het Ministerie van V&W:
Als verantwoordelijke voor verkeer en vervoer, stelt deze Minister regels voor het vervoer van dieren en de voertuigen waarmee deze vervoerd worden.
Actor onder de archiefzorg van het Ministerie van LNV:
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
De Minister van LNV is de hoofdverantwoordelijke op het beleidsterrein gezondheid en welzijn van dieren. De selectielijstop dit beleidsterrein is in vastgesteld door deze actor en een aantal actoren die onder de archiefzorg van deze zorgdrager vallen en een aantal secundaire actoren (Stcrt. 31-3 en 1-4-03/63-64). In dit BSD is op verzoek van het Ministerie een handeling opgenomen als aanvulling op het vastgestelde BSD.
A Selectielijst voor de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
8.1 Actor: de Minister belast met het beleidsterrein gezondheid en welzijn van dieren
Handeling: Het voorbereiden, (mede-)vaststellen, coördineren en evalueren van het beleid betreffende gezondheid en welzijn van dieren.
Periode: 1945–1984
Opmerking: De eigenlijke vaststelling van het beleid vindt plaats in de Ministerraad.
Onder deze handelingen vallen de volgende activiteiten:
– het voeren van overleg met andere actoren,
– het voorbereiden van een standpunt voor de Ministerraadsvergaderingen,
– het voeren van overleg met en het leveren van bijdragen aan het overleg met het staatshoofd,
– het voorbereiden van de Memorie van Toelichting (zie daarvoor ook de handelingen 5, 177 en 183 van het RIO ‘Per slot van Rijksrekening’),
– het toetsen van de uitvoering van het vastgestelde beleid,
– het leveren van commentaar op de controles van de Algemene Rekenkamer (Zie ook handelingen 295, 357 en 374 van het RIO ‘Per slot van rijksrekening’),
– het vragen van advies aan een externe adviescommissie,
– het informeren van het Kabinet van de Koningin over ontwikkelingen op het beleidsterrein,
– het voorbereiden en vaststellen van het voorlichtingsbeleid als instrument van beleid.
Waardering: B 1
Handeling: Het voorbereiden van de totstandkoming, wijziging en intrekking van wetten betreffende gezondheid en welzijn van dieren.
Periode: 1945–1984
Opmerking: Als het gaat om wet- en regelgeving waarbij EU-Richtlijnen worden geïmplementeerd wordt de Minister van Buitenlandse Zaken ingelicht over de teksten van de wet- en regelgeving. Deze geeft het dan weer door aan de EC.
Deze handeling betreft uitsluitend wetgeving. Overige regelgeving staat beschreven in de andere handelingen.
Waardering: B 1
Handeling: Het (mede-) voorbereiden van het vaststellen, wijzigen en intrekken van internationale regelingen en verdragen betreffende de gezondheid en welzijn van dieren en het presenteren van Nederlandse standpunten in intergouvernementele organisaties.
Periode: 1945–1984
Opmerking: Het gaat hier niet om de handelingen betreffende de Europese Unie.
Waardering: B 4
Handeling: Het opstellen van periodieke verslagen betreffende gezondheid en welzijn van dieren.
Periode: 1945–1984
Waardering: B 3
Handeling: Het beantwoorden van Kamervragen en het anderszins op verzoek incidenteel informeren van leden van commissies van de Kamers van de Staten-Generaal betreffende gezondheid en welzijn van dieren.
Periode: 1945–1984
Waardering: B 3
Handeling: Het informeren van de Commissies voor de Verzoekschriften en andere tot onderzoeken van klachten uit de Kamers der Staten-Generaal en de Nationale Ombudsman naar aanleiding van klachten over de uitvoering of de gevolgen van het beleid betreffende gezondheid en welzijn van dieren.
Periode: 1945–1984
Product: brieven, notities
Waardering: B 3
Handeling: Het beslissen op bezwaarschriften naar aanleiding van beschikkingen betreffende gezondheid en welzijn van dieren.
Periode: 1945–1984
Product: Beschikkingen en verweerschriften
Waardering: V, 10 jaar
Handeling: Het voeren van verweer in beroepsprocedures voor administratiefrechtelijke organen betreffende gezondheid en welzijn van dieren.
Periode: 1945–1984
Product: Verweerschriften
Waardering: V, 10 jaar
Handeling: Het beantwoorden van vragen van individuele burgers, bedrijven en instellingen betreffende gezondheid en welzijn van dieren.
Periode: 1945–1984
Product: brieven, notities
Waardering: V, 2 jaar
Handeling: Het uitvoeren van voorlichtingsactiviteiten betreffende gezondheid en welzijn van dieren.
Periode: 1945–1984
Product: voorlichtingsmateriaal
Opmerking: Zie handeling 1 voor het voorbereiden en vaststellen van het voorlichtingsbeleid.
Waardering: V, 2 jaar na vervallen
B: 1 exemplaar van het gedrukte voorlichtingsmateriaal. De voorbereidende stukken worden vernietigd.
Handeling: Het voorbereiden en begeleiden van (wetenschappelijk) onderzoek betreffende diergezondheid en dierenwelzijn.
Periode: 1945–1984
Product: brieven, notities
Waardering: V, 10 jaar
Handeling: Het verstrekken van een opdracht voor (wetenschappelijk) onderzoek en het vaststellen van het eindrapport.
Periode: 1945–1984
Product: opdracht en rapport
Waardering: Opdracht en een exemplaar van het gedrukte eindrapport: B 1, 2
V, 10 jaar overig
Handeling: Het (op aanvraag) verstrekken van subsidies aan personen, bedrijven en instellingen die actief zijn op het beleidsterrein gezondheid en welzijn van dieren.
Periode: 1945–1984
Waardering: V, 7 jaar
Vervallen.
Handeling: Het benoemen, schorsen en ontslaan van (plv.) voorzitters, (plv.) secretarissen en/of (plv.) leden van commissies etc. betreffende gezondheid en welzijn van dieren die niet bij of krachtens wet, bij koninklijk besluit of Ministerieel besluit zijn ingesteld.
Periode: 1974–1984
Product: besluit
Waardering: V, 10 jaar na ontslag
NB: Wanneer sprake is van rechtspositionele verhoudingen moet gebruik gemaakt worden van de selectielijst voor personeelsdossiers van de rijksoverheid (P-direkt).
Handeling: Het toekennen van vacatiegeld aan de leden van bij of krachtens wet, bij koninklijk besluit of bij Ministerieel besluit ingestelde commissies betreffende gezondheid en welzijn van dieren, aan haar (plv.) secretarissen alsmede aan deskundigen die meewerken aan de werkzaamheden van die commissies.
Periode: 1974–1984
Grondslag: Vacatiegeldenbesluit 1970, art. 1 (Stb. 1970, 577)
Opmerking: tot 1988 werd de term ‘Ministeriële beschikking’ gebruikt i.p.v. ‘Ministerieel besluit’.
Waardering: V, 10 jaar na wijziging of intrekking van de regeling
Handeling: Het bij koninklijk besluit toekennen van een vaste beloning aan de leden van bij of krachtens wet, bij koninklijk besluit of bij Ministerieel besluit ingestelde commissies betreffende gezondheid en welzijn van dieren, aan haar (plv.) secretarissen alsmede aan deskundigen die meewerken aan de werkzaamheden van die commissies
Periode: 1974–1984
Grondslag: Vacatiegeldenbesluit, art. 3 (Stb. 1921, nr. 1452, vervangen door Vacatiegeldenbesluit 1970, art. 3 (Stb. 1970, 577), vervangen door Vacatiegeldenbesluit 1988, art. 3 (Stb. 1988, 205)
Opmerking: tot 1988 werd de term ‘Ministeriële beschikking’ gebruikt i.p.v. ‘Ministerieel besluit’.
Waardering: V, 10 jaar na wijziging of intrekking
Handeling: Het goedkeuren van door de commissies vastgestelde reglementen, regelende de werkzaamheden van die commissie.
Periode: 1974–1984
Product: beschikking
Waardering: V, 10 jaar na wijziging of intrekking
Handeling: Het overeenstemmen met de Minister van Landbouw inzake het verlenen van vrijstelling of ontheffing van het bepaalde bij of krachtens de wet.
Periode: 1992–
Grondslag: Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, art. 107 lid 1 (Stb. 1992, 585)
Product: Bijvoorbeeld:
– Regeling keuring en handel dierlijke produkten (Regeling van de staatssecretaris van Landbouw van 10 juni 1994, Stcrt. 113), art. 1.2;
– Regeling handel levende dieren en levende produkten (30 november 1994, Stcrt. 250;
– Regeling vrijstelling dierenvervoer (13 juli 1995, Stcrt. 141).
– Tijdelijke vrijstellingsregeling biotechnologie bij dieren (11 maart 1997, Stcrt. 54);
– Regeling compartimentering varkens en vervoermiddelen voor varkens (15 september 1997, Stcrt. 177);
– Regeling vervoersbeperkingen varkens (22 september 1997, Stcrt. 182);
– Regeling inzake hygiënevoorschriften besmettelijke dierziekten (23 juni 1998, Stcrt. 117)
Waardering: V, 10 jaar
Handeling: Het overeenstemmen met de Minister van Landbouw inzake het indienen van een wetsvoorstel voor de inwerkingtreding bij wet van een amvb indien een dergelijk wetsvoorstel ook in het belang is van de volksgezondheid.
Periode: 1992–
Grondslag: Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, art. 110 (Stb. 1992, 585)
Product: Ontwerp van wet
Opmerking: Een vijfde van het grondwettelijk aantal leden van een van Kamers van de Staten-Generaal kan, binnen 30 dagen nadat de Minister verplicht met hen heeft overlegd, de wens te kennen geven dat een algemene maatregel van bestuur volgens een van de bovenstaande wetsartikelen bij wet in werking treedt.
De amvb treedt in werking volgens art. 1.2; art. 15.1 e; art. 33.; art.34.1 en 2; art. 38, art. 39, art. 40.2 c en 3; art. 42, art.43; art. 44.1 en 9; art. 45.1 en 3; art.46.1; art. 50.2; art. 52.1; art. 53; art. 54; art. 55.1; art. 56; art. 58.1, 2 en 4; art. 60.1, art. 61.2 en 3, art. 65, art. 68, art. 69.2, art. 70, art. 76.1 en art. 96.
Waardering: B 1
Handeling: Het voorbereiden van, danwel het leveren van een bijdrage aan, de besluitvorming in (interdepartementale) coördinatiecommissies en (ad hoc) (interdepartementale) overlegstructuren waarvan de Minister het secretariaat voert
Periode: 1945–
Product: Adviezen, instructies, verslagen
Opmerking: ten aanzien van deze handeling geldt dat de Minister zelf het secretariaat voert.
Waardering: B5
Handeling: Het voorbereiden van, danwel het leveren van een bijdrage aan, de besluitvorming in (interdepartementale) coördinatiecommissies en (ad hoc) (interdepartementale) overlegstructuren, waarbij een ander departement het secretariaat voert.
Periode: 1945–
Product: Adviezen, instructies, verslagen
Waardering: V 10 jaar
8.1.2 Uitoefening diergeneeskunde
Handeling: Het voorbereiden, (mede) vaststellen, coördineren en evalueren van het beleid betreffende de uitoefening van de diergeneeskunde.
Periode: 1945–1984
Product: Beleidsnota’s en -notities, rapporten, adviezen, evaluaties
Waardering: B 1
Vaststellen van het beleid betreffende diergeneesmiddelen
Handeling: Het voorbereiden, (mede) vaststellen, coördineren en evalueren van het beleid betreffende diergeneesmiddelen
Periode: 1945–
Product: Beleidsnota’s en -notities, rapporten, adviezen, evaluaties
Waardering: B 1
Handeling: Het aanwijzen van diergeneeskundige instellingen, geneeskundige instellingen en instellingen van wetenschap aan wie antibiotica, hormoonpreparaten, thyreostatica en chemotherapeutica verkocht mogen worden.
Periode: 1964–1984
Grondslag: Antibioticawet, art. 2 (Stb. 1964, 363)
Product: Beschikking uitvoering van de Antibioticawet (Stcrt. 1964, 239 en Stcrt. 1967, 210)
Waardering: V, 3 jaar na intrekking
Handeling: Het als vakMinister overeenstemmen met de Minister van Landbouw inzake het aanwijzen van diergeneeskundige instellingen, of instellingen van wetenschap en onderzoek en groepen personen die aangewezen diergeneesmiddelen afleveren.
Periode: 1985–
Grondslag: Diergeneesmiddelenwet, art. 30 lid 2e en 2f (Stb. 1985, 410)
Waardering: V, 3 jaar na intrekking
Handeling: Het als vakMinister overeenstemmen met de Minister van Landbouw inzake het aanwijzen van diergeneeskundige instellingen, of instellingen van wetenschap en onderzoek die aangewezen diergeneesmiddelen voorhanden of in voorraad hebben.
Periode: 1985–
Grondslag: Diergeneesmiddelenwet, art. 31 lid 2e (Stb. 1985, 410)
Waardering: V, 3 jaar na intrekking
Handeling: Het als vakMinister overeenstemmen met de Minister van Landbouw inzake het aanwijzen van instellingen van wetenschap of onderzoek die door de Minister aangewezen smetstoffen die gevaar opleveren voor de gezondheid van dieren voorhanden of in voorraad mogen hebben.
Periode: 1985–
Grondslag: Diergeneesmiddelenwet, art. 37 lid 2a (Stb. 1985, 410)
Product: Beschikking Aanwijzing van instellingen die smetstoffen voorhanden mogen hebben (Stcrt. 1986, 101)
Waardering: V, 3 jaar na intrekking
Handeling: Het overeenstemmen met de Minister van Landbouw inzake het voorbereiden, wijzigen en vaststellen van AMvB’s voor het bereiden, bewaren, vervoeren en vernietigen van smetstoffen, het voorkomen van de verspreiding van smetstoffen, het voeren van een administratie van de smetstoffen en het verstrekken van gegevens.
Periode: 1985–
Grondslag: Diergeneesmiddelenwet, art. 38 (Stb. 1985, 410)
Product: AMvB
Waardering: B 5
Registratie van diergeneesmiddelen
Handeling: Het overeenstemmen met de Minister van Landbouw inzake het beslissen over een aanvraag voor registratie van diergeneesmiddelen.
Periode: 1985–
Grondslag: Diergeneesmiddelenwet, art. 3 lid 1 (Stb. 1985, 410)
Product: Beschikking
Waardering: V, 10 jaar
Handeling: Het overeenstemmen met de Minister van Landbouw inzake het stellen van regels voor het indienen van een aanvraag tot registratie of tot verlenging van de registratie en de behandeling van een aanvraag.
Periode: 1985–
Grondslag: Diergeneesmiddelenwet, art. 3 lid 2 (Stb. 1985, 410)
Product: Regeling registratie diergeneesmiddelen (Stcrt. 1986, 81)
Regeling richtsnoeren voor de beoordeling van de A, D en K toevoegingsmiddelen, tevens diergeneesmiddelen (Stcrt. 1989, 238)
Opmerking: Met Regeling registratie diergeneesmiddelen werd de Commissie Registratie diergeneesmiddelen ingesteld
Waardering: V, 10 jaar na wijziging of intrekking
Handeling: Het overeenstemmen met de Minister van Landbouw inzake het stellen van regels met betrekking tot substanties waaruit diergeneesmiddelen zijn samengesteld.
Periode: 1985–
Grondslag: Diergeneesmiddelenwet, art. 4.c (Stb. 1985, 410)
Product: Regeling toepassing Europese Farmacopee (Stcrt. 1986, 69)
Waardering: V, 10 jaar na wijziging of intrekking
Handeling: Het overeenstemmen met de Minister van Landbouw inzake het bepalen dat aangewezen substanties waarvan het gebruik als diergeneesmiddel in het belang van de volksgezondheid ongewenst is, niet in aanmerking komen voor registratie.
Periode: 1985–
Grondslag: Diergeneesmiddelenwet, art. 5 (Stb. 1985, 410)
Product: Regeling aanwijzing niet voor registratie in aanmerking komende substanties (Stcrt. 1986, 187)
Regeling houdende aanwijzing van biotechnisch bereide somatotropines als substanties die niet in aanmerking komen voor registraties (Stcrt. 1987, 20)
Waardering: B 5
Handeling: Het overeenstemmen met de Minister van Landbouw inzake het schorsen of doorhalen van een registratie.
Periode: 1985–
Grondslag: Diergeneesmiddelenwet, artt. 10 en 11 (Stb. 1985, 410)
Product: Beschikking
Opmerking: Het register werd bijgehouden door het Bureau Diergeneesmiddelen. Met ingang van 1 april 2005 valt dit Bureau onder het CBG, dat onder VWS valt. Het archief is meegegaan naar VWS.
Waardering: V, 10 jaar
NB: het register zelf valt onder de handelingen van de actor Bureau Diergeneesmiddelen. Deze handeling behandelt alleen de overeenstemming met de Minister van Landbouw en de beschikking die daar het resultaat van is.
Goedkeuring diergeneesmiddelen
Handeling: Het bepalen dat het bij deze wet bepaalde niet van toepassing is op bepaalde diergeneesmiddelen, voor zover het belang van de gezondheid van mens en dier zich daar niet tegen verzet.
Periode: 1985–
Grondslag: Diergeneesmiddelenwet, art. 20 sub 1 (Stb. 1985, 410)
Product: Besluit uitzonderingen registratieregime diergeneesmiddelen (Stb. 1986, 228)
Waardering: B 5
Handeling: Het overeenstemmen met de Minister van Landbouw inzake het stellen van regels betreffende de lokalen, inrichting en technische uitrusting van een bedrijf, deskundigheid van medewerkers en andere voorzieningen ten behoeve van een vergunning voor het bereiden, verpakken, etiketteren of afleveren van diergeneesmiddelen en gemedicineerd voeder.
Periode: 1985–
Grondslag: Diergeneesmiddelenwet, art. 23, lid 1 (Stb. 1985, 410)
Product: Eisen- en controlebesluit vergunningen diergeneesmiddelen (5 juni 1986, Stb. 343)
Opmerking: Deze regels worden in overleg met de Minister van Sociale Zaken vastgesteld.
Waardering: V, 10 jaar na wijziging of intrekking
Handeling: Het overeenstemmen met de Minister van Landbouw inzake het bepalen dat het verbod op het bereiden, verpakken, etiketteren of afleveren van diergeneesmiddelen en gemedicineerd voeder niet van toepassing is op bepaalde diergeneesmiddelen, niet zijnde sera, entstoffen of biologische diagnostica.
Periode: 1985–
Grondslag: Diergeneesmiddelenwet, art. 28 (Stb. 1985, 410)
Product: Besluit uitzondering vergunningplicht diergeneesmiddelen (5 september 1986, Stb. 470)
Opmerking: Deze regels worden in overleg met de Minister van Sociale Zaken vastgesteld.
Waardering: V, 10 jaar
Handeling: Het overeenstemmen met de Minister van Landbouw inzake het stellen van regels voor het verrichten van controles door vergunninghouders.
Periode: 1985–
Grondslag: Diergeneesmiddelenwet, art. 39 (Stb. 1985, 410)
Product: Eisen- en controlebesluit vergunningen diergeneesmiddelen (5 juni 1986, Stb. 343)
Opmerking: Het gaat er om de controles die fabrikanten van diergeneesmiddelen uitvoeren een wettelijke basis te geven, zodat de overheid daar staat op kan maken. De regels betreffen o.m. de wijze waarop de controles worden verricht, het vastleggen van de resultaten van de controles in bescheiden en het beheer van die gegevens, alsmede het nemen en aanhouden van monsters.
Waardering: V, 10 jaar na wijziging of intrekking
Handeling: Het overeenstemmen met de Minister van Landbouw inzake het geven van voorschriften voor het bereiden, verpakken, etiketteren, voorhanden of in voorraad hebben en toepassen van diergeneesmiddelen en gemedicineerde voeders in een proefstadium.
Periode: 1985–
Grondslag: Diergeneesmiddelenwet, art. 43 lid 1 (Stb. 1985, 410)
Product: Besluit
Opmerking: Deze regels worden in overleg met de Minister van Sociale Zaken vastgesteld.
Waardering: V, 10 jaar na wijziging of intrekking
Handeling: Het overeenstemmen met de Minister van Landbouw inzake het stellen van regels voor het ten laste brengen van de aanvrager van de kosten van een aanvraag om een vergunning voor proefnemingen.
Periode: 1985–
Grondslag: Diergeneesmiddelenwet, art. 43 lid 2 (Stb. 1985, 410)
Product: Besluit
Opmerking: Deze regels worden in overleg met de Minister van Sociale Zaken vastgesteld.
Waardering: V, 10 jaar
Handeling: Het overeenstemmen met de Minister van Landbouw inzake het stellen van regels
voor:
– de invoer, doorvoer en uitvoer van diergeneesmiddelen, gemedicineerde voeders en smetstoffen;
– het bereiden, be- of verwerken, verpakken, etiketteren, afleveren;
– toepassen of vervoederen, uit de handel nemen en vernietigen van diergeneesmiddelen en gemedicineerde voeders;
– het zich ontdoen van lege verpakkingen of resten van diergeneesmiddelen en gemedicineerde voeders;
– het voorschrijven van diergeneesmiddelen en gemedicineerde voeders, de inhoud van de recepten, het uitschrijven en afgeven daarvan;
– het afleveren en bewaren en omgaan met grondstoffen voor diergeneesmiddelen.
Periode: 1985–
Grondslag: Diergeneesmiddelenwet, art. 42 sub 1 (Stb. 1985, 410)
Product: Regeling administratievoorschriften ingevolge Diergeneesmiddelenwet (27 april 1987, Stcrt. 82)
Besluit verpakking en etikettering diergeneesmiddelen (27 augustus 1986, Stb. 511)
Besluit voorschriften voor magistrale bereiding, ambulante handel en aflevering van diergeneesmiddelen (Stb. 1989, 513)
Opmerking: Deze regels worden in overleg met de Minister van Sociale Zaken vastgesteld.
Waardering: V, 10 jaar na wijziging of intrekking
Verbieden van schadelijke stoffen en het voorkomen van residuen
Handeling: Het overeenstemmen met de Minister van Landbouw inzake het bepalen van de hoeveelheid van een of meer diergeneesmiddelen, bestanddelen daarvan of omzettingsproducten welke in of op voortbrengselen van dierlijke oorsprong aanwezig mogen zijn.
Periode: 1985–
Grondslag: Diergeneesmiddelenwet, art. 41 sub 1 (Stb. 1985, 410)
Product: Residubesluit Diergeneesmiddelen (Stb. 1988, 558)
Opmerking: Het gevolg van deze handeling is dat producten van dierlijke oorsprong die meer dan de vastgestelde hoeveelheid bevatten, als schadelijk voor de gezondheid van de mens worden beschouwd en vernietigd kunnen worden. Het gaat hier om het bepalen van onaanvaardbare hoeveelheden residu.
Waardering: B 1
Handeling: Het overeenstemmen met de Minister van Landbouw inzake het verlenen van vrijstelling of ontheffing van deze wet, voor zover het belang van de gezondheid van mens en dier zich daar niet tegen verzet.
Periode: 1985–
Grondslag: Diergeneesmiddelenwet, art. 45 sub 1 (Stb. 1985, 410)
Product: Bijvoorbeeld:
Vrijstellingsregeling artikel 2 Diergeneesmiddelenwet (8 april 1986, Stcrt. 70)
Vrijstellingsregeling partijkeuring (Stcrt. 1986, 78)
Vrijstellingsregeling gemedicineerd voeder (Stcrt. 1986, 86)
Vrijstellingsregeling ten behoeve van bereiders van gemedicineerd voeder (Stcrt. 1987, 82)
Vrijstellingsregeling voor additieven van verplichting van artikel 8 van het Eisen- en controlebesluit vergunningen diergeneesmiddelen (Stcrt. 1987, 134)
Vrijstellingsregeling ten behoeve van dierproeven (Stcrt. 1987, 196)
Vrijstelling vergunningplicht dierenartsen bij gemedicineerd voeder (Stcrt. 1987, 210)
Vrijstellingsregeling diergeneesmiddelen voor EEG dierenartsen (Stcrt. 1992, 148)
Waardering: V, 10 jaar na wijziging of intrekking
Handeling: Het overeenstemmen met de Minister van Landbouw inzake het stellen van regels voor de uitvoering van de Europese verplichtingen inzake diergeneesmiddelen en gemedicineerde voeders, waarbij kan worden afgeweken van de bepalingen van de Diergeneesmiddelenwet.
Periode: 1985–
Grondslag: Diergeneesmiddelenwet, art. 49 (Stb. 1985, 410)
Product: Besluit uitzondering registratieregime diergeneesmiddelen (Stcrt. 1986, 228)
Residubesluit Diergeneesmiddelen (Stb. 1989, 588)
Regelen betreffende de monsterneming bij vee (Stb.1988, 369)
Regeling richtsnoeren voor de beoordeling van de A, D en K toevoegingsmiddelen, tevens diergeneesmiddelen (Stcrt. 1989, 238)
Waardering: V, 10 jaar na wijziging of intrekking
Handeling: Het overeenstemmen met de Minister van Landbouw inzake het vaststellen van de voor de volksgezondheid aanvaardbare hoeveelheden diergeneesmiddelen, bestanddelen daarvan of omzettingsproducten die mogen voorkomen op of in door de Minister aan te wijzen voortbrengselen van dierlijke oorsprong.
Periode: 1988–
Grondslag: Residubesluit Diergeneesmiddelen, art. 1 lid 1 (Stb. 1989, 588)
Product: Regeling
Opmerking: Deze handeling betreft de aanvaardbare hoeveelheden van residuen.
Waardering: B 5
Handeling: Het overeenstemmen met de Minister van Landbouw inzake het aanwijzen van methoden van onderzoek ter bepaling van de hoeveelheden diergeneesmiddelen, bestanddelen daarvan of omzettingsproducten die in voortbrengselen van dierlijke oorsprong mogen voorkomen.
Periode: 1988–
Grondslag: Residubesluit Diergeneesmiddelen, art. 2 lid 1 (Stb. 1989, 588)
Product: Beschikking
Waardering: V, 10 jaar na wijziging of intrekking
Handeling: Het overeenstemmen met de Minister van Landbouw inzake het aanwijzen van schadelijke stoffen, die niet door dieren mogen worden opgenomen.
Periode: 1992–
Grondslag: Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, art. 98 lid 2 (Stb. 1992, 585)
Product: Besluit
Waardering: B 5
8.1.4 Gezondheid en welzijn van dieren
Handeling: Het voorbereiden, (mede) vaststellen, coördineren en evalueren van het beleid betreffende de wering en bestrijding van besmettelijke dierziekten.
Periode: 1965–
Opmerking: De neerslag over dit onderwerp uit de periode 1965–1982 is terug te vinden in het CRM-archief.
Waardering: B 1
Voorkoming van besmetting van dieren met besmettelijke dierziekten
Handeling: Het stellen van regels voor diervoeder, voor de voedering bestemde voedsel- en slachtafvallen en materialen van dierlijke oorsprong, alsmede grondstoffen voor diervoeders.
Periode: 1965–
Grondslag: Veewet, art. 36 (Stb.1920, 153)
Opmerking: Dit artikel dient ter voorkoming van de aanwezigheid van schadelijke stoffen in dieren en producten van dierlijke oorsprong. De regels betreffen de volgende activiteiten: de bereiding, de aflevering, de opslag, het in voorraad of voorhanden hebben en vervoeren van dierenvoeder en afvallen.
NB: De neerslag over dit onderwerp uit de periode 1965–1982 is terug te vinden in het CRM-archief.
Waardering: B 1
Handeling: Het opleggen van een verplichting tot het voeren van een administratie van alle handelingen inzake diervoeder en de herkomst van de grondstoffen, voedselafvallen en materialen van dierlijke oorsprong.
Periode: 1965–
Grondslag: Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, art. 12 (Stb. 1992, 585)
Waardering: V, 10 jaar na wijziging of intrekking
Handeling: Het stellen van regels voor het verlenen van medewerking en verstrekken van informatie door erkende laboratoria.
Periode: 1996–
Grondslag: Het besluit bescherming tegen bepaalde zoönosen en bestrijding besmettelijke dierziekten, art. 3 lid 2 (Stb. 1996, 156, zoals gewijzigd bij Stb. 1997, 748 en Stb. 1998, 697)
Product: Regelingen
Waardering: V, 10 jaar na wijziging of intrekking
Handeling: Het leveren van een bijdrage aan het stellen van regels voor het doden of slachten van ingevoerde dieren.
Periode: 1992–
Grondslag: Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, art. 11 lid 1 (Stb. 1992, 585)
Product: AmvB
Waardering: B 5
Handeling: Het verbieden en stellen van regels van de invoer van dieren waarin zich schadelijke stoffen bevinden
Periode: 1992–
Grondslag: Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, art. 99, lid 2 (Stb. 1992, 585)
Product: AmvB
Waardering: B 5
Handeling: Het verlenen van een vergunning voor het gebruik maken van het met behulp van een elektrische stroom door de hersenen bedwelmen van slachtdieren.
Periode: 1974–
Grondslag: Regeling uitvoer vers vlees 1985, art. 6 lid 3 (Stcrt. 1984, 252, zoals gewijzigd bij Stcrt.1991, 224)
Product: Vergunningen
Opmerking: De neerslag over dit onderwerp uit de periode 1965–1982 is terug te vinden in het CRM-archief.
Waardering: V, 5 jaar na wijziging of intrekking
Handeling: Het erkennen van nationale laboratoria en nationale referentielaboratoria ter uitvoering van richtlijn 92/117/EEG.
Periode: 1996–
Grondslag: Het besluit bescherming tegen bepaalde zoönosen en bestrijding besmettelijke dierziekten, art. 3 lid 1 (Stb. 1996, 156)
Product: Erkenningen
Opmerking: Het gaat hierbij om laboratoria die tests en onderzoeken uitvoeren op ingezonden materiaal, b.v. naar aanleiding van de melding van een klinisch zoönose-geval bij een dier. Zij moeten de diagnose van zoönose vaststellen en de zoönoseverwekker identificeren. De referentielaboratoria dragen zorg voor een uniforme uitvoering van de diagnose en identificatie.
Waardering: V, 10 jaar na intrekking erkenning
Bestrijding besmetting dierziekten
Handeling: Het overeenstemmen met de Minister van LNV over het nemen van maatregelen ter voorkoming van de overbrenging van besmetting.
Periode: 1992–
Grondslag: Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, art. 17 lid 1 (Stb. 1992, 585)
Product :
– Regeling betreffende maatregelen ter voorkoming van overbrenging besmetting (Stcrt. 1996, 61)
– Regeling verbod gebruik mengsperma (Stcrt. 1997, 70)
– Regeling fokverbod varkens II (Stcrt. 1997, 118)
– Regeling aanvullend regime kerngebied varkenspest 1998 (Stcrt. 1998, 9)
– Regeling inzake hygiënevoorschriften besmettelijke dierziekten (Stcrt. 1998, 117)
– Herbevolkingsregeling klassieke varkenspest 1997 (Stcrt. 1997, 221)
Waardering: V, 10 jaar na wijziging of intrekking
Handeling: Het overeenstemmen met de Minister van Landbouw over het stellen van regels voor ziekten die door dieren op mensen kunnen worden overgebracht en alleen de gezondheid van mensen aantasten.
Periode: 1992–
Grondslag: Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, art. 103 lid 1 (Stb. 1992, 585)
Product: AmvB
Waardering: B 5
Vaststellen van het beleid betreffende het welzijn van dieren.
Handeling: Het voorbereiden, (mede) vaststellen, coördineren en evalueren van het beleid betreffende het welzijn van dieren.
Periode: 1965–
Product: Beleidsnota’s en -notities, rapporten, adviezen, evaluaties, bijvoorbeeld:
‘Project Welzijnsmaatregelen Dierenwelzijn: van wet naar werkelijkheid’, juni 1995
Opmerking: De neerslag over dit onderwerp uit de periode 1965–1982 is terug te vinden in het CRM-archief.
Waardering: B 1
Handeling: Het aanwijzen van inrichtingen waarin het slachten van dieren zonder bedwelming volgens de Israëlitische of Islamitische ritus mag gebeuren en het aantal dieren per tijdvak dat geslacht mag worden.
Periode: 1992–
Grondslag: Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, art. 44 lid 4 (Stb. 1992, 585)
Product: Aanwijzing, regeling
Waardering: V, 10 jaar na wijziging of intrekking van de regeling of beschikking
Handeling: Het stellen van regels voor het slachten van dieren volgens de Israëlitische en Islamitische ritus.
Periode: 1992–
Grondslag: Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, art. 44 lid 9 (Stb. 1992, 585)
Product: Besluit ritueel slachten (Stcrt. 1996, 573)
Waardering: B 5
Handeling: Het verlenen of intrekken van een vergunning voor het doen van dierproeven.
Periode: 1977–
Grondslag: Wet op de dierproeven, art. 2 en art. 7 (Stb. 1977, 67)
Product: Beschikking
Opmerking: De neerslag over dit onderwerp uit de periode 1965–1982 is terug te vinden in het CRM-archief.
Waardering: B 5
Handeling: Het verlenen van vrijstelling van een verbod op dierproeven door middel van LD50/LC50 test-methoden.
Periode: 1997–
Grondslag: Wet op de dierproeven, art. 10 lid 3 (Stb. 1977, 67, zoals gewijzigd bij Stb. 1996, 500 )
Product: Vrijstellingsregeling LC50/LD50-dierproeven (2 december 1996)
Waardering: B 5
Handelingnr. : 582
Handeling: Het omschrijven van ernstig ongerief voor dieren en essentiële behoeften van mens en dier in het kader van het verbod op dierproeven.
Periode: 1997–
Grondslag: Wet op de dierproeven, art. 10b lid 2 (Stb. 1977, 67, zoals gewijzigd bij
Stb. 1996, 500 )
Product: AMvB
Waardering: B 5
Handeling: Het verlenen van een vergunning voor het fokken en afleveren van dieren voor dierproeven.
Periode: 1997–
Grondslag: Wet op de dierproeven, art. 11a lid 1 (Stb. 1977, 67, zoals gewijzigd bij
Stb. 1996, 500 )
Product: Beschikking
Opmerking: Onderdeel van de handeling is het stellen van eisen voor organisatie en personeel.
Waardering: B 5
Handeling: Het aanwijzen van categorieën van handelingen op proefdieren waarbij verdoving moet plaatsvinden.
Periode: 1977–
Grondslag: Wet op de dierproeven, art. 13 lid 2 (Stb. 1977, 67)
Product: AmvB
Opmerking: De neerslag over dit onderwerp uit de periode 1965–1982 is terug te vinden in het CRM-archief.
Waardering: B 5
Handeling: Het stellen van regels betreffende het toezicht van een dierenarts of andere aan te wijzen deskundige op het welzijn van de proefdieren.
Periode: 1977–
Grondslag: Wet op de dierproeven, art. 14 (Stb. 1977, 67)
Opmerking: De neerslag over dit onderwerp uit de periode 1965–1982 is terug te vinden in het CRM-archief.
Waardering: B 5
Handeling: Het stellen van regels betreffende het houden van aantekeningen en het verstrekken van gegevens over de verwerving van proefdieren en het verrichten van de dierproeven.
Periode: 1977–
Grondslag: Wet op de dierproeven, art. 15 (Stb. 1977, 67)
Opmerking: De neerslag over dit onderwerp uit de periode 1965–1982 is terug te vinden in het CRM-archief.
Waardering: B 5
Handeling: Het aanwijzen van werkzaamheden die zijn voorbehouden aan bepaalde personen die voldoen aan door de Minister te stellen eisen van bekwaamheid of die over een door de Minister erkend diploma beschikken.
Periode: 1985–
Grondslag: Dierproevenbesluit, art. 3 lid 2 (Stb. 1985, 336)
Product: Regeling erkenning diploma’s Dierproevenbesluit (Stcrt. 1993, 95, gewijzigd bij Stcrt. 1997, 185)
Waardering: B 5
Handeling: Het stellen van nadere regels voor de voeding, huisvesting en de overige verzorging en behandeling van de proefdieren.
Periode: 1985–
Grondslag: Dierproevenbesluit, art. 4 lid 2 (Stb. 1985, 336)
Product: Regeling
Waardering: B 5
Handeling: Het geven van aanwijzingen over de wijze waarop het aanbrengen van merktekens op proefdieren moet gebeuren.
Periode: 1985–
Grondslag: Dierproevenbesluit, art. 10 (Stb.1985, 336)
Product: Regeling
Waardering: B 5
Handeling: Het stellen van nadere regels voor de aantekeningen en de gegevens die de vergunningenhouder moet bijhouden.
Periode: 1985–
Grondslag: Dierproevenbesluit, art. 10 lid 7 (Stb. 1985, 336)
Product: Regeling houdende registratie proefdieren en dierproeven (Stcrt. 1985, 233)
Waardering: B 5
Handeling: Het aanwijzen van categorieën van dieren waarvoor vrijstelling kan worden gegeven van het verbod op het fokken en afleveren ten behoeve van het verrichten van dierproeven.
Periode: 1977–
Grondslag: Wet op de dierproeven, art. 16 lid 1 (Stb. 1977, 67)
Product: Regeling houdende vrijstelling van het in artikel 11 Wet op de dierproeven gestelde verbod (Stcrt. 1985, 233)
Waardering: B 5
Handeling: Het verlenen van vrijstelling van de verboden en verplichtingen in de artikelen 9, 10, 11, 12 en 14 van de Wet op de dierproeven.
Periode: 1977–
Grondslag: Wet op de dierproeven, art. 16 lid 2 (Stb. 1977, 67)
Product: Besluit
Opmerking: De neerslag over dit onderwerp uit de periode 1965–1982 is terug te vinden in het CRM-archief.
Waardering: B 5
Handeling: Het benoemen, schorsen en ontslaan van de leden van de Commissie van advies voor de dierproeven/Centrale Commissie Dierproeven.
Periode: 1977–
Grondslag: Wet op de dierproeven, art. 18 lid 3 (Stb. 1977, 67)
Product: Besluit
Waardering: V, 10 jaar na ontslag
NB: Wanneer sprake is van rechtspositionele verhoudingen moet gebruik gemaakt worden van de selectielijst voor personeelsdossiers van de rijksoverheid (P-direkt).
Handeling: Het stellen van regels voor de werkwijze van de Commissie van Advies voor de dierproeven/Centrale Commissie Dierproeven.
Periode: 1977–
Grondslag: Wet op de dierproeven, art. 18 lid 5 (Stb. 1977, 67)
Product: Regeling
Opmerking: De neerslag over dit onderwerp uit de periode 1965–1982 is terug te vinden in het CRM-archief.
Waardering: B 5
Handeling: Het verlenen of intrekken van een erkenning aan een dierexperimentencommissie.
Periode: 1996–
Grondslag: Wet op de dierproeven, art. 18a lid 1 en art lid 18f (Stb. 1977, 67, zoals gewijzigd bij Stb. 1997, 29)
Product: Beschikking
Waardering: B 5
Handeling: Het stellen van eisen aan het reglement van een dierexperimentencommissie.
Periode: 1996–
Grondslag: Wet op de dierproeven, art. 18a lid 2f (Stb. 1977, 67, zoals gewijzigd bij Stb. 1997, 29)
Product: AmvB
Waardering: V, 5 jaar na wijziging of intrekking
Handeling: Het stellen van regels voor het jaarlijks verslag van een dierexperimentencommissie.
Periode: 1996–
Grondslag: Wet op de dierproeven, art. 18e (Stb. 1977, 67, zoals gewijzigd bij Stb. 1997, 29)
Product: Regeling
Waardering: V, 5 jaar na wijziging of intrekking
Handeling: Het vaststellen van een minimum aantal adviezen in een jaar als bestaansgrond voor een dierexperimentencommissie.
Periode: 1996–
Grondslag: Wet op de dierproeven, art. 18f lid 2 (Stb. 1977, 67, zoals gewijzigd bij Stb. 1997, 29)
Product: AMvB
Opmerking: Alleen als een dierexperimentencommissie een bepaald aantal adviezen uitbrengt wordt een commissie erkend en heeft de commissie een wettelijke bestaansgrond.
Waardering: V, 5 jaar na wijziging of intrekking
Handeling: Het instellen van een heffing ter bestrijding van de aan de uitvoering van de wet verbonden onkosten.
Periode: 1977–
Grondslag: Wet op de dierproeven, art. 19 (Stb. 1977, 67, zoals gewijzigd bij Stb. 1997, 29)
Product: AmvB
Opmerking: De neerslag over dit onderwerp uit de periode 1965–1982 is terug te vinden in het CRM-archief.
Waardering: V, 5 jaar na wijziging of intrekking
Handeling: Het verlenen van personele ondersteuning en subsidie voor projecten betreffende alternatieven voor dierproeven.
Periode: 1990–
Grondslag: Zie Jaarverslag 1996 Platform Alternatieven voor dierproeven in: Zo doende 1996. Jaaroverzicht van de Sectie Dierproeven van het Staatstoezicht op de Volksgezondheid, Veterinaire Inspectie. Rijkswijk 1997
Product: Beschikking
Opmerking: In de begintijd van het project verleende de Minister van Defensie steun door middel van de inzet van zogenaamde ROAG’s (Reserve-Officieren Academisch Gevormd, dienstplichtigen met een academische opleiding). Na afschaffing van de dienstplicht werd de personele ondersteuning omgezet in een financiële.
Waardering: V, 10 jaar
Handelingnr.: 662 (vervangt 576, 577, 579, 584 en 592, die allemaal hetzelfde product en dezelfde waardering hebben)
Handeling: Het voorbereiden van het vaststellen, wijzigen en intrekken van regels betreffende de uitvoering van dierproeven
Periode: 1985–
Grondslag: Wet op de dierproeven, art. 3 lid 1, art. 9, art. 10a lid 3, art. 10 lid 6, art. 12 (Stb. 1977, 67)
Product: Dierproevenbesluit (Stb. 1985, 336), voorbereiding, correspondentie, verslagen, notulen
Opmerking: Onderdeel van de handeling is het vaststellen van het bedrag te voldoen bij de aanvraag voor een vergunning voor het doen van dierproeven.
Waardering: B 5
Stukken mbt het vaststellen van het bedrag te voldoen bij de aanvraag voor een vergunning voor het doen van dierproeven: V, 7 jaar
Handeling: Het voorbereiden, mede vaststellen, coördineren en evalueren van het beleid betreffende heffingen op het beleidsterrein gezondheid en welzijn van dieren.
Periode: 1945–
Product: Beleidsnota’s en -notities, rapporten, adviezen, evaluaties
Opmerking: De neerslag over dit onderwerp uit de periode 1965–1982 is terug te vinden in het CRM-archief.
Waardering: B 5
Handeling: Het voorbereiden, mede vaststellen, coördineren en evalueren van het beleid betreffende schadeloosstellingen op het beleidsterrein gezondheid en welzijn van dieren.
Periode: 1945–
Product: Beleidsnota’s en -notities, rapporten, adviezen, evaluaties.
Opmerking: De neerslag over dit onderwerp uit de periode 1965–1982 is terug te vinden in het CRM-archief.
Waardering: B 1
8.1.8 Identificatie en registratie van dieren
Vaststellen van het beleid betreffende de identificatie en registratie van dieren
Handeling: Het voorbereiden, (mede) vaststellen, coördineren en evalueren van het beleid betreffende de identificatie en registratie van dieren met het oog op de gezondheid en welzijn van dieren.
Periode: 1945–
Product: Beleidsnota’s en -notities, rapporten, adviezen, evaluaties.
Waardering: B 1
Handeling: Het vaststellen van een model voor een dierenpaspoort af te geven door de Stichting Registratie Gezelschapsdieren.
Periode: 1965–
Grondslag: Beschikking in- en doorvoer honden en katten, art. 1 sub 8 (Stcrt. 1962, 82, zoals laatst gewijzigd bij Stcrt. 1967, 193)
Product: Regeling van de staatssecretaris van CRM (Stcrt. 1982, 12)
Opmerking: De neerslag over dit onderwerp uit de periode 1965–1982 is terug te vinden in het CRM-archief.
Waardering: V, 10 jaar
Bedrijfsmatig houden van dieren
Handeling: Het stellen van regels betreffende het houden van een waak- of heemhond.
Periode: 1965–1982
Grondslag: Wet op de dierenbescherming, art. 1 (Stb. 1961, 19)
Opmerking: De neerslag over dit onderwerp uit de periode 1965–1982 is terug te vinden in het CRM-archief.
Waardering: B 5
Handeling: Het stellen van regels voor het houden van een bedrijf voor het kopen, verkopen, voorradig houden, in bewaring nemen, africhten of doden van honden en katten.
Periode: 1965–1982
Grondslag: Wet op de dierenbescherming, art. 2 (Stb. 1961, 19)
Product: Honden- en kattenbesluit 1981
Opmerking: De neerslag over dit onderwerp uit de periode 1965–1982 is terug te vinden in het CRM-archief.
Waardering: B 5
Handeling: Het aanwijzen van dieren waarvoor het verboden is een inrichting te houden waar zij worden tentoongesteld en vertoond, afgericht of voor de verkoop voorradig worden gehouden.
Periode: 1965–1982
Grondslag: Wet op de dierenbescherming, art. 3.1 (Stb. 1961, 19)
Product: Besluit houdende vaststelling inwerkingtreding van art. 3 van de Wet op de dierenbescherming (Stb. 1972, 310);
Besluit op de Uitheemse dieren (Stb. 1972, 311)
Opmerking: De neerslag over dit onderwerp uit de periode 1965–1982 is terug te vinden in het CRM-archief.
Waardering: B 5
Handeling: Het verlenen van ontheffing van het verbod op het houden van inrichtingen voor het tentoonstellen, vertonen of voor verkoop voorradig houden van bepaalde diersoorten, voor groepen inrichtingen en soorten dieren.
Periode: 1965–1982
Grondslag: Wet op de dierenbescherming, art. 3.2 (Stb. 1961, 19)
Product: Besluit houdende vaststelling inwerkingtreding van art. 3 van de Wet op de dierenbescherming (Stb. 1972, 310)
Besluit op de Uitheemse dieren (Stb. 1972, 311)
Opmerking: De neerslag over dit onderwerp uit de periode 1965–1982 is terug te vinden in het CRM-archief.
Waardering: B 5
Handeling: Het vaststellen van een model voor het registreren door de houder van een bedrijf van gegevens betreffende honden en katten.
Periode: 1965–1982
Grondslag: Honden- en kattenbesluit 1964, art. 2a (Stb. 1964, 385), en 1981, art. 3a (Stb. 1981, 412)
Product: Besluit
Opmerking: De neerslag over dit onderwerp uit de periode 1965–1982 is terug te vinden in het CRM-archief.
Waardering: V, 5 jaar na wijziging of intrekking
Handeling: Het stellen van regels betreffende het houden van mestkalveren.
Periode: 1965–1982
Grondslag: Wet op de dierenbescherming, art. 1 (Stb. 1961, 19)
Product: Besluit inzake het houden van mestkalveren (Stb. 1961, 296)
Opmerking: De neerslag over dit onderwerp uit de periode 1965–1982 is terug te vinden in het CRM-archief.
Waardering: B 5
Handeling: Het overeenstemmen met de Minister van Landbouw inzake het stellen van nadere regels betreffende het vervoer van dieren.
Periode: 1980–
Grondslag: Besluit dierenvervoer 1980, art. 42 (Stcrt. 1980, 228)
Product: Regeling wegvervoer vee en pluimvee 1980 (Stcrt. 1981, 3)
Regeling luchtvervoer dieren (Stcrt. 1989, 249)
Opmerking: De neerslag over dit onderwerp uit de periode 1965–1982 is terug te vinden in het CRM-archief.
Waardering: B 5
Handeling: Het voorbereiden, (mede) vaststellen, coördineren en evalueren van het beleid betreffende biotechnologie bij dieren.
Periode: 1965–
Product: Beleidsnota’s en -notities, rapporten, adviezen, evaluaties
Opmerking: De neerslag over dit onderwerp uit de periode 1965–1982 is terug te vinden in het CRM-archief.
Waardering: B 1
Handeling: Het aanwijzen van een ambtenaar die de vergaderingen van de Commissie Biotechnologie bij Dieren mag bijwonen.
Periode: 1997–
Grondslag: Besluit biotechnologie bij dieren, art. 2 lid 4 (Stb. 1997, 5)
Product: Beschikking
Waardering: V, 75 jaar na geboortedatum
Handeling: Het overeenstemmen met de Minister van Landbouw inzake het benoemen van de voorzitter en de leden van de Commissie Biotechnologie bij Dieren.
Periode: 1997–
Grondslag: Besluit biotechnologie bij dieren, art. 3 lid 1 (Stb. 1997, 5)
Product: Beschikking
Waardering: V, 10 jaar na wijziging beschikking
Handeling: Het opstellen van een verslag over de doeltreffendheid van het Besluit biotechnologie bij dieren.
Periode: 1997–
Grondslag: Besluit biotechnologie bij dieren, art. 14 (Stb. 1997, 5)
Product: Verslag
Opmerking: Dit verslag moet aan de Staten-Generaal binnen drie jaar na de inwerkingtreding van het besluit worden aangeboden.
Waardering: B 3
8.1.11 Organisatie van het veeartsenijkundig toezicht
Handeling: Het aanwijzen van ambtenaren belast met het toezicht op de naleving van de wet en de daarop berustende bepalingen en belast met de opsporing van feiten die strafbaar zijn ingevolge de wet- en regelgeving voor de gezondheid en welzijn van dieren.
Periode: 1945–
Grondslag: Bijvoorbeeld:
Veewet, art. 2 bis, 76 en art. 77 (Stb. 1920,153);
Antibioticawet, art. 7 lid 1 (Stb. 1964, 363);
Diergeneesmiddelenwet, art. 52 lid 1 (Stb. 1985, 410);
Wet tot wering van besmettelijke ziekten bij knaagdieren, art. 5 (Stb. 1953, 416);
Wet dierenvervoer, art. 8 (Stb. 1977, 338);
Wet op de dierproeven, art. 20 (Stb. 1977, 67);
Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, art. 19 lid 2, 21 lid 1, 24 lid 1, 25 lid 3, 29 lid 1, 30 lid 2, 88 lid 1, 100 en 101 lid 2, 104 lid 2 en 3, 106 en art. 114 (Stb. 1992, 585).
Product: Beschikking aanwijzing van opsporingsambtenaren t.a.v. de Wet tot wering van besmettelijke ziekten bij knaagdieren (Stcrt. 1955, 142; Stcrt. 1972, 205);
Beschikking aanwijzing van opsporingsambtenaren ten aanzien van de Wet op de uitoefening van de diergeneeskunst (Stcrt. 1956, 235);
Beschikking betreffende aanwijzing ambtenaren ingevolge de artikelen 2, laatste lid en 2 bis van de Veewet (Stcrt. 1964, 92.);
Beschikking opsporingsambtenaren Nertsen-Ziektenwet (Stcrt. 1972, 242);
Beschikking aanwijzing toezichthoudende ambtenaren wet Dierenvervoer (Stcrt. 1980, 120);
Regeling toezichthoudende ambtenaren Diergeneesmiddelenwet (Stcrt. 1987, 187);
Regeling aanwijzing ambtenaar als bedoeld in art. 19.2 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, art. 1 (Stcrt. 1995, 37).
Opmerking: De neerslag over dit onderwerp uit de periode 1965–1982 is terug te vinden in het CRM-archief.
Waardering: V, 10 jaar na wijziging of intrekking
Handeling: Het benoemen van de leden van de Raad voor Dierenaangelegenheden.
Periode: 1992–
Grondslag: Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, art. 2 lid 3 (Stb. 1992, 585)
Product: Besluit
Waardering: V, 10 jaar na ontslag
NB: Wanneer sprake is van rechtspositionele verhoudingen moet gebruik gemaakt worden van de selectielijst voor personeelsdossiers van de rijksoverheid (P-direkt).
Handeling: Het aanwijzen van een vertegenwoordiger als adviserend lid van de Raad voor Dierenaangelegenheden.
Periode: 1992–
Grondslag: Besluit Raad voor dierenaangelegenheden, art. 4 (Stb. 1993, 6)
Product: Besluit
Waardering: V, 10 jaar na intrekking
Handeling: Het overeenstemmen met de Minister van Landbouw inzake het benoemen van plaatsvervangers van de leden van de Raad.
Periode: 1992–
Grondslag: Besluit Raad voor dierenaangelegenheden, art. 3, lid 1 (Stb. 1993, 6)
Product: Besluit
Waardering: V, 10 jaar na wijziging of intrekking
8.2 Actor: Commissie van advies voor de Dierproeven
Handeling: Het adviseren van de Minister van Volksgezondheid, dierexperimentencommissies, vergunninghouders en degenen die de Minister heeft aangewezen op het gebied van dierproeven.
Periode: 1977–
Product: Advies
Grondslag: Wet op de dierproeven, art. 18.1
Waardering: B 1
Handeling: Het uitbrengen van een jaarlijks verslag aan de Minister en de Staten-Generaal.
Periode: 1977–
Product: Jaarverslag
Grondslag: Wet op de dierproeven, art. 18.1
Waardering: B 3
8.3 Actor: Centrale Commissie Dierproeven
Handeling: Het geven van een oordeel over een dierproef waarover een dierexperimentencommissie negatief heeft geadviseerd.
Periode: 1997–
Product: Advies
Grondslag: Wet op de dierproeven, art. 10a.1b
Opmerking: Van het oordeel wordt mededeling gedaan in de Staatscourant.
Waardering: B 5
Handeling: Het adviseren van de Minister van Volksgezondheid over de erkenning en intrekking van de erkenning van dierexperimentencommissies.
Periode: 1997–
Product: Advies
Grondslag: Wet op de dierproeven, art. 18a.1
Waardering: B 5
Handeling: Het adviseren van de Minister van Volksgezondheid over het verlenen van een vergunning voor een dierproef gericht op andere belangen dan de in de wet genoemde.
Periode: 1997–
Product: Advies
Grondslag: Wet op de dierproeven, art. 18.6
Waardering: B 5
Handeling: Het uitbrengen van een jaarlijks verslag aan de Minister en de Staten-Generaal.
Periode: 1977–
Product: Jaarverslag
Grondslag: Wet op de dierproeven, art. 18.1
Waardering: B 3
8.4 Actor: Rijksinstituut voor Geneesmiddelenonderzoek (RIGO)
Handelingnr.: 406
Handeling: Het verrichten van onderzoek voor de Commissie Registratie Diergeneesmiddelen ten behoeve van de voorbereiding van diens adviezen.
Periode: 1986–
Product: Rapporten, onderzoeksgegevens
Grondslag: Regeling registratie diergeneesmiddelen, art. 3.1a
Waardering: Een exemplaar van het gedrukte eindrapport: B 5
Overig: V, 10 jaar
8.5 Actor: Commissie Registratie Diergeneesmiddelen
Vervalt.
Handeling: Het voorbereiden van beslissingen omtrent de registratie van diergeneesmiddelen, alsmede omtrent de wijziging, de verlenging, de schorsing of doorhaling van die registratie.
Periode: 1986–
Grondslag: o.a.
– Regeling registratie diergeneesmiddelen (Stcrt. 1986, 81), art. 2, lid 1 -> Regeling registratie diergeneesmiddelen 1995 (Stcrt. 1994, 208), art. 2, lid 1 -> Diergeneesmiddelenregeling (Stcrt. 2005, 253), art. 2, lid 2;
– Vrijstellingsregeling ectoparasiticiden (Stcrt. 1994, 252), art. 3
Product: o.a. advies
Opmerking: De opheffing van de schorsing valt ook onder deze handeling.
Het secretariaat van de commissie wordt gevoerd door het Bureau Registratie diergeneesmiddelen.
De commissie wordt door het Comité voor geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik over de aanvragen voor registratie van diergeneesmiddelen vervaardigd met hoogwaardige technieken geadviseerd. Het Comité is ingesteld door de Europese Raad van Ministers (Richtlijn van de Raad betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgeving der Lid-staten inzake geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik (81/851/EEG, Pb L373).
In de Diergeneesmiddelenregeling is ‘het voorbereiden van beslissingen omtrent …’ gewijzigd in ‘het adviseren van de Minister van Landbouw omtrent …’. (en de opheffing van die schorsing)
Waardering: B 5: vergaderverslagen
V, 10 jaar: onderliggende stukken
Handeling: Het instellen en opheffen van werkgroepen die de Commissie Registratie Diergeneesmiddelen bijstaan bij de uitoefening van haar taak.
Periode: 1986–
Grondslag: Regeling registratie diergeneesmiddelen (Stcrt. 1986, 81), art. 2, lid 5 -> Regeling registratie diergeneesmiddelen 1995 (Stcrt. 1994, 208), art. 2, lid 4
Product: Werkgroep Registratie Diergeneesmiddelen (1986–2004), Techsec (gemandateerd sinds 2004)
Waardering: V, 10 jaar na opheffing
Handeling: Het regelen van de werkzaamheden van de Commissie Registratie Diergeneesmiddelen.
Periode: 1986–
Grondslag: Regeling registratie diergeneesmiddelen (Stcrt. 1986, 81), art. 3, lid 3 -> Regeling registratie diergeneesmiddelen 1995 (Stcrt. 1994, 208), art. 4, lid 3
Product: beschikking
Waardering: V, 10 jaar na intrekking
8.6 Actor: Bureau Diergeneesmiddelen
Handeling: Het beoordelen en registreren van diergeneesmiddelen, alsmede het wijzigen, het verlengen, het schorsen (en het opheffen van die schorsing) of doorhalen van die registratie.
Periode: 1986–
Grondslag: o.a.
– Diergeneesmiddelenwet (Stb. 1985, 410), art. 3, lid 1 en 3, en art. 9;
– Besluit registratie, substanties en bijwerkingen (Stb. 1994, 271), art. 2 en artt. 4 t/m 6 - > Besluit registratie en bijwerkingen 1999 (Stb. 1999, 558), artt. 3 t/m 5 -> Diergeneesmiddelenbesluit (Stb. 2006, 6), artt. 7 t/m 10;
– Regeling registratie diergeneesmiddelen (Stcrt. 1986, 81), art. 4, lid 1 -> Regeling registratie diergeneesmiddelen 1995 (Stcrt. 1994, 208), art. 5, lid 1 -> Diergeneesmiddelenregeling (Stcrt. 2005, 253), art. 5, lid 1;
– Vrijstellingsregeling ectoparasiticiden (Stcrt. 1994, 252), art. 5
Product: o.a. aanvraagformulier + dossier, betaling, beschikking, registerblad
Opmerking: De opheffing van de schorsing valt ook onder deze handeling.
– ‘Vanaf de datum waarop een inschrijving van een diergeneesmiddel in het register is doorgehaald of vervallen worden de op dat diergeneesmiddel betrekking hebbende registerbladen nog ten minste 10 jaar bewaard’ (Regeling diergeneesmiddelenregister, Stcrt. 1987, 78, art. 6, lid 2 en Regeling registratie diergeneesmiddelen 1995, art. 24, lid 5) -> ‘Vanaf de datum waarop een inschrijving van een diergeneesmiddel in het register is doorgehaald of vervallen worden de op dat diergeneesmiddel betrekking hebbende gegevens uit het register nog ten minste 10 jaar bewaard’ (Diergeneesmiddelenregeling, art. 25, lid 3).
– In de nationale procedure moet de aanvraag tot registratie worden ingediend bij het Bureau Diergeneesmiddelen; de Minister van LNV neemt het uiteindelijke besluit over de registratie.
– Nationale procedure in grote lijnen:
a. ontvangen van aanvraag tot registratie + dossier;
b. doorsturen van dossier naar evaluerende instituten;
c. opstellen van concept-beschikking (op basis van reacties) ter behandeling in CRD / Techsec;
d. aanpassen van concept-beschikking ter parafering door Ministers van LNV en VWS (de Minister van LNV beslist op de aanvraag, in overeenstemming met de Minister van VWS) en -ter ondertekening- door de Chief Veterinary Officer;
e. verzenden van getekende beschikking aan aanvrager.
– Van het verlenen, het wijzigen en het verlengen van een registratie wordt mededeling gedaan in de Staatscourant, evenals van het verstrijken van de termijn waarvoor de registratie gold (Diergeneesmiddelenwet, art. 8, lid 2).
– De Minister van LNV, in overeenstemming met de Minister van VWS, kan een registratie geheel of gedeeltelijk schorsen of doorhalen. Tevens kan een registratie geheel of ten dele van rechtswege vervallen (Diergeneesmiddelenwet, art. 10 en 11). In alle gevallen wordt hiervan mededeling gedaan in de Staatscourant (Diergeneesmiddelenwet, art. 12).
– ‘Een melding (van bijwerkingen, red.) kan aanleiding geven tot wijziging van de aan de registratie verbonden voorschriften, tot tijdelijke schorsing of tot doorhaling van de registratie.’ (Besluit registratie en bijwerkingen 1999, toelichting).
Waardering: V, 20 jaar na doorhalen of intrekken van registratie van betreffende diergeneesmiddel
Handeling: Het verstrekken van vergunningen tot het bereiden, verpakken, etiketteren of afleveren van diergeneesmiddelen (zgn. artikel 21 vergunningen), alsmede het wijzigen, het verlengen, het schorsen (en opheffen van die schorsing) of intrekken van die vergunningen.
Periode: 1986–
Grondslag: o.a.
– Diergeneesmiddelenwet (Stb. 1985, 410), art. 21;
– Eisen- en controlebesluit vergunningen diergeneesmiddelen (Stb. 1986, 343), artt. 2 t/m 5 -> Eisen- en controlebesluit vergunningen diergeneesmiddelen 1993 (Stb. 1993, 652), art. 2 -> Diergeneesmiddelenbesluit (Stb. 2006, 6), artt. 29, 30 en 47;
– Aanvraagregeling vergunningen (Stcrt. 1986, 178), art. 2, lid 1 en 2 -> Regeling vergunningen diergeneesmiddelen (Stcrt. 1993, 252), art. 2, lid 1 -> Diergeneesmiddelenregeling (Stcrt. 2005, 253), art. 44, lid 1
Product: art. 21 vergunning
Opmerking: – De inschrijving van een vergunning in het vergunningenregister geschiedt onder vermelding van: a. de soort vergunning, b. het nummer van de vergunning, c. naam en adres van de vergunninghouder en d. de (soorten) diergeneesmiddelen waarop de vergunning betrekking heeft (Regeling inrichting vergunningenregister (Stcrt. 1986, 187), art. 3 -> Regeling vergunningen diergeneesmiddelen (Stcrt. 1993, 252), art. 8 -> Diergeneesmiddelenregeling (Stcrt. 2005, 253), art. 48).
– De vergunning wordt afgegeven door de Minister van LNV, in bepaalde gevallen na overleg met de Minister van VWS (Diergeneesmiddelenwet, art. 21, lid 1 en art. 23, lid 4).
– Van een beschikking, betreffende een vergunning, wordt mededeling gedaan in de Staatscourant (Diergeneesmiddelenwet, art. 26).
Waardering: V, 10 jaar na intrekken of vervallen van vergunning
Handeling: Het verstrekken van certificaten waaruit blijkt dat de betreffende fabrikant in het bezit is van een vergunning voor het bereiden, verpakken, etiketteren of afleveren van diergeneesmiddelen (zgn. free-sales certificaten).
Periode: 1994–
Grondslag: – Regeling vergunningen diergeneesmiddelen (Stcrt. 1993, 252), art. 12 -> Diergeneesmiddelenregeling (Stcrt. 2005, 253), art. 75
Product: certificaat (= exportverklaring)
Opmerking: De Minister van LNV kan, op verzoek van een houder van een vergunning als bedoeld in art. 21 van de wet of van de bevoegde instanties van het land waar de diergeneesmiddelen worden ingevoerd, ten behoeve van de uitvoer hiervan een verklaring certificeren.
Waardering: V, 10 jaar na afgifte van certificaat
Handeling: Het verstrekken van certificaten voor de vrijgifte van een partij sera, entstoffen en biologische diagnostica (zgn. partijvrijgifte-certificaten).
Periode: 1992–
Grondslag: – Diergeneesmiddelenwet (Stb. 1985, 410), art. 15;
– Regeling partijkeuring (Stcrt. 1992, 176), art. 2 t/m 4 -> Diergeneesmiddelenregeling (Stcrt. 2005, 253), art. 40 t/m 42
Product: partijvrijgiftecertificaat
Opmerking: Op een aanvraag tot goedkeuring van een partij wordt beslist door of vanwege de Minister van LNV (Diergeneesmiddelenwet, art. 15, lid 1).
Waardering: V, 10 jaar na afgifte van certificaat
Handeling: Het verstrekken van ontheffingen voor proeven of onderzoeken met niet-toegelaten voormengsels of diervoeders, die zijn voorzien van toevoegingsmiddelen of vervangende voederproteïnen (zgn. proefontheffingen), alsmede voor de verlenging of wijziging van die proefnemingen of onderzoeken.
Periode: 1995–
Grondslag: o.a.
– Kaderwet diervoeders (Stb. 2003, 478), art. 36, lid 2 en 3;
– Besluit diervoeders (Stb. 2004, 381), art. 28;
– Regeling diervoeders (Stcrt. 2004, 193), artt. 101 t/m 103
Product: proefontheffing diervoederadditieven en voederproteïnen
Opmerking: - Procedure in grote lijnen:
a. ontvangen van aanvraag + dossier;
b. inwinnen van advies bij Adviescommissie Product Registratie (APR);
c. bij positief advies: Hoofd van BD verleent namens de Minister van LNV bij beschikking de proefontheffing aan de aanvrager;
d. ontvangen van verslag van proef of onderzoek.
– Sinds 1995 verstrekt het bureau ontheffingen voor A-, D- en J-diervoederadditieven; in 2000 zijn daar vanuit het Productschap Diervoerder ook de overige diervoederadditieven bijgekomen.
Waardering: V, 10 jaar na ontvangst verslag
Handeling: Het coördineren van het Nederlandse standpunt met betrekking tot de registratie van diervoederadditieven.
Periode: 1987–
Grondslag: richtlijn 70/524/EEG en verordening 1831/2004
Product: o.a. brief, notulen
Opmerking: – De registratie van diervoederadditieven vindt volledig Europees (communautair) plaats.
– Procedure in grote lijnen:
a. ontvangen van aanvraag tot registratie + dossier;
b. doorsturen van dossier naar evaluerende instituten;
c. opstellen van concept-brief met Nederlands standpunt (op basis van reacties);
d. voorleggen van concept-brief aan Adviescommissie Product Registratie (APR; secretariaat bij BD);
e. verzenden van brief aan Europese Commissie, lidstaten van de Europese Unie en aan Noorwegen en IJsland;
f. toelichten van standpunt in vergadering van Permanent Comité voor de Voedselketen en Diergezondheid (PCVD) – Sectie Diervoeding (hier vindt ook stemming plaats).
Waardering: V, 10 jaar na verslaglegging
Handeling: Het coördineren van de procedures voor de wederzijdse erkenning van een handelsvergunning (registratie) voor diergeneesmiddelen, afgegeven in een lidstaat van de Europese Unie, in de Co-ordination group for Mutual recognition and Decentralised procedures (veterinary); CMD(v)).
Periode: 1997–
Grondslag: richtlijn 2001/82/EG (communautair wetboek diergeneesmiddelen)
Product: o.a. notulen
Opmerking: – De procedures voor wederzijdse erkenning berusten op het erkennen van een handelsvergunning afgegeven in een lidstaat van de Europese Unie door de andere lidstaten.
– Een medewerker van het BD is lid van de CMD(v). De European Medicines Agency (EMEA) te Londen voert het secretariaat van de CMD(v).
– De CMD(v) is opgericht in 2005 (op grond van Richtlijn 2004/28/EG) en is opvolger van de Veterinary Mutual Recognition Facilitation Group (VMRFG). De VMRFG -opgericht in 1997- had geen formele plek in de Europese wetgeving.
Waardering: V, 10 jaar na verslaglegging
Handeling: Het voeren van wetenschappelijk overleg, in het Committee for Veterinary Medicinal Products (CVMP), met vertegenwoordigers van andere lidstaten van de Europese Unie over aangevraagde handelsvergunningen (registraties) voor diergeneesmiddelen, te verlenen door de Europese Commissie, die geldig zijn in alle EU-staten.
Periode: 1995–
Grondslag: richtlijn 2001/82/EG
Product: o.a. notulen
Opmerking: – Het CVMP brengt advies uit aan de Europese Commissie, die vervolgens een handelsvergunning verleent.
– Een medewerker van het BD is lid van het CVMP. Het CVMP is een onderdeel van de European Medicines Agency (EMEA; tot 2004: European Agency for the Evaluation of Medicinal Products) te Londen, opgericht in 1995.
Waardering: V, 10 jaar na verslaglegging
Handeling: Het verzamelen en evalueren van bijwerkingen van geregistreerde diergeneesmiddelen.
Periode: 1986–
Grondslag: o.a.
– Besluit registratie, substanties en bijwerkingen (Stb. 1994, 271), artt. 4 t/m 6 -> Besluit registratie en bijwerkingen 1999 (Stb. 1999, 558), artt. 3 t/m 5 -> Diergeneesmiddelenbesluit (Stb. 2006, 6), artt. 14 en 15;
– Vrijstellingsregeling artikel 2 Diergeneesmiddelenwet 1999 (Stcrt. 1999, 213), art. 7;
– Besluit van 18 oktober 2005
Product: rapportages van bijwerkingen, periodieke veiligheidsoverzichten, beoordelingsrapporten, jaarverslagen etc.
Opmerking: – = geneesmiddelenbewaking = farmacovigilantie.
– Kan leiden tot wijziging, schorsing of doorhaling van de registratie (zie handeling 1).
– Onder deze handeling valt ook het verlenen van toestemming tot aankoop en gebruik van Immobilon.
– Het Bureau Diergeneesmiddelen is tevens meldpunt Rapid Alerts. Deze meldpunten zijn overal in Europa en komen in actie bij spoedeisende gebeurtenissen met diergeneesmiddelen.
Waardering: B 5: jaarrapportage
V, 20 jaar na doorhalen of intrekken van registratie van betreffende diergeneesmiddel: overige neerslag
Handeling: Het (ad hoc) adviseren van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselveiligheid inzake het beleid op het terrein van de diergeneesmiddelen.
Periode: 1986–
Bron : gesprek met de heer Wessels
Product: adviezen
Waardering: B 1
Handeling: Het voorbereiden, vaststellen en uitvoeren van voorlichtingsactiviteiten op het terrein van de diergeneesmiddelen.
Periode: 1986–
Bron : gesprek met de heer Wessels
Product: voorlichtingsplannen, voorlichtingsmateriaal
Waardering: B 1: voorbereiden en vaststellen van het voorlichtingsbeleid (voorlichting als
beleidsinstrument);
B 5: een exemplaar van het voorlichtingsmateriaal
V, 5 jaar: overig
Handeling: Het adviseren van de Minister van belast met het beleidsterrein gezondheid en welzijn van dieren en andere actoren op het gebied van gezondheid en welzijn van dieren
Periode: 1945–
Product: adviesaanvraag, advies, correspondentie, (evaluatie-)rapport, onderzoeksgegevens
Grondslag: Bijvoorbeeld Wet op de dierproeven, art. 10a.1b, art. 18.1, art. 18a.1
Opmerking: In sommige gevallen geeft een adviescommissie een advies op verzoek van de Minister en soms doet ze dat op eigen initiatief. Ook de adviesaanvraag door de Minister wordt onder deze handeling begrepen.
Bedoeld worden adviescommissies van dezelfde aard als de Commissie van Advies voor de Dierproeven (1977–1997) en diens opvolger Centrale Commissie Dierproeven (1997–) (zie 8.2.1 en 8.2.2).
Waardering: Adviesaanvraag, een exemplaar van het advies of evaluatierapport: B 1, 2
Overig: V, 10 jaar na verschijnen rapport
B Selectielijst voor het Ministerie van Verkeer en Waterstaat
Handeling: Het stellen van nadere regels betreffende het vervoer van dieren.
Periode: 1980 - 1992
Product: Regeling wegvervoer vee en pluimvee 1980; Regeling luchtvervoer dieren (15 december 1989, Stcrt. 249).
Grondslag: Besluit dierenvervoer 1980, art. 42
Waardering: V, 15 jaar
Handeling: Het stellen van eisen aan een tractor met aanhangwagen.
Periode: 1994–
Product: Regeling dierenvervoer (13 juli 1996, Stcrt. 141)
Grondslag: Besluit dierenvervoer 1994 (28 oktober 1994, Stb. 806), art. 4.3 b
Waardering: V, 10 jaar
C Selectielijst voor het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
8.8 Actor: Minister van Sociale Zaken
Handeling: Het stellen van regels betreffende de lokalen, inrichting en technische uitrusting van een bedrijf, deskundigheid van medewerkers en andere voorzieningen ten behoeve van een vergunning voor het bereiden, verpakken, etiketteren of afleveren van diergeneesmiddelen en gemedicineerd voeder.
Periode: 1985–
Grondslag: Diergeneesmiddelenwet, art. 23, lid 1 (Stb. 1985, 410)
Product: Eisen- en controlebesluit vergunningen diergeneesmiddelen (5 juni 1986, Stb. 343)
Opmerking: Deze regels worden in overleg met de Minister waaronder Volksgezondheid ressorteert vastgesteld.
Waardering: V, 10 jaar na wijziging of intrekking
Handeling: Het bepalen dat het verbod op het bereiden, verpakken, etiketteren of afleveren van diergeneesmiddelen en gemedicineerd voeder niet van toepassing is op bepaalde diergeneesmiddelen, niet zijnde sera, entstoffen of biologische diagnostica.
Periode: 1985–
Grondslag: Diergeneesmiddelenwet, art. 28 (Stb. 1985, 410)
Product: Besluit uitzondering vergunningplicht diergeneesmiddelen (5 september 1986, Stb. 470)
Opmerking: Deze regels worden in overleg met de Minister waaronder Volksgezondheid ressorteert vastgesteld.
Waardering: V, 10 jaar na wijziging of intrekking
Handeling: Het geven van voorschriften voor het bereiden, verpakken, etiketteren, voorhanden of in voorraad hebben en toepassen van diergeneesmiddelen en gemedicineerde voeders in een proefstadium.
Periode: 1985–
Grondslag: Diergeneesmiddelenwet, art. 43 lid 1 (Stb. 1985, 410)
Product: Besluit
Opmerking: Deze regels worden in overleg met de Minister waaronder Volksgezondheid ressorteert vastgesteld.
Waardering: V, 1 jaar na geldigheidsduur
Handeling: Het stellen van regels voor het ten laste brengen van de aanvrager van de kosten van een aanvraag om een vergunning voor proefnemingen.
Periode: 1985–
Grondslag: Diergeneesmiddelenwet, art. 43 lid 2 (Stb. 1985, 410)
Product: Besluit
Opmerking: Deze regels worden in overleg met de Minister waaronder Volksgezondheid ressorteert vastgesteld.
Waardering: V, 1 jaar na geldigheidsduur
Handeling: Het stellen van regels voor:
– de invoer, doorvoer en uitvoer van diergeneesmiddelen, gemedicineerde voeders en smetstoffen;
– het bereiden, be- of verwerken, verpakken, etiketteren, afleveren;
– toepassen of vervoederen, uit de handel nemen en vernietigen van diergeneesmiddelen en gemedicineerde voeders;
– het zich ontdoen van lege verpakkingen of resten van diergeneesmiddelen en gemedicineerde voeders;
– het voorschrijven van diergeneesmiddelen en gemedicineerde voeders, de inhoud van de recepten, het uitschrijven en afgeven daarvan;
– het afleveren en bewaren en omgaan met grondstoffen voor diergeneesmiddelen.
Periode: 1985–
Grondslag: Diergeneesmiddelenwet, art. 42 sub 1 (Stb. 1985, 410)
Product: Regeling administratievoorschriften ingevolge Diergeneesmiddelenwet (27 april 1987, Stcrt. 82)
Besluit verpakking en etikettering diergeneesmiddelen (27 augustus 1986, Stb. 511)
Besluit voorschriften voor magistrale bereiding, ambulante handel en aflevering van diergeneesmiddelen (Stb.1989, 513)
Opmerking: Deze regels worden in overleg met de Minister waaronder Volksgezondheid ressorteert vastgesteld.
Waardering: V, 10 jaar na wijziging of intrekking
D Selectielijst voor het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
Handeling: Het uitvoeren van identificatie en registratie van dieren in Nederland
Periode: 1945–
Grondslag: Europese richtlijn Regeling identificatie en registratie van Dieren 1760/2000
Product: Dierpaspoorten en controle rapporten AID
Opmerking: Momenteel worden door DR of onder regie van DR de dieren Rund, Schaap, Geit en Varken geregistreerd. In de nabije toekomst zullen ook pluimvee, paarden en overige (landbouw-)dieren worden geregistreerd.
Waardering: V, 5 jaar na uitgifte paspoort en/of afgifte AID rapport.
1
Flora en Fauna. PIVOT-rapport nummer 32.
2
Nota Rijksoverheid en dierenbescherming.
3
De Waal, p. 2.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2007-105-p9-SC80633.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.