Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap | Staatscourant 2006, 242 pagina 15 | Overig |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap | Staatscourant 2006, 242 pagina 15 | Overig |
9 november 2006
Nr. C/S&A/06/2862
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, en de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
Gelet op artikel 5, tweede lid, onder b, van de Archiefwet 1995;
De Raad voor Cultuur gehoord (advies van de Raad voor Cultuur van 27 oktober 2006, nr. arc-2006.03203/4);
Besluiten:
De bij dit besluit gevoegde ‘selectielijst voor de neerslag van de handelingen van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de onder hem ressorterende actoren op het beleidsterrein Bosbouw over de periode 1945–1983’ en de daarbij behorende toelichting worden vastgesteld.
Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.
Een belanghebbende kan tegen dit besluit beroep instellen bij de rechtbank binnen het rechtsgebied waarvan hij zijn woonplaats heeft.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap is belast met de uitvoering van dit besluit dat met de daarbij behorende selectielijst en toelichting in de Staatscourant zal worden geplaatst.
Den Haag, 9 november 2006.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
namens deze:
de Algemene Rijksarchivaris, M.W. van Boven.De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
namens deze:
de ProjectdirecteurPWAA, A. van der Kooy.
Instrument voor de selectie – ter vernietiging dan wel blijvende bewaring – van de administratieve neerslag van de zorgdragers
de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen
de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
op het beleidsterrein Bosbouw 1945–1983
Project Wegwerken Archiefachterstanden (PWAA)
Ontwerp/versie augustus 2006
AMvB: Algemene maatregel van bestuur
art.: artikel
BZK: (Ministerie van) Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
BSD: Basis Selectiedocument
CAS: Centrale Archief Selectiedienst
CRM: (Ministerie van) Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk
EZ: (Ministerie van) Economische Zaken
KB: Koninklijk Besluit
KNHG: Koninklijk Nederlands Historisch Genootschap
LVV: 1946–1960 (Ministerie van) Landbouw, Visserij en Voedselvoorziening
LenV: 1960–1989 (Ministerie van) Landbouw en Visserij
LNV: 1989–2003 (Ministerie van) Landbouw, Natuurbeheer en Visserij
2003– (Ministerie van) Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
NA: Nationaal Archief
OCW: (Ministerie van) Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
OKW: (Ministerie van) Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen
PIVOT: Project Invoering Verkorting Overbrengingstermijn
RIO: Rapport Institutioneel Onderzoek
SBB: Staatsbosbeheer
Stb.: Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Stcrt.: Nederlandse Staatscourant
SZV: (Ministerie van) Sociale Zaken en Volksgezondheid
TK: Tweede Kamer (Kamerstukaanduiding)
VenW: (Ministerie van) Verkeer en Waterstaat
VB: Verordeningenblad voor het Nederlandsche bezette gebied
VoMil: (Ministerie van) Volksgezondheid en Milieuhygiëne
VROM: (Ministerie van) Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer
VWS: (Ministerie van) Volksgezondheid, Welzijn en Sport
WVC: (Ministerie van) Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur
Doel en werking van het Basis Selectiedocument
Een Basis Selectiedocument (BSD) is een bijzondere vorm van een selectielijst. In de regel heeft een BSD niet zozeer betrekking op (alle) archiefbescheiden van één (enkele) organisatie, als wel op het geheel van de bescheiden die de administratieve neerslag vormen van het overheidshandelen op een bepaald beleidsterrein.
Het BSD geldt dus voor de archiefbescheiden van verschillende overheidsorganen (veelal ook diverse zorgdragers), en wel voor zover de desbetreffende actoren op het terrein in kwestie werkzaam zijn (geweest). Dit betekent dat er geen handelingen van particuliere actoren worden opgenomen.
Een BSD wordt normaliter opgesteld op basis van institutioneel onderzoek. In het rapport institutioneel onderzoek (RIO) wordt het betreffende beleidsterrein beschreven, evenals de taken en bevoegdheden van de betrokken organen. De handelingen van de overheid op het beleidsterrein staan in het RIO in hun functionele context geplaatst. In het BSD zijn de handelingen overgenomen, alleen nu geordend naar de actor. Bovendien is bij elke handeling aangegeven of de administratieve neerslag hiervan bewaard dan wel vernietigd moet worden.
Door de beleidsterreingerichte benadering komen verschillende aspecten betreffende het beheer van de eigen organisatie van de zorgdrager (personeelsbeleid, financieel beleid, etc.) niet aan bod. Voor het selecteren van de administratieve neerslag die betrekking heeft op de instandhouding en ontwikkeling van de eigen organisaties van overheidsorganen dienen een aantal zogeheten ‘horizontale’ BSD’s. Deze horizontale BSD’s zijn van toepassing op alle organisaties van de rijksoverheid.
Het niveau waarop geselecteerd wordt, is dus niet dat van de stukken zelf, maar dat van de handelingen waarvan die archiefbescheiden de administratieve neerslag vormen. Een BSD is derhalve geen opsomming van (categorieën) stukken, maar een lijst van handelingen van overheidsactoren, waarbij elke handeling is voorzien van een waardering en indien van toepassing een vernietigingstermijn.
De definitie van het beleidsterrein
Het Bosbouwbeleid houdt zich bezig met:
a. de duurzame instandhouding, het herstel en de ontwikkeling van beplantingen en van een kwalitatief hoogwaardig bos ten behoeve van de natuur, recreatie, het landschap, het milieu en de houtproductie;
b. de instandhouding van het bosbouwbedrijfsleven door het bedrijfsmatig beheer van de Nederlandse bossen te stimuleren.
De afbakening van het beleidsterrein
Dit BSD is gebaseerd op het RIO nr. 44, ‘Bomen met beleid’ en de selectielijst van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij voor dit beleidsterrein. Deze lijst is in 1998 vastgesteld (Stcrt. 1998, 51).
In het onderhavige BSD zijn de handelingen opgenomen van de actoren ‘de Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen’ en ‘de Minister van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk’ respectievelijk voor de periode 1945–1965 en de periode 1965–1983. In dit BSD zijn de handelingen van deze actoren geschaard onder de kop ‘de minister (mede) belast met Bosbouw’. Er zijn hoofdzakelijk handelingen opgenomen die deze actoren in de genoemde periode hebben uitgevoerd en die reeds in de selectielijst van LNV zijn benoemd. De nummering van de handelingen komt overeen met die in het vastgestelde BSD van het Ministerie van LNV uit 1998.
Ter aanvulling op handelingen uit de LNV-lijst zijn nog enkele algemene handelingen toegevoegd. Het gaat om de handelingen met de nummers 205–222. Het oorspronkelijke BSD voor het beleidsterrein Bosbouw dateert van 1998 en hierin waren deze handelingen nog niet opgenomen. Het is echter gebruikelijk dat deze handelingen worden opgenomen in het BSD, omdat ze op vrijwel elk beleidsterrein voorkomen.
Ook zijn handelingen opgenomen voor de verschillende commissies die in de periode 1945–1983 actief zijn geweest. De handelingen van deze actoren zijn in een eerder stadium door het Ministerie van LNV vastgesteld. Hierbij werd verondersteld dat het Ministerie van LNV zorgdrager is voor de archieven van deze commissies. Het is echter niet uitgesloten dat ook het Ministerie van OCW en het Ministerie van VWS (unieke) archiefbescheiden van de bedoelde commissies in bezit hebben. Om te voorkomen dat dit archiefmateriaal niet kan worden geselecteerd en bewerkt, worden de commissiehandelingen bij deze ook vastgesteld voor de zorgdragers OCW en VWS.
Door de verschillende functies van het bos, heeft het bosbouwbeleid nauwe relaties met veel andere beleidsterreinen zoals openluchtrecreatie, natuur, landschap, milieu, landbouw, water, houtvoorziening en ruimtelijke ordening. Binnen deze beleidsterreinen is het bos niet het centrale object waarvoor de beleidsbeslissingen worden gemaakt. De recreatieve en de natuurbehoudmatige functies van het bos bijvoorbeeld worden behandeld in de Pivot-onderzoeken nummer 51 en 79, respectievelijk betreffende de beleidsterreinen ‘Openluchtrecreatie’ en ‘Natuur- en landschapsbeheer en relatienotabeleid.’ Bij het Ministerie van Economische Zaken is het beleid onderzocht ten aanzien van de houtverwerkende industrie.
In het onderhavige onderzoek zullen de raakvlakken die het bosbouwbeleid heeft met die andere functies van het bos louter worden behandeld vanuit het gezichtspunt: de instandhouding, uitbreiding en het beheer van het bosareaal in Nederland.
Doelstellingen en taken van de overheid op het beleidsterrein Bosbouw
Eind 19de eeuw kreeg de overheid belangstelling voor de bosbouw. Hiervoor waren drie motieven:
1. er moest tegen erosie worden opgetreden,
2. gronden die geen economische waarde meer hadden moesten productief gemaakt worden, en
3. de bosbouw kon gebruikt worden voor de werkverschaffing.
Vooral het verhogen van de productie van hout werd belangrijk omdat door de toenemende mijnbouw een grotere afzetmarkt voor hout was ontstaan. De bossen waren hoofdzakelijk in handen van particuliere boseigenaren, die uit waren op winst en zich niet bekommerden om de houtvoorraad. Om houtschaarste te voorkomen moest de rijksoverheid zich actief met de aanleg van bossen en ontginning van woeste gronden gaan bemoeien. Een grote stap ter bewaring van de bossen was de oprichting van het Staatsbosbeheer in 1899.
Naar aanleiding van de excessieve vellingen tijdens de Eerste Wereldoorlog wordt in 1917 de Nood Boschwet vastgesteld. In 1922 werd deze wet vervangen door de Boschwet. Deze wet bevatte bepalingen voor het behoud van het bos en van het natuurschoon.
Dezelfde problemen met betrekking tot het bosareaal uit de Eerste Wereldoorlog kwamen in de aanloop naar en tijdens de Tweede Wereldoorlog ook aan de orde. Er ontstond een grote behoefte aan hout. De overheid nam echter vroegtijdig maatregelen door de uitvoering van de Bodemproductie-beschikking uit 1939 waarin het vellen en rooien van bossen zonder vergunning werd verboden. Nieuw was de plicht tot het herbeplanten van de gekapte bossen. In de oorlogsjaren verscherpte men de maatregel door de totstandkoming van het Besluit Staatstoezicht op de Bosschen in 1943. Alle bossen, ook die in handen van particuliere eigenaren, werden onder toezicht gebracht van het Staatstoezicht op de Bossen. Na de Tweede Wereldoorlog werd het Besluit Staatstoezicht op de Bosschen ingetrokken en vervangen door Bodemproductie-beschikking 1949 Bosbouw en Houtteelt.
In de eerste Memorie van Toelichting bij de Begrotingen van het Ministerie van Landbouw na 1945, waarin bosbouw als apart item voorkomt, worden als doelstellingen vergroting van het bosareaal en verbetering van de kwaliteit ervan genoemd.
In de jaren vijftig werd de nadruk gelegd op bebossing en herbebossing, het inperken van schadelijke ziekten en het verbeteren van de kwaliteit van de houtopstanden. In 1952 heeft de Commissie tot Herziening van de Boschwet 1922 een ontwerp-Boswet gereed. In 1958 wordt het ontwerp ingediend bij de Tweede Kamer. De nieuwe Boswet wordt in 1961 in het Staatsblad gepubliceerd.
In 1964 komt het Ministerie van Landbouw tot het inzicht dat bos niet meer uitsluitend moet worden bezien vanuit een economisch gezichtspunt. Het recreatieve gebruik van bos wordt steeds belangrijker.
Gaandeweg ging het aankoopbeleid van de overheid zich richten op de verwerving van bossen en natuurterreinen welke uit hoofde van hun algemene belang, namelijk als natuur en landschapsschoon of door acute bedreiging noodzakelijk in beheer moesten worden overgenomen. Overweging daarvoor was ook om door schaalvergroting het bosbeheer rendabeler te krijgen.
In de jaren zeventig ging de regering de sociaal-culturele functies van het bos voorop stellen. Het was echter geen gemakkelijke opdracht om enerzijds de houtproductie op te voeren, vooral vanwege de schaarste aan beschikbare grond enerzijds en anderzijds de wenselijkheid het bos ook aan andere functies dienstbaar te maken.
In 1977 formuleerde de Minister van Landbouw de volgende vier beleidsvoornemens:
1. de instandhouding en ontwikkeling van bos in vele verschijningsvormen en met een gevarieerde structuur;
2. vormen van bosbeheer en wijzen van bosgebruik, die gebaseerd zijn op de natuurlijke mogelijkheden van de groeiplaats;
3. voortdurende instandhouding van een groot deel van het bosareaal op dezelfde plek;
4. veelzijdig bosgebruik.
Deze voornemens werden omgezet in een Meerjarenplan Bosbouw (1985), dat het bosbeleid tot het jaar 2000 uitzette. Als hoofddoelstelling werd geformuleerd: ‘Het binnen het kader van het totale overheidsgebied bevorderen van zodanige voorwaarden en omstandigheden, dat het bosareaal in Nederland naar omvang en kwaliteit zo goed mogelijk tegemoet komt aan de in de samenleving bestaande wensen ten aanzien van de functievervulling van het bos, nu en in de toekomst, op een door die samenleving geaccepteerd kostenniveau.’
De actoren op het beleidsterrein, voor zover hun selectielijsten in het BSD zijn opgenomen
de Minister die (mede) is belast met Bosbouw (1945–1983)
Commissie voor de Bosstatistiek (1938–1946)
Commissie tot herziening van de Boschwet (1948–1962)
Commissie Onderzoek Beheer Terreinen Staatsbosbeheer (Commissie Kampfraath, 1972–1975)
Interdepartementale Commissie inzake de voorbereiding van een visie op de instandhouding en uitbreiding bos (1975–1977)
De handelingen worden vastgesteld voor de zorgdragers de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, omdat zij de rechtsopvolgers zijn van respectievelijk de Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen de Minister van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk.
In de productbeschrijving BSD van maart 2004 is de selectiedoelstelling van het Nationaal Archief als volgt verwoord. ‘De doelstelling van het Nationaal Archief bij de selectie van overheidsarchieven is dat de belangrijkste bronnen van de Nederlandse samenleving en cultuur veilig worden gesteld voor blijvende bewaring. Met het te bewaren materiaal moet het mogelijk zijn om een reconstructie te maken van de hoofdlijnen van het handelen van de rijksoverheid ten opzichte van haar omgeving, maar ook van de belangrijkste historisch-maatschappelijke gebeurtenissen en ontwikkelingen, voor zover deze zijn te reconstrueren uit overheidsarchieven.’
Om de selectiedoelstelling te bereiken worden de handelingen in het BSD gewaardeerd aan de hand van de onderstaande algemene selectiecriteria. Deze criteria zijn in 1997 door het Convent van Rijksarchivarissen vastgesteld en geaccordeerd door PC DIN en KNHG.
1. Handelingen die betrekking hebben op voorbereiding en bepaling van beleid op hoofdlijnen
Toelichting: Hieronder wordt verstaan agendavorming, het analyseren van informatie, het formuleren van adviezen met het oog op toekomstig beleid, het ontwerpen van beleid of het plannen van dat beleid, alsmede het nemen van beslissingen over de inhoud van beleid en terugkoppeling van beleid. Dit omvat het kiezen en specificeren van de doeleinden en de instrumenten.
2. Handelingen die betrekking hebben op evaluatie van beleid op hoofdlijnen
Toelichting: Hieronder wordt verstaan het beschrijven en beoordelen van de inhoud, het proces of de effecten van beleid. Hieruit worden niet perse consequenties getrokken zoals bij terugkoppeling van beleid.
3. Handelingen die betrekking hebben verantwoordingvan beleid op hoofdlijnen aan andere actoren
Toelichting: Hieronder valt tevens het uitbrengen van verslag over beleid op hoofdlijnen aan andere actoren of ter publicatie.
4. Handelingen die betrekking hebben op (her)inrichting van organisaties belast met beleid op hoofdlijnen
Toelichting: Hieronder wordt verstaan het instellen, wijzigen of opheffen van organen, organisaties of onderdelen daarvan.
5. Handelingen die bepalend zijn voor de wijze waarop beleidsuitvoering op hoofdlijnen plaatsvindt
Toelichting: Onder beleidsuitvoering wordt verstaan het toepassen van instrumenten om de gekozen doeleinden te bereiken.
6. Handelingen die betrekking hebben opbeleidsuitvoering op hoofdlijnen en direct zijn gerelateerd aan of direct voortvloeien uit voor het Koninkrijk der Nederlanden bijzondere tijdsomstandigheden en incidenten
Toelichting: Bijvoorbeeld in het geval de ministeriële verantwoordelijkheid is opgeheven en/of wanneer er sprake is van oorlogstoestand, staat van beleg of toepassing van noodwetgeving.
Naast de algemene criteria kunnen er in een BSD, eveneens binnen het kader van de selectiedoelstelling, in overleg met het Nationaal Archief, beleidsterreinspecifieke criteria worden geformuleerd. Deze criteria worden doorlopend genummerd, waarbij wordt aangesloten bij de zes algemene criteria (dus vanaf 7).
Overigens kan, ingevolge artikel 5, onder e, van het Archiefbesluit 1995 neerslag van bepaalde, als te vernietigen gewaardeerde handelingen, betreffende personen en/of gebeurtenissen van bijzonder cultureel of maatschappelijk belang, van vernietiging worden uitgezonderd.
4. Verslag van de vaststellingsprocedure
Op 6 maart 2006 is het ontwerp-BSD door de Minister van OCW en de Minister van VWS aan de Staatssecretaris van OCW aangeboden, waarna deze het ter advisering heeft ingediend bij de Raad voor Cultuur (RvC). Van het gevoerde driehoeksoverleg over de waarderingen van de handelingen is een verslag gemaakt, dat tegelijk met het BSD naar de RvC is verstuurd. Vanaf 1 september 2006 lag de selectielijst gedurende zes weken ter publieke inzage bij de registratiebalie van het Nationaal Archief evenals in de bibliotheken van de betrokken zorgdragers, het Ministerie van OCW en de rijksarchieven in de provincie/regionaal historische centra, hetgeen was aangekondigd in de Staatscourant en in het Archievenblad.
Op 27 oktober 2006 bracht de RvC advies uit (arc-2006.03203/4), hetwelk geen aanleiding heeft gegeven tot wijziging van de ontwerp-selectielijst.
Handelingnr.: Dit is het volgnummer van de handeling. Dit nummer is overgenomen uit het RIO.
Handeling: Dit is een complex van activiteiten die een actor verricht ter vervulling van een taak of op grond van een bevoegdheid. In de praktijk komt een handeling meestal overeen met een procedure of een werkproces.
Periode: Hier staat het tijdvak vermeld gedurende welke jaren de handeling is verricht. Wanneer er geen eindjaar staat vermeld wordt de handeling nog steeds uitgevoerd.
Grondslag: Dit is de wettelijke basis op grond waarvan de actor de handeling verricht.
Vermeld worden:
de naam (citeertitel) van de wet, de Algemene Maatregel van Bestuur, het Koninklijk Besluit of de ministeriële regeling;
het betreffende artikel en lid daarvan;
de vindplaats, dwz. de vermelding van Staatsblad of Staatscourant;
wijzigingen in de grondslag en het vervallen hiervan.
Wanneer er geen wettelijke grondslag voor een handeling bestaat, kan de bron worden genoemd waarin de betreffende handeling staat vermeld.
Product: Waar mogelijk wordt hier vermeld welke documenten uit de handeling zijn voortgekomen.
Opmerking: Deze aanvullende informatie wordt slechts vermeld wanneer de strekking van de handeling toelichting behoeft.
Waardering: Waardering van de handeling in B (bewaren) of V (vernietigen).
Indien vernietigen, dan vermelding van de vernietigingstermijn.
Indien bewaren, dan vermelding van het gehanteerde selectiecriterium.
Eventueel een nadere toelichting op de waardering.
Actoren onder de zorg van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
– De Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen als de Minister die (mede) is belast met Bosbouw (1945–1965)
Het Ministerie van Landbouw kreeg in de jaren dertig de verantwoordelijkheid over de Boswet en het Staatsbosbeheer (SBB). Staatsbosbeheer werd vanaf 1941 voor het aankopen van terreinen gesubsidieerd door het Ministerie van OKW. In 1942 kwamen de ministers van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen (OKW) en van Nijverheid en Landbouw overeen dat OKW de vorming zou bekostigen van staatsnatuurmonumenten, die bij Staatsbosbeheer in eigendom en beheer werden gegeven. Ook SBB zelf kocht natuurgebieden aan, en daarnaast subsidieerde OKW op beperkte schaal de aankoop van natuurmonumenten door de Provinciale Landschappen.
In 1947 kwamen de departementen van OKW en Landbouw overeen dat natuurbescherming verder geheel onder OKW ging ressorteren, maar voor de uitvoering van beleid werd gebruik gemaakt van de diensten van SBB dat niettemin onderdeel bleef van Landbouw. Voor de aansturing van de natuurbeschermingsconsulenten en de landschapsconsulenten werd in 1948 de afdeling Natuurbescherming en Landschap bij Staatsbosbeheer opgericht, die financieel ten laste kwam van het Ministerie van OKW. Staatsbosbeheer rapporteerde over het beheer in zijn jaarverslagen. In 1965 ging de afdeling Oudheidkunde en Natuurbescherming van het Ministerie van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen (OKW) op in het Ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk werk (CRM). In 1982 werd dit pakket doorgegeven aan het Ministerie van Landbouw.
– Commissie voor de Bosstatistiek (1938–1946)
Deze commissie heeft de eerste Bosstatistiek opgesteld.
– Commissie tot herziening van de Boschwet (1948–1962)
Deze commissie heeft onderzoek gedaan naar de (gewenste) voorzieningen met betrekking tot bosbouw en houtteelt in Nederland, met het oog op een nieuwe Boswet.
Actoren onder de zorg van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
– De Minister van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk als de Minister die (mede) is belast met Bosbouw (1965–1983)
Het Ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk (CRM) heeft bestaan van 14 april 1965 (beëdiging van het kabinet-Cals) tot en met 4 november 1982 (ontslag verleend aan het kabinet Van Agt III).
In 1965 ging de afdeling Oudheidkunde en Natuurbescherming van het Ministerie van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen (OKW) op in het Ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk werk (CRM). Natuurbescherming en Openluchtrecreatie werden daarna samengevoegd tot de (hoofd)directie Natuurbescherming en Openluchtrecreatie (NBOR). Sinds 1983 is het Ministerie van LNV zorgdrager voor de taken die CRM op dit beleidsterrein uitvoerde.
De handelingen worden vastgesteld voor de zorgdragers de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, omdat zij de rechtsopvolgers zijn van respectievelijk de Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen de Minister van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk.
– Commissie Onderzoek Beheer Terreinen Staatsbosbeheer (Commissie Kampfraath) (1972–1975)
Deze commissie heeft gerapporteerd met betrekking tot het door het Staatsbosbeheer te voeren beheer van bossen en natuurterreinen.
– Interdepartementale Commissie inzake de voorbereiding van een visie op de instandhouding en uitbreiding bos (1975–1977)
Deze commissie heeft gewerkt aan een visie op de instandhouding van het bos in zijn verschillende functies.
Actor: De minister (mede) belast met Bosbouw
Beleidsvorming, evaluatie en verantwoording
Handeling: Het formuleren van hoofdlijnen en beginselen van het nationale beleid terzake van de bosbouw.
Periode: 1945–1983
Bron: Begrotingen
Waardering: B 1
Handeling: Het voorbereiden en/of vaststellen, wijzigen en intrekken van wet- en regelgeving betreffende het bosbouwbeleid.
Periode: 1945–1983
Bron: Begrotingen
Waardering: B 1
Handeling: Het evalueren van het bosbouwbeleid.
Periode: 1945–1983
Bron: Interview
Waardering: B 2
Handeling: Het voeren van overleg met en het informeren van (leden van) de Staten-Generaal inzake de bosbouw.
Periode: 1945–1983
Bron: Interview
Waardering: B 2, 3
Handeling: Het voorbereiden en bepalen van het standpunt bij het interdepartementaal overleg inzake de bosbouw.
Periode: 1945–1983
Bron: Interview
Waardering: B 1
Handeling: Het formuleren van hoofdlijnen en beginselen t.b.v. het Europees beleid terzake van de bosbouw.
Periode: 1945–1983
Bron: Interview
Waardering: B 1
Handeling: Het instellen en opheffen van ad-hoc commissies ter rapportering betreffende het bosbouwbeleid.
Periode: 1945–1983
Product: Besluiten
Waardering: B 4
Handeling: Het geven van opdracht tot het doen verrichten van onderzoek op het gebied van de bosbouw.
Periode: 1945–1983
Bron: Begrotingen
Waardering: B 1
Handeling: Het verlenen van subsidies aan onderzoeksprojecten betreffende de bosbouw.
Periode: 1945–1983
Bron: Interview
Waardering: V, 7 jaar
Handeling: Het beoordelen van de eindrapporten van de onderzoeksprojecten.
Periode: 1945–1983
Bron: Interview
Waardering: B 1
Handeling: Het bijhouden van een overzicht van precedenten op allerlei gebied zoals bezwaarschriften, procedures, subsidieverstrekkingen e.d. .
Periode: 1945–1983
Bron: Interview
Waardering: B 5
Handeling: Het begeleiden van intern en extern (wetenschappelijk) onderzoek op het beleidsterrein bosbouw.
Periode: 1945–1983
Product: notities, notulen, brieven
Waardering: V, 10 jaar
Handeling: Het verzamelen en bewerken van gegevens ten behoeve van intern (wetenschappelijk) onderzoek op het beleidsterrein bosbouw.
Periode: 1945–1983
Waardering: V, 10 jaar
Handeling: Het opstellen van periodieke verslagen op het beleidsterrein bosbouw.
Periode: 1945–1983
Waardering: B 3
Handeling: Het beantwoorden van Kamervragen en het anderszins op verzoek incidenteel informeren van de Kamers der Staten-Generaal op het beleidsterrein bosbouw.
Periode: 1945–1983
Bron: Begrotingen
Waardering: B 3
Handeling: Het informeren van de Commissies voor de Verzoekschriften en andere tot onderzoeken van klachten bevoegde commissies uit de Kamers der Staten-Generaal en de Nationale Ombudsman naar aanleiding van klachten over de uitvoering of de gevolgen van het beleid op het beleidsterrein bosbouw.
Periode: 1945–1983
Waardering: B 3
Handeling: Het beslissen op beroepschriften naar aanleiding van beschikkingen betreffende bosbouw en het voeren van verweer in beroepschriftprocedures voor administratief rechterlijke organen.
Periode: 1945–1983
Product: beschikkingen, verweerschriften
Waardering: V, 10 jaar na uitspraak
Handeling: Het (mede-)voorbereiden van de vaststelling, wijziging en intrekking van internationale regelingen op het beleidsterrein bosbouw en het presenteren van Nederlandse standpunten in intergouvernementele organisaties.
Periode: 1945–1983
Product: internationale regelingen, nota’s, notities, rapporten
Waardering: B 1
Handeling: Het beantwoorden van vragen van individuele burgers, bedrijven en instellingen op het beleidsterrein bosbouw.
Periode: 1945–1983
Bron: Begrotingen
Waardering: V, 2 jaar
Handeling: Het uitvoeren van voorlichtingsactiviteiten op het beleidsterrein bosbouw.
Periode: 1945–1983
Product: voorlichtingsmateriaal
Waardering: V, 5 jaar
B 3: 1 exemplaar van het gedrukte voorlichtingsmateriaal. De voorbereidende stukken worden vernietigd.
Het voorbereiden en vaststellen van het voorlichtingsbeleid (voorlichting als beleidsinstrument) valt onder handeling 1.
Handeling: Het verlenen van medewerking aan de voorbereiding van de vaststelling, wijziging en intrekking van wet- en regelgeving op het beleidsterrein bosbouw waarvan de minister (mede) belast met Bosbouw niet de eerste ondertekenaar is.
Periode: 1945–1983
Waardering: B 1
Handeling: Het (mede-)voorbereiden van de vaststelling, wijziging en intrekking van algemene maatregelen van bestuur op het beleidsterrein bosbouw, gebaseerd op wetgeving die het beleidsterrein overstijgt.
Periode: 1945–1983
Waardering: B 1
Handeling: Het vaststellen, wijzigen en intrekken van ‘zelfstandige’ ministeriële regelingen op het beleidsterrein bosbouw.
Periode: 1945–1983
Waardering: B 1
Handeling: Het benoemen, schorsen en ontslaan van (plv.) voorzitters, (plv.) secretarissen en/of (plv.) leden van commissies etc. op het beleidsterrein bosbouw die niet bij of krachtens wet, bij koninklijk besluit of ministerieel besluit zijn ingesteld.
Periode: 1945–1983
Product: besluit
Waardering: V, 10 jaar
Wanneer sprake is van rechtspositionele verhoudingen moet gebruik worden gemaakt van de selectielijst voor personeelsdossiers van de rijksoverheid (P-direkt).
Handeling: Het toekennen van vacatiegeld aan de leden van bij of krachtens wet, bij koninklijk besluit of bij ministerieel besluit ingestelde commissies op het beleidsterrein bosbouw, aan haar (plv.) secretarissen alsmede aan deskundigen die meewerken aan de werkzaamheden van die commissies.
Periode: 1945–1983
Grondslag: Vacatiegeldenbesluit, artt. 1 en 2 (Stb. 1921, nr. 1452, vervangen door Vacatiegeldenbesluit 1970, art. 1 (Stb. 1970, 577)
Waardering: V, 10 jaar na wijziging of intrekking van de regeling
Handeling: Het bij koninklijk besluit toekennen van een vaste beloning aan de leden van bij of krachtens wet, bij koninklijk besluit of bij ministerieel besluit ingestelde commissies op het beleidsterrein bosbouw, aan haar (plv.) secretarissen alsmede aan deskundigen die meewerken aan de werkzaamheden van die commissies
Periode: 1945–1983
Grondslag: Vacatiegeldenbesluit, art. 3 (Stb. 1921, nr. 1452, vervangen door Vacatiegeldenbesluit 1970, art. 3 (Stb. 1970, 577
Waardering: V, 10 jaar na wijziging of intrekking
Handeling: Het goedkeuren van door de commissies vastgestelde reglementen, regelende de werkzaamheden van die commissie.
Periode: 1945–1983
Product: beschikking
Waardering: V, 10 jaar na wijziging of intrekking
Handeling: Het deelnemen aan commissies en werkgroepen inzake de voorbereiding en evaluatie van beleid dat het beleidsterrein bosbouw raakt, waarbij het voorzitterschap en/of secretariaat niet bij de minister (mede) belast met Bosbouw berust.
Periode: 1945–1983
Bron: Begrotingen
Product: verslagen, nota’s, rapporten, agenda’s, notulen
Waardering: V, 10 jaar
Handeling: Het deelnemen aan commissies en werkgroepen inzake de voorbereiding en evaluatie van beleid dat het beleidsterrein bosbouw raakt, waarbij het voorzitterschap en/of secretariaat bij de minister (mede) belast met Bosbouw berust.
Periode: 1945–1983
Product: verslagen, nota’s, rapporten, agenda’s, notulen
Waardering: B 1, 2
Handeling: Het voorbereiden van de benoeming en het ontslag door de Kroon van de leden en de secretaris van de Boschraad.
Periode: 1945–1948
Grondslag: Boschwet 1922, art. 1.2
Waardering: B 4
Handeling: Het voorbereiden van de door de Kroon te geven algemene of bijzondere voorschriften ter bestrijding of voorkoming van voor de bosbouw schadelijke dieren of plantenziekten.
Periode: 1945–1962
Grondslag: Boschwet 1922, art. 3.1
Waardering: B 1
Handeling: Het aanbieden van een bepaalde som ter schadeloosstelling van schade opgelopen bij het toepassen van de maatregelen ter bestrijding of voorkoming van plantenziekten.
Periode: 1945–1962
Grondslag: Boschwet 1922, art. 3–5
Waardering: V, 10 jaar
Handeling: Het aanwijzen van gemeenten waar het tussen een bepaalde periode verboden is geveld naaldhout te laten liggen.
Periode: 1945–1962
Grondslag: Boschwet 1922, art. 5.1
Waardering: V, 5 jaar
Handeling: Het verlenen van ontheffing van het verbod geveld naaldhout in een bepaalde periode te laten liggen.
Periode: 1945–1962
Grondslag: Boschwet 1922, art. 5.1
Waardering: V, 10 jaar (na beëindiging ontheffing)
Handeling: Het verstrekken van een renteloos voorschot ter tegemoetkoming in de kosten van bebossing van woeste gronden door publiekrechtelijke lichamen.
Periode: 1945–1962
Grondslag: Boschwet 1922, art. 8.1
Waardering: V, 10 jaar
Handeling: Het voorbereiden van de vaststelling van de wijze waarop en de bepalingen waaronder voorschotten worden gegeven ter tegemoetkoming in de kosten van bebossing
Periode: 1945–1962
Grondslag: Boschwet 1922, art. 8.2
Waardering: B 1
Handeling: Het voorbereiden van het verlenen (door de Kroon) van geldelijke bijdragen aan publiekrechtelijke lichamen ter bewaring van het natuurschoon
Periode: 1945–1962
Grondslag: Boschwet 1922, art. 12
Waardering: V, 10 jaar
Handeling: Het doen wegnemen, beletten of verrichten, op kosten van de overtreders, hetgeen in strijd is met de verbodsbepalingen van art. 3.1 uit de Boschwet 1922.
Periode: 1945–1962
Grondslag: Boschwet 1922, art. 13
Waardering: V, 10 jaar
Handeling: Het aanwijzen van personen die belast zijn met het opsporen van de feiten, bij deze wet strafbaar gesteld
Periode: 1945–1983
Grondslag: Boschwet 1922, art. 14
Waardering: V, 5 jaar
Besluit staatstoezicht op de Bosschen 1943
Handeling: Het uitspraak doen op bezwaarschriften naar aanleiding van beslissingen en voorschriften van het Hoofd van het Staatstoezicht
Periode: 1945–1948
Grondslag: Besluit Staatstoezicht op de Bosschen 1943, VB 1943, 57, art. 19.1
Waardering: B 6
Handeling: Het uitvaardigen van aanvullende voorschriften wanneer het gemeentebossen en de bossen van publiekrechtelijke lichamen betreft
Periode: 1945–1948
Grondslag: Besluit Staatstoezicht op de Bosschen 1943, VB 1943, 57, art. 21.2
Waardering: B 6
Handeling: Het geven van voorschriften ter uitvoering van het besluit Staatstoezicht op de Bosschen 1943, VB 1943, 57
Periode: 1945–1948
Grondslag: Besluit Staatstoezicht op de Bosschen 1943, VB 1943, 57, art. 24
Waardering: B 6
Overgangswet Bodemproductie 1950
Handeling: Het beschikken op een beroepschrift naar aanleiding van een genomen beslissing op een verzoek om vergunning of ontheffing op basis van de Bodemproductiebeschikking 1949
Periode: 1950–1961
Grondslag: Overgangswet Bodemproductie, Stb. 1950, K 413, art. 4
Waardering: V, 10 jaar.
Handeling: Het stellen van regelen voor de verplichting om binnen een tijdvak van drie jaren na velling of het tenietgaan van de houtopstand her te beplanten.
Periode: 1962–1983
Grondslag: Boswet, art. 3 lid 1 (Stb. 1961, 256)
Product: AMvB
Waardering: B 1
Handeling: Het verdelen in gebieden waar een eigenaar andere grond kan herbeplanten dan de grond waarop de gevelde houtopstanden stonden.
Periode: 1962–1983
Grondslag KB houdende regelen t.a.v. de verplichting tot herbeplanting, art. 2 lid 4 (Stb. 1962, 220)
Waardering: V, 10 jaar
Handeling: Het bij beschikking aanwijzen van groepen van gevallen waarbij vrijstelling kan worden aangevraagd van de verplichting vellingen te melden en de verplichting tot het herbeplanten
Periode: 1962–1983
Grondslag: Boswet, Stb. 1961, 256, art. 6.1
Waardering: V, 10 jaar
Handeling: Het beoordelen of een al dan niet rentedragende lening voor de kosten van verplichte herbeplanting kan worden toegekend.
Periode: 1962–1983
Grondslag: Boswet, art. 9 lid 1 (Stb. 1961, 256)
Waardering: V, 10 jaar
Handeling: Het beoordelen of een krediet voor de herbeplanting kan worden omgezet in een bijdrage.
Periode: 1962–1983
Grondslag: Boswet, art. 9 lid 2 (Stb. 1961, 256)
Waardering: V, 10 jaar
Handeling: Het toekennen van al dan niet rentedragende kredieten als tegemoetkoming voor de aanleg van bossen.
Periode: 1962–1983
Grondslag: Boswet, art. 10 (Stb. 1961, 256)
Waardering: V, 10 jaar
Handeling: Het verlenen van geldelijke bijdragen aan openbare lichamen, aan verenigingen en stichtingen van algemeen nut en aan particulieren ter bewaring van de bossen en andere houtopstanden.
Periode: 1962–1983
Grondslag: Boswet, art. 11 (Stb. 1961, 256)
Waardering: V, 10 jaar
Handeling: Het verbinden van voorschriften aan de toekenning van bijdragen ter bewaring van de bossen en andere houtopstanden.
Periode: 1962–1983
Grondslag: Boswet, art. 11 (Stb. 1961, 256)
Product: Regeling bosbijdragen openbare lichamen (Stcrt. 1966, 146)
Regeling bosbijdragen particulieren (Stcrt. 1966, 146)
Regeling bijdrage ter bewaring van bossen en houtopstanden (23 oktober 1967, J 1056, gewijzigd bij Stcrt. 1988, 80)
Beschikking bosbijdragen (Stcrt. 1976, 182)
Waardering: B 5
Handeling: Het (kunnen) verbieden – ter bewaring van natuur- en landschapsschoon – van het vellen en doen vellen van bossen en andere houtopstanden.
Periode: 1962–1983
Grondslag: Boswet, art. 13 lid 1 (Stb. 1961, 256)
Opmerking Het verbod geldt voor een periode van maximaal vijf jaar. Er wordt daarvan melding gemaakt in de Staatscourant.
Waardering: B 5
Handeling: Het toekennen van een schadevergoeding als door het verbod tot velling schade wordt geleden.
Periode: 1962–1983
Grondslag: Boswet, art. 13 lid 4 (Stb. 1961, 256)
Waardering: V, 5 jaar
Subsidies en bijdrageregelingen
Handeling: Het verlenen van subsidies aan belangenverenigingen.
Periode: 1945–1983
Bron: Begrotingen.
Opmerking: Zoals de Nationale Populieren Commissie; Het Landelijk Comité Nationale Boomplantdag (later: Stichting Nationale Boomfeestdag).
Waardering: V, 10 jaar
Handeling: Het bijhouden van overzichten van door de minister (mede) belast met Bosbouw gesubsidieerde belangenverenigingen.
Periode: 1945–1983
Bron: Interview
Waardering: B 3
Handeling: Het toekennen van een bijdrage in de kosten van instandhouding en toegankelijkstelling van een bos, dat van voldoende recreatieve betekenis is.
Periode: 1966–1976
Grondslag: Regeling bosbijdragen particulieren, art. 2. (Stcrt. 1966, 146)
Product: Beschikking
Waardering: V, 10 jaar
Handeling: Het beslissen, in overeenstemming met de Minister van LNV, op een bezwaarschrift ingediend tegen een beschikking op basis van de Beschikking bosbijdragen.
Periode: 1976–1983
Grondslag: Beschikking bosbijdragen, art. 20 lid 2 (Stcrt. 1976, 182)
Waardering: V, 10 jaar
Actor: Commissie voor de Bosstatistiek
Handeling: Het opstellen van de eerste Nederlandse Bosstatistiek.
Periode: 1938–1946
Bron: A. Moens-Langereis e.a., Vier Nederlandse Bosstatistieken (..), Den Haag, 1987, p. 3–7.
Waardering: B 1
Actor: Commissie tot herziening van de Boschwet
Handeling: Het onderzoeken welke voorzieningen met betrekking tot de bosbouw en de houtteelt in Nederland in al haar aspecten gewenst zijn en op basis daarvan het samenstellen van een ontwerp van wet tot regeling van de voorzieningen met toelichtende memorie van toelichting.
Periode: 1948–1962
Grondslag: LNV-begrotingen
Waardering: B 1
Actor: Commissie Onderzoek Beheer Terreinen Staatsbosbeheer (Commissie Kampfraath)
Handeling: Het rapporteren omtrent de door het Staatsbosbeheer te voeren beheer van bossen en natuurterreinen, in het bijzonder voor wat betreft de daarbij beoogde doelstellingen en de wijze waarop de gelden voor het beheer worden uitgegeven.
Periode: 1972–1975
Grondslag: Besluit van de Minister van Landbouw, 14 feb. 1972, no. BW 117
Waardering: B 1
Actor: Interdepartementale Commissie inzake de voorbereiding van een visie op de instandhouding en uitbreiding bos
Handeling: Het ontwerpen van een visie op de instandhouding en uitbreiding van het bos in zijn verschillende functies.
Periode: 1975–1977
Grondslag: Stcrt. 1975, 122
Waardering: B 1
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2006-242-p15-SC77900.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.