Besluit van 3 november 2025 tot wijziging van het Besluit belasting- en invorderingsrente ter vaststelling van het percentage invorderingsrente met ingang van 1 januari 2026

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Financiën van 12 september 2025, nr. 2025-0000348148;

Gelet op artikel 29 van de Invorderingswet 1990;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 24 september 2025, nr. W06.25.00269/III);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Financiën van 28 september 2025, nr. 2025-0000464522;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

In het Besluit belasting- en invorderingsrente wordt in artikel 2 «4» vervangen door «4,3».

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2026.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 3 november 2025

Willem-Alexander

De Staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit, Belastingdienst en Douane, E.H.J. Heijnen

Uitgegeven de eenentwintigste november 2025

De Minister van Justitie en Veiligheid, F. van Oosten

NOTA VAN TOELICHTING

I Algemeen

1. Algemeen

De Invorderingswet 1990 (IW 1990) bepaalt dat de hoogte van het percentage van de invorderingsrente bij algemene maatregel van bestuur wordt vastgesteld.1 In het Besluit belasting- en invorderingsrente (Besluit BIR) is dit percentage sinds 1 januari 2024 vastgesteld op 4%.

De bepalingen inzake invorderingsrente in de IW 1990 en de daarop berustende bepalingen zijn van overeenkomstige toepassing verklaard in de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir). Hierdoor gelden die bepalingen ook in geval van overschrijding van de betalingstermijn bij terugvorderingen van tegemoetkomingen op grond van de Awir. Daarmee zijn de genoemde bepalingen van overeenkomstige toepassing bij een terugvordering naar aanleiding van een herziening van een toeslag, een terugvordering naar aanleiding van een herziening van een voorschot of een terugvordering die ontstaat na verrekening van een voorschot met een toeslag.

Bij het Eindejaarsbesluit 2023 is bepaald dat het percentage invorderingsrente wordt bevroren op 4%. In de toelichting bij het Eindejaarsbesluit 2023 is aangegeven dat dit in elk geval geldt tot en met 2025. Dit omdat het toentertijd uitvoeringstechnisch niet mogelijk was om te differentiëren tussen het percentage van de invorderingsrente dat gehanteerd wordt bij rijksbelastingen en het percentage van de invorderingsrente dat gehanteerd wordt bij toeslagen, en een hoger percentage voor belanghebbenden bij wie een terug te vorderen toeslag is vastgesteld onwenselijk werd geacht. Ten tijde van het Eindejaarsbesluit 2023 is ingeschat dat differentiatie in elk geval niet mogelijk zou zijn tot en met 2025. Om de invorderingsrente te kunnen bevriezen op 4%, in elk geval tot en met 2025, zonder dat hierbij budgettaire derving zou optreden is er indertijd voor gekozen om de opslag bij de belastingrente voor de vennootschapsbelasting (Vpb) niet te verlagen naar 4,5%, maar naar 5,5%.2 In het Eindejaarsbesluit 2023 werd aangegeven dat, wanneer differentiatie van de percentages invorderingsrente per 2026 nog steeds niet mogelijk was, de budgettaire effecten opnieuw moesten worden bezien.

Differentiatie van de percentages invorderingsrente voor rijksbelastingen en toeslagen is per 2026 uitvoeringstechnisch nog steeds niet mogelijk. Het kabinet heeft daarom besloten om de bevriezing van het invorderingsrentepercentage zo veel mogelijk in stand te laten, zonder dat hierbij budgettaire derving optreedt. De totale budgettaire derving die hierbij ontstaat bedraagt ca. € 75 miljoen voor belastingen.3 Hiervan kan ca. € 68 miljoen gedekt worden door de opslag belastingrente Vpb gelijk te houden aan het huidige niveau, en de huidige situatie zoals die is vastgelegd in het Eindejaarsbesluit 2023 zo veel als mogelijk in stand te laten. Om de resterende budgettaire opgave van ca. € 7 miljoen te dekken, die overblijft in verband met het niet laten stijgen van het percentage invorderingsrente voor belastingen van 4% naar de ECB-basisherfinancieringsrente met een opslag van 4%, wordt het percentage invorderingsrente verhoogd naar 4,3%. Op deze manier worden belastingschuldigen en belanghebbenden bij wie een terug te vorderen toeslag is vastgesteld niet met een forse verhoging van de invorderingsrente geconfronteerd, zonder dat er een budgettaire derving ontstaat. Deze bevriezing van de invorderingsrente op 4,3% geldt zonder nadere beleidswijziging in ieder geval totdat het uitvoeringstechnisch mogelijk is om voor belastingen en toeslagen verschillende percentages invorderingsrente te hanteren.

Het kabinet hecht er veel waarde aan dat het percentage invorderingsrente voor belanghebbenden bij wie een terug te vorderen toeslag is vastgesteld niet substantieel stijgt, in ieder geval zo lang de koppeling tussen belastingen en toeslagen voor de invorderingsrente niet kan worden losgelaten. Ondertussen wordt wel verder gegaan met de verkenning naar een integrale benadering van de rentesystematiek, zowel voor de belasting- als de invorderingsrente. Een eerste stap hiertoe is reeds gezet door het voorstel van het kabinet om de rente op terug te vorderen en na te betalen toeslagen af te schaffen.4 Met de voorgestelde maatregel om de rente af te schaffen wordt onder andere beoogd gehoor te geven aan de oproep van de Afdeling advisering van de Raad van State om te komen tot een integrale toekomstvisie met betrekking tot de belastingrentesystematiek,5 waaronder ook de rente op toeslagen valt. Het kabinet streeft ernaar om voor alle belastingmiddelen een passend en goed onderbouwd percentage voor de belasting- en invorderingsrente te hanteren. Op het moment dat differentiatie voor de invorderingsrente tussen belastingen en toeslagen mogelijk is, zal het kabinet dit meenemen in de integrale benadering van de rentesystematiek.

2. EU-aspecten

Aan de wijzigingen die zijn opgenomen in dit besluit zijn geen EU-aspecten verbonden.

3. Budgettaire aspecten

Beide maatregelen tezamen (het bevriezen van de invorderingsrente op 4,3% en het niet verlagen van de belastingrente Vpb) leiden tot een structureel budgettair effect van € 0 (budgetneutraal) met betrekking tot de belastingen. Daarnaast is er een beperkt effect van de verhoging van de invorderingsrente voor de toeslagen. In de eerste jaren na invoering is het budgettair effect met betrekking tot de belastingen negatief, vanwege gemiste invorderingsrente over uitstaande belastingschulden uit de coronaperiode. Dit is een tijdelijk effect.

Tabel 1: Budgettair effect maatregel belastingmiddelen, prijspeil lopende jaar (2025) Bedragen in mln. euro, «+» = saldoverbeterend/lastenverzwarend.
 

2025

2026

2027

2028

2029

Struc.

Laag houden invorderingsrente op 4,3%

0

-37

-54

-41

-53

-62

Opslag Vpb belastingrente niet verlagen met 1%-punt

0

25

50

59

62

62

TOTAAL

0

-12

-4

18

9

0

Invorderingsrenteopbrengsten bij toeslagen staan op de begrotingen van de verschillende toeslagverantwoordelijke departementen. De opbrengsten van invorderingsrente worden daarom uitgesplitst per toeslag weergegeven in onderstaande tabel 2. Voor alle toeslagen zal de maatregel leiden tot een structurele stijging van de opbrengsten van enkele tonnen, gezamenlijk bezien structureel ruim een miljoen euro.

Tabel 2: Budgettair effect maatregel stijging invorderingsrentepercentage van 4,00% naar 4,30% uitgesplitst per toeslagsoort.
 

2026

2027

2028

2029

2030

Struc.

Kindgebonden budget (WKB)

€ 168.000

€ 168.000

€ 168.000

€ 168.000

€ 168.000

€ 168.000

Kinderopvangtoeslag (KOT)1

€ 336.000

€ 336.000

€ 288.000

€ 240.000

€ 240.000

€ 240.000

Huurtoeslag

€ 525.000

€ 525.000

€ 525.000

€ 525.000

€ 525.000

€ 525.000

Zorgtoeslag

€ 390.000

€ 390.000

€ 390.000

€ 390.000

€ 390.000

€ 390.000

Totaal

€ 1.419.000

€ 1.419.000

€ 1.371.000

€ 1.323.000

€ 1.323.000

€ 1.323.000

X Noot
1

De gepresenteerde KOT-opbrengst is afhankelijk van de daadwerkelijke vormgeving van het nieuwe KOT-stelsel per 2029. Keuzes in de vormgeving spelen namelijk een rol bij de omvang van de terugvorderingen en daarmee ook bij de opbrengst van deze maatregel.

4. Uitvoeringsgevolgen

De maatregel heeft geen noemenswaardige uitvoeringsgevolgen. Uit de uitvoeringstoets volgt dat de percentages belasting- en invorderingsrente parameters zijn, en dat de aangekondigde aanpassingen hiervan tijdig in de systemen kunnen worden verwerkt. Deze vergen geen IV-aanpassingen.

5. Gevolgen voor burgers en bedrijven

De wijzigingen in dit besluit hebben geen tot beperkte gevolgen voor de administratieve lasten voor burgers en bedrijven. Het besluit is voorgelegd aan het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR). Het ATR heeft het dossier niet geselecteerd voor een formeel advies, omdat het naar verwachting geen omvangrijke gevolgen voor de regeldruk heeft.

II Artikelsgewijze toelichting

Artikel I (artikel 2 van het Besluit belasting- en invorderingsrente)

Zoals toegelicht in het algemeen deel van deze nota van toelichting beoogt de wijziging van artikel 2 Besluit BIR het percentage invorderingsrente vast te stellen op 4,3% met ingang van 1 januari 2026. Hiertoe wordt het geldende percentage van 4% vervangen door het nieuwe percentage van 4,3% met ingang van 1 januari 2026.

De Staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit, Belastingdienst en Douane, E.H.J. Heijnen


X Noot
1

Artikel 29 IW 1990.

X Noot
2

De opslag was daarvoor 8%.

X Noot
3

Voor toeslagen treedt er geen budgettaire derving op.

X Noot
4

Het bij koninklijke boodschap van 1 juli 2025 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen en enkele andere wetten met het oog op het verbeteren van het toeslagenstelsel (Wet verbetermaatregelen toeslagen) (Kamerstukken 36 779).

X Noot
5

Kamerstukken II 2023/24, 36 418, nr. 4.

Naar boven