Besluit van 3 november 2025, houdende vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van het Energiebesluit en het tijdstip van de intrekking van de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Klimaat en Groene Groei van 28 oktober 2025, nr. WJZ / 100821074;

Gelet op artikel 6.26 van het Energiebesluit, artikel 104a van de Elektriciteitswet 1998 en artikel 88a van de Gaswet;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

Het Energiebesluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2026, met uitzondering van:

  • a. artikel 4.9 en afdeling 4.3, die in werking treden op 1 juli 2027;

  • b. artikel 4.13, tweede lid, dat in werking treedt indien het bij koninklijke boodschap van 23 juni 2025 ingediende voorstel van wet tot herstel van wetstechnische gebreken en leemten, alsmede aanbrenging van andere wijzigingen in diverse wetsbepalingen op het terrein van het Ministerie van Klimaat en Groene Groei (Verzamelwet KGG 2026) (Kamerstukken 31 945) tot wet is of wordt verheven en artikel II, onderdeel G, van die wet in werking treedt;

  • c. artikel 6.14, dat in werking treedt op een nader te bepalen tijdstip.

Artikel 2

De Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet worden met ingang van 1 januari 2026 ingetrokken.

Onze Minister Klimaat en Groene Groei is belast met de uitvoering van dit besluit, dat met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 3 november 2025

Willem-Alexander

De Minister van Klimaat en Groene Groei, S.Th.M. Hermans

Uitgegeven de twaalfde november 2025

De Minister van Justitie en Veiligheid, F. van Oosten

NOTA VAN TOELICHTING

Met dit besluit wordt de inwerkingtreding van het Energiebesluit, de algemene maatregel van bestuur onder de Energiewet, vastgesteld. Net als bij de Energiewet treden de meeste bepalingen van het Energiebesluit op 1 januari 2026 in werking. Hierop zijn enkele uitzonderingen geformuleerd.

Artikel 4.9 en afdeling 4.3 Energiebesluit bevatten voorschriften rondom de inzet van een nieuwe marktspeler, de submeetverantwoordelijke partij en de procedure voor erkenning door de Autoriteit Consument en Markt (ACM). Dit vormt de implementatie van verplichtingen vanuit de in 2024 herziene Elektriciteitsverordening.1 Uit overleg met betrokken sectorpartijen, waaronder de gegevensuitwisselingsentiteit onder de Energiewet, is gebleken dat inwerkingtreding van deze artikelen per 1 januari 2026 te vroeg is. Voor de zorgvuldige inbedding van de submeetverantwoordelijke partij in de bestaande IT-systemen en processen voor gestandaardiseerde elektronische gegevensuitwisseling is meer tijd nodig. De datum van 1 juli 2027 wordt gezien als een realistisch moment voor inwerkingtreding.

Artikel 4.13 Energiebesluit ziet op het vaststellen van het verbruik en de invoeding van gas en elektriciteit op het net in de zeer specifieke situatie dat een aansluiting geen meetinrichting heeft. In de Energiewet zoals deze op 1 januari 2026 in werking treedt, is de delegatiegrondslag in het desbetreffende artikel 2.46 op dit punt onvolledig. Deze omissie wordt hersteld via het wetsvoorstel Verzamelwet KGG 2026, waarna artikel 4.13 Energiebesluit in werking zal treden.

Artikel 6.14 Energiebesluit wijzigt het Besluit meetinstrumenten en marktdeelnemers, een algemene maatregel van bestuur onder de Metrologiewet. Deze wijziging past de reikwijdte van dit besluit en daarmee ook de daar onderliggende ministeriële regelingen aan. Het uiteindelijke doel van deze wijziging is om een deel van de voorschriften in de zogeheten technische meetcodes onder de (voormalige) Gaswet en Elektriciteitswet 1998 te herschikken naar ofwel het regime onder de Metrologiewet ofwel het regime onder de Energiewet. Omdat de benodigde (aanpassingen in de) ministeriële regelingen nog niet gereed zijn, behoeft ook deze wijziging van het Besluit meetinstrumenten en marktdeelnemers nog niet in werking te treden. Dat zal op een later moment gebeuren, tezamen met de beoogde herzieningen op het niveau van de ministeriële regelingen.

De Minister van Klimaat en Groene Groei, S.Th.M. Hermans


X Noot
1

Verordening (EU) 2024/1747 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juni 2024 tot wijziging van de Verordeningen (EU) 2019/942 en (EU) 2019/943 wat betreft het Verbeteren van de opzet van de elektriciteitsmarkt van de Unie.

Naar boven