Besluit van 27 oktober 2025 tot vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de Participatiewet in balans en van het Besluit van 30 augustus 2025 tot wijziging van het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 in verband met het onderzoek naar de levensvatbaarheids- en vermogenstoets in dat besluit en vanwege de Participatiewet in balans (Stb. 2025, 220)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 16 oktober 2025, nr. 2025-0000230743;

Gelet op artikel V van de Participatiewet in balans;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I. PARTICIPATIEWET IN BALANS

De Participatiewet in balans treedt in werking met dien verstande dat:

  • 1. de volgende onderdelen in werking treden met ingang van 1 januari 2026:

    • a. artikel I, onderdelen A, B, J, L, onder 4, voor zover het betreft het nieuwe achtste lid, N, Na, Q, onder 1, onder a, d, e en h, S, T, Va, W, onder 1 en 2, X tot en met BBa, DD, voor zover het de invoeging van «43a» en de vervanging van »44, eerste en derde lid» betreft, GG, HH, II tot en met KKa, LL, voor zover het betreft het eerste lid van artikel 78ff, en MM, onder 2;

    • b. artikel II, onderdelen 0A, A, Ee, F, G, Hb en N;

    • c. artikel III, onderdelen 0A, A, C, Ff, G, H en Ib;

    • d. de artikelen IV en IVa;

  • 2. de volgende onderdelen in werking treden met ingang van 1 januari 2027:

    • a. artikel I, onderdelen O, P, Q, onder 1, subonderdelen b, c, f, 2 en 3, R, U, V, W, onder 3, CC, DD, voor zover het de invoeging van «34a» betreft, FF en LL, voor zover het betreft het tweede en derde lid van artikel 78ff;

    • b. artikel II, onderdelen C, D, M en O, voor zover het betreft het eerste en tweede lid van artikel 63l;

    • c. artikel III, onderdelen D, E, N en O, voor zover het betreft het eerste en tweede lid van artikel 63e;

  • 3. de overige onderdelen in werking treden op een bij wet of een ander besluit te bepalen tijdstip.

ARTIKEL II. BESLUIT TOT WIJZIGING VAN HET BESLUIT BIJSTANDSVERLENING ZELFSTANDIGEN 2004

Het Besluit van 30 augustus 2025 tot wijziging van het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 in verband met het onderzoek naar de levensvatbaarheids- en vermogenstoets in dat besluit en vanwege de Participatiewet in balans (Stb. 2025, 220) treedt in werking met ingang van 1 januari 2027.

Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit dat met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 27 oktober 2025

Willem-Alexander

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J.N.J. Nobel

Uitgegeven de negenentwintigste oktober 2025

De Minister van Justitie en Veiligheid, F. van Oosten

NOTA VAN TOELICHTING

Dit besluit bevat de data waarop bepaalde onderdelen van de Participatiewet in balans in werking treden. Daarnaast bevat dit besluit de inwerkingtredingsdatum van het Besluit van 30 augustus 2025 tot wijziging van het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 in verband met het onderzoek naar de levensvatbaarheids- en vermogenstoets in dat besluit en vanwege de Participatiewet in balans (Stb. 2025, 220), vanwege de samenhang van de wijzigingen in dat besluit met de Participatiewet in balans.

Een aantal onderdelen van de Participatiewet in balans zijn niet opgenomen in dit besluit. Dit komt omdat de inwerkingtreding van deze onderdelen elders zal worden geregeld.

Het bij koninklijke boodschap van 30 augustus 2025 ingediende voorstel van wet tot wijziging van enkele wetten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in verband met verscheidene technische en kleine beleidsmatige wijzigingen (Verzamelwet SZW 2026) (Kamerstukken 36 796) wijzigt onder meer de subonderdelen f en g van artikel I, onderdeel Q, onder 1, en voegt hieraan twee nieuwe subonderdelen (ga en gb) toe. Het gaat bij deze wijzigingen om kleine wijzigingen om te voorkomen dat onbedoeld bepaalde middelenvrijlatingen komen te vervallen. Het wetsvoorstel brengt daarnaast de nieuwe mogelijkheid voor het college om de identiteit van een belanghebbende vast te stellen aan de hand van een rijbewijs of DigiD, onder in aparte wijzigingsonderdelen om deze wijziging op 1 januari 2026 in werking te kunnen laten treden. Tot slot herstelt het wetsvoorstel taalkundige fouten in artikel II, onderdeel C, van de Participatiewet in balans.

In dit inwerkingtredingsbesluit is bepaald dat artikel I, onderdeel Q, onder 1, subonderdeel f, en artikel II, onderdeel C, in werking zullen treden op 1 januari 2027. Het gaat hierbij om de onderdelen zoals deze zullen luiden nadat het hierboven genoemde wetsvoorstel voor de Verzamelwet SZW 2026 tot wet is verheven en artikel XXIIIA van die wet in werking is getreden.

Ervan uitgaande dat het hiervoor genoemde wetsvoorstel tot wet wordt verheven, zullen de wijziging van subonderdeel g en de nieuwe subonderdelen ga en gb in werking treden zodra artikel XXIIIA van de Verzamelwet SZW 2026 in werking treedt. Dit geldt tevens voor de nieuwe onderdelen waarin de eerdergenoemde mogelijkheid zal zijn ondergebracht voor het college om de identiteit van een belanghebbende vast te stellen aan de hand van een rijbewijs of DigiD. Indien dit later is dan 1 januari 2026, zal de inwerkingtreding daarbij terugwerken tot en met 1 januari 2026. Dit zal zijn geregeld in het nieuwe tweede en derde lid van artikel V van de Participatiewet in balans, dat met het wetsvoorstel voor de Verzamelwet SZW 2026 aan het genoemde artikel zal worden toegevoegd.

De onderdelen van de Participatiewet in balans die verband houden met het bij koninklijke boodschap van 4 juli 2025 ingediende voorstel van wet houdende regels met betrekking tot de handhaving van de sociale zekerheid om meer passend handhaven mogelijk te maken (Wet handhaving sociale zekerheid) (Kamerstukken 36 785), zullen in werking treden nadat dat wetsvoorstel tot wet is verheven. In het inwerkingtredingsbesluit dat behoort bij het tot wet verheven wetsvoorstel, zal de precieze inwerkingtredingsdatum van de hiervoor bedoelde onderdelen worden vastgesteld. De onderdelen waar het om gaat, zijn de onderdelen van de Participatiewet in balans die zien op het opleggen van maatregelen, het splitsen van de inlichtingenplicht, de maatschappelijke participatie en het schrappen van de tegenprestatie.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J.N.J. Nobel

Naar boven