Wet van 11 december 2024 tot wijziging van de Wet hersteloperatie toeslagen en van de Wet aanvullende regelingen hersteloperatie toeslagen, houdende aanpassingen in de hersteloperatie toeslagen van bepaalde termijnen, van de peildatum voor brede ondersteuning voor gedupeerden in het buitenland en van de nabestaandenregeling (Wet aanpassing termijnen en nabestaandenregeling hersteloperatie toeslagen)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is aanvullende maatregelen te treffen om beslistermijnen in de hersteloperatie toeslagen in overeenstemming te brengen met de termijn waarbinnen in de praktijk een besluit wordt genomen, om de termijn voor het doen van een aanvraag voor aanvullende compensatie of een aanvullende O/GS-tegemoetkoming te verlengen, om de bezwaartermijn te verlengen, om de peildatum te wijzigen die geldt voor gedupeerden die zich in het buitenland bevinden om in aanmerking te komen voor brede ondersteuning en om de nabestaandenregeling aan te passen zodat deze uitvoerbaar is;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wet hersteloperatie toeslagen wordt als volgt gewijzigd:

0A

In artikel 1.1 wordt in de alfabetische volgorde de volgende begripsbepaling ingevoegd:

overleden kind:

een kind, pleegkind of voormalig pleegkind dat is overleden voordat aan hem een tegemoetkoming als bedoeld in afdeling 2.2 is toegekend en van wie aannemelijk is dat aan hem die tegemoetkoming zou zijn toegekend indien:

  • a. hij nog in leven zou zijn geweest op het moment dat de tegemoetkoming ambtshalve zou zijn toegekend;

  • b. hij nog in leven zou zijn geweest op het moment dat de tegemoetkoming zou zijn toegekend naar aanleiding van diens aanvraag daartoe; of

  • c. hij daartoe een aanvraag zou hebben gedaan en hij is overleden voordat de aanvraagtermijn, bedoeld in artikel 6.1, tweede lid, is verlopen;.

A

Artikel 2.9a wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «de overleden aanvrager» vervangen door «een overleden aanvrager».

2. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. Aan degene die partner was van een overleden aanvrager op de dag van overlijden wordt door de Dienst Toeslagen op aanvraag aanvullende compensatie voor de werkelijke schade als bedoeld in artikel 2.1, derde lid, of een aanvullende O/GS-tegemoetkoming voor de werkelijke schade als bedoeld in artikel 2.6, derde lid, toegekend die aan de overleden aanvrager op aanvraag zou zijn toegekend indien deze niet was overleden.

3. In het derde lid wordt «Het eerste lid is» vervangen door «Het eerste en tweede lid zijn».

B

Artikel 2.9b wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, aanhef, wordt «de overleden aanvrager» vervangen door «een overleden aanvrager» en wordt na «de dag van overlijden» ingevoegd «, indien degene die partner was van een overleden aanvrager op de dag waarop laatstgenoemde is overleden, is overleden voor de dag van inwerkingtreding van artikel 2.9a,». Voorts wordt «wordt» vervangen door «worden» en wordt «een overleden aanvrager» vervangen door «de overleden aanvrager».

2. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. Aan het kind van een overleden aanvrager wordt door de Dienst Toeslagen op aanvraag aanvullende compensatie voor de werkelijke schade als bedoeld in artikel 2.1, derde lid, of een aanvullende O/GS-tegemoetkoming voor de werkelijke schade als bedoeld in artikel 2.6, derde lid, toegekend die aan de overleden aanvrager op aanvraag zou zijn toegekend indien deze niet was overleden, in het geval dat:

    • a. de overleden aanvrager geen partner had op de dag van overlijden;

    • b. degene die partner was van de overleden aanvrager op de dag waarop laatstgenoemde is overleden, is overleden voor de dag van inwerkingtreding van artikel 2.9a; of

    • c. de situatie, bedoeld in artikel 2.9a, derde lid, zich voordoet.

3. In het derde lid wordt «artikel 6.1b» vervangen door «artikel 6.1b, eerste lid,» en vervalt «dan wel een aanvraag voor aanvullende compensatie als bedoeld in het tweede lid,».

4. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:

  • 4. Het derde lid is van overeenkomstige toepassing bij de toekenning van aanvullende compensatie of een aanvullende O/GS-tegemoetkoming op grond van het tweede lid, indien meerdere kinderen binnen de aanvraagtermijn die op grond van artikel 6.1b op hen van toepassing is, een aanvraag daartoe indienen.

  • 5. Het eerste tot en met vierde lid alsmede hoofdstuk 4a, artikel 5.3 en hoofdstuk 6 voor zover die betrekking hebben op aanvragen als bedoeld in het eerste of tweede lid, zijn van overeenkomstige toepassing met betrekking tot een kind van een overleden aanvrager:

    • a. indien degene die partner was van de overleden aanvrager op de dag waarop laatstgenoemde is overleden, overlijdt op of na de dag van inwerkingtreding van artikel 2.9a;

    • b. voor zover die partner is overleden voordat toekenning heeft plaatsgevonden van de voorzieningen, de aanvullende compensatie of de aanvullende O/GS-tegemoetkoming die aan die partner zouden zijn toegekend op grond van artikel 2.9a indien deze niet was overleden;

    • c. met dien verstande dat:

      • 1°. voor de toepassing van artikel 6.1b, eerste lid, de aanvraagtermijn aanvangt op de dag van overlijden van de partner in plaats van op de dag van overlijden van de overleden aanvrager;

      • 2°. artikel 6.1b, tweede lid, van toepassing is als geen toekenning heeft plaatsgevonden aan de partner van de overleden aanvrager van een voorziening als bedoeld in artikel 2.9a, eerste lid, onderdeel a, onder 1° of 2°.

Ba

Artikel 2.14b vervalt.

C

In artikel 2.14f, tweede lid, wordt na «artikel 6.1a» een komma ingevoegd.

D

In artikel 2.14h, derde lid, wordt «Onze Minister» vervangen door «de Dienst Toeslagen».

E

In artikel 2.15, eerste lid, onderdeel a, wordt «7 juli 2020» vervangen door «31 december 2021».

F

In artikel 2.15a, eerste lid, onderdeel a, wordt «7 juli 2020» vervangen door «31 december 2021».

G

In artikel 2.15b, eerste lid, onderdeel a, onder 1°, wordt «7 juli 2020» vervangen door «31 december 2021».

Ga

Artikel 2.21 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid wordt «ouder dan 18 jaar» vervangen door «van 18 jaar of ouder».

2. Aan het vierde lid wordt een zin toegevoegd, luidende: Het plan van aanpak wordt opgesteld binnen acht weken na het eerste gesprek waarin de hulpvraag voor brede ondersteuning is vastgesteld, tussen die persoon en het college van burgemeester en wethouders.

3. Na het vierde lid worden twee leden ingevoegd, luidende:

  • 4a. Indien de hulpvraag een of meer materiële voorzieningen betreft, worden die voorzieningen uitsluitend toegekend indien die naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders noodzakelijk zijn voor het maken van een nieuwe start in het kader van herstel. De toekenning van die voorzieningen vindt plaats binnen zes maanden na het eerste gesprek.

  • 4b. Het college van burgemeester en wethouders beëindigt de brede ondersteuning ten behoeve van een persoon als bedoeld in het eerste of tweede lid, indien die persoon naar het oordeel van dat college een nieuwe start in het kader van herstel heeft kunnen maken, maar uiterlijk twee jaar na het eerste gesprek.

H

Aan het opschrift van hoofdstuk 4a wordt toegevoegd «voor nabestaanden van een overleden aanvrager».

I

Artikel 4a.1 komt te luiden:

Artikel 4a.1 Begripsbepalingen Hoofdstuk 4a

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

betrokkene:
  • a. de partner van een overleden aanvrager die in aanmerking kan komen voor toekenning van een voorziening, aanvullende compensatie of een aanvullende O/GS-tegemoetkoming op grond van artikel 2.9a;

  • b. het kind van een overleden aanvrager dat in aanmerking kan komen voor toekenning van een voorziening, aanvullende compensatie of een aanvullende O/GS-tegemoetkoming op grond van artikel 2.9b;

persoonlijke bijstand:

bijstand door de Dienst Toeslagen bij aanvragen en regelingen waar de betrokkene op grond van deze wet aanspraak kan maken.

J

Artikel 4a.2 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het opschrift wordt na «persoonlijk zaakbehandelaar» toegevoegd «regeling nabestaanden overleden aanvragers».

2. In het eerste lid vervalt «op verzoek» en «door de Dienst Toeslagen bij de overige aanvragen en regelingen waar de betrokkene op grond van deze wet aanspraak op kan maken».

3. Het tweede lid vervalt, onder vernummering van het derde lid tot tweede lid.

4. In het tweede lid (nieuw) wordt na «persoonlijk zaakbehandelaar» ingevoegd «regeling nabestaanden overleden aanvragers».

K

Artikel 4a.3 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid vervalt «, bedoeld in artikel 4a.2, eerste lid,» en wordt «vindt» vervangen door «vinden». Voorts wordt «een persoonlijk gesprek» vervangen door «een of meerdere persoonlijke gesprekken» en wordt na «persoonlijk zaakbehandelaar» ingevoegd «regeling nabestaanden overleden aanvragers».

2. Het tweede lid wordt als volgt gewijzigd:

a. In de aanhef wordt «Het persoonlijk gesprek» vervangen door «Een persoonlijk gesprek» en wordt na «ziet» ingevoegd «desgewenst».

b. Aan onderdeel a wordt toegevoegd «waarop de persoonlijke bijstand betrekking heeft».

c. In onderdeel b wordt «ondersteuning als bedoeld in artikel 4a.2, eerste lid» vervangen door «persoonlijke bijstand».

d. In onderdeel c wordt «advies» vervangen door «informatie» en vervalt «, indien de betrokkene dit wenst».

e. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel c door een puntkomma worden twee onderdelen toegevoegd, luidende:

  • d. het door de betrokkene overleggen van informatie met betrekking tot een aanvraag op grond van de artikelen 2.9a of 2.9b;

  • e. het ondersteunen bij het doen van een aanvraag op grond van de artikelen 2.9a of 2.9b.

3. Het derde lid vervalt.

L

Artikel 4a.4 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het opschrift wordt «persoonlijke behandeling» vervangen door «persoonlijke bijstand».

2. In de tekst wordt «persoonlijke behandeling, bedoeld in artikel 4a.2, eerste lid,» vervangen door «persoonlijke bijstand» en vervalt «tevens».

M

Artikel 5.2 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «de artikelen 2.1 tot en met 2.6 en 2.9, eerste lid» vervangen door «de artikelen 2.1 tot en met 2.6, 2.9, eerste lid, 2.9a en 2.9b».

2. In het tweede lid wordt na «aanvrager van een kinderopvangtoeslag» ingevoegd «of de partner of het kind van een overleden aanvrager» en wordt na «de artikelen 2.1 tot en met 2.6 en 2.9, eerste lid» ingevoegd «, onderscheidenlijk de artikelen 2.9a en 2.9b».

3. In het derde lid wordt in de eerste zin na «de artikelen 2.1 tot en met 2.6 en 2.9, eerste lid» ingevoegd «, onderscheidenlijk de artikelen 2.9a en 2.9b,» en wordt telkens na «de aanvrager van een kinderopvangtoeslag» ingevoegd «, onderscheidenlijk de partner of het kind van een overleden aanvrager,».

4. In het vierde lid wordt toegevoegd «, onderscheidenlijk de partner of het kind van een overleden aanvrager».

N

Aan hoofdstuk 5 wordt een artikel toegevoegd, luidende:

Artikel 5.3 Mogelijkheid instellen commissies met betrekking tot de overige aanvullende regelingen

  • 1. Bij ministeriële regeling kan Onze Minister commissies instellen met het oog op de uitvoering van de artikelen 2.14 en 2.14g, tweede lid, die adviseren met betrekking tot de toets of sprake is van een overleden aanvrager.

  • 2. Artikel 5.2, tweede tot en met vijfde lid, is van overeenkomstige toepassing met betrekking tot de commissies die zijn ingesteld op grond van dit artikel en de daarmee samenhangende bevoegdheden en verplichtingen van de Dienst Toeslagen.

O

In artikel 5.3 wordt na het eerste lid een lid ingevoegd, luidende:

  • 1a. Bij ministeriële regeling kan Onze Minister commissies instellen met het oog op de uitvoering van artikel 2.14h, derde lid.

P

Artikel 6.1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «artikel 2.1, eerste of derde lid,» vervangen door «artikel 2.1, eerste lid,» en wordt «2.6, eerste of derde lid,» vervangen door «2.6, eerste lid,». Voorts wordt een zin toegevoegd, luidende: Een aanvraag als bedoeld in artikel 2.1, derde lid, of 2.6, derde lid, wordt ingediend voor 1 april 2025.

2. In het derde lid wordt na «het eerste lid» ingevoegd «, eerste zin,» en vervalt «2.1, derde lid, 2.6, derde lid,».

3. Na het derde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 3a. In afwijking van het eerste lid, tweede zin, wordt een aanvraag als bedoeld in artikel 2.1, derde lid, of 2.6, derde lid, indien een beschikking tot toekenning van compensatie als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, of van een O/GS-tegemoetkoming als bedoeld in artikel 2.6, eerste lid, na 1 oktober 2024 onherroepelijk vast komt te staan, uiterlijk zes maanden na de datum waarop die beschikking onherroepelijk vast komt te staan, ingediend.

Q

Artikel 6.1a wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.

2. Het eerste lid (nieuw) wordt als volgt gewijzigd:

a. In onderdeel a vervalt «, bedoeld in artikel 2.14b,» en wordt «voor inwerkingtreding» vervangen door «voor of op de datum van inwerkingtreding».

b. In onderdeel b vervalt «, bedoeld in artikel 2.14b» en wordt toegevoegd «, indien het overleden kind is overleden na de datum van inwerkingtreding van afdeling 2.2a».

3. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:

  • 2. In afwijking van het eerste lid wordt een aanvraag als bedoeld in de artikelen 2.14c, 2.14d of 2.14e ingediend tot zes maanden na de dagtekening van de beschikking tot het toepassen van een herstelmaatregel als bedoeld in artikel 2.7 door de partner, het kind, onderscheidenlijk de ouder van een overleden kind van wie aannemelijk is dat het in aanmerking gekomen zou zijn voor toekenning van een tegemoetkoming op grond van de artikelen 2.10 of 2.11, indien:

    • a. die beschikking een dagtekening heeft van na 22 april 2024; en

    • b. het overleden kind is overleden voorafgaand aan de datum van dagtekening van die beschikking.

  • 3. In afwijking van het eerste lid wordt een aanvraag als bedoeld in de artikelen 2.14c, 2.14d of 2.14e ingediend tot zes maanden na de dagtekening van de beschikking tot het toekennen van compensatie als bedoeld in artikel 2.14h, eerste lid, door de partner, het kind, onderscheidenlijk de ouder van een overleden kind van wie aannemelijk is dat het in aanmerking gekomen zou zijn voor toekenning van een tegemoetkoming op grond van de artikelen 2.11a of 2.11b, indien:

    • a. die beschikking een dagtekening heeft van na 22 april 2024; en

    • b. het overleden kind is overleden voorafgaand aan de datum van dagtekening van die beschikking.

R

Artikel 6.1b wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.

2. In het eerste lid (nieuw) wordt na «onderdelen a en b,» telkens ingevoegd «of tweede lid,» en wordt in onderdeel a «voor inwerkingtreding» vervangen door «voor of op de datum van inwerkingtreding».

3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 2. Indien voorafgaand aan het overlijden van de overleden aanvrager aan die overleden aanvrager geen toekenning heeft plaatsgevonden van compensatie als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, of van een O/GS-tegemoetkoming als bedoeld in artikel 2.6, eerste lid, wordt een aanvraag als bedoeld in de artikelen 2.9a, tweede lid, of 2.9b, tweede lid, in afwijking van het eerste lid ingediend:

    • a. niet eerder dan na toekenning van een voorziening als bedoeld in de artikelen 2.9a, eerste lid, onderdeel a, onder 1° of 2°, of 2.9b, eerste lid, onderdeel a, onder 1° of 2°, aan de nabestaande; en

    • b. uiterlijk zes maanden na de datum waarop:

      • 1°. de beschikking tot toekenning van een voorziening als bedoeld in onderdeel a onherroepelijk vast komt te staan indien het een aanvraag betreft als bedoeld in artikel 2.9a, tweede lid; of

      • 2°. de beschikking tot toekenning van een voorziening als bedoeld in onderdeel a onherroepelijk is geworden voor alle kinderen van de overleden aanvrager die tijdig een aanvraag tot toekenning daarvan hebben ingediend indien het een aanvraag betreft als bedoeld in artikel 2.9b, tweede lid.

S

In artikel 6.2, eerste lid, wordt «2.14h, eerste lid,» vervangen door «2.14h, eerste of derde lid,».

T

Artikel 6.2bis wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste en tweede lid wordt «Belastingdienst/Toeslagen» vervangen door «Dienst Toeslagen».

2. Onder vernummering van het derde lid tot vijfde lid worden twee leden ingevoegd, luidende:

  • 3. In afwijking van het eerste en tweede lid besluit de Dienst Toeslagen op een aanvraag als bedoeld in artikel 2.14c, eerste lid, binnen een termijn van zes maanden na dagtekening van de beschikking tot het toepassen van een herstelmaatregel als bedoeld in artikel 2.7, indien het een aanvraag betreft van de partner van een overleden kind van wie aannemelijk is dat het in aanmerking gekomen zou zijn voor toekenning van een tegemoetkoming op grond van de artikelen 2.10 of 2.11, indien:

    • a. die aanvraag is gedaan voorafgaand aan de datum van dagtekening van die beschikking; en

    • b. die beschikking een dagtekening heeft van na 22 april 2024.

  • 4. In afwijking van het eerste en tweede lid besluit de Dienst Toeslagen op een aanvraag als bedoeld in artikel 2.14c, eerste lid, binnen een termijn van zes maanden na dagtekening van de beschikking tot het toekennen van compensatie als bedoeld in artikel 2.14h, eerste lid, indien het een aanvraag betreft van de partner van een overleden kind van wie aannemelijk is dat het in aanmerking gekomen zou zijn voor toekenning van een tegemoetkoming op grond van de artikelen 2.11a of 2.11b, indien:

    • a. die aanvraag is gedaan voorafgaand aan de datum van dagtekening van die beschikking; en

    • b. die beschikking een dagtekening heeft van na 22 april 2024.

3. In het vijfde lid (nieuw) wordt «Belastingdienst/Toeslagen» vervangen door «Dienst Toeslagen».

U

Artikel 6.2ter wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «onderdelen a en b» vervangen door «onderdeel a» en wordt «Belastingdienst/Toeslagen» vervangen door «Dienst Toeslagen».

2. In het tweede lid wordt «Belastingdienst/Toeslagen» vervangen door «Dienst Toeslagen» en wordt «onderdelen a en b» vervangen door «onderdeel a».

3. Onder vernummering van het derde lid tot zevende lid worden vier leden ingevoegd, luidende:

  • 3. Op een aanvraag als bedoeld in artikel 2.9a, eerste lid, onderdeel b, besluit Onze Minister binnen een termijn van zes maanden na ontvangst van de aanvraag, met dien verstande dat de beslistermijn niet eerder verstrijkt dan zes maanden nadat de gedupeerdheid van de aanvrager kinderopvangtoeslag die is overleden, is vastgesteld indien die gedupeerdheid nog niet is vastgesteld voordat de aanvraag is ingediend. Deze termijn kan eenmaal met maximaal zes maanden worden verlengd.

  • 4. Op een aanvraag als bedoeld in artikel 2.9a, tweede lid, waarop de in artikel 6.1b, eerste lid, bedoelde aanvraagtermijn van toepassing is, besluit de Dienst Toeslagen binnen een termijn van zes maanden na ontvangst van de aanvraag. Deze termijn kan eenmaal met maximaal zes maanden worden verlengd.

  • 5. In afwijking van het vierde lid besluit de Dienst Toeslagen op een aanvraag als bedoeld in het vierde lid, die is gedaan voor inwerkingtreding van artikel 2.9a, tweede lid, binnen een termijn van zes maanden na de datum van inwerkingtreding van dat artikel. Deze termijn kan eenmaal met maximaal zes maanden worden verlengd.

  • 6. Op een aanvraag als bedoeld in artikel 2.9a, tweede lid, waarop artikel 6.1b, tweede lid, van toepassing is, besluit de Dienst Toeslagen binnen een termijn van zes maanden na ontvangst van de aanvraag, met dien verstande dat de beslistermijn niet eerder verstrijkt dan zes maanden nadat de beschikking tot toekenning van een voorziening als bedoeld in artikel 2.9a, eerste lid, onderdeel a, onder 1° of 2°, onherroepelijk is geworden. Deze termijn kan eenmaal met maximaal zes maanden worden verlengd.

4. In het zevende lid (nieuw) wordt «onderdelen» vervangen door «onderdeel» en vervalt «en b». Voorts wordt «Belastingdienst/Toeslagen» vervangen door «Dienst Toeslagen».

5. Er worden drie leden toegevoegd, luidende:

  • 8. Op een aanvraag als bedoeld in artikel 2.9b, eerste lid, onderdeel b, besluit Onze Minister binnen een termijn van zes maanden na het verstrijken van de op grond van artikel 6.1b geldende aanvraagtermijn, met dien verstande dat de beslistermijn niet eerder verstrijkt dan zes maanden nadat de gedupeerdheid van de aanvrager kinderopvangtoeslag die is overleden, is vastgesteld indien die gedupeerdheid nog niet is vastgesteld voordat de aanvraag is ingediend. Deze termijn kan eenmaal met maximaal zes maanden worden verlengd.

  • 9. Op een aanvraag als bedoeld in artikel 2.9b, tweede lid, waarop de in artikel 6.1b, eerste lid, bedoelde aanvraagtermijn van toepassing is, besluit de Dienst Toeslagen binnen een termijn van zes maanden na het verstrijken van de op grond van artikel 6.1b, eerste lid, geldende aanvraagtermijn. Deze termijn kan eenmaal met maximaal zes maanden worden verlengd.

  • 10. Op een aanvraag als bedoeld in artikel 2.9b, tweede lid, waarop de in artikel 6.1b, tweede lid, bedoelde aanvraagtermijn van toepassing is, besluit de Dienst Toeslagen binnen een termijn van zes maanden na ontvangst van de aanvraag, met dien verstande dat de beslistermijn niet eerder verstrijkt dan zes maanden nadat de beschikking tot toekenning van een voorziening als bedoeld in artikel 2.9b, eerste lid, onderdeel a, onder 1° of 2°, onherroepelijk is geworden voor alle kinderen van de overleden aanvrager die tijdig een aanvraag tot toekenning daarvan hebben ingediend. Deze termijn kan eenmaal met maximaal zes maanden worden verlengd.

V

In artikel 6.8, negende lid, wordt na «Uitbetaling van» ingevoegd «een voorziening, aanvullende compensatie of een aanvullende O/GS-tegemoetkoming als bedoeld in de artikelen 2.9a of 2.9b of van».

W

Artikel 6.9 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het zesde lid wordt «31 december 2025» vervangen door «een jaar na dagtekening van de beschikking tot toekenning van die compensatie».

2. In het tiende lid wordt na «Uitbetaling van» ingevoegd «een voorziening, aanvullende compensatie of een aanvullende O/GS-tegemoetkoming als bedoeld in de artikelen 2.9a of 2.9b of van» en wordt «van die voorziening, onderscheidenlijk die tegemoetkoming,» vervangen door «daarvan».

X

In artikel 6.10, eerste lid, wordt na «artikel 2.1, derde lid,» ingevoegd «of artikel 2.14h, derde lid,».

Y

Artikel 6.10a wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding «2.» geplaatst.

2. Voor het tweede lid (nieuw) wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 1. In afwijking van artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift dat is gericht tegen een beschikking van de Dienst Toeslagen die op grond van deze wet is gegeven zestien weken.

Z

Na artikel 6.10a wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 6.10aa Aanvang beslistermijn op bezwaar

In afwijking van artikel 7:10, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht vangt de beslistermijn op een bezwaar gericht tegen een beschikking van de Dienst Toeslagen op grond van deze wet aan op de dag na ontvangst van het bezwaarschrift, met dien verstande dat de beslistermijn niet eerder aanvangt dan zes weken nadat de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift is aangevangen.

AA

In artikel 6.11, tiende lid, wordt «Belastingdienst/Toeslagen» telkens vervangen door «Dienst Toeslagen».

BB

Artikel 6.12 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het achttiende lid wordt «Onze Minister» vervangen door «De Dienst Toeslagen».

2. In het negentiende lid wordt «Onze Minister en de Dienst Toeslagen respectievelijk» vervangen door «De Dienst Toeslagen en».

CC

In artikel 8.4, onderdeel F, wordt «onderdelen a tot en met d» vervangen door «onderdelen b tot en met e».

DD

Artikel 8.8 vervalt.

EE

Aan afdeling 8.2 wordt een artikel toegevoegd, luidende:

Artikel 8.9 Overgangsrecht verlenging bezwaartermijn en aanvang beslistermijn op bezwaar

De artikelen 6.10a, eerste lid, en 6.10aa zijn niet van toepassing ter zake van een beschikking die is gegeven voor de dag van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel Y, onderscheidenlijk artikel I, onderdeel Z, van de Wet aanpassing termijnen en nabestaandenregeling hersteloperatie toeslagen en een bezwaar gericht tegen die beschikking.

EEa

Aan afdeling 8.2 wordt een artikel toegevoegd, luidende:

Artikel 8.10 Overgangsrecht introductie termijnen voor verlenen van brede ondersteuning door gemeenten

  • 1. Indien voor de datum van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel Ga, van de Wet aanpassing termijnen en nabestaandenregeling hersteloperatie toeslagen het eerste gesprek waarin de hulpvraag voor brede ondersteuning is vastgesteld tussen een persoon als bedoeld in artikel 2.21, eerste lid, en het college van burgemeester en wethouders heeft plaatsgevonden, maar nog geen plan van aanpak is opgesteld, geldt, in afwijking van artikel 2.21, vierde lid, tweede zin, lid 4a en lid 4b, dat:

    • a. het plan van aanpak wordt opgesteld binnen acht weken na die datum;

    • b. materiële voorzieningen worden toegekend binnen zes maanden na die datum;

    • c. het college van burgemeester en wethouders de brede ondersteuning beëindigt uiterlijk twee jaar na die datum.

  • 2. Indien voor de datum van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel Ga, van de Wet aanpassing termijnen en nabestaandenregeling hersteloperatie toeslagen, een plan van aanpak als bedoeld in artikel 2.21, vierde lid, is opgesteld, geldt, in afwijking van artikel 2.21, lid 4a en lid 4b, dat:

    • a. materiële voorzieningen worden toegekend binnen zes maanden na die datum;

    • b. het college van burgemeester en wethouder de brede ondersteuning beëindigt uiterlijk twee jaar na die datum.

FF

Artikel 9.2 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid wordt als volgt gewijzigd:

a. Aan onderdeel a wordt toegevoegd «en werkt terug tot en met 26 januari 2021».

b. In onderdeel b vervallen «1 januari 2025 of op» en «eerder».

c. In onderdeel e wordt «1 januari 2026» vervangen door «een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip».

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 3. De artikelen 6.8, negende lid, en 6.9, tiende lid, zoals deze luiden direct na inwerkingtreding van artikel I, onderdelen SSa, onder 3, en TTa, van de Wet aanvullende regelingen hersteloperatie toeslagen, werken terug tot en met 22 april 2024 met betrekking tot een tegemoetkoming op grond van afdeling 2.2A.

ARTIKEL II

De Wet aanvullende regelingen hersteloperatie toeslagen wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel I wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel S, onder 6, vervalt telkens «in de».

2. De in onderdeel EEa opgenomen artikelen 4a.5 en 4a.6 vervallen.

3. Onderdeel NN vervalt.

4. Onderdeel NNa vervalt.

5. In het in onderdeel SSa, onder 3, voorgestelde artikel 6.8, negende lid, en in het in onderdeel TTa opgenomen artikel 6.9, tiende lid, vervalt «een voorziening als bedoeld in artikel 2.9a of 2.9b of van».

6. Onderdeel WW vervalt.

B

Artikel Ia wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «inwerkingtreding van deze wet» vervangen door «inwerkingtreding van artikel I, onderdeel EEa,» en wordt «van deze wet» vervangen door «van hoofdstuk 4a van de Wet hersteloperatie toeslagen».

2. In het tweede lid wordt «hoofdstuk 4a van deze wet» vervangen door «hoofdstuk 4a van de Wet hersteloperatie toeslagen».

ARTIKEL III

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen en onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld en werkt terug ten aanzien van:

  • a. artikel I, onderdeel E, tot en met 24 juni 2022;

  • b. artikel I, onderdeel F, tot en met 15 juli 2023;

  • c. artikel I, onderdeel P, tot en met 1 januari 2024;

  • d. artikel I, onderdeel Q, tot en met 22 april 2024;

  • e. artikel I, onderdeel DD, tot en met 1 januari 2024.

ARTIKEL IV

Deze wet wordt aangehaald als: Wet aanpassing termijnen en nabestaandenregeling hersteloperatie toeslagen.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.histnoot

Gegeven te ’s-Gravenhage, 11 december 2024

Willem-Alexander

De Staatssecretaris van Financiën, T. van Oostenbruggen

Uitgegeven de dertiende december 2024

De Minister van Justitie en Veiligheid, D.M. van Weel


XHistnoot
histnoot

Kamerstuk 36 577

Naar boven