Wet van 20 november 2024 tot wijziging van de Meststoffenwet in verband met de voorwaarden over de maximale mestproductie in de derogatiebeschikking 2022–2025 (Wet wijziging Meststoffenwet in verband met de maximale mestproductie)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is om de Meststoffenwet aan te passen ter regeling van de productieplafonds voor dierlijke meststoffen gelet op het Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/2069 van de Commissie van 30 september 2022 tot verlening van een door Nederland gevraagde derogatie op grond van Richtlijn 91/676/EEG van de Raad inzake de bescherming van water tegen verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen (PbEU 2022, L 277) en ter voorkoming van het overschrijden van die plafonds;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Meststoffenwet wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 18a wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid worden «172,9 miljoen» en «504,4 miljoen» vervangen door respectievelijk «135,0 miljoen» en «440,0 miljoen».

2. In het tweede lid worden «84,9 miljoen» en «281,8 miljoen» vervangen door respectievelijk «71,8 miljoen» en «267,8 miljoen».

3. In het derde lid worden «39,7 miljoen» en «99,1 miljoen» vervangen door respectievelijk «27,8 miljoen» en «70,3 miljoen».

4. In het vierde lid worden «27,4 miljoen» en «60,3 miljoen» vervangen door respectievelijk «20,3 miljoen» en «48,4 miljoen».

B

Artikel 32 komt te luiden:

Artikel 32

  • 1. De vergroting van het varkensrecht, onderscheidenlijk pluimveerecht, wordt, in afwijking van artikel 28, tweede lid, beperkt tot 78 procent van het aantal varkenseenheden, onderscheidenlijk 87 procent van het aantal pluimvee-eenheden, waarop de kennisgeving, bedoeld in artikel 27, eerste lid, betrekking heeft.

  • 2. De beperking, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing voor overgang van het varkensrecht, onderscheidenlijk pluimveerecht:

    • a. door erfopvolging;

    • b. naar een echtgenoot of geregistreerd partner, of een persoon waarmee bloed- of aanverwantschap bestaat in de eerste, tweede of derde graad; of

    • c. naar een bedrijf waarvan dit varkensrecht, onderscheidenlijk pluimveerecht, eerder gedurende het kalenderjaar is ontvangen.

  • 3. Indien de uitzondering, bedoeld in het tweede lid, onderdeel c, is toegepast voor overgang van een varkensrecht, onderscheidenlijk pluimveerecht, is de beperking, bedoeld in het eerste lid, voor ten hoogste het varkensrecht, onderscheidenlijk pluimveerecht dat bij die toepassing is overgegaan naar het bedrijf waarvan het eerder was ontvangen, niet van toepassing op elke volgende overgang als bedoeld in dat onderdeel, indien de overgang plaatsvindt tussen dezelfde bedrijven.

  • 4. Bij ministeriële regeling kunnen voorwaarden of beperkingen worden gesteld aan een kennisgeving als bedoeld in artikel 27, eerste lid, van een in het tweede lid, aanhef en onderdeel c, bedoelde overgang van het varkensrecht, onderscheidenlijk pluimveerecht.

  • 5. Het derde lid vervalt met ingang van 1 januari 2030.

C

Artikel 32a wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, wordt «90 procent» vervangen door «70 procent».

2. In het tweede lid, onderdeel b, wordt na «naar» ingevoegd «een echtgenoot of geregistreerd partner, of».

D

Artikel 33 komt te luiden:

Artikel 33

  • 1. Ingeval van een bedrijfsoverdracht wordt het op het bedrijf rustende productierecht op het moment van de bedrijfsoverdracht verlaagd met:

    • a. 22 procent in geval van een varkensrecht;

    • b. 13 procent in geval van een pluimveerecht; of

    • c. 30 procent in geval van een fosfaatrecht.

  • 2. Onder bedrijfsoverdracht, bedoeld in het eerste lid, wordt verstaan een wijziging van de landbouwer die het bedrijf, dan wel een deel van het bedrijf, voert, waaronder in ieder geval:

    • a. de overdracht van het bedrijf, dan wel een deel van het bedrijf, van een natuurlijke persoon of rechtspersoon naar een andere natuurlijke persoon of rechtspersoon;

    • b. een wijziging van de rechtsvorm die het bedrijf, dan wel een deel van het bedrijf, voert;

    • c. een wijziging van de samenstelling van het samenwerkingsverband dat het bedrijf, dan wel een deel van het bedrijf, voert, of van de rechtsvorm van een onderdeel van dat samenwerkingsverband;

    • d. een wijziging van de directe of indirecte overwegende zeggenschap in een rechtspersoon die het bedrijf, dan wel een deel van het bedrijf, voert of die deel uitmaakt van het samenwerkingsverband dat het bedrijf, dan wel een deel van het bedrijf, voert.

  • 3. De belanghebbende die het bedrijf voert voor de bedrijfsoverdracht, en de belanghebbende die het bedrijf voert na de bedrijfsoverdracht, geven van de bedrijfsoverdracht kennis aan Onze Minister.

  • 4. Er kan pas aanspraak worden gemaakt op het op het bedrijf rustende productierecht, met ingang van het tijdstip van registratie van de kennisgeving door Onze Minister. De rechtsgevolgen van de registratie werken terug tot het moment van bedrijfsoverdracht.

  • 5. Het eerste lid is niet van toepassing op:

    • a. een overdracht van een bedrijf aan een echtgenoot of geregistreerd partner of een persoon waarmee bloed- of aanverwantschap in de eerste, tweede of derde graad bestaat;

    • b. een wijziging van de landbouwer, door het sluiten of ontbinden van een huwelijk of het aangaan of beëindigen van een geregistreerd partnerschap;

    • c. de wijziging van de landbouwer door erfopvolging van een persoon als bedoeld onder a;

    • d. de inbreng van een bedrijf in een maatschap, een vennootschap onder firma of een commanditaire vennootschap, waarbij een vennoot een persoon als bedoeld onder a is, met dien verstande dat deze persoon een beherend vennoot is in geval van inbreng in een commanditaire vennootschap;

    • e. de inbreng van een bedrijf in een maatschap, een vennootschap onder firma of een commanditaire vennootschap, waarbij de inbrenger zelf vennoot wordt, met dien verstande dat de inbrenger beherend vennoot wordt in geval van inbreng in een commanditaire vennootschap;

    • f. de inbreng van een bedrijf in een rechtspersoon, waarbij de overwegende zeggenschap berust bij de inbrenger zelf of bij een persoon als bedoeld onder a; of

    • g. de wijziging van de landbouwer als bedoeld in het tweede lid, aanhef en

      • i. onder b of d, waarbij de directe of indirecte overwegende zeggenschap overgaat naar een persoon als bedoeld onder a of blijft bij de persoon die de overwegende zeggenschap had;

      • ii. onder c, in geval van uittreding uit het samenwerkingsverband van een deel van de vennoten, dan wel in geval van toetreding tot het samenwerkingsverband van een persoon als bedoeld onder a.

  • 6. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld over de wijze waarop de kennisgeving, bedoeld in het derde lid, wordt gedaan.

  • 7. Ter uitvoering van het eerste, tweede en vijfde lid kunnen bij ministeriële regeling nadere regels worden gesteld.

E

Artikel 75a wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst

2. In het eerste lid (nieuw) wordt «Artikel 32a, eerste lid, zoals dat luidde» vervangen door «De artikelen 32 en 32a zoals die luidden», wordt «het onderhavige artikel, blijft» vervangen door «artikel I, onderdelen B en C, van de Wet wijziging Meststoffenwet in verband met de maximale mestproductie, blijven» en wordt «fosfaatrecht» vervangen door «productierecht».

3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 2. Afroming als bedoeld in artikel 33, eerste lid, vindt niet plaats als de bedrijfsoverdracht, bedoeld in dat lid, heeft plaatsgevonden voor het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel D, van de Wet wijziging Meststoffenwet in verband met de maximale mestproductie, en binnen 30 dagen na die bedrijfsoverdracht daarvan overeenkomstig artikel 33, derde lid, kennis is gegeven.

F

Artikel 77b vervalt.

ARTIKEL II

De Meststoffenwet wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 18a wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede tot en met vierde lid komen te luiden:

  • 2. Bij algemene maatregel van bestuur wordt de maximale omvang vastgesteld van de productie van dierlijke meststoffen afkomstig van melkvee per kalenderjaar uitgedrukt in kilogrammen fosfaat en kilogrammen stikstof.

  • 3. Bij algemene maatregel van bestuur wordt de maximale omvang vastgesteld van de productie van dierlijke meststoffen afkomstig van varkens per kalenderjaar uitgedrukt in kilogrammen fosfaat en kilogrammen stikstof.

  • 4. Bij algemene maatregel van bestuur wordt de maximale omvang vastgesteld van de productie van dierlijke meststoffen afkomstig van pluimvee per kalenderjaar uitgedrukt in kilogrammen fosfaat en kilogrammen stikstof.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 6. De voordracht voor een krachtens het tweede, derde of vierde lid vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp ervan aan beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd. Indien een der kamers der Staten-Generaal besluit niet in te stemmen met het ontwerp, wordt er geen voordracht gedaan voor dit ontwerp.

B

Artikel 32 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, wordt «78 procent» vervangen door «een bij algemene maatregel van bestuur vast te stellen percentage», vervalt «87 procent van het aantal» en wordt aan het einde van de zin toegevoegd «, zijnde ten minste 70 procent».

2. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:

  • 6. Voor verschillende groepen van gevallen kan het percentage, bedoeld in het eerste lid, verschillend worden vastgesteld.

  • 7. De voordracht voor een krachtens het eerste lid vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp ervan aan beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd. Indien een der kamers der Staten-Generaal besluit niet in te stemmen met het ontwerp, wordt er geen voordracht gedaan voor dit ontwerp.

C

Artikel 32a wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «70 procent» vervangen door «een bij algemene maatregel van bestuur vast te stellen percentage» en wordt aan het einde van de zin toegevoegd «, zijnde ten minste 70 procent en ten hoogste 90 procent».

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 6. De voordracht voor een krachtens het eerste lid vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp ervan aan beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd. Indien een der kamers der Staten-Generaal besluit niet in te stemmen met het ontwerp, wordt er geen voordracht gedaan voor dit ontwerp.

D

Artikel 33 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, vervallen de onderdelen a, b en c en wordt aan het einde van de zin toegevoegd «een bij algemene maatregel van bestuur vast te stellen percentage, zijnde ten hoogste 30 procent».

2. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:

  • 8. Voor verschillende groepen van gevallen kan het percentage, bedoeld in het eerste lid, verschillend worden vastgesteld.

  • 9. De voordracht voor een krachtens het eerste lid vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp ervan aan beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd. Indien een der kamers der Staten-Generaal besluit niet in te stemmen met het ontwerp, wordt er geen voordracht gedaan voor dit ontwerp.

ARTIKEL III

Deze wet wordt aangehaald als: Wet wijziging Meststoffenwet in verband met de maximale mestproductie.

ARTIKEL IV

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld, met uitzondering van artikel I, onderdeel A, dat in werking treedt met ingang van 1 januari 2025.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.histnoot

Gegeven te ’s-Gravenhage, 20 november 2024

Willem-Alexander

De Minister voor Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur, F.M. Wiersma

Uitgegeven de twee december 2024

De Minister van Justitie en Veiligheid, D.M. van Weel


XHistnoot
histnoot

Kamerstuk 36 618

Naar boven