Wet van 17 juli 2024 tot wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 in verband met aanscherping van het openbare ordebeleid voor criminele vreemdelingen

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om de huidige wettelijke uitzondering dat de afwijzing van de aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor onbepaalde tijd door criminele vreemdelingen die in Nederland zijn geboren of voor hun vierde levensjaar naar Nederland zijn gekomen, enkel mogelijk is vanwege drugsdelicten, op te heffen met het oog op bescherming van de openbare orde;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

Artikel 21, vierde lid, van de Vreemdelingenwet 2000 wordt als volgt gewijzigd:

1. «het eerste lid, onder c en d» wordt vervangen door «het eerste lid, onder c of d».

2. «tot een gevangenisstraf van meer dan 60 maanden, ter zake van handel in verdovende middelen» wordt vervangen door «voor een misdrijf als bedoeld in artikel 22b, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht of een misdrijf uit de Opiumwet waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van zes jaar of meer is gesteld».

ARTIKEL IA

Onze Minister zendt binnen vijf jaar na de inwerkingtreding van deze wet aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk, in samenhang met de in artikel 21, eerste lid, onder c en d, van de Vreemdelingenwet 2000 genoemde afwijzingsgronden voor andere groepen criminele vreemdelingen.

ARTIKEL II

Artikel 21, vierde lid, van de Vreemdelingenwet 2000, zoals dat luidde voor de inwerkingtreding van deze wet, blijft van toepassing op aanvragen om verlening van een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd als bedoeld in artikel 20, gedaan voor de inwerkingtreding van deze wet.

ARTIKEL III

Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.histnoot

Gegeven te ’s-Gravenhage, 17 juli 2024

Willem-Alexander

De Minister van Asiel en Migratie, M.H.M. Faber-van de Klashorst

Uitgegeven de vierentwintigste juli 2024

De Minister van Justitie en Veiligheid, D.M. van Weel


XHistnoot
histnoot

Kamerstuk 36 196

Naar boven