Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap | Staatsblad 2023, 332 | Wet |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap | Staatsblad 2023, 332 | Wet |
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat de toestroom nieuwkomers scholen en gemeenten voor de grote uitdaging plaatst om alle leerplichtige nieuwkomers tijdig van onderwijs te voorzien en dat scholen en gemeenten daarin ondersteund moeten worden door tijdelijk en onder voorwaarden tijdelijke nieuwkomersvoorzieningen mogelijk te maken;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
De Wet op het primair onderwijs wordt als volgt gewijzigd:
B
Na artikel 193 wordt een afdeling ingevoegd, luidende:
In deze afdeling wordt verstaan onder:
de overgang van leerlingen van een tijdelijke nieuwkomersvoorziening naar een school voor basisonderwijs, speciale school voor basisonderwijs, school voor speciaal onderwijs, school voor voortgezet speciaal onderwijs, school voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs of een school voor voortgezet onderwijs.
een jongere als bedoeld in de Leerplichtwet 1969 die een vreemdeling is in de zin van artikel 1 van de Vreemdelingenwet 2000;
een tijdelijke uitbreiding van een basisschool als bedoeld in artikel 193g.
Voor de toepassing van deze afdeling wordt onder nieuwkomer tevens verstaan een jongere in de zin van de Leerplichtwet 1969 die vier jaren of korter in Nederland is en om die reden de Nederlandse taal onvoldoende beheerst om in het basisonderwijs in te stromen.
1. Het college van burgemeester en wethouders voert ten minste jaarlijks overleg met de bevoegde gezagen van alle basisscholen in de gemeente en draagt zorg voor het maken van afspraken over de wijze waarop:
a. wordt voorzien in voldoende onderwijsplaatsen voor nieuwkomers;
b. wordt verzekerd dat nieuwkomers op een school worden ingeschreven;
c. een doorlopende leerlijn voor nieuwkomers wordt georganiseerd.
2. Alle partijen werken mee aan de totstandkoming van de afspraken en de uitvoering hiervan.
1. Onze Minister kan op verzoek van het college van burgemeester en wethouders toestemming verlenen voor de inrichting van een tijdelijke nieuwkomersvoorziening door de bevoegde gezagen van de scholen in de gemeente.
2. De toestemming wordt alleen verleend indien aannemelijk is dat:
a. in de gemeente niet voor iedere nieuwkomer in basisonderwijs kan worden voorzien; of
b. door de inrichting van een tijdelijke nieuwkomersvoorziening op doelmatigere wijze kan worden voorzien in het onderwijs aan nieuwkomers in een aangrenzende gemeente.
3. De toestemming vervalt indien niet binnen acht weken melding is gemaakt van de inrichting van een tijdelijke nieuwkomersvoorziening.
4. Onze Minister verbindt een termijn aan het bestaan van de tijdelijke nieuwkomersvoorziening. Onze Minister kan deze termijn verlengen. Het tweede lid is van overeenkomstige toepassing op het besluit tot verlenging.
1. Onze Minister kan besluiten dat de bevoegde gezagen van de scholen in een gemeente binnen vier weken voorzien in voldoende onderwijsplaatsen voor nieuwkomers door de inrichting van een tijdelijke nieuwkomersvoorziening.
2. Het besluit tot inrichting van een tijdelijke nieuwkomersvoorziening wordt uitsluitend genomen, indien:
a. vaststaat dat in de gemeente niet voor iedere nieuwkomer in basisonderwijs kan worden voorzien; en
b. alleen nadat Onze Minister over het voornemen tot het nemen van het besluit overleg heeft gevoerd met het college van burgemeester en wethouders van de gemeente, bedoeld in het eerste lid.
3. Het besluit tot inrichting van een tijdelijke nieuwkomersvoorziening kan ook betrekking hebben op het bevoegd gezag van een school in een aangrenzende gemeente:
a. indien door de inrichting van een tijdelijke nieuwkomersvoorziening in de aangrenzende gemeente op een meer doelmatige wijze kan worden voorzien in de vraag naar onderwijs van nieuwkomers in de gemeente bedoeld in het eerste lid; en
b. Onze Minister over het voornemen tot het nemen van het besluit overleg heeft gevoerd met het college van burgemeester en wethouders van de aangrenzende gemeente.
4. Artikel 193d, vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.
5. Het besluit tot inrichting van tijdelijke nieuwkomersvoorzieningen wordt gepubliceerd in de Staatscourant.
1. Het college van burgemeester en wethouders maakt ter uitvoering van het besluit, bedoeld artikel 193e, eerste lid, onverwijld afspraken met de bevoegde gezagen van alle basisscholen in de gemeente over de inrichting van een tijdelijke nieuwkomersvoorziening.
2. Indien op grond van artikel 193e, derde lid, het bevoegd gezag van een basisschool in een aangrenzende gemeente is aangewezen, maakt:
a. het college van burgemeester en wethouders van de gemeente, bedoeld in artikel 193e, eerste lid, onverwijld afspraken met het college van burgemeester en wethouders van de aangrenzende gemeente en met alle betrokken bevoegde gezagen over de verdeling van de leerlingen tussen de gemeenten en tussen de scholen;
b. het college van burgemeester en wethouders van de aangrenzende gemeente onverwijld afspraken met het bevoegd gezag van de aangewezen school in die gemeente over de inrichting van een tijdelijke nieuwkomersvoorziening indien dat noodzakelijk is ter uitvoering van de afspraken, bedoeld in onderdeel a.
3. In het geval de afspraken bedoeld in het eerste lid en tweede lid, onderdeel b, niet tot stand komen, wijst het college van burgemeester en wethouders een bevoegd gezag aan, niet zijnde het college van burgermeester en wethouders, dat onverwijld een tijdelijke nieuwkomersvoorziening inricht voor een school die het bevoegd gezag in de gemeente in stand houdt.
4. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op de toestemming, bedoeld in artikel 193d, eerste lid.
5. Een tijdelijke nieuwkomersvoorziening kan niet worden verbonden aan een school waarvan de kwaliteit van het onderwijs zeer zwak is als bedoeld in artikel 10a, eerste en vierde lid.
6. Alle partijen werken mee aan de totstandkoming van de afspraken, bedoeld in het eerste en tweede lid, en de uitvoering van de afspraken.
1. Het onderwijs in een tijdelijke nieuwkomersvoorziening is gericht op de zo spoedig mogelijke doorstroom van de leerling.
2. Een leerling volgt niet langer dan twee jaren onderwijs aan een tijdelijke nieuwkomersvoorziening of een tijdelijke onderwijsvoorziening als bedoeld in artikel 180a.
3. Het bevoegd gezag plaatst een leerling alleen in een tijdelijke nieuwkomersvoorziening als:
a. de leerling een nieuwkomer is; en
b. de leerling niet eerder was ingeschreven op een school voor basisonderwijs, speciale school voor basisonderwijs, school voor speciaal onderwijs, school voor voortgezet speciaal onderwijs, school voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs of een school voor voortgezet onderwijs.
4. In afwijking van het tweede of derde lid kan het bevoegd gezag een nieuwkomer onderwijs laten volgen aan een tijdelijke nieuwkomersvoorziening indien:
a. de nieuwkomer anders geen onderwijs zou kunnen volgen;
b. het belang van de nieuwkomer zich niet verzet tegen het volgen van onderwijs aan een tijdelijke nieuwkomersvoorziening; en
c. de nieuwkomer onmiddellijk voorafgaand aan de plaatsing in de tijdelijke nieuwkomersvoorziening woonachtig was in een andere gemeente.
5. Het bevoegd gezag meldt de afwijking, bedoeld in het vierde lid, onverwijld aan Onze Minister.
1. Het bevoegd gezag meldt de inrichting van een tijdelijke nieuwkomersvoorziening onverwijld aan Onze Minister.
2. Na een melding als bedoeld in het eerste lid, zendt het bevoegd gezag binnen acht weken een inrichtingsplan aan Onze Minister.
3. Het inrichtingsplan, bedoeld in het tweede lid, bevat in ieder geval een beschrijving van:
a. de wijze waarop de tijdelijke nieuwkomersvoorziening zal worden ingericht;
b. de wijze waarop de tijdelijke nieuwkomersvoorziening toewerkt naar de zo spoedig mogelijke doorstroom van de leerlingen;
c. de wijze waarop ten aanzien van de tijdelijke nieuwkomersvoorziening zal worden voldaan aan de zorgplicht, bedoeld in artikel 4c;
d. het personeelsbeleid, bedoeld in artikel 12, derde lid, voor zover dat betrekking heeft op de tijdelijke nieuwkomersvoorziening;
e. de invulling van het onderwijsprogramma, bedoeld in artikel 193i.
4. Bij de inrichting van het onderwijs wijkt het bevoegd gezag niet af van het inrichtingsplan.
5. Het tweede lid is van overeenkomstige toepassing op de wijziging van het inrichtingsplan.
6. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld over de melding, bedoeld in het eerste lid, en over het inrichtingsplan, bedoeld in het derde lid.
1. Het bevoegd gezag stelt voor de tijdelijke nieuwkomersvoorziening de inhoud van het onderwijs vast in een onderwijsprogramma waarbij kan worden afgeweken van de artikelen 8 en 9, met dien verstande dat het onderwijsprogramma in ieder geval:
a. het ononderbroken ontwikkelingsproces van de leerlingen bevordert en de zo spoedig mogelijke doorstroom van leerlingen borgt;
b. actief burgerschap en sociale cohesie bevordert als bedoeld in artikel 8, derde lid;
c. zo veel mogelijk gericht is op de kerndoelen, bedoeld in artikel 9, waarbij in ieder geval altijd aandacht wordt besteed aan:
1°. Zintuigelijke en lichamelijke oefening;
2°. Nederlandse taal;
3°. Rekenen en wiskunde;
d. het sociaal en emotioneel welbevinden van de leerlingen bevordert.
2. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld over het aantal uren dat ten minste aan het onderwijsprogramma moet worden besteed.
1. Indien een vacature voor het geven van onderwijs in een tijdelijke nieuwkomersvoorziening niet kan worden vervuld door de benoeming van een bevoegde leraar als bedoeld in artikel 3, kan het onderwijs niet langer dan strikt noodzakelijk, in afwijking van artikel 3, eerste lid, onderdeel b, ook worden gegeven door:
a. studenten van een opleiding leidend tot een getuigschrift als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder b.1°;
b. degene die bevoegd is tot het geven van voortgezet onderwijs op grond van de Wet voortgezet onderwijs 2020, met dien verstande dat het onderwijs niet gegeven kan worden door degene, bedoeld in artikel 7.14 van de Wet voortgezet onderwijs 2020;
c. een onderwijsondersteunende functionaris als bedoeld in artikel 3a.
2. Het bevoegd gezag draagt zorg voor schriftelijke afspraken met degene, bedoeld in het eerste lid, waarin wordt vastgelegd op welke wijze het bevoegd gezag betrokkene ondersteunt om zo snel mogelijk te voldoen aan de eisen opgenomen in artikel 3.
3. Het eerste lid is niet van toepassing op het onderwijs in:
1°. Nederlands;
2°. Rekenen en wiskunde;
3°. Zintuigelijke en lichamelijke oefening;
4°. Actief burgerschap en sociale cohesie.
Bij algemene maatregel van bestuur kunnen, zo nodig in afwijking van hetgeen bij of krachtens deze wet is bepaald, voor een tijdelijke nieuwkomersvoorziening regels worden gesteld over:
a. het doorstroomperspectief;
b. het schoolplan en de schoolgids, bedoeld in de artikelen 12 tot en met 13a;
c. de plaatsing van leerlingen op een tijdelijke nieuwkomersvoorziening.
1. Het bevoegd gezag voorziet in de doorstroom van leerlingen voordat de termijn voor het inrichten van nieuwkomersvoorzieningen, bedoeld in artikel 193d, vierde lid, is verstreken.
2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld over de wijze waarop een tijdelijke nieuwkomersvoorziening wordt opgeheven.
1. Hoofdstuk 2, afdeling 2, alsmede het opschrift van afdeling 1, vervallen vijf jaar na de inwerkingtreding van artikel I, onderdeel B, van de Tijdelijke wet tijdelijke nieuwkomersvoorzieningen in het onderwijs.
2. Bij koninklijk besluit kan de in het eerste lid genoemde termijn van vijf jaar worden verlengd.
3. De voordracht voor een koninklijk besluit als bedoeld in het tweede lid wordt niet eerder gedaan dan twee weken nadat het ontwerp aan beide Kamers der Staten-Generaal is overgelegd. Indien een der Kamers der Staten-Generaal binnen die termijn besluit niet in te stemmen met het ontwerp, wordt ten aanzien van dat ontwerp geen voordracht gedaan. Een besluit als bedoeld in de vorige zin kan worden genomen op voorstel van een of meer leden van een der Kamers der Staten-Generaal.
De Wet voortgezet onderwijs 2020 wordt als volgt gewijzigd:
A
Na artikel 9.3 wordt een paragraaf ingevoegd, luidende:
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
de overgang van leerlingen van een tijdelijke nieuwkomersvoorziening naar een school voor speciaal onderwijs, school voor voortgezet speciaal onderwijs, school voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs of een school voor voortgezet onderwijs;
een jongere als bedoeld in de Leerplichtwet 1969 die een vreemdeling is in de zin van artikel 1 van de Vreemdelingenwet 2000;
een tijdelijke uitbreiding van een school, niet zijnde een school voor praktijkonderwijs, als bedoeld in artikel 9.3g.
Voor de toepassing van deze paragraaf wordt onder nieuwkomer tevens verstaan een jongere in de zin van de Leerplichtwet 1969 die vier jaren of korter in Nederland is en om die reden de Nederlandse taal onvoldoende beheerst om in het voortgezet onderwijs in te stromen.
1. Het college van burgemeester en wethouders voert ten minste jaarlijks overleg met de bevoegde gezagen van alle scholen in de gemeente en draagt zorg voor het maken van afspraken over de wijze waarop:
a. wordt voorzien in voldoende onderwijsplaatsen voor nieuwkomers;
b. wordt verzekerd dat nieuwkomers op een school worden ingeschreven;
c. een doorlopende leerlijn voor nieuwkomers wordt georganiseerd.
2. Alle partijen werken mee aan de totstandkoming van de afspraken en de uitvoering hiervan.
1. Onze Minister kan op verzoek van het college van burgemeester en wethouders toestemming verlenen voor de inrichting van een tijdelijke nieuwkomersvoorziening door de bevoegde gezagen van de scholen in de gemeente.
2. De toestemming wordt alleen verleend indien aannemelijk is dat:
a. in de gemeente niet voor iedere nieuwkomer in voortgezet onderwijs kan worden voorzien; of
b. door de inrichting van een tijdelijke nieuwkomersvoorziening op doelmatigere wijze kan worden voorzien in het onderwijs aan nieuwkomers in een aangrenzende gemeente.
3. De toestemming vervalt indien niet binnen acht weken melding is gemaakt van de inrichting van een tijdelijke nieuwkomersvoorziening.
4. Onze Minister verbindt een termijn aan het bestaan van de tijdelijke nieuwkomersvoorziening. Onze Minister kan deze termijn verlengen. Het tweede lid is van overeenkomstige toepassing op het besluit tot verlenging.
1. Onze Minister kan besluiten dat de bevoegde gezagen van de scholen in een gemeente binnen vier weken voorzien in voldoende onderwijsplaatsen voor nieuwkomers door de inrichting van een tijdelijke nieuwkomersvoorziening.
2. Het besluit tot inrichting van een tijdelijke nieuwkomersvoorziening wordt uitsluitend genomen, indien:
a. vaststaat dat in de gemeente niet voor iedere nieuwkomer in voortgezet onderwijs kan worden voorzien; en
b. alleen nadat Onze Minister over het voornemen tot het nemen van het besluit overleg heeft gevoerd met het college van burgemeester en wethouders van de gemeente, bedoeld in het eerste lid.
3. Het besluit tot inrichting van een tijdelijke nieuwkomersvoorziening kan ook betrekking hebben op het bevoegd gezag van een school in een aangrenzende gemeente:
a. indien door de inrichting van een tijdelijke nieuwkomersvoorziening in de aangrenzende gemeente op een meer doelmatige wijze kan worden voorzien in de vraag naar onderwijs van nieuwkomers in de gemeente bedoeld in het eerste lid; en
b. Onze Minister over het voornemen tot het nemen van het besluit overleg heeft gevoerd met het college van burgemeester en wethouders van de aangrenzende gemeente.
4. Artikel 9.3d, vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.
5. Het besluit tot inrichting van tijdelijke nieuwkomersvoorzieningen wordt gepubliceerd in de Staatscourant.
1. Het college van burgemeester en wethouders maakt ter uitvoering van het besluit bedoeld in artikel 9.3e, eerste lid onverwijld afspraken met de bevoegde gezagen van alle scholen voor voortgezet onderwijs in de gemeente over de inrichting van een tijdelijke nieuwkomersvoorziening.
2. Indien op grond van artikel 9.3e, derde lid, het bevoegd gezag van een school voor voortgezet onderwijs in een aangrenzende gemeente is aangewezen, maakt:
a. het college van burgemeester en wethouders van de gemeente, bedoeld in artikel 9.3e, eerste lid, onverwijld afspraken met het college van burgemeester en wethouders van de aangrenzende gemeente en met alle betrokken bevoegde gezagen over de verdeling van de leerlingen tussen de gemeenten en tussen de scholen;
b. het college van burgemeester en wethouders van de aangrenzende gemeente onverwijld afspraken met het bevoegd gezag van de aangewezen school voor voortgezet onderwijs in die gemeente over de inrichting van een tijdelijke nieuwkomersvoorziening indien dat noodzakelijk is ter uitvoering van de afspraken, bedoeld in onderdeel a.
3. In het geval de afspraken, bedoeld in het eerste en tweede lid, onderdeel b niet tot stand komen, wijst het college van burgemeester en wethouders een bevoegd gezag aan, niet zijnde het college van burgermeester en wethouders, dat onverwijld een tijdelijke nieuwkomersvoorziening inricht voor een school voor voortgezet onderwijs die het bevoegd gezag in die gemeente in stand houdt.
4. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op de toestemming, bedoeld in artikel 9.3d, eerste lid.
5. Een tijdelijke nieuwkomersvoorziening kan niet worden verbonden aan een school waarvan de kwaliteit van het onderwijs zeer zwak is als bedoeld in artikel 2.94, eerste en derde lid.
6. Alle partijen werken mee aan de totstandkoming van de afspraken, bedoeld in het eerste en tweede lid, en de uitvoering van de afspraken.
1. Het onderwijs in een tijdelijke nieuwkomersvoorziening is gericht op de zo spoedig mogelijke doorstroom van de leerling.
2. Een leerling volgt niet langer dan twee jaren onderwijs aan een tijdelijke nieuwkomersvoorziening of een tijdelijke onderwijsvoorziening als bedoeld in artikel 9.5.
3. Het bevoegd gezag plaatst een leerling alleen in een tijdelijke nieuwkomersvoorziening als:
a. de leerling een nieuwkomer is; en
b. de leerling niet eerder was ingeschreven op een basisschool of een school voor voortgezet onderwijs.
4. In afwijking van het tweede of derde lid kan het bevoegd gezag een nieuwkomer onderwijs laten volgen aan een tijdelijke nieuwkomersvoorziening indien:
a. de nieuwkomer anders geen onderwijs zou kunnen volgen;
b. het belang van de nieuwkomer zich niet verzet tegen het volgen van onderwijs aan een tijdelijke nieuwkomersvoorziening; en
c. de nieuwkomer onmiddellijk voorafgaand aan de plaatsing in de tijdelijke nieuwkomersvoorziening woonachtig was in een andere gemeente.
5. Het bevoegd gezag meldt de afwijking, bedoeld in het vierde lid, onverwijld aan Onze Minister.
1. Het bevoegd gezag meldt de inrichting van een tijdelijke nieuwkomersvoorziening onverwijld aan Onze Minister.
2. Na een melding als bedoeld in het eerste lid, zendt het bevoegd gezag binnen acht weken een inrichtingsplan aan Onze Minister.
3. Het inrichtingsplan, bedoeld in het tweede lid, bevat in ieder geval een beschrijving van:
a. de wijze waarop de tijdelijke nieuwkomersvoorziening zal worden ingericht;
b. de wijze waarop de tijdelijke nieuwkomersvoorziening toewerkt naar de zo spoedig mogelijke doorstroom van de leerlingen;
c. de wijze waarop ten aanzien van de tijdelijke nieuwkomersvoorziening zal worden voldaan aan de zorgplicht, bedoeld in artikel 3.40;
d. het personeelsbeleid, bedoeld in artikel 2.90 voor zover dat betrekking heeft op de tijdelijke nieuwkomersvoorziening;
e. de invulling van het onderwijsprogramma, bedoeld in artikel 9.3i.
4. Bij de inrichting van het onderwijs wijkt het bevoegd gezag niet af van het inrichtingsplan.
5. Het tweede lid is van overeenkomstige toepassing op de wijziging van het inrichtingsplan.
6. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld over de melding, bedoeld in het eerste lid, en over het inrichtingsplan, bedoeld in het derde lid.
1. Het bevoegd gezag stelt voor de tijdelijke nieuwkomersvoorziening de inhoud van het onderwijs vast in een onderwijsprogramma waarbij kan worden afgeweken van hoofdstuk 2, paragrafen 1 tot en met 3, met dien verstande dat het onderwijsprogramma in ieder geval:
a. het ononderbroken ontwikkelingsproces van de leerlingen bevordert en de zo spoedig mogelijke doorstroom van leerlingen borgt;
b. actief burgerschap en sociale cohesie bevordert als bedoeld in artikel 2.2;
c. zo veel mogelijk gericht is op de kerndoelen, bedoeld in artikel 2.13, waarbij in ieder geval altijd aandacht wordt besteed aan:
1°. Nederlandse taal;
2°. wiskunde;
3°. lichamelijke opvoeding;
d. het sociaal en emotioneel welbevinden van de leerlingen bevordert.
2. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld over het aantal uren dat ten minste aan het onderwijsprogramma moet worden besteed.
1. Een tijdelijke nieuwkomersvoorziening kan geen nevenvestiging zijn als bedoeld in artikel 4.14.
2. Een tijdelijke nieuwkomersvoorziening kan een tijdelijke nevenvestiging als bedoeld in artikel 4.16, eerste lid, zijn, met dien verstande dat, in afwijking van artikel 4.16:
a. de tijdelijke nevenvestiging gelegen kan zijn op een afstand van meer dan drie kilometer van de hoofdvestiging of nevenvestiging;
b. het bevoegd gezag van een school binnen vier weken na de ingebruikname van de tijdelijke nevenvestiging voor een tijdelijke nieuwkomersvoorziening van die ingebruikname kennis dient te geven aan Onze Minister.
3. In afwijking van artikel 4.17 blijft de aanspraak op bekostiging van een tijdelijke nieuwkomersvoorziening die tevens een tijdelijke nevenvestiging is ook bestaan als de afstand als bedoeld in dit artikel groter is dan drie kilometer.
1. Indien een vacature voor het geven van onderwijs in een tijdelijke nieuwkomersvoorziening niet kan worden vervuld door de benoeming van een bevoegde leraar als bedoeld in artikel 7.9, kan het onderwijs niet langer dan strikt noodzakelijk, in afwijking van paragraaf 2 van hoofdstuk 7, ook worden gegeven door iemand die voor dat onderwijs niet bevoegd is.
2. Het bevoegd gezag draagt zorg voor schriftelijke afspraken met degene, bedoeld in het eerste lid, waarin wordt vastgelegd op welke wijze het bevoegd gezag betrokkene ondersteunt om zo snel mogelijk te voldoen aan de eisen opgenomen in hoofdstuk 7, paragrafen 2 en 3.
3 Het bevoegd gezag legt ten aanzien van elke leraar in een tijdelijke nieuwkomersvoorziening vast over welke opleiding en ervaring degene die benoemd wordt beschikt.
Bij algemene maatregel van bestuur kunnen, zo nodig in afwijking van hetgeen bij of krachtens deze wet is bepaald, voor een tijdelijke nieuwkomersvoorziening regels worden gesteld over:
a. het doorstroomperspectief;
b. het schoolplan, bedoeld in artikel 2.88, en de schoolgids, bedoeld in artikel 2.92;
c. de plaatsing van leerlingen op een tijdelijke nieuwkomersvoorziening.
1. Het bevoegd gezag voorziet in de doorstroom van leerlingen voordat de termijn voor het inrichten van nieuwkomersvoorzieningen, bedoeld in artikel 9.3d, vierde lid, is verstreken.
2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld over de wijze waarop een tijdelijke nieuwkomersvoorziening wordt opgeheven.
1. Hoofdstuk 9, paragraaf 2a, en hoofdstuk 11, paragraaf 8a, vervallen vijf jaar na de inwerkingtreding van artikel I, onderdeel B, van de Tijdelijke wet tijdelijke nieuwkomersvoorzieningen in het onderwijs.
2. Bij koninklijk besluit kan de in het eerste lid genoemde termijn van vijf jaar worden verlengd.
3. De voordracht voor een koninklijk besluit als bedoeld in het tweede lid wordt niet eerder gedaan dan twee weken nadat het ontwerp aan beide Kamers der Staten-Generaal is overgelegd. Indien een der Kamers der Staten-Generaal binnen die termijn besluit niet in te stemmen met het ontwerp, wordt ten aanzien van dat ontwerp geen voordracht gedaan. Een besluit als bedoeld in de vorige zin kan worden genomen op voorstel van een of meer leden van een der Kamers der Staten-Generaal.
B
Na artikel 11.98 wordt een paragraaf ingevoegd, luidende:
Onze Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs zendt binnen drie jaar na de inwerkingtreding van deze wet aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.histnoot
Gegeven te ’s-Gravenhage, 4 oktober 2023
Willem-Alexander
De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs, M.L.J. Paul
Uitgegeven de tiende oktober 2023
De Minister van Justitie en Veiligheid, D. Yeşilgöz-Zegerius
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-2023-332.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.