Wet van 23 februari 2022 tot wijziging van de Tijdelijke wet bestuurlijke maatregelen terrorismebestrijding in verband met het verlengen van de werkingsduur

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het gelet op de dreiging van terroristische activiteiten wenselijk is de Tijdelijke wet bestuurlijke maatregelen terrorismebestrijding te wijzigen, zodat deze wet langer van kracht blijft;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Tijdelijke wet bestuurlijke maatregelen terrorismebestrijding wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel a wordt «Onze Minister van Veiligheid en Justitie» vervangen door «Onze Minister van Justitie en Veiligheid».

2. Onderdeel b komt te luiden:

b. Schengengebied:

het grondgebied van de staten waarop de Schengengrenscode van toepassing is;

3. Onderdeel c komt te luiden:

c. Schengengrenscode:

Verordening (EU) 2016/399 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende een Uniecode voor de overschrijding van de grenzen door personen (Schengengrenscode) (PbEU 2016, L77).

4. Onderdeel d vervalt.

B

Na artikel 7 wordt een nieuwe paragraaf ingevoegd, luidende:

§ 4a. Verwerking van bijzondere persoonsgegevens en persoonsgegevens van strafrechtelijke aard

Artikel 7a
  • 1. Gelet op artikel 9, tweede lid, onderdeel g, van de Algemene verordening gegevensbescherming, is het verbod om gegevens waaruit ras of etnische afkomst, politieke, religieuze of levensbeschouwelijke overtuigingen blijken en verwerking van gegevens over gezondheid als bedoeld in paragraaf 3.1 van de Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming te verwerken niet van toepassing indien de verwerking geschiedt door Onze Minister voor zover de verwerking van deze gegevens noodzakelijk is voor de uitoefening van zijn bevoegdheden op grond van deze wet.

  • 2. Gelet op artikel 10 van de Algemene verordening gegevensbescherming mag Onze Minister persoonsgegevens van strafrechtelijke aard als bedoeld in paragraaf 3.2 van de Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming verwerken, indien de verwerking noodzakelijk is voor de uitoefening van zijn bevoegdheden op grond van deze wet.

Artikel 7b

De in artikel 7a bedoelde persoonsgegevens worden vernietigd zodra zij niet langer noodzakelijk zijn voor de uitoefening van de bevoegdheden op grond van deze wet, in ieder geval uiterlijk 5 jaar na de laatste verwerking.

C

Artikel 12 komt te luiden:

Artikel 12

Onze Minister zendt voor 1 september 2024 aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk.

D

Artikel 13, tweede lid, komt te luiden:

  • 2. Deze wet vervalt met ingang van 1 maart 2027.

ARTIKEL II

Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.histnoot

Gegeven te ’s-Gravenhage, 23 februari 2022

Willem-Alexander

De Minister van Justitie en Veiligheid, D. Yeşilgöz-Zegerius

Uitgegeven de vijfentwintigste februari 2022

De Minister van Justitie en Veiligheid, D. Yeşilgöz-Zegerius


XHistnoot
histnoot

Kamerstuk 35 917

Naar boven