Wet van 13 oktober 2022, houdende wijziging van de Jeugdwet en enkele andere wetten in verband met de verlenging van de duur van pleegzorg en het vervallen van de verleningsbeschikking bij machtigingen tot uithuisplaatsing en gesloten jeugdhulp

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de Jeugdwet en enkele andere wetten te wijzigen om de duur van de pleegzorg standaard te kunnen verlengen tot 21 jaar alsmede om de verleningsbeschikking bij machtigingen tot uithuisplaatsing en gesloten jeugdhulp te laten vervallen;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Jeugdwet wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1.1 wordt als volgt gewijzigd:

1. De begripsbepaling van jeugdige wordt als volgt gewijzigd:

a. Aan het slot van het eerste onderdeel wordt de komma vervangen door een puntkomma.

b. Aan het slot van het tweede onderdeel wordt «, of» vervangen door een puntkomma.

c. Onder vernummering van het derde onderdeel tot vierde onderdeel wordt na het tweede onderdeel een onderdeel ingevoegd, luidende:

  • 3°. de leeftijd van achttien jaar doch niet de leeftijd van eenentwintig jaar heeft bereikt voor zover de te verlenen jeugdhulp uit pleegzorg bestaat, indien:

    • de pleegzorg was aangevangen vóór het bereiken van de leeftijd van achttien jaar, of

    • de pleegzorg die was aangevangen vóór het bereiken van de leeftijd van achttien jaar binnen een termijn van een half jaar na beëindiging wordt hervat, of

d. In het vierde onderdeel (nieuw) wordt voor de tekst «onverminderd onderdeel 3°,» ingevoegd en wordt «onderdeel 1°» vervangen door «onderdeel 1° van de begripsbepaling van jeugdhulp».

2. De begripsbepaling van machtiging vervalt.

3. In de begripsbepaling van pleegouder wordt na «verzorgt» ingevoegd «en opvoedt».

4. In de alfabetische volgorde wordt een begripsbepaling ingevoegd, luidende:

pleegzorg:

vorm van jeugdhulp waarbij een pleegouder een jeugdige als behorende tot zijn gezin verzorgt en opvoedt;.

B

Artikel 2.4, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In de aanhef wordt «strafrechtelijke beslissing» vervangen door «strafrechtelijke of civielrechtelijke beslissing».

2. In onderdeel b wordt «de jeugdhulp inzet die de gecertificeerde instelling nodig acht bij de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel of die noodzakelijk is in verband met de tenuitvoerlegging van een machtiging tot uithuisplaatsing als bedoeld in artikel 265b van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek» vervangen door «de jeugdhulp inzet die de gecertificeerde instelling nodig acht bij de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel, die noodzakelijk is in verband met de tenuitvoerlegging van een machtiging tot uithuisplaatsing als bedoeld in artikel 265b van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek of die noodzakelijk is in verband met de tenuitvoerlegging van een machtiging tot gesloten jeugdhulp als bedoeld in Hoofdstuk 6 van de Jeugdwet».

C

Aan hoofdstuk 5 wordt een artikel toegevoegd, luidende:

Artikel 5.5

  • 1. Indien een jeugdige die de leeftijd van achttien jaar heeft bereikt, de pleegzorg wenst te beëindigen, informeert hij zijn pleegouders en de pleegzorgaanbieder daarover.

  • 2. Nadat een jeugdige de pleegzorgaanbieder heeft geïnformeerd als bedoeld in het eerste lid, zegt de pleegzorgaanbieder het pleegcontract dat ten behoeve van die jeugdige is afgesloten schriftelijk op.

D

Artikel 6.1.2 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het vijfde lid vervalt.

2. Het zesde lid wordt vernummerd tot vijfde lid.

3. Het zevende lid vervalt.

4. Het achtste tot en met tiende lid worden vernummerd tot het zesde tot en met achtste lid.

E

In artikel 6.1.3, vierde lid, wordt «Artikel 6.1.2, achtste lid» vervangen door «Artikel 6.1.2, zesde lid».

F

Artikel 6.1.4 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het derde lid vervalt, onder vernummering van het vierde tot en met elfde lid tot derde tot en met tiende lid.

2. In het zevende lid (nieuw) wordt «zevende lid» vervangen door «zesde lid».

3. In het tiende lid (nieuw) wordt «tweede tot en met tiende lid» vervangen door «tweede tot en met negende lid».

G

In artikel 6.1.5 wordt «artikel 6.1.4, zesde lid» vervangen door «artikel 6.1.4, vijfde lid».

H

In artikel 6.1.6, eerste lid, wordt «artikel 6.1.4, zesde lid» vervangen door «artikel 6.1.4, vijfde lid».

I

Artikel 6.1.8 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder vernummering van het derde en vierde lid tot vijfde en zesde lid, worden na het tweede lid twee leden ingevoegd, luidende:

  • 3. Indien een verzoek als bedoeld in het eerste lid betrekking heeft op een minderjarige ten aanzien van wie een gecertificeerde instelling jeugdreclassering uitvoert, kan dat verzoek ook door die gecertificeerde instelling worden gedaan.

  • 4. Bij een verzoek als bedoeld in het eerste, tweede of derde lid wordt een afschrift overgelegd van een verklaring waaruit blijkt dat de gekwalificeerde gedragswetenschapper instemming als bedoeld in artikel 6.1.2, vijfde lid, 6.1.3, derde lid, of 6.1.4, derde lid, verleent. De vorige zin geldt niet indien een spoedmachtiging wordt aangevraagd en het in artikel 6.1.3, derde lid, bedoelde onderzoek feitelijk onmogelijk was.

2. In het vijfde lid (nieuw) wordt «Op verzoeken als bedoeld in het eerste of tweede lid» vervangen door «Op verzoeken als bedoeld in het eerste, tweede of derde lid».

J

Artikel 6.1.9 vervalt.

K

In artikel 6.1.12, vierde lid, vervalt «, tenzij er sprake is van een machtiging als bedoeld in artikel 6.1.2, zevende lid».

L

In artikel 6.1.14 wordt «en de verklaring, bedoeld in de artikelen 6.1.2, zesde lid, of 6.1.3, derde lid» vervangen door «en de verklaring waaruit instemming als bedoeld in de artikelen 6.1.2, vijfde lid, 6.1.3, derde lid, of 6.1.4, derde lid, blijkt».

M

Artikel 6.2.2, tweede lid, laatste zin, vervalt.

N

In artikel 7.3.11, eerste lid, wordt «artikel 7.3.2, derde lid, tweede volzin» vervangen door «artikel 7.3.2, vierde lid, tweede volzin».

O

In artikel 7.4.0, eerste lid, onderdeel c, en tweede lid, wordt «de artikelen 6.1.2, zesde lid, 6.1.3, derde lid, en 6.1.4, vierde lid» telkens vervangen door «de artikelen 6.1.2, vijfde lid, 6.1.3, derde lid, en 6.1.4, derde lid».

ARTIKEL II

In artikel 1 van bijlage 2 bij de Algemene wet bestuursrecht vervalt in het onderdeel Jeugdwet onderdeel a, onder verlettering van de onderdelen b en c tot a en b.

ARTIKEL III

Artikel 14, eerste lid, tweede, derde en vierde zin van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen vervallen.

ARTIKEL IV

Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 265b wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid vervalt de tweede zin.

2. Het derde lid vervalt, onder vernummering van het vierde lid tot derde lid.

B

In artikel 265i, eerste lid, wordt «een ander als de ouder» vervangen door «een ander dan de ouder».

ARTIKEL V

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip en werkt ten aanzien van artikel I, onderdeel A, eerste, derde en vierde onderdeel, en onderdeel C, terug tot en met 1 juli 2018.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.histnoot

Gegeven te ’s-Gravenhage, 13 oktober 2022

Willem-Alexander

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M. van Ooijen

De Minister voor Rechtsbescherming, F.M. Weerwind

Uitgegeven de vijfentwintigste oktober 2022

De Minister van Justitie en Veiligheid, D. Yeşilgöz-Zegerius


XHistnoot
histnoot

Kamerstuk 35 833

Naar boven