Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties | Staatsblad 2022, 14 | Wet |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties | Staatsblad 2022, 14 | Wet |
de tekst van de Wet open overheid, zoals gewijzigd bij de Wijzigingswet Woo, de Wet Huis voor klokkenluiders, de Wet beveiliging netwerk- en informatiesystemen en de Wet elektronische publicaties in het Staatsblad te plaatsen als bijlage bij deze beschikking.
’s-Gravenhage, 7 januari 2022
De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus
Uitgegeven de elfde januari 2022
De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus
Eenieder heeft recht op toegang tot publieke informatie zonder daartoe een belang te hoeven stellen, behoudens bij deze wet gestelde beperkingen.
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
een door een orgaan, persoon of college als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, opgemaakt of ontvangen schriftelijk stuk of ander geheel van vastgelegde gegevens dat naar zijn aard verband houdt met de publieke taak van dat orgaan, die persoon of dat college;
hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 19.1a van de Wet milieubeheer;
Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;
informatie neergelegd in documenten die berusten bij een orgaan, persoon of college als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, of informatie die krachtens artikel 2.3 door een bestuursorgaan kan worden gevorderd.
1. Deze wet is van toepassing op:
a. bestuursorganen;
b. de Kamers en de verenigde vergadering der Staten-Generaal;
c. de Raad voor de rechtspraak en het College van afgevaardigden;
d. de Raad van State, tenzij de Raad het koninklijk gezag uitoefent, en met uitzondering van de Afdeling bestuursrechtspraak;
e. de Algemene Rekenkamer;
f. de Nationale ombudsman en de substituut-ombudsmannen als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Wet Nationale ombudsman, en ombudsmannen en ombudscommissies als bedoeld in artikel 9:17, onderdeel b, van de Algemene wet bestuursrecht.
2. Voor de toepassing van deze wet worden de organen, personen en colleges, bedoeld in het eerste lid, onderdelen b tot en met f, die op grond van de Algemene wet bestuursrecht geen bestuursorgaan zijn, gelijk gesteld met een bestuursorgaan.
1. Een bestuursorgaan draagt er zorg voor dat de documenten die het ontvangt, vervaardigt of anderszins onder zich heeft, zich in goede, geordende en toegankelijke staat bevinden.
2. Een bestuursorgaan draagt er zoveel mogelijk zorg voor dat de informatie die het overeenkomstig deze wet verstrekt, actueel, nauwkeurig en vergelijkbaar is.
3. Indien een bestuursorgaan overeenkomstig deze wet informatie openbaar maakt, geschiedt dat op zodanige wijze dat de belanghebbende en belangstellende burger zoveel mogelijk wordt bereikt en op de volgende algemeen toegankelijke wijze:
a. in elektronische vorm, in een machinaal leesbaar open formaat, samen met de metadata, overeenkomstig artikel 5, eerste lid, van de Richtlijn 2003/98/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 november 2003 inzake het hergebruik van overheidsinformatie (PbEG 2003 L 345), zoals deze is gewijzigd bij Richtlijn 2013/37/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 tot wijziging van Richtlijn 2003/98/EG inzake het hergebruik van overheidsinformatie (PbEU 2013 L 175);
b. of, indien verstrekking in een machinaal leesbaar open formaat redelijkerwijs niet gevergd kan worden, in andere elektronisch doorzoekbare vorm;
c. of, indien elektronische verschaffing redelijkerwijs niet gevergd kan worden, door verstrekking van een kopie van de letterlijke inhoud ervan in andere vorm te verstrekken;
d. of, indien verstrekking van een kopie of de letterlijke inhoud redelijkerwijs niet gevergd kan worden, door een uittreksel of een samenvatting van de inhoud te geven, inlichtingen daaruit te verschaffen of door terinzagelegging.
4. Een bestuursorgaan is niet verantwoordelijk voor de juistheid of de volledigheid van door derden opgestelde informatie.
5. Indien het bestuursorgaan kennis draagt van de onjuistheid of onvolledigheid van de verstrekte informatie, doet het hiervan mededeling.
6. Indien het bestuursorgaan informatie verstrekt, verstrekt het zo nodig, en voor zover deze informatie voorhanden is, tevens informatie over de methoden die zijn gebruikt bij het samenstellen van de informatie.
Bij de toepassing van deze wet wordt uitgegaan van het algemeen belang van openbaarheid van publieke informatie voor de democratische samenleving.
1. Het bestuursorgaan dat het rechtstreeks aangaat, maakt bij de uitvoering van zijn taak uit eigen beweging de bij het bestuursorgaan berustende informatie neergelegd in documenten voor eenieder openbaar, indien dit zonder onevenredige inspanning of kosten redelijkerwijs mogelijk is, behoudens voor zover de artikelen 5.1, eerste, tweede en vijfde lid, en 5.2 aan openbaarmaking in de weg staan of met de openbaarmaking geen redelijk belang wordt gediend. Deze informatie betreft in ieder geval informatie over het beleid, inclusief de voorbereiding, uitvoering, naleving, handhaving en evaluatie.
2. Het bestuursorgaan doet bij een gedeeltelijke niet-openbaarmaking hiervan mededeling gelijktijdig met de openbaarmaking.
3. Documenten als bedoeld in het eerste lid worden niet openbaar gemaakt dan nadat belanghebbenden die naar verwachting bedenkingen zullen hebben tegen openbaarmaking, in de gelegenheid zijn gesteld binnen een door het bestuursorgaan gestelde termijn hun zienswijze naar voren te brengen.
4. Het bestuursorgaan deelt een belanghebbende mede dat toepassing wordt gegeven aan het eerste lid, onder vermelding van het tijdstip van openbaarmaking en de openbaar te maken documenten. De mededeling wordt gelijkgesteld met een besluit.
1. Een bestuursorgaan maakt in ieder geval uit eigen beweging openbaar:
a. wetten en andere algemeen verbindende voorschriften;
b. overige besluiten van algemene strekking;
c. ontwerpen van wetten, andere algemeen verbindende voorschriften en overige besluiten van algemene strekking waarover een extern advies is gevraagd, met inbegrip van de adviesaanvraag;
d. inzicht in zijn organisatie en werkwijze, waaronder de taken en bevoegdheden van de organisatieonderdelen;
e. de bereikbaarheid van het bestuursorgaan en zijn organisatieonderdelen en de wijze waarop een verzoek om informatie kan worden ingediend.
2. Behoudens voor zover de artikelen 5.1, eerste, tweede en vijfde lid, en 5.2 daaraan in de weg staan, maakt het bestuursorgaan voorts uit eigen beweging openbaar:
a. bij de Kamers en de verenigde vergadering der Staten-Generaal, provinciale staten, gemeenteraden en algemene besturen van waterschappen ter behandeling ingekomen stukken, tenzij deze betrekking hebben op door de regering vertrouwelijk aan de Staten-Generaal verstrekte informatie of tenzij deze betrekking hebben op individuele gevallen;
b. vergaderstukken en verslagen van de Kamers en de verenigde vergadering der Staten-Generaal en hun commissies, tenzij deze betrekking hebben op door de regering vertrouwelijk aan de Staten-Generaal verstrekte informatie;
c. vergaderstukken en verslagen van provinciale staten, gemeenteraden en algemene besturen van waterschappen, algemene besturen van openbare lichamen, besturen van bedrijfsvoeringsorganisaties en gemeenschappelijke organen als bedoeld in de Wet gemeenschappelijke regelingen en hun commissies;
d. agenda’s en besluitenlijsten van vergaderingen van de ministerraad, gedeputeerde staten, colleges van burgemeester en wethouders en dagelijkse besturen van waterschappen en dagelijkse besturen van openbare lichamen als bedoeld in de Wet gemeenschappelijke regelingen;
e. adviezen:
1°. over de ontwerpen, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, van adviescolleges of -commissies alsmede van andere externe partijen indien die om advies zijn verzocht;
2°. over andere onderwerpen van adviescolleges of -commissies, alsmede de op dat advies betrekking hebbende adviesaanvraag, uitgezonderd adviezen die betrekking hebben op individuele gevallen;
f. convenanten;
g. jaarplannen en jaarverslagen van bestuursorganen inzake de voorgenomen uitvoering van de taak of de verantwoording van die uitvoering;
h. verplichtingen tot verstrekking van subsidies, anders dan met een beschikking;
i. de inhoud van de schriftelijke verzoeken op grond van artikel 4.1, van de schriftelijke beslissingen op die verzoeken en de daarbij verstrekte informatie;
j. op verzoek van een bestuursorgaan ambtelijk of extern opgestelde onderzoeksrapporten die geen onderdeel vormen van de uitvoering van de taak van dat bestuursorgaan, die voornamelijk uit feitelijk materiaal bestaan en die betrekking hebben op:
1°. de wijze van functioneren van de eigen organisatie;
2°. de voorbereiding of de evaluatie van beleid, inclusief de uitvoering, naleving en handhaving;
k. beschikkingen, met uitzondering van beschikkingen
1°. inzake de uitvoering van regels inzake belastingen, heffingen, leges en vergelijkbare betalingsverplichtingen;
2°. inzake sociale verzekeringen, sociale voorzieningen en zorg;
3°. inzake financiële bijstand, rechtsbijstand, schuldhulpverlening, toeslagen of studiefinanciering;
4°. van een officier van justitie;
5°. houdende de oplegging van een bestuurlijke bestraffende sanctie;
6°. houdende de oplegging van een bestuurlijke herstelsanctie die geen betrekking heeft op het omgevingsrecht, het milieurecht of anderszins betrekking heeft op emissies in het milieu;
7°. betreffende de rechtspositie van een ambtenaar, een buitengewoon opsporingsambtenaar, een politieke ambtsdrager of een dienstplichtige;
8°. inzake de uitvoering van de Rijkswet op het Nederlanderschap, de Paspoortwet, de Vreemdelingenwet 2000 en het toezicht op de naleving en de uitvoering van Verordening (EU) 2016/399 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende een Uniecode voor de overschrijding van de grenzen door personen (Schengengrenscode) (PbEU, L77) en Verordening (EG) nr. 810/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 tot vaststelling van een gemeenschappelijke visumcode (Visumcode) (PbEU L243);
9°. inzake «slots» als bedoeld in artikel 2, onderdeel a, van Verordening (EEG) nr. 95/93 van de Raad van 18 januari 1993 betreffende gemeenschappelijke regels voor de toewijzing van „slots» op communautaire luchthavens (Pb EG L14);
10°. die betrekking hebben op persoonsgegevens als bedoeld in artikel 22, eerste lid, artikel 31 of artikel 46 van de Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming;
11°. inzake de geslachtsnaam, familierechtelijke betrekkingen of het ouderlijk gezag;
12°. inzake een wettelijk voorgeschreven onderzoek naar aan een natuurlijke persoon of een rechtspersoon klevende bezwaren;
13°. inzake de registratie in een openbaar register;
14°. inzake een individuele leerling, deelnemer of student in het onderwijs en de educatie;
15°. inzake het aangaan of beëindigen van een arbeidsovereenkomst;
16°. ter verlening of vaststelling van subsidie aan natuurlijke personen;
17°. inzake tegemoetkoming in schade en nadeelcompensatie;
18°. inzake getroffen of te treffen beveiligingsmaatregelen;
19°. inzake het bezit en gebruik van vuurwapens;
20°. waarbij geen belangen van derden kunnen zijn betrokken en die niet de verlening of vaststelling van subsidies betreffen;
21°. houdende de afwijzing van een gevraagde beschikking;
l. schriftelijke oordelen in klachtprocedures als bedoeld in titel 9.1 van de Algemene wet bestuursrecht.
3. Op voordracht van Onze Minister kan bij algemene maatregel van bestuur worden bepaald dat:
a. het bestuursorgaan andere categorieën van informatie uit eigen beweging openbaar maakt overeenkomstig het eerste of tweede lid; en
b. categorieën van beschikkingen worden aangewezen die in afwijking van het tweede lid, onderdeel k, uit eigen beweging openbaar gemaakt worden.
4. De openbaarmaking, bedoeld in het eerste en tweede lid, geschiedt zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen twee weken na vaststelling of ontvangst van de informatie.
5. In afwijking van het vierde lid:
a. worden de ontwerpen en de bijbehorende adviesaanvragen, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, alsmede de daarop betrekking hebbende adviezen, bedoeld in het tweede lid, onderdeel e, onder 1°, door het bestuursorgaan dat het advies heeft gevraagd openbaar gemaakt uiterlijk gelijktijdig met de indiening van het voorstel van wet bij de Staten-Generaal dan wel de bekendmaking van het algemeen verbindend voorschrift of besluit, indien het bestuursorgaan in zijn adviesaanvraag heeft gemotiveerd dat eerdere openbaarmaking afbreuk zou doen aan een met de wet, het voorschrift of het besluit beoogde doel;
b. worden in geval van voorstellen van algemene begrotingswetten en de stukken betreffende de verantwoording van de ontvangsten en de uitgaven van het Rijk als bedoeld in artikel 105, eerste, tweede en derde lid, van de Grondwet, de daarbij behorende toelichtende stukken, alsmede in geval van een op het in artikel 65 van de Grondwet bedoelde tijdstip ingediende voorstel van wet voor zover dat voorstel betrekking heeft op het heffen van belasting, de versies waarover een adviesaanvraag wordt gedaan, de op die versies betrekking hebbende adviezen als bedoeld in het tweede lid, onderdeel e, en de op die versies betrekking hebbende onderzoeken als bedoeld in het tweede lid, onderdeel j, openbaar gemaakt gelijktijdig met de indiening van het voorstel van wet of de stukken bij de Staten-Generaal;
c. worden vergaderstukken als bedoeld in het tweede lid, onderdelen b en c, openbaar gemaakt, gelijktijdig met de verspreiding aan de deelnemers van de betreffende vergadering;
d. worden agenda’s als bedoeld in het tweede lid, onderdeel d, openbaar gemaakt, uiterlijk bij aanvang van de betreffende vergadering;
e. wordt de inhoud van een schriftelijk verzoek als bedoeld in het tweede lid, onderdeel i, openbaar gemaakt met de beslissing op dat verzoek;
f. geschiedt de openbaarmaking van onderzoeken als bedoeld in het tweede lid, onderdeel j, onder 1°, uiterlijk binnen vier weken na ontvangst van het onderzoek;
g. geschiedt de openbaarmaking van een beschikking houdende een herstelsanctie die niet in het tweede lid, onderdeel k, onder 6, is uitgezonderd, uiterlijk twee weken nadat de beschikking onherroepelijk is geworden;
h. worden ingekomen documenten als bedoeld in het tweede lid, niet openbaar gemaakt dan nadat belanghebbenden die naar verwachting bedenkingen zullen hebben tegen openbaarmaking, in de gelegenheid zijn gesteld binnen twee weken hun zienswijze naar voren te brengen;
i. worden documenten als bedoeld in het tweede lid, waarbij gedurende de voorbereiding ervan of na toepassing van onderdeel h is gebleken dat een belanghebbende naar verwachting bezwaar heeft tegen een voorgeschreven openbaarmaking, openbaar gemaakt na twee weken na vaststelling, onderscheidenlijk het verstrijken van de op grond van onderdeel h gestelde termijn om een zienswijze naar voren te brengen.
6. De openbaarmaking, bedoeld in het tweede lid, onderdeel e, geschiedt:
a. voor een adviesaanvraag aan een adviescollege of -commissie door het bestuursorgaan dat het advies heeft gevraagd;
b. voor een advies van een adviescollege of -commissie door dat adviescollege of die commissie, behoudens de gevallen, bedoeld in het vijfde lid, onderdelen a en b;
c. voor een advies van een andere externe partij door het bestuursorgaan dat het advies heeft ontvangen.
7. Het bestuursorgaan deelt een belanghebbende mede dat toepassing wordt gegeven aan het vijfde lid, onderdeel i, onder vermelding van het tijdstip van openbaarmaking en de openbaar te maken documenten. De mededeling wordt gelijkgesteld met een besluit.
8. Het bestuursorgaan doet mededeling van een gedeeltelijke niet-openbaarmaking gelijktijdig met de openbaarmaking. Van een gehele niet-openbaarmaking doet het bestuursorgaan mededeling op de wijze en het tijdstip waarop het niet-openbaar gemaakte stuk openbaar zou zijn gemaakt.
9. Onze Minister kan bij ministeriële regeling nadere regels stellen over de wijze waarop in dit artikel genoemde documenten actief openbaar worden gemaakt.
1. Een bestuursorgaan kan in plaats van door openbaarmaking overeenkomstig artikel 3.3, tweede lid, onderdeel k, de informatie over beschikkingen inzake subsidies aan anderen dan natuurlijke personen openbaar maken in een voor personen elektronisch raadpleegbaar overzicht, waarbij, voor zover de informatie in de beschikking is opgenomen en de artikelen 5.1, eerste, tweede en vijfde lid, en 5.2 niet aan openbaarmaking in de weg staan, in ieder geval openbaar wordt gemaakt:
a. de grondslag van de subsidie;
b. de ontvanger;
c. de activiteiten waarvoor de subsidie wordt verstrekt, alsmede in de beschikking opgenomen doelvoorschriften;
d. de hoogte van verleningen, vaststellingen en wijzigingen;
e. de intrekkingen;
f. de dagtekening van de beschikking.
2. Een bestuursorgaan kan in plaats van door openbaarmaking overeenkomstig artikel 3.3, tweede lid, onderdeel k, de informatie over andere beschikkingen dan beschikkingen inzake subsidies openbaar maken in een voor personen elektronisch raadpleegbaar overzicht, waarbij, voor zover de informatie in de beschikking is opgenomen en de artikelen 5.1, eerste, tweede en vijfde lid, en 5.2 niet aan openbaarmaking in de weg staan, in ieder geval openbaar wordt gemaakt:
a. de grondslag van de beschikking;
b. het rechtsgevolg van de beschikking, inclusief in de beschikking opgenomen voorschriften;
c. de duur van de beschikking;
d. de geadresseerde, voor zover de bescherming van de persoonlijke levenssfeer hieraan niet in de weg staat;
e. de dagtekening van de beschikking.
3. Een bestuursorgaan kan in plaats van door openbaarmaking overeenkomstig artikel 3.3, tweede lid, onderdeel l, de informatie over schriftelijke oordelen in klachtprocedures openbaar maken in een voor personen elektronisch raadpleegbaar overzicht, waarbij, voor zover de informatie in het oordeel is opgenomen en de artikelen 5.1, eerste, tweede en vijfde lid, en 5.2 niet aan openbaarmaking in de weg staan, in ieder geval openbaar wordt gemaakt:
a. de datum van ontvangst van de klacht;
b. het betrokken organisatieonderdeel;
c. de functiebenaming van de ambtenaar over wie is geklaagd;
d. de omschrijving van de gedraging waartegen de klacht gericht is;
e. de bevindingen;
f. het oordeel;
g. de conclusies;
h. de dagtekening van het oordeel.
4. Een bestuursorgaan kan in het overzicht, bedoeld in het derde lid, vergelijkbare klachten betreffende een organisatieonderdeel gecombineerd weergeven, indien ook het oordeel en de conclusies vergelijkbaar zijn. Voor iedere gecombineerde weergave wordt in plaats van de informatie, bedoeld in het derde lid, onderdelen a en h, het aantal verzonden oordelen per maand vermeld.
5. Een overzicht als bedoeld in dit artikel wordt ten minste iedere twee weken bijgewerkt.
6. Onze Minister kan bij ministeriële regeling nadere regels stellen over de wijze waarop in dit artikel genoemde overzichten actief openbaar worden gemaakt.
De openbaarmaking van de in de artikelen 3.3 en 3.3a genoemde documenten geschiedt elektronisch op een algemeen toegankelijke wijze door middel van een door Onze Minister in stand gehouden digitale infrastructuur. Deze infrastructuur is beschikbaar voor de openbaarmaking van andere documenten.
In afwijking van de artikelen 5.1 en 5.2 kan een bestuursorgaan informatie uit eigen beweging openbaar maken, wanneer een ander zwaarwegend algemeen belang, daaronder begrepen het belang van openbare veiligheid, de volksgezondheid of het milieu of de bescherming van de democratische rechtsorde, dat in een concreet geval vergt.
Een bestuursorgaan besteedt in de jaarlijkse begroting dan wel de jaarlijkse begroting van het openbaar lichaam of de rechtspersoon waarvan het bestuursorgaan deel uit maakt, aandacht aan de beleidsvoornemens inzake de uitvoering van deze wet en doet in de jaarlijkse verantwoording verslag van de uitvoering ervan, mede in relatie tot de beleidsvoornemens.
1. Eenieder kan een verzoek om publieke informatie richten tot een bestuursorgaan of een onder verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan werkzame instelling, dienst of bedrijf. In het laatste geval beslist het verantwoordelijke bestuursorgaan op het verzoek.
2. Een verzoek kan mondeling of schriftelijk worden ingediend en kan elektronisch worden verzonden op de door het bestuursorgaan aangegeven wijze.
3. De verzoeker behoeft bij zijn verzoek geen belang te stellen.
4. De verzoeker vermeldt bij zijn verzoek de aangelegenheid of het daarop betrekking hebbende document, waarover hij informatie wenst te ontvangen.
5. Indien een verzoek te algemeen geformuleerd is, verzoekt het bestuursorgaan binnen twee weken na ontvangst van het verzoek de verzoeker om het verzoek te preciseren en is het de verzoeker daarbij behulpzaam.
6. Het bestuursorgaan kan besluiten een verzoek niet te behandelen, indien de verzoeker niet meewerkt aan een verzoek tot precisering als bedoeld het vijfde lid. In afwijking van artikel 4:5, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht wordt het besluit om het verzoek niet te behandelen aan de verzoeker bekendgemaakt binnen twee weken nadat het verzoek is gepreciseerd of nadat de daarvoor gestelde termijn ongebruikt is verstreken.
7. Een verzoek om informatie wordt ingewilligd met inachtneming van het bepaalde in hoofdstuk 5.
Het bestuursorgaan waarborgt het behoud van de documenten waarop een door hem ontvangen verzoek betrekking heeft.
1. Voor zover het verzoek betrekking heeft op informatie die berust bij een ander bestuursorgaan dan dat waarbij het verzoek is ingediend, wordt de verzoeker zo nodig naar dat bestuursorgaan verwezen. Is het verzoek schriftelijk gedaan, dan wordt het voor zover betrekking hebbend op informatie die bij een ander bestuursorgaan berust, onverwijld doorgezonden aan dat bestuursorgaan, onder mededeling van de doorzending aan de verzoeker.
2. Indien het verzoek betrekking heeft op informatie die op grond van enig wettelijk voorschrift bij het bestuursorgaan had behoren te berusten, vordert het bestuursorgaan de gevraagde informatie van degene die over de informatie beschikt. Degene die over de gevraagde informatie beschikt, verstrekt deze per omgaande aan het bestuursorgaan.
3. Voor zover een verzoek als bedoeld in artikel 4.1, eerste lid, dat is gericht aan een der Kamers of de verenigde vergadering der Staten-Generaal, betrekking heeft op informatie die door de regering vertrouwelijk aan de Staten-Generaal is verstrekt, zendt de Kamer of de verenigde vergadering het verzoek ter behandeling door aan Onze Minister of Onze Ministers die deze informatie vertrouwelijk heeft of hebben verstrekt.
Indien een voldoende gespecificeerd verzoek zodanig omvangrijk is dat niet binnen de termijn van artikel 4.4, eerste lid, kan worden beslist, treedt het bestuursorgaan voor het einde van die termijn in overleg met de verzoeker over de prioritering van de afhandeling van het verzoek. Het bestuursorgaan verstrekt de gevraagde documenten zo veel mogelijk in de door de verzoeker gewenste volgorde.
1. De beslissing op een verzoek om informatie wordt mondeling of schriftelijk genomen.
2. Het bestuursorgaan besluit in ieder geval schriftelijk op een verzoek om informatie, indien:
a. het schriftelijke verzoek geheel of gedeeltelijk wordt afgewezen;
b. de verzoeker bij gehele of gedeeltelijke afwijzing van het mondelinge verzoek verzoekt om een schriftelijk besluit;
c. de gevraagde informatie slechts wordt verstrekt aan de verzoeker overeenkomstig artikel 5.5, artikel 5.6, of artikel 5.7 en aan de verstrekking voorwaarden worden verbonden; of
d. de gevraagde informatie betrekking heeft op of afkomstig is van derden, tenzij deze hebben verklaard aan een schriftelijk besluit geen behoefte te hebben.
3. Bij de afwijzing van een mondeling verzoek, wordt de verzoeker gewezen op de mogelijkheid van een schriftelijk besluit.
1. Het bestuursorgaan beslist op het verzoek om informatie zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen vier weken gerekend vanaf de dag na die waarop het verzoek is ontvangen.
2. Het bestuursorgaan kan de beslissing voor ten hoogste twee weken verdagen, indien de omvang of de gecompliceerdheid van de informatie een verlenging rechtvaardigt. Van de verdaging wordt voor de afloop van de eerste termijn schriftelijk gemotiveerd mededeling gedaan aan de verzoeker.
3. Onverminderd artikel 4:15 van de Algemene wet bestuursrecht wordt de termijn voor het geven van een beschikking opgeschort gerekend vanaf de dag na die waarop het bestuursorgaan de verzoeker meedeelt dat toepassing is gegeven aan artikel 4:8 van de Algemene wet bestuursrecht, tot en met de dag waarop door de belanghebbende of belanghebbenden een zienswijze naar voren is gebracht of de daarvoor gestelde termijn ongebruikt is verstreken.
4. Indien de opschorting, bedoeld in het derde lid, eindigt, doet het bestuursorgaan daarvan zo spoedig mogelijk mededeling aan de verzoeker, onder vermelding van de termijn binnen welke de beschikking alsnog moet worden gegeven.
5. Indien het bestuursorgaan heeft besloten informatie te verstrekken, wordt de informatie verstrekt tegelijk met de bekendmaking van het besluit, tenzij naar verwachting een belanghebbende bezwaar daartegen heeft, in welk geval de informatie wordt verstrekt twee weken nadat de beslissing is bekendgemaakt. Indien wordt verzocht om een voorlopige voorziening als bedoeld in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht, wordt de openbaarmaking opgeschort totdat de voorzieningenrechter uitspraak heeft gedaan of het verzoek is ingetrokken.
6. Indien het bestuursorgaan heeft besloten informatie te verstrekken die rechtstreeks betrekking heeft op een derde of die van een derde afkomstig is, deelt het bestuursorgaan dit besluit gelijktijdig mede aan deze derde.
1. Het bestuursorgaan verstrekt de informatie in de door verzoeker verzochte vorm of, indien dit redelijkerwijs niet gevergd kan worden, met inachtneming van het bepaalde in artikel 2.4, derde lid.
2. Indien de informatie reeds in een voor de verzoeker gemakkelijk toegankelijke vorm voor het publiek beschikbaar is, wijst het bestuursorgaan de verzoeker daarop.
Indien de verzoeker kennelijk een ander doel heeft dan het verkrijgen van publieke informatie of indien het verzoek evident geen bestuurlijke aangelegenheid betreft, kan het bestuursorgaan binnen twee weken na ontvangst van het verzoek, dan wel onverwijld nadat is gebleken dat de verzoeker kennelijk een ander doel heeft dan het verkrijgen van publieke informatie, besluiten het verzoek niet te behandelen.
Ter beantwoording van vragen over de beschikbaarheid van publieke informatie wijst het bestuursorgaan een of meer contactpersonen aan.
1. Het openbaar maken van informatie ingevolge deze wet blijft achterwege voor zover dit:
a. de eenheid van de Kroon in gevaar zou kunnen brengen;
b. de veiligheid van de Staat zou kunnen schaden;
c. bedrijfs- en fabricagegegevens betreft die door natuurlijke personen of rechtspersonen vertrouwelijk aan de overheid zijn meegedeeld;
d. persoonsgegevens betreft als bedoeld in paragraaf 3.1 onderscheidenlijk paragraaf 3.2 van de Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming, tenzij de betrokkene uitdrukkelijk toestemming heeft gegeven voor de openbaarmaking van deze persoonsgegevens of deze persoonsgegevens kennelijk door de betrokkene openbaar zijn gemaakt;
e. nummers betreft die dienen ter identificatie van personen die bij wet of algemene maatregel van bestuur zijn voorgeschreven als bedoeld in artikel 46 van de Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming, tenzij de verstrekking kennelijk geen inbreuk op de levenssfeer maakt.
2. Het openbaar maken van informatie blijft eveneens achterwege voor zover het belang daarvan niet opweegt tegen de volgende belangen:
a. de betrekkingen van Nederland met andere landen en staten en met internationale organisaties;
b. de economische of financiële belangen van de Staat, andere publiekrechtelijke lichamen of bestuursorganen, in geval van milieu-informatie slechts voor zover de informatie betrekking heeft op handelingen met een vertrouwelijk karakter;
c. de opsporing en vervolging van strafbare feiten;
d. de inspectie, controle en toezicht door bestuursorganen;
e. de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer;
f. de bescherming van andere dan in het eerste lid, onderdeel c, genoemde concurrentiegevoelige bedrijfs- en fabricagegegevens;
g. de bescherming van het milieu waarop deze informatie betrekking heeft;
h. de beveiliging van personen en bedrijven en het voorkomen van sabotage;
i. het goed functioneren van de Staat, andere publiekrechtelijke lichamen of bestuursorganen.
3. Indien een verzoek tot openbaarmaking op een van de in het tweede lid genoemde gronden wordt afgewezen, bevat het besluit hiervoor een uitdrukkelijke motivering.
4. Openbaarmaking kan tijdelijk achterwege blijven, indien het belang van de geadresseerde van de informatie om als eerste kennis te nemen van de informatie dit kennelijk vereist. Het bestuursorgaan doet mededeling aan de verzoeker van de termijn waarbinnen de openbaarmaking alsnog zal geschieden.
5. In uitzonderlijke gevallen kan openbaarmaking van andere informatie dan milieu-informatie voorts achterwege blijven indien openbaarmaking onevenredige benadeling toebrengt aan een ander belang dan genoemd in het eerste of tweede lid en het algemeen belang van openbaarheid niet tegen deze benadeling opweegt. Het bestuursorgaan baseert een beslissing tot achterwege laten van de openbaarmaking van enige informatie op deze grond ten aanzien van dezelfde informatie niet tevens op een van de in het eerste of tweede lid genoemde gronden.
6. Het openbaar maken van informatie blijft in afwijking van het eerste lid, onderdeel c, in geval van milieu-informatie eveneens achterwege voor zover daardoor het in het eerste lid, onderdeel c, genoemde belang ernstig geschaad wordt en het algemeen belang van openbaarheid van informatie niet opweegt tegen deze schade.
7. Het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing op milieu-informatie die betrekking heeft op emissies in het milieu.
1. In geval van een verzoek om informatie uit documenten, opgesteld ten behoeve van intern beraad, wordt geen informatie verstrekt over daarin opgenomen persoonlijke beleidsopvattingen. Onder persoonlijke beleidsopvattingen worden verstaan ambtelijke adviezen, visies, standpunten en overwegingen ten behoeve van intern beraad, niet zijnde feiten, prognoses, beleidsalternatieven, de gevolgen van een bepaald beleidsalternatief of andere onderdelen met een overwegend objectief karakter.
2. Het bestuursorgaan kan over persoonlijke beleidsopvattingen met het oog op een goede en democratische bestuursvoering informatie verstrekken in niet tot personen herleidbare vorm. Indien degene die deze opvattingen heeft geuit of zich erachter heeft gesteld, daarmee heeft ingestemd, kan de informatie in tot personen herleidbare vorm worden verstrekt.
3. Onverminderd het eerste en tweede lid wordt uit documenten opgesteld ten behoeve van formele bestuurlijke besluitvorming door een minister, een commissaris van de Koning, Gedeputeerde Staten, een gedeputeerde, het college van burgemeester en wethouders, een burgemeester en een wethouder, informatie verstrekt over persoonlijke beleidsopvattingen in niet tot personen herleidbare vorm, tenzij het kunnen voeren van intern beraad onevenredig wordt geschaad.
4. In afwijking van het eerste lid wordt bij milieu-informatie het belang van de bescherming van de persoonlijke beleidsopvattingen afgewogen tegen het belang van openbaarmaking. Informatie over persoonlijke beleidsopvattingen kan worden verstrekt in niet tot personen herleidbare vorm. Indien degene die deze opvattingen heeft geuit of zich erachter heeft gesteld, daarmee heeft ingestemd, kan de informatie in tot personen herleidbare vorm worden verstrekt.
Bij een verzoek om informatie die ouder is dan vijf jaar motiveert het bestuursorgaan bij een weigering van die informatie waarom de in artikel 5.1, tweede of vijfde lid, of artikel 5.2 bedoelde belangen ondanks het tijdsverloop zwaarder wegen dan het algemeen belang van openbaarheid.
In afwijking van de artikelen 5.1 en 5.2 is informatie die berust bij de formateur of de informateur, dan wel informatie die door een bestuursorgaan aan de formateur of de informateur is gezonden niet openbaar totdat de formatie is afgerond.
1. In afwijking van de artikelen 5.1 en 5.2 is niet openbaar de informatie betreffende de ondersteuning van individuele leden van de Eerste Kamer of de Tweede Kamer der Staten-Generaal, provinciale staten of de gemeenteraad door ambtenaren werkzaam bij de Eerste Kamer of de Tweede Kamer, de griffie van provinciale staten of de griffie van de gemeenteraad.
2. In afwijking van artikel 5.2, eerste lid, wordt met betrekking tot informatie die aan individuele Kamerleden wordt verstrekt onder persoonlijke beleidsopvattingen verstaan ambtelijke adviezen, visies, standpunten en overwegingen ten behoeve van intern beraad.
1. Onverminderd het elders bij wet bepaalde, verstrekt een bestuursorgaan iedere natuurlijke of rechtspersoon op diens verzoek de op de verzoeker betrekking hebbende in documenten neergelegde informatie, tenzij een in artikel 5.1, eerste lid, onderdelen a, b en c, alsmede d en e, voor zover betrekking hebbend op derden, genoemd belang aan de orde is of een in artikel 5.1, tweede of vijfde lid, of artikel 5.2 genoemd belang zwaarder weegt dan het belang van de verzoeker bij toegang tot op hem betrekking hebbende informatie. De verzoeker vermeldt bij zijn verzoek de aangelegenheid of het daarop betrekking hebbende document, waarover hij informatie wenst te ontvangen.
2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op een verzoek met betrekking tot gegevens ten aanzien van een overleden echtgenoot, geregistreerd partner, kind of ouder van de verzoeker, tenzij een schriftelijke wilsverklaring van de overledene aan de verstrekking in de weg staat.
3. Het bestuursorgaan draagt zorg voor een deugdelijke vaststelling van de identiteit van de verzoeker.
4. Het bestuursorgaan kan aan de verstrekking voorwaarden verbinden ter bescherming van een van de belangen, genoemd in de artikelen 5.1 en 5.2, tenzij de gevraagde informatie met toepassing van de artikelen 5.1 en 5.2 openbaar voor eenieder zou zijn.
1. Het bestuursorgaan kan, in geval informatie ingevolge de artikelen 5.1 en 5.2 niet openbaar gemaakt kan worden, besluiten de informatie uitsluitend aan de verzoeker te verstrekken, indien er klemmende redenen zijn om de verzoeker niettegenstaande de toepasselijke uitzonderingsgrond of -gronden de gevraagde informatie niet te onthouden.
2. Het eerste lid vindt slechts toepassing voor zover dit niet in strijd is met een toepasselijke geheimhoudingsplicht.
3. Het bestuursorgaan kan aan de verstrekking voorwaarden verbinden ter bescherming van een van de belangen, genoemd in de artikelen 5.1 en 5.2.
1. Een bestuursorgaan kan ten behoeve van historisch, statistisch, wetenschappelijk of journalistiek onderzoek toegang bieden tot informatie:
a. die ingevolge de artikelen 5.1 en 5.2 niet openbaar gemaakt kan worden; of
b. waarvan de vaststelling of deze informatie ingevolge de artikelen 5.1 en 5.2 openbaar gemaakt kan worden een onevenredige inspanning vergt.
2. Het bestuursorgaan kan aan het verlenen van toegang voorwaarden verbinden.
3. De toegang tot informatie overeenkomstig het eerste lid wordt in ieder geval verleend onder de voorwaarde dat degene aan wie toegang wordt verleend, de verkregen informatie niet verder verspreidt zonder voorafgaand besluit van het bestuursorgaan waarin de informatie met toepassing van de artikelen 5.1 en 5.2 openbaar gemaakt wordt.
Het bestuursorgaan treft maatregelen ten behoeve van het duurzaam toegankelijk maken van de digitale documenten, bedoeld in artikel 2.4, eerste lid.
1. Onze Minister, in overeenstemming met Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, zendt een meerjarenplan naar de Staten-Generaal over de wijze waarop bestuursorganen hun digitale overheidsinformatie duurzaam toegankelijk maken.
2. Het meerjarenplan bevat langetermijndoelen voor de verbetering van de wijze waarop digitale documenten worden vervaardigd, geordend, bewaard, vernietigd en ontsloten alsmede de stappen die daartoe op korte termijn worden gezet.
3. Het meerjarenplan voorziet in stappen waarmee wordt bereikt dat eenieder zo veel mogelijk inzicht kan hebben in de aanwezigheid van publieke informatie bij een orgaan, persoon of college als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid.
4. Onze Minister, in overeenstemming met Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, vult het meerjarenplan aan met de nodige maatregelen tot de digitale overheidsinformatie voldoende duurzaam toegankelijk is.
1. Er is een Adviescollege openbaarheid en informatiehuishouding.
2. Het college bestaat uit een voorzitter en ten hoogste vier andere leden.
3. De benoeming van de leden bij koninklijk besluit geschiedt op voordracht van Onze Minister, in overeenstemming met Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.
4. De artikelen 13, 16 en 19 van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen zijn van overeenkomstige toepassing.
1. Het college adviseert de regering en de beide Kamers der Staten-Generaal gevraagd en ongevraagd over de uitvoering van de regels over openbaarmaking van publieke informatie.
2. Het college adviseert Onze Minister periodiek over aanpassing van het meerjarenplan. Het college rapporteert in zijn advies in elk geval over de stand van de informatiehuishouding in het bestuur, de voortgang van de uitvoering van het meerjarenplan en de toegang tot de publieke informatie.
3. Het college wordt om advies gevraagd over voorstellen van wet en ontwerpen van algemene maatregelen van bestuur die geheel of voor een belangrijk deel betrekking hebben op de openbaarmaking en de ontsluiting van publieke informatie.
4. Het college adviseert het betrokken bestuursorgaan naar aanleiding van bij het college ingediende klachten van journalisten, wetenschappers of andere naar het oordeel van het college in aanmerking komende groepen met een beroepsmatig belang bij het gebruik van publiek informatie over de wijze waarop dat bestuursorgaan publieke informatie openbaar maakt.
5. Het college bevordert de toepassing van deze wet, onder meer door:
a. het geven van voorlichting aan bestuursorganen en anderen;
b. het opleiden van personen werkzaam bij organen belast met de uitvoering van openbaarmaking van publieke informatie;
c. het monitoren en onderzoeken van en rapporteren over de openbaarmaking van publieke informatie in algemene zin of door specifieke organen in het bijzonder;
d. het publiceren van richtsnoeren ter bevordering van de openbaarmaking uit eigen beweging en de ontsluiting van informatie.
1. Alvorens een advies als bedoeld in artikel 7.2, vierde lid, uit te brengen, bemiddelt het college tussen het bestuursorgaan en de klager. Het bestuursorgaan werkt aan de bemiddeling mee.
2. Indien de klacht mede betrekking heeft op een besluit op grond van deze wet waartegen bezwaar open staat, wordt de termijn voor het indienen van bezwaar, bedoeld in artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht, opgeschort tot het college advies heeft uitgebracht, dan wel aan de klager en het bestuursorgaan heeft bericht dat geen advies zal worden uitgebracht. De opschorting van de bezwaartermijn vangt aan met ingang van de dag nadat de klager de klacht aan het college heeft gezonden.
3. Indien de klager bezwaar maakt tegen het besluit, bedoeld in het tweede lid, beslist het bestuursorgaan in afwijking van artikel 7:10, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht binnen twee weken nadat het college advies heeft uitgebracht, dan wel aan de klager en het bestuursorgaan heeft bericht dat geen advies zal worden uitgebracht.
4. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld over de wijze waarop klachten worden ingediend en het college tussen het bestuursorgaan en de klager bemiddelt als bedoeld in het eerste lid.
Een bestuursorgaan verstrekt desgevraagd het college alle gegevens die het nodig heeft voor zijn taak.
1. De leden van het college alsmede de ambtenaren van zijn bureau zijn tot geheimhouding verplicht voor zover zij krachtens deze wet beschikken over documenten die door het bestuursorgaan waarvan zij afkomstig zijn niet openbaar zijn gemaakt.
2. Voor zover een aan het college gericht verzoek op grond van deze wet betrekking heeft op door een bestuursorgaan aan het college verstrekte informatie, zendt het college het verzoek ter behandeling door aan het bestuursorgaan.
1. Overtreding van een voorwaarde die op grond van artikel 5.5, vierde lid, 5.6, derde lid, of artikel 5.7, tweede of derde lid, aan een verstrekking is verbonden, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of geldboete van de vierde categorie.
2. Het in het eerste lid strafbaar gestelde feit is een misdrijf.
Paragraaf 4.1.3.2 van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing op besluiten op grond van deze wet en op beslissingen op bezwaar tegen deze besluiten.
1. In geval van een gegrond beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit op grond van deze wet of een beslissing op bezwaar tegen een dergelijk besluit, waarbij nog geen besluit is bekendgemaakt, bepaalt de bestuursrechter, indien de omvang van het verzoek hiertoe aanleiding geeft, in afwijking van artikel 8:55d, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht de termijn waarbinnen het bestuursorgaan alsnog een besluit bekendmaakt.
2. Indien de bestuursrechter oordeelt dat het niet tijdig nemen van een besluit kennelijk het gevolg is van de wijze van indiening van het verzoek en nog geen besluit is bekendgemaakt, bepaalt de bestuursrechter, indien het verzoek hiertoe aanleiding geeft, in afwijking van artikel 8:55d, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht een langere termijn waarbinnen het bestuursorgaan alsnog een besluit bekendmaakt.
3. De bestuursrechter kan artikel 8:74, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht buiten toepassing laten en een proceskostenveroordeling op grond van artikel 8:75, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht achterwege laten, indien de indiener van het beroepschrift, gelet op de omvang van het verzoek, onvoldoende heeft meegewerkt aan het bereiken van overeenstemming over:
a. een opschorting van de beslistermijn als bedoeld in artikel 4:15, tweede lid, onderdeel a, van de Algemene wet bestuursrecht; of
b. verder uitstel van de beslistermijn, bedoeld in artikel 7:10, vierde lid, onderdeel a of b, van de Algemene wet bestuursrecht.
4. De bestuursrechter kan eveneens artikel 8:74, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht buiten toepassing laten en een proceskostenveroordeling op grond van artikel 8:75, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht achterwege laten, indien hij oordeelt dat het niet tijdig nemen van een besluit kennelijk het gevolg is van de wijze van indiening van het verzoek.
Het bestuursorgaan is bevoegd tot oplegging van een last onder dwangsom ter handhaving van artikel 4.2, tweede lid.
1. De openbaarmaking van informatie op grond van deze wet is kosteloos.
2. Voor de vervaardiging van kopieën van documenten kan een bestuursorgaan een redelijke vergoeding vragen, die de kostprijs van de verstrekte informatiedragers niet overstijgt.
3. Op voordracht van Onze Minister kunnen bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels worden gesteld met betrekking tot het tweede lid.
Op voordracht van Onze Minister kunnen bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels worden gesteld over de wijze waarop een bestuursorgaan de uitvoering van deze wet organiseert.
De artikelen 3.1, 3.3, 4.1, 5.1, eerste, tweede en vijfde lid, en 5.2 zijn niet van toepassing op informatie waarvoor een bepaling geldt die is opgenomen in de bijlage bij deze wet.
1. Onze Minister zendt binnen vijf jaar na de inwerkingtreding van deze wet aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk.
2. In deze evaluatie wordt in ieder geval aandacht besteed aan de vraag of het noodzakelijk is om een Informatiecommissaris in te stellen.
De Wet Nationale ombudsman wordt als volgt gewijzigd:
E
In de artikelen 11e en 16, eerste lid, wordt «Artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur» telkens vervangen door: Artikel 5.1 van de Wet open overheid.
De Wet op de Raad van State wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 21a vervalt het tweede lid, alsmede de aanduiding «1» voor het eerste lid.
B
De artikelen 26 en 27 vervallen.
C
Artikel 27d, vierde en vijfde lid, vervalt.
De Algemene wet bestuursrecht wordt als volgt gewijzigd:
A0
In artikel 3:7, tweede lid, wordt «Artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur» vervangen door: Artikel 5.1 van de Wet open overheid.
A1
In artikel 3:11, tweede lid, wordt «Artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur» vervangen door: Artikel 5.1 van de Wet open overheid.
A2
In de artikelen 7:4, zevende lid, 7:18, zevende lid, en 8:29, tweede lid, wordt «Wet openbaarheid van bestuur» telkens vervangen door: Wet open overheid.
A
Aan artikel 8:29 wordt een lid toegevoegd, luidende:
6. Inzake een beroep tegen een besluit op grond van de Wet open overheid neemt, in zo verre in afwijking van het eerste en derde lid, uitsluitend de bestuursrechter kennis van de stukken waarvan op grond van de Wet open overheid om openbaarmaking of verstrekking is verzocht. De toestemming, bedoeld in het vijfde lid, is van rechtswege verleend.
B
Artikel 8:39, eerste lid, komt te luiden:
1. De griffier zendt de op de zaak betrekking hebbende stukken zo spoedig mogelijk aan partijen, voor zover de bestuursrechter niet op grond van de artikelen 8:29 of 8:32 anders heeft beslist of tenzij het de stukken betreft waarvan op grond van de Wet open overheid om openbaarmaking of verstrekking is verzocht.
F
Artikel 9:36 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur» vervangen door: artikel 5.1 van de Wet open overheid.
2. Het vijfde lid komt te luiden:
5. Bij de ombudsman berustende informatie over de klacht en het onderzoek die niet opgenomen in het rapport, is niet openbaar.
G
Na artikel 9:36 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
H
In artikel 4 van bijlage 2 bij de Algemene wet bestuursrecht wordt de zinsnede « Wet openbaarheid van bestuur» vervangen door: Wet open overheid.
In artikel 20 van de Bankwet 1998 wordt «in artikel 2, eerste lid, bedoelde doelstelling» vervangen door: in de artikelen 2, eerste, tweede en derde lid, en 3, 4, eerste lid, onderdelen b en c, tweede en derde lid, en 9, onderdeel c, bedoelde doelstellingen en taken.
In artikel 1.89, eerste lid van de Wet op het financieel toezicht wordt «deze wet dan wel ingevolge afdeling 5.2 van de Algemene wet bestuursrecht» vervangen door: deze wet, de Wet giraal effectenverkeer, de Wet bekostiging financieel toezicht 2019 dan wel ingevolge afdeling 5.2 van de Algemene wet bestuursrecht.
In artikel 17, tweede lid, van de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000 wordt «en 188 tot en met 191 van de Pensioenwet» vervangen door: , 188 tot en met 191 en 204 van de Pensioenwet.
In de Comptabiliteitswet 2016 wordt in hoofdstuk 7 na artikel 7.40 een paragraaf toegevoegd, luidende:
1. Bij de Algemene Rekenkamer berustende informatie is openbaar, tenzij:
1°. een van de uitzonderingen van de artikelen 5.1 of 5.2 van de Wet open overheid aan de orde is, of
2°. de Algemene Rekenkamer de informatie in het kader van haar wettelijke taakuitoefening heeft verzameld.
2. Voor zover een aan de Algemene Rekenkamer gericht verzoek op grond van de Wet open overheid betrekking heeft op van een orgaan, persoon of college als bedoeld in artikel 2.2 van die wet aan de Algemene Rekenkamer afkomstige informatie ten behoeve van een onderzoek, zendt de Algemene Rekenkamer het verzoek ter behandeling door aan het orgaan, de persoon of het college.
De Wet milieubeheer wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 2.36, tweede lid, wordt «artikel 10, eerste lid, van de Wet openbaarheid van bestuur» vervangen door «artikel 5.1, eerste lid, van de Wet open overheid» en wordt «artikel 10, tweede lid, van die wet» vervangen door: artikel 5.1, tweede lid, van die wet.
Aa
In artikel 9.7.4.14, eerste lid, wordt «Artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur» vervangen door «Artikel 5.1, eerste en tweede lid, van de wet open overheid».
B
In artikel 12.24, derde lid, wordt «Artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur» vervangen door: Artikel 5.1, eerste en tweede lid, van de Wet open overheid.
D
In artikel 13.6 vervalt «Artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur is niet van toepassing.».
E
In artikel 16.4a, tweede lid, wordt «Artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur» vervangen door: Artikel 5.1, eerste en tweede lid, van de Wet open overheid.
F
In artikel 16.46b, negende lid, wordt «Artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur» vervangen door: Artikel 5.1, eerste en tweede lid, van de Wet open overheid.
G
Artikel 19.1a, tweede lid, komt te luiden:
2. De definitie van «document» in artikel 2.1 van de Wet open overheid is van overeenkomstige toepassing.
H
In artikel 19.1c wordt «artikel 8 van de Wet openbaarheid van bestuur» vervangen door: de artikelen 3.1 en 3.3 van de Wet open overheid.
I
Artikel 19.3 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur» vervangen door: artikel 5.1, eerste en tweede lid, van de Wet open overheid.
2. In het tweede lid wordt «artikel 10, eerste lid, aanhef en onder b, onderscheidenlijk artikel 10, tweede lid, aanhef en onder a, van de Wet openbaarheid van bestuur» vervangen door: artikel 5.1, eerste lid, aanhef en onder b, onderscheidenlijk tweede lid, aanhef en onder a, van de Wet open overheid.
J
In artikel 19.6b wordt «artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur» telkens vervangen door: artikel 5.1, eerste en tweede lid, van de Wet open overheid.
K
Artikel 19.7 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur» vervangen door: artikel 5.1, eerste en tweede lid, van de Wet open overheid.
2. In het tweede lid wordt «artikel 10, eerste lid, aanhef en onder b, onderscheidenlijk artikel 10, tweede lid, aanhef en onder a, van de Wet openbaarheid van bestuur» vervangen door: artikel 5.1, eerste lid, aanhef en onder b, onderscheidenlijk tweede lid, aanhef en onder a, van de Wet open overheid.
L
In artikel 9.8 wordt «artikel 10, zevende lid, onder b, van de Wet openbaarheid van bestuur» vervangen door: artikel 5.1, tweede lid, onder h, van de Wet open overheid.
De Gemeentewet wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 25, eerste en tweede lid, wordt «artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur» telkens vervangen door: artikel 5.1 van de Wet open overheid.
B
In artikel 55, eerste en tweede lid, wordt «artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur» telkens vervangen door: artikel 5.1 van de Wet open overheid.
C
In artikel 86, eerste en tweede lid, wordt «artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur» telkens vervangen door: artikel 5.1 van de Wet open overheid.
De Mijnbouwwet wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 31n wordt «Artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur» telkens vervangen door: Artikel 5.1, eerste en tweede lid, van de Wet open overheid.
B
In artikel 120, derde lid, wordt «tenzij sprake is van gegevens als bedoeld in artikel 10, eerste lid, onderdeel c, van de Wet openbaarheid van bestuur» vervangen door: tenzij deze gegevens op grond van artikel 5.1, eerste lid, onderdeel c, of tweede lid, onderdeel f, van de Wet open overheid niet openbaar kunnen worden gemaakt.
C
In artikel 123, derde en vierde lid, en vijfde lid, onderdeel c, wordt «artikel 10, eerste lid, onderdeel c, van de Wet openbaarheid van bestuur» telkens vervangen door: artikel 5.1, eerste lid, onderdeel c, of tweede lid, onderdeel f, van de Wet open overheid.
De Provinciewet wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 25, eerste en tweede lid, wordt «artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur» telkens vervangen door: artikel 5.1 van de Wet open overheid.
B
In artikel 55, eerste en tweede lid, wordt «artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur» telkens vervangen door: artikel 5.1 van de Wet open overheid.
C
In artikel 91, eerste en tweede lid, wordt «artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur» telkens vervangen door: artikel 5.1 van de Wet open overheid.
D
In artikel 182, zesde lid, wordt «artikel 3 van de Wet openbaarheid van bestuur» vervangen door: artikel 4.1 van de Wet open overheid.
De Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017 Wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 157, onderdeel D, onder 3, wordt onder verlettering van onderdeel i tot j na onderdeel h een onderdeel ingevoegd, luidende:
i. het goed functioneren van de Staat, andere publiekrechtelijke lichamen of bestuursorganen;.
B
Artikel 158 vervalt.
De Implementatiewet EG-richtlijn infrastructuur ruimtelijke informatie wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 10, vierde lid, wordt «artikel 10, eerste lid, onderdeel b, tweede lid, onderdelen a en c, en zevende lid, onderdeel b, van de Wet openbaarheid van bestuur» vervangen door: artikel 5.1, eerste lid, onderdeel b, en tweede lid, onderdelen a, c en h, van de Wet open overheid.
B
In artikel 11 wordt «artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur» vervangen door «artikel 5.1, eerste, tweede en vijfde lid, van de Wet open overheid» en wordt «artikel 10, eerste lid, onderdeel b, tweede lid, onderdeel a, en zevende lid, onderdeel b, van de Wet openbaarheid van bestuur» vervangen door: artikel 5.1, eerste lid, onderdeel b, en tweede lid, onderdelen a en h, van de Wet open overheid.
De Waterschapswet wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 37, eerste en tweede lid, wordt «artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur» telkens vervangen door: artikel 5.1 van de Wet open overheid.
B
In artikel 43, eerste en tweede lid, wordt «artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur» telkens vervangen door: artikel 5.1 van de Wet open overheid.
De Wet gemeenschappelijke regelingen wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 23, eerste en tweede lid, wordt «artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur» telkens vervangen door: artikel 5.1 van de Wet open overheid.
B
In artikel 126, onderdeel h, wordt «artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur» vervangen door: artikel 5.1 van de Wet open overheid.
Artikel 7 van de Arbeidsomstandighedenwet wordt als volgt gewijzigd:
1. Het tweede lid komt te luiden:
2. Onverminderd artikel 5.1, eerste lid, van de Wet open overheid en in afwijking van artikel 5.1, tweede en vijfde lid, van die wet blijft het verstrekken van gegevens als bedoeld in het eerste lid achterwege voor zover het belang daarvan niet opweegt tegen de volgende belangen:
a. het belang, bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, onder e, van de Wet open overheid;
b. het belang, bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, onder h, van de Wet open overheid, voor zover het betreft het voorkomen van sabotage.
2. In het derde lid wordt «Artikel 10, tweede lid, aanhef en onder f, van de Wet openbaarheid van bestuur» vervangen door: Artikel 5.1, vierde lid, van de Wet open overheid.
3. In het vierde lid wordt «Artikel 10, tweede lid, aanhef en onder b, van de Wet openbaarheid van bestuur» vervangen door: Artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder b, van de Wet open overheid.
4. In het vijfde lid wordt «Artikel 10, tweede lid, aanhef en onder g, van de Wet openbaarheid van bestuur» vervangen door: Artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder h, van de Wet open overheid.
5. Het zesde lid komt te luiden:
6. Op het op verzoek verstrekken van gegevens als bedoeld in het derde lid is artikel 5.1, vijfde lid, van de Wet open overheid niet van toepassing.
In artikel 37, vierde lid, van de Drinkwaterwet wordt «artikel 10, eerste lid, aanhef en onderdeel b, van de Wet openbaarheid van bestuur» vervangen door: artikel 5.1, eerste lid, aanhef en onderdeel b, van de Wet open overheid.
In artikel 23 van de Gezondheidswet wordt «artikel 9 van de Wet openbaarheid van bestuur» vervangen door: artikel 3.3, tweede lid, onderdeel e, van de Wet open overheid.
In artikel 2, eerste lid, van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen wordt «Wet openbaarheid van bestuur» vervangen door: Wet open overheid.
In artikel 164, zevende lid, van de Pensioenwet wordt «Wet openbaarheid van bestuur» vervangen door: Wet open overheid.
In artikel 22, tweede lid, van de Wet basisregistratie grootschalige topografie wordt «artikel 10, eerste lid, onderdeel b, tweede lid, onderdelen a en c, en zevende lid, onderdeel b, van de Wet openbaarheid van bestuur» vervangen door: artikel 5.1, eerste lid, onderdeel b, en tweede lid, onderdelen a, c en h, van de Wet open overheid.
Artikel 32 van de Wet basisregistratie adressen en gebouwen wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid, aanhef wordt «Artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur» vervangen door «Artikel 5.1 van de wet open overheid».
2. In het tweede lid, onderdeel a, wordt «artikel 10, eerste lid, onderdeel b, tweede lid, onderdeel a, en zevende lid, onderdeel b, van de Wet openbaarheid van bestuur» vervangen door «artikel 5.1, eerste lid, onderdeel b, en tweede lid, onderdelen a en h, van de Wet open overheid».
3. In het tweede lid, onderdeel b, wordt «artikel 10, eerste lid, onderdeel b, tweede lid, onderdelen a en c, en zevende lid, onderdeel b, van de Wet openbaarheid van bestuur» vervangen door «artikel 5.1, eerste lid, onderdeel b, en tweede lid, onderdelen a, c en h, van de Wet open overheid».
In artikel 20, eerste lid, van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur wordt «Wet openbaarheid van bestuur» vervangen door: Wet open overheid.
In artikel 5a, tweede lid, van de Wet bodembescherming wordt «artikel 10, eerste lid, van de Wet openbaarheid van bestuur» vervangen door »artikel 5.1, eerste lid, van de Wet open overheid» en wordt «artikel 10, tweede lid, van die wet» vervangen door: artikel 5.1, tweede lid, van die wet.
In artikel 25, zesde lid, van de Wet financiering politieke partijen wordt «Wet openbaarheid van bestuur» vervangen door: Wet open overheid.
In artikel 45, vierde lid, van de Wet Justitie-subsidies wordt «het bepaalde in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur» vervangen door: artikel 5.1 van de Wet open overheid.
In artikel 49c, vierde lid, van de Wet marktordening gezondheidszorg wordt «artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur» vervangen door: artikel 5.1 van de Wet open overheid.
In artikel 9, vierde lid, van de Wet medezeggenschap cliënten zorginstellingen wordt «Wet openbaarheid van bestuur» vervangen door: Wet open overheid.
In artikel 13g, tweede lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie wordt «Artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur» vervangen door: Artikel 5.1, eerste en tweede lid, van de Wet open overheid.
In artikel 1:42, zevende lid, van de Wet op het financieel toezicht wordt «Wet openbaarheid van bestuur» vervangen door: Wet open overheid.
In artikel 46, derde lid, van de Wet personenvervoer 2000 wordt «Artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur» vervangen door: Artikel 5.1 van de Wet open overheid.
In artikel 43, zevende lid, van de Wet toezicht accountantsorganisaties wordt «Wet openbaarheid van bestuur» vervangen door: Wet open overheid.
In artikel 48a, zevende lid, van de Wet toezicht effectenverkeer 1995 wordt «Wet openbaarheid van bestuur» vervangen door: Wet open overheid.
Artikel 49 van de Wet veiligheidsregio’s wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid, aanhef wordt Artikel 10, tweede lid, van de Wet openbaarheid van bestuur» vervangen door: Artikel 5.1, tweede en vijfde lid, van de Wet open overheid.
2. In het derde lid wordt «Artikel 10, tweede lid, aanhef en onder b, van de Wet openbaarheid van bestuur» vervangen door: Artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder b, van de Wet open overheid.
3. In het vierde lid wordt «Artikel 10, tweede lid, aanhef en onder f, van de Wet openbaarheid van bestuur» vervangen door: Artikel 5.1, vierde lid, van de Wet open overheid.
4. In het vijfde lid wordt «Artikel 10, tweede lid, aanhef en onder g, van de Wet openbaarheid van bestuur» vervangen door: Artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder h, van de Wet open overheid.
5. Het zesde lid komt te luiden:
6. Op het op verzoek verstrekken van gegevens als bedoeld in het derde lid is artikel 5.1, vijfde lid, van de Wet open overheid niet van toepassing.
In artikel 159, zevende lid, van de Wet verplichte beroepspensioenregeling wordt «Wet openbaarheid van bestuur» vervangen door: Wet open overheid.
In artikel 811, tweede lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt «een van de onder e en g van het tweede lid van artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur genoemde gronden» vervangen door: een van de gronden, genoemd in artikel 5.1, tweede lid, onderdeel e, en vijfde lid, van de Wet open overheid.
In artikel 12b, tweede lid, van de Woningwet wordt «artikel 10, eerste lid, van de Wet openbaarheid van bestuur» vervangen door «artikel 5.1, eerste lid, van de Wet open overheid» en wordt «artikel 10, tweede lid, van die wet» vervangen door: artikel 5.1, tweede en vijfde lid, van die wet.
In artikel 106 van de Wet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba wordt «artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur» vervangen door: artikel 5.1 van de Wet open overheid.
In artikel 1:12, vierde lid, van de Wet financiële markten BES wordt «Wet openbaarheid van bestuur» vervangen door: Wet open overheid.
Artikel 40 van de Wet op de parlementaire enquête 2008 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid vervalt onderdeel c en worden de onderdelen d en e geletterd c en d.
2. In het derde lid, onderdeel a, wordt «staten» vervangen door: landen en staten.
3. In het derde lid wordt onderdeel f vervangen door:
f. de bescherming van andere dan in het tweede lid, onderdeel c, genoemde concurrentiegevoelige bedrijfs- en fabricagegegevens;
g. de bescherming van het milieu waarop deze informatie betrekking heeft;
h. de beveiliging van personen en bedrijven en het voorkomen van sabotage;
i. het goed functioneren van de Staat, andere publiekrechtelijke lichamen of bestuursorganen;
j. indien geen sprake is van milieu-informatie, de onevenredige benadeling van een ander belang dan genoemd in het tweede of derde lid.
Artikel 15, eerste lid, onderdeel c, van de Archiefwet 1995 komt te luiden:
c. de onevenredige benadeling van een ander belang dan genoemd in onderdeel a of onderdeel b.
De Instellingswet Autoriteit Consument en Markt wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 12u, eerste lid, wordt «artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur» vervangen door: Artikel 5.1, eerste, tweede en vijfde lid, van de Wet open overheid.
B
Artikel 12v, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. Onderdeel a komt te luiden:
a. gegevens als bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, onderdeel f, van de Wet open overheid niet openbaar worden gemaakt, indien het belang van openbaarheid naar het oordeel van de Autoriteit Consument en Markt niet opweegt tegen het belang, bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, onderdeel f, van de Wet open overheid;
2. In onderdeel b wordt «artikel 10, tweede lid, onderdeel e of g, van de Wet openbaarheid van bestuur» vervangen door: artikel 5.1, tweede lid, onderdeel e, van de Wet open overheid.
C
Artikel 12w wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid wordt «artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur» vervangen door: artikel 5.1, eerste, tweede en vijfde lid, van de Wet open overheid.
2. Het vijfde lid wordt vernummerd tot het zesde lid.
3. Na het vierde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:
5. Eenieder kan verzoeken om toepassing van het eerste lid. Het verzoek wordt toegewezen, voor zover het tweede of het vierde lid hieraan niet in de weg staan.
In artikel 4.3.2, vierde lid, van de Jeugdwet wordt «Wet openbaarheid van bestuur» vervangen door: Wet open overheid.
In artikel 4.2.11, vierde lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 wordt «Wet openbaarheid van bestuur» vervangen door: Wet open overheid.
Indien het bij geleidende brief van 14 juli 2004 aanhangig gemaakte voorstel van wet van het lid Crone houdende regels inzake de toegankelijkheid, veiligheid, bereikbaarheid en redelijke prijsstelling van basisbetaaldiensten (Wet toegankelijkheid en bereikbaarheid basisbetaaldiensten) (29 688) tot wet wordt verheven en in werking treedt of is getreden, wordt in artikel 7, achtste lid, van die wet de zinsnede «Wet openbaarheid van bestuur» vervangen door: Wet open overheid.
Artikel 11a.2, derde lid, van de Telecommunicatiewet komt te luiden:
3. De op grond van het eerste en tweede lid verstrekte gegevens zijn niet openbaar. Indien openbaarmaking in het algemeen belang is, kan Onze Minister een inbreuk op de veiligheid en een verlies van integriteit, bedoeld in het eerste lid, openbaar maken of de aanbieder verplichten tot openbaarmaking.
1. In de artikelen 15b, tweede lid, van de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs, artikel 19g, tweede lid, van de Wet arbeid vreemdelingen en 18pa, tweede lid, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag wordt «artikel 10, eerste lid, onderdelen c en d, van de Wet openbaarheid van bestuur» telkens vervangen door: artikel 5.1, eerste lid, onderdelen c, d en e, en tweede lid, onderdeel f, van de Wet open overheid.
2. Indien artikel V, onderdeel A, van de Wet aanpak schijnconstructies in werking treedt of is getreden, wordt in artikel 29b, tweede lid, van de Arbeidsomstandighedenwet «artikel 10, eerste lid, onderdelen c en d, van de Wet openbaarheid van bestuur» vervangen door: artikel 5.1, eerste lid, onderdelen c, d en e, en tweede lid, onderdeel f, van de Wet open overheid.
3. Indien artikel VI van de Wet aanpak schijnconstructies in werking treedt of is getreden, wordt in artikel 8:8, tweede lid, van de Arbeidstijdenwet «artikel 10, eerste lid, onderdelen c en d, van de Wet openbaarheid van bestuur» vervangen door: artikel 5.1, eerste lid, onderdelen c en d, en tweede lid, onderdeel f, van de Wet open overheid.
De Omgevingswet wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 16.67, derde lid, vervalt.
B
In artikel 17.9, vijfde lid, wordt «artikel 10, eerste lid, van de Wet openbaarheid van bestuur» vervangen door «artikel 5.1, eerste lid, van de Wet open overheid en wordt «artikel 10, tweede lid,» vervangen door «artikel 5.1, tweede lid,».
In artikel 177, zevende lid, van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek wordt «de artikelen 10 en 11 van de Wet openbaarheid van bestuur» vervangen door «de artikelen 5.1 en 5.2 van de wet open overheid».
Artikel 24 van de Wet basisregistratie ondergrond wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid, aanhef wordt «Artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur» vervangen door «Artikel 5.1 van de wet open overheid».
2. In het tweede lid, onderdeel a, wordt «artikel 10, eerste lid, onderdeel b, tweede lid, onderdeel a, en zevende lid, onderdeel b, van de Wet openbaarheid van bestuur» vervangen door «artikel 5.1, eerste lid, onderdeel b, en tweede lid, onderdelen a en h, van de Wet open overheid».
3. In het tweede lid, onderdeel b, wordt «artikel 10, eerste lid, onderdeel b, tweede lid, onderdelen a en c, en zevende lid, onderdeel b, van de Wet openbaarheid van bestuur» vervangen door «artikel 5.1, eerste lid, onderdeel b, en tweede lid, onderdelen a, c en h, van de Wet open overheid».
In artikel 20, zevende lid, van de Wet toezicht financiële verslaggeving wordt «Wet openbaarheid van bestuur» vervangen door: Wet open overheid.
Indien het bij koninklijke boodschap van 26 juni 2018 ingediende voorstel van wet tot wijziging van enkele wetten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid alsmede enkele wetten van andere ministeries (Verzamelwet SZW 2019) (34 977) tot wet is of wordt verheven en de artikelen XI, onderdeel H, XII, onderdeel F, XX, onderdeel D, XXIII, onderdeel B, onderscheidenlijk XXIX, onderdeel C, van die wet in werking zijn getreden, wordt in de artikelen 43b, onderdeel b, van de Wet algemene ouderdomsverzekering BES, 42b, onderdeel b, van de Wet algemene weduwen- en wezenverzekering BES, 26a, onderdeel b, Wet kinderbijslagvoorziening BES, 14d, onderdeel b, van de Wet ongevallenverzekering BES onderscheidenlijk 8.4a, onderdeel b, van de Wet studiefinanciering BES «Artikel 10 van de Wet openbaar bestuur» telkens vervangen door «Artikel 5.1 van de Wet open overheid».
Na artikel 1.24 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Onderzoeksgegevens die louter tot stand zijn gekomen met een wetenschappelijk oogmerk of in het kader van onderzoek gericht op de beroepspraktijk en die geen betrekking hebben op de bestuursvoering van een instelling als bedoeld in artikel 1.2, onderdeel a of onderdeel c alsmede op de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen, kunnen beschikbaar worden gesteld voor wetenschappelijk onderzoek.
Na artikel 3 van de Wet op de Nederlandse organisatie voor wetenschappelijk onderzoek wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Na artikel 35 van de TNO-wet wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Indien artikel 34, onderdeel B, van de Wet register onderwijsdeelnemers in werking treedt of is getreden, wordt in deze wet in de bijlage bij artikel 8.8 als volgt gewijzigd:
a. het onderdeel betreffende de Wet op het onderwijstoezicht wordt vervangen door:
• Wet op het onderwijstoezicht: artikel 6, vierde, zesde en zevende lid
b. in de alfabetische rangschikking wordt ingevoegd:
• Wet register onderwijsdeelnemers: de artikelen 5 en 11 en de paragrafen 2.3 en 2.4
Artikel 7.2.10, zesde lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs komt als volgt te luiden:
6. De Samenwerkingsorganisatie beroepsonderwijs bedrijfsleven draagt zorg voor openbaarmaking van een actueel overzicht van organisaties met een erkenning als leerbedrijf als bedoeld in het tweede lid, waarbij wordt vermeld voor welke kwalificaties zij leerbedrijf zijn.
Artikel 10b4, zevende lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs komt als volgt te luiden:
7. De Samenwerkingsorganisatie beroepsonderwijs bedrijfsleven draagt zorg voor openbaarmaking van een actueel overzicht van organisaties met een erkenning als leerbedrijf als bedoeld in het derde lid.
Het Besluit bestuursorganen WNo en Wob wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1, aanhef, vervalt «onderscheidenlijk artikel 1a, eerste lid, onderdeel d, van de Wet openbaarheid van bestuur».
B
In artikel 4 wordt «Besluit bestuursorganen WNo en Wob» vervangen door «Besluit bestuursorganen WNo».
De Wet openbaarheid van bestuur wordt ingetrokken.
1. Bij tijdelijke regeling van Onze Minister wordt bepaald welke onderdelen van artikel 3.3, eerste en tweede lid, niet van toepassing zijn op in die regeling aangewezen bestuursorganen voor een in die regeling bepaalde periode.
2. Bij tijdelijke regeling van Onze Minister kan worden bepaald dat:
a. voor in die regeling aangewezen bestuursorganen voor een in die regeling bepaalde periode in afwijking van artikel 3.3, vierde of vijfde lid, bij in die regeling aangewezen onderdelen van artikel 3.3, eerste en tweede lid, een andere periode geldt waarbinnen de openbaarmaking plaatsvindt, of
b. voor in die regeling aangewezen bestuursorganen voor een in die regeling bepaalde periode het in die regeling aangewezen type beschikkingen als bedoeld in artikel 3.3, tweede lid, onderdeel k, de verplichting tot openbaarmaking reeds geldt of nog niet van toepassing is.
De in artikel 3.3, eerste en tweede lid, opgenomen verplichting tot openbaarmaking geldt niet voor documenten die zijn vastgesteld of ontvangen voordat deze verplichting op het bestuursorgaan waarbij de documenten berusten, van toepassing is geworden.
1. Zolang artikel 3.3, tweede lid, onderdeel e, niet in werking is getreden, draagt de Afdeling advisering van de Raad van State zorg voor de openbaarmaking van:
a. adviezen van de Afdeling advisering, door Ons gevraagd;
b. adviezen als bedoeld in artikel 21 van de Wet op de Raad van State;
c. voorlichting in aangelegenheden van wetgeving en bestuur als bedoeld in artikel 21a van de Wet op de Raad van State.
2. Artikel 3.3 vierde lid, is van toepassing, tenzij Onze Minister die het rechtstreeks aangaat heeft verzocht om toepassing van artikel 3.3, vijfde lid, onderdeel a.
Gedurende drie jaar na de inwerkingtreding van artikel 9.74 blijft artikel 1, aanhef en onderdelen b en c, van het Besluit bestuursorganen WNo en Wob, zoals dat luidde op het tijdstip onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding van artikel 9.74, van overeenkomstige toepassing op verzoeken om informatie die op dat tijdstip berust bij de Nederlandsche Bank N.V. of de Stichting Autoriteit Financiële Markten.
Indien het bij koninklijke boodschap van 29 november 2018 ingediende voorstel van rijkswet houdende Voorzieningen voor de behandeling van geschillen tussen het Koninkrijk en de landen (Rijkswet Koninkrijksgeschillen) (35 099 (R2114)) tot wet wordt verheven en eerder in werking treedt dan artikel 3.3, tweede lid, onderdeel e, van deze wet, wordt aan artikel 10.2b, eerste lid, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel c door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende: d. oordelen als bedoeld in de Rijkswet Koninkrijksgeschillen.
1. Hoofdstuk 6 vervalt bij koninklijk besluit, met dien verstande dat de voordracht voor dat koninklijk besluit niet eerder gedaan wordt dan vier weken nadat het ontwerp aan beide Kamers der Staten-Generaal is overgelegd.
2. Met ingang van het tijdstip waarop hoofdstuk 6 vervalt, komt artikel 7.2, tweede lid, als volgt te luiden:
2. Het college adviseert Onze Minister over de stand van de informatiehuishouding in het bestuur en de toegang tot de publieke informatie.
Indien het bij koninklijke boodschap van 1 juli 2019 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017 (35 242) tot wet is verheven en artikel I, onderdeel W, van die wet in werking treedt of is getreden, vervalt artikel 10.2e van deze wet.
1. Deze wet treedt, met uitzondering van artikel 3.3, eerste en tweede lid, in werking met ingang van de eerste dag van de zevende kalendermaand na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.
2. Artikel 3.3, eerste en tweede lid, treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.
De artikelen 3.1, 3.3, 4.1, 5.1, eerste, tweede en vijfde lid, en 5.2 van de Wet open overheid zijn niet van toepassing voor zover de volgende bepalingen gelden.
• Aanbestedingswet 2012: de artikelen 2.53, derde lid, voor zover openbaarmaking van informatie schade zou toebrengen aan de gerechtvaardigde economische belangen van een onderneming, 2.57, eerste lid, voor zover het door de ondernemer als vertrouwelijk aangemerkte informatie betreft, 2.57, tweede lid, voor zover de informatie kan worden gebruikt om de mededinging te vervalsen, 2.138, onderdelen b, c en d, en 2.163
• Aanbestedingswet op defensie- en veiligheidsgebied: de artikelen 2.36, derde lid, voor zover openbaarmaking van informatie schade zou toebrengen aan de gerechtvaardigde economische belangen van een onderneming, 2.41, eerste lid, voor zover het door de ondernemer als vertrouwelijk aangemerkte informatie betreft, 2.41, tweede lid, voor zover de informatie kan worden gebruikt om de mededinging te vervalsen, 2.95, onderdelen b, c en d, en 2.127, onderdelen b, c en d,
• Advocatenwet: de artikelen 8, 8a, 8b en 45a
• Algemene wet bestuursrecht: de artikelen 3:11, 3:44, voor zover betrekking hebbend op de terinzagelegging van andere documenten dan beschikkingen, 8:79, voor zover bij het bestuursorgaan berustende documenten zijn opgesteld als processtuk, 9:36, vijfde lid, en 9:36a, voor zover de documenten berusten bij de ombudsman
• Algemene wet inzake rijksbelastingen: artikel 67
• Arbeidsomstandighedenwet: de artikelen 7 en 26
• Arbeidstijdenwet: artikel 8:4
• Archiefwet 1995: de artikelen 14 tot en met 17
• Bankwet 1998: artikel 20
• Bekendmakingswet: artikel 13
• Burgerlijk Wetboek: de artikelen 457 en 458 van Boek 7
• Comptabiliteitswet 2016, hoofdstuk 7, paragraaf 5, voor zover de documenten berusten bij de Algemene Rekenkamer
• Douane-en Accijnswet BES: artikel 2.156
• Elektriciteitswet 1998: de artikelen 7 en 78
• Gaswet: artikel 1h
• Gemeentewet: de artikelen 23, vierde en vijfde lid, 25, 55, 60, derde lid, 61c, 86 en 185, eerste en vijfde lid
• Geneesmiddelenwet: artikel 100, zesde lid, voor zover recepten in afwijking van artikel 5:20, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht aan een aangewezen toezichthouder zijn verstrekt, ter zake waarvan de betrokken beroepsbeoefenaar uit hoofde van zijn beroep tot geheimhouding verplicht is
• Gerechtsdeurwaarderswet: artikel 1a
• Gezondheidswet: artikel 39, eerste lid, onderdeel b, voor zover persoonsgegevens in afwijking van artikel 5:20, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht aan een aangewezen toezichthouder zijn verstrekt ter zake waarvan de betrokken beroepsbeoefenaar uit hoofde van zijn beroep tot geheimhouding verplicht is
• Handelsregisterwet 2007: de artikelen 2122, 23 en 28
• Implementatiewet EG-richtlijn infrastructuur ruimtelijke informatie: de artikelen 10, vierde lid, en 11
• Instellingswet Autoriteit Consument en Markt: de artikelen 7, 12u, 12v en 12w
• Invoerings- en aanpassingswet Wet op het financieel toezicht: artikel 13
• Invorderingswet 1990: artikel 67
• Jeugdwet: artikel 9.2, derde lid, voor zover persoonsgegevens in afwijking van artikel 5:20, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht aan een aangewezen toezichthouder zijn verstrekt, ter zake waarvan de betrokken beroepsbeoefenaar uit hoofde van zijn beroep tot geheimhouding verplicht is
• Kadasterwet: hoofdstuk 7
• Kernenergiewet: artikel 68
• Kieswet: de artikelen I 3, I 17, I 19, M 8, N 12, O 4, O 5, P 23, P 25, S 15, U 16, U 18 en Y 17a
• Participatiewet: artikel 65
• Pensioenwet: de artikelen 164, 185, 191 en 203 tot en met 208
• Pensioenwet BES: artikel 28
• Pensioen- en spaarfondsenwet, zoals deze luidde op 31 december 2006: artikel 20a
• Provinciewet: de artikelen 23, vierde en vijfde lid, 25, 55, 60, derde lid, 61c, 91 en 186, vijfde lid
• Registratiewet 1970: artikel 10
• Rijkswet Onderzoeksraad voor veiligheid: artikel 59, vijfde lid, voor zover de documenten bij de Onderzoeksraad berusten, door de Onderzoeksraad aan een ander bestuursorgaan zijn verstrekt, dan wel door een ander bestuursorgaan zijn opgesteld ten behoeve van een door de Onderzoeksraad ingesteld onderzoek
• Sanctiewet 1977: de artikelen 10g en 10h
• Telecommunicatiewet: artikel 11a.2, derde lid
• TNO-wet: artikel 36
• Waterschapswet: de artikelen 37 en 43
• Wegenverkeerswet 1994: artikel 43
• Wet algemene bepalingen burgerservicenummer: de artikelen 9 en 11, eerste lid, en paragraaf 4.2
• Wet basisregistratie adressen en gebouwen: artikel 32
• Wet basisregistratie grootschalige topografie: artikel 22
• Wet basisregistratie ondergrond: artikel 24
• Wet basisregistratie personen: de artikelen 2.54, 2.55, 2.81, eerste en derde lid, hoofdstuk 3 en paragraaf 4.2.1
• Wet betreffende verplichte deelneming in een beroepspensioenregeling, zoals deze luidde op 31 december 2005: artikel 18b
• Wet beveiliging netwerk- en informatiesystemen: de artikelen 20, zevende lid, 21, zesde lid, en 22, tweede lid
• Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur: de artikelen 20 en 28, tweede lid
• Wet controle op rechtspersonen: paragraaf 4
• Wet donorgegevens kunstmatige bevruchting: artikel 10, tweede lid, voor zover gegevens in afwijking van artikel 5:20, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht aan een aangewezen toezichthouder zijn verstrekt, ter zake waarvan de betrokken beroepsbeoefenaar uit hoofde van zijn beroep tot geheimhouding verplicht is
• Wet educatie en beroepsonderwijs: artikel 7.2.10, zesde lid
• Wet financiële betrekkingen buitenland 1994: artikel 8
• Wet financiële markten BES: de artikelen 1:20 en 1:21
• Wet financiering politieke partijen: artikel 25, vierde, vijfde en zesde lid
• Wet handhaving consumentenbescherming: artikel 2.24, voor zover de documenten berusten bij de Autoriteit Consument en Markt
• Wet Huis voor klokkenluiders: de artikelen 3i, 3j, 3k, vierde lid, 6, tweede lid en 17, zevende en achtste lid, voor zover de informatie berust bij het Huis voor de klokkenluiders
• Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens: de titels 2 tot en met 3b
• Wet kinderopvang: artikel 1.57d
• Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg:
•
1. de artikelen 9, zevende lid, en 23, voor zover de zorginstelling werkzaam is onder de verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan
•
2. de artikelen 24, vierde lid, en 25, derde lid, voor zover gegevens of dossiers in afwijking van artikel 5:20, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht aan een aangewezen toezichthouder zijn verstrekt, ter zake waarvan de betrokken beroepsbeoefenaar uit hoofde van zijn beroep tot geheimhouding verplicht is
• Wet langdurige zorg: artikel 10.4.1, tweede lid, voor zover dossiers in afwijking van artikel 5:20, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht aan een aangewezen toezichthouder zijn verstrekt, ter zake waarvan de betrokken beroepsbeoefenaar uit hoofde van zijn beroep tot geheimhouding verplicht is
• Wet luchtvaart: de artikelen 7.1 en 10.19
• Wet maatschappelijke ondersteuning 2015: de artikelen 4.3.1, tweede lid, en 6.1, derde lid, voor zover persoonsgegevens in afwijking van artikel 5:20, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht aan een aangewezen toezichthouder zijn verstrekt, ter zake waarvan de betrokken beroepsbeoefenaar uit hoofde van zijn beroep tot geheimhouding verplicht is
• Wet melding collectief ontslag: artikel 8
• Wet melding ongebruikelijke transacties, zoals deze luidde op 31 juli 2008: artikel 18
• Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg: artikel 87, tweede lid, voor zover persoonsgegevens in afwijking van artikel 5:20, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht aan een aangewezen toezichthouder zijn verstrekt, ter zake waarvan de betrokken beroepsbeoefenaar uit hoofde van zijn beroep tot geheimhouding verplicht is
• Wet op de Nederlandse organisatie voor wetenschappelijk onderzoek: artikel 3a
• Wet op de parlementaire enquête 2008: hoofdstuk 8, voor zover de documenten berusten bij de commissie, bedoeld in artikel 2, tweede lid, van die wet of, met ingang van de dag waarop de enquête is beëindigd, berusten bij de Eerste Kamer, Tweede Kamer of de verenigde vergadering der Staten-Generaal;
• Wet op het Centraal bureau voor de statistiek: de artikelen 37 en 39 tot en met 42a
• Wet op het financieel toezicht: artikel 1:42 en afdeling 1.5.1
• Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek: artikel 1.25
• Wet op het notarisambt: artikel 5
• Wet op het onderwijstoezicht: artikel 6, vierde, zesde en zevende lid
• Wet op het voortgezet onderwijs: artikel 10b4, zevende lid
• Wet open overheid: de artikelen 3.3, vijfde lid, onderdelen a en b, 4.2, derde lid, 5.4a en 7.5, voor zover de documenten berusten bij het Adviescollege openbaarheid en informatiehuishouding
• Wet opneming buitenlandse kinderen ter adoptie: de artikelen 17e en 17f
• Wet personenvervoer 2000: artikel 46, derde lid
• Wet politiegegevens: de artikelen 3, derde lid, en 7
• Wet register onderwijsdeelnemers: de artikelen 5 en 11 en de paragrafen 2.3 en 2.4
• Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen: de artikelen 74 en 75
• Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme: de artikelen 22 en 23
• Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme BES: artikel 1.5
• Wet toezicht accountantsorganisaties: artikel 43 en de hoofdstukken 5a, 5b en 5c
• Wet toezicht effectenverkeer 1995: de artikelen 31, 40 en 48a
• Wet toezicht financiële verslaggeving: de artikelen 2, 3 en 20
• Wet toezicht trustkantoren 2018: hoofdstuk 7
• Wet tuchtrechtspraak accountants: de artikelen 21e en 29a
• Wet veiligheidsregio’s: artikel 49
• Wet verplichte beroepspensioenregeling: de artikelen 159, 180 en 197 tot en met 202
• Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000: artikel 17, tweede lid, juncto artikel 204 van de Pensioenwet
• Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg: artikel 13.1, derde lid, voor zover het dossier in afwijking van artikel 5:20, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht aan een aangewezen toezichthouder is verstrekt, ter zake waarvan de betrokken beroepsbeoefenaar uit hoofde van zijn beroep tot geheimhouding verplicht is
• Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten: artikel 60, derde lid, voor zover het dossier in afwijking van artikel 5:20, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht aan een aangewezen toezichthouder is verstrekt, ter zake waarvan de betrokken beroepsbeoefenaar uit hoofde van zijn beroep tot geheimhouding verplicht is
• Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering: artikel 29, voor zover bij het bestuursorgaan berustende documenten zijn opgesteld als processtuk
• Wetboek van Strafvordering: de artikelen 30, 257h, tweede lid, 365, vierde en vijfde lid, en 415 juncto 365, vierde en vijfde lid
• Zorgverzekeringswet: artikel 93
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-2022-14.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.