Wet van 16 februari 2022 tot wijziging van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen en enkele andere wetten in verband met het doorvoeren van aanbevelingen uit de tweede evaluatie van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen en wijziging van de Kaderwet adviescolleges in verband met een verduidelijking inzake archiefbescheiden

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen en enkele andere wetten te wijzigen naar aanleiding van de aanbevelingen uit de tweede evaluatie van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen en de Kaderwet adviescolleges te wijzigen in verband met een verduidelijking inzake archiefbescheiden;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Kaderwet zelfstandige bestuursorganen wordt als volgt gewijzigd:

A

In de artikelen 6, onder c, 21a, eerste, tweede en vierde lid, 39, tweede lid, en 40 wordt telkens «Onze Minister voor Wonen en Rijksdienst» vervangen door «Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties».

B

In artikel 13, derde lid, wordt «door het ter inzage leggen van een opgave van deze nevenfuncties bij het zelfstandig bestuursorgaan en bij Onze Minister» vervangen door «door publicatie van een opgave van deze nevenfuncties op de website van het zelfstandig bestuursorgaan».

C

Artikel 18, tweede lid, komt te luiden:

  • 2. Het zelfstandig bestuursorgaan zendt het jaarverslag voor 15 maart aan Onze Minister en voor de derde woensdag in mei aan beide Kamers der Staten-Generaal.

D

Artikel 35, vierde lid, vervalt.

E

In artikel 39 wordt, onder vernummering van het tweede lid tot derde lid, na het eerste lid een lid ingevoegd, luidende:

  • 2. Bij regeling van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties kunnen regels worden gesteld omtrent de inhoud en de inrichting van het verslag, bedoeld in het eerste lid.

ARTIKEL II

In hoofdstuk 3 van de Kaderwet adviescolleges wordt na artikel 16 een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 16a

De archiefbescheiden van een adviescollege als bedoeld in artikel 5, eerste lid, en artikel 6, eerste lid, worden na zijn opheffing of, zo de omstandigheden daartoe eerder aanleiding geven, zoveel eerder, overgebracht naar het archief van Onze Minister.

ARTIKEL III

Artikel 6.2.1, vijfde lid, van de Wet langdurige zorg komt te luiden:

  • 5. De accountant doet verslag van zijn bevindingen over de vraag of het beheer en de organisatie van het CAK voldoen aan eisen van rechtmatigheid, ordelijkheid en controleerbaarheid.

ARTIKEL IV

Artikel 14, vijfde lid, van de Wet marktordening gezondheidszorg komt te luiden:

  • 5. De accountant doet verslag van zijn bevindingen over de vraag of het beheer en de wijze waarop de zorgautoriteit is georganiseerd voldoen aan de eisen van rechtmatigheid, ordelijkheid en controleerbaarheid.

ARTIKEL V

Artikel 16, tweede lid, van de Wet op de organisatie ZorgOnderzoek Nederland komt te luiden:

  • 2. De accountant doet verslag van zijn bevindingen over de vraag of het beheer en de wijze waarop de organisatie is georganiseerd voldoen aan de eisen van rechtmatigheid, ordelijkheid en controleerbaarheid.

ARTIKEL VI

Artikel 73, derde lid, van de Zorgverzekeringswet komt te luiden:

  • 3. De accountant doet verslag van zijn bevindingen over de vraag of het beheer en de organisatie van het Zorginstituut voldoen aan de eisen van rechtmatigheid, ordelijkheid en controleerbaarheid.

ARTIKEL VII

De Wet luchtvaart wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 5.41, derde lid, komt te luiden:

  • 3. In afwijking van artikel 18 van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen zendt het bestuur jaarlijks het door hem vastgestelde jaarverslag voor 1 mei aan Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat en voor 15 juni aan beide Kamers der Staten-Generaal.

B

Artikel 8a.68, tweede lid, komt te luiden:

  • 2. In afwijking van artikel 18 van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen zendt ACNL jaarlijks het door hem vastgestelde jaarverslag voor 1 juni aan Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat en voor 15 juli aan beide Kamers der Staten-Generaal.

ARTIKEL VIII

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.histnoot

Gegeven te ’s-Gravenhage, 16 februari 2022

Willem-Alexander

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, A.C. van Huffelen

Uitgegeven de tweede maart 2022

De Minister van Justitie en Veiligheid, D. Yeşilgöz-Zegerius


XHistnoot
histnoot

Kamerstuk 35 890

Naar boven