Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Justitie en Veiligheid van 7 december 2021,
directie Wetgeving en Juridische Zaken, nr. 3670460.
Gelet op artikel VIII van de
wet van
4 november
2021 tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering
en enige andere wetten in verband met versterking van de strafrechtelijke aanpak van
ondermijnende criminaliteit
(Stb. 2021, 544);
Hebben goedgevonden en verstaan:
’s-Gravenhage, 14 december 2021
Willem-Alexander
De Minister van Justitie en Veiligheid,
F.B.J. Grapperhaus
Uitgegeven de tweeëntwintigste december 2021
De Minister van Justitie en Veiligheid,
F.B.J. Grapperhaus
NOTA VAN TOELICHTING
Dit besluit is gegeven in overeenstemming met de Minister voor Rechtsbescherming en
de Minister voor Medische Zorg. De wet tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht
en het Wetboek van Strafvordering en enige andere wetten in verband met versterking
van de strafrechtelijke aanpak van ondermijnende criminaliteit treedt in werking op
1 januari 2022, met uitzondering van de artikelen I, onderdeel B, II, onderdelen B,
C, D, E, F en G, III, IV, onderdelen B, C, D en E, en VI.
Artikel I, onderdeel B, heeft betrekking op de strafmaatverhoging voor bedreiging.
Om hierop een uniform aangescherpt vervolgingsbeleid te voeren zal het openbaar ministerie
de strafvorderingsrichtlijn hiertoe aanpassen. Vanwege de daarvoor benodigde tijd
treedt dit onderdeel van het wetsvoorstel in werking met ingang van 1 maart 2022.
Met de datum van inwerkingtreding wordt afgeweken van de vaste verandermomenten, vanwege
de betekenis van de strafverhoging voor het publieke belang van een passende bestraffing
van ernstige bedreigingen die grote impact hebben op het persoonlijk leven van slachtoffers.
Artikel II, onderdelen B, C, D, E, F en G, voorziet in de mogelijkheid om een strafrechtelijk
executieonderzoek (SEO) uit te voeren naar het vermogen van de veroordeelde ten behoeve
van de tenuitvoerlegging van de onherroepelijke rechterlijke veroordeling tot geldboete,
schadevergoedingsmaatregel en verbeurdverklaring. Het CJIB is belast de uitvoering
van het SEO. In verband met de benodigde tijd voor aanpassing van ICT-systemen bij
het CJIB, treden bovengenoemde onderdelen van artikel II in werking met ingang van
1 juli 2022.
De artikelen III, IV, onderdelen B, C, D en E, en VI, regelen dat een maatregel kostenverhaal
kan worden opgelegd door de rechter. Met deze maatregel worden kosten die ten laste
van de staat komen in verband met de vernietiging van voorwerpen die ernstig gevaar
opleveren voor de leefomgeving of voor de volksgezondheid verhaald op de dader. Dit
betreft een nieuwe maatregel waar door de betrokken partijen in de strafrechtketen
momenteel nog de benodigde organisatorische voorbereidingen voor worden getroffen
ter uitvoering van de maatregel. Vanwege onzekerheid over de precieze datum waarop
deze voorbereidingen afgerond zullen zijn, treden de artikelen III, IV, onderdelen
B, C, D, en E, en VI in werking op een nader te bepalen datum.
De Minister van Justitie en Veiligheid,
F.B.J. Grapperhaus