Wet van 8 december 2021 tot wijziging van enkele belastingwetten (Fiscale verzamelwet 2022)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het in het kader van het fiscale beleid voor het jaar 2021 en volgende jaren wenselijk is in een aantal belastingwetten en enige andere wetten wijzigingen aan te brengen;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

In de Wet op de loonbelasting 1964 wordt in artikel 11c «zevende lid» vervangen door «achtste lid».

ARTIKEL II

In de Wet op de dividendbelasting 1965 komt artikel 4, vijfde lid, te luiden:

  • 5. Inhouding van de belasting mag achterwege blijven ten aanzien van de opbrengsten van aandelen in, winstbewijzen van en geldleningen als bedoeld in artikel 10, eerste lid, onderdeel d, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 aan:

    • a. aangewezen banken en beleggingsinstellingen als bedoeld in artikel 5.14 van de Wet inkomstenbelasting 2001;

    • b. vennootschappen als bedoeld in artikel 5, eerste lid, onderdeel a, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969.

ARTIKEL III

De Algemene douanewet wordt als volgt gewijzigd:

A

Na artikel 1:26 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 1:26a

  • 1. Gebruikers van gebouwen, niet zijnde woningen, en terreinen, spoorwegemplacementen, plaatsen voor distributie en overslag voor goederen die over de weg worden vervoerd, havens, haventerreinen, luchthavens en luchtvaartterreinen, als bedoeld in artikel 1:26 stellen op aanwijzing van de inspecteur kosteloos kantoorruimtes en andere ruimtes ter beschikking ter uitvoering van ambtelijke werkzaamheden als bedoeld in deze wet, op deze wet berustende bepalingen en de bepalingen, bedoeld in artikel 1:1.

  • 2. De ruimte voldoet aan de eisen gesteld bij de aanwijzing.

B

In artikel 1:34 wordt «identificatiebewijs» vervangen door «document waarmee de identiteit van hem kan worden vastgesteld».

C

Artikel 10:2 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel b komt te luiden:

  • b. in strijd met artikel 267, eerste lid, van het Douanewetboek van de Unie deze goederen niet langs een voorgeschreven route vervoert;.

2. Onder vervanging van de puntkomma aan het slot van onderdeel c door «; of» wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • d. in strijd met artikel 267, tweede lid, van het Douanewetboek van de Unie deze goederen niet aanbrengt;.

D

Artikel 11:12, vierde lid, komt te luiden:

  • 4. De verdachte van een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten kan ten hoogste negen uur worden opgehouden voor onderzoek; de verdachte van een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis niet is toegelaten ten hoogste zes uur. De tijd tussen middernacht en negen uur ’s ochtends wordt voor de berekening van deze termijnen niet meegerekend. De ophouding vindt plaats in het belang van het onderzoek.

ARTIKEL IV

In de Wet belastingen op milieugrondslag wordt artikel 22 als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel c komt te luiden:

c. verwijderen van afvalstoffen:
  • 1°. het storten van afvalstoffen op een stortplaats als bedoeld in de bijlage bij de Omgevingswet, waar op grond van een omgevingsvergunning voor een milieubelastende activiteit als bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder b, van die wet afvalstoffen mogen worden gestort, of het storten van afvalstoffen op een vergelijkbare stortplaats buiten Nederland;

  • 2°. het verbranden van afvalstoffen in een afvalverbrandingsinstallatie of afvalmeeverbrandingsinstallatie als bedoeld in artikel 3, veertigste lid, onderscheidenlijk eenenveertigste lid, van Richtlijn 2010/75/EU van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 inzake industriële emissies (geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging) (PbEU 2010, L 334), waarin op grond van een omgevingsvergunning voor een milieubelastende activiteit als bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder b, van de Omgevingswet huishoudelijke afvalstoffen, gemengde bedrijfsafvalstoffen of gemengd sorteerresidu mogen worden verbrand, of het verbranden van afvalstoffen in een vergelijkbare installatie buiten Nederland;.

2. Onderdeel f komt te luiden:

f. inrichting:

een terrein, dan wel een geheel van functioneel of organisatorisch samenhangende terreinen op dezelfde locatie, in Nederland, waar op grond van een of meer omgevingsvergunningen voor een milieubelastende activiteit als bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder b, van de Omgevingswet, afvalstoffen mogen worden verwijderd;.

3. Onder verlettering van de onderdelen g tot en met n tot h tot en met o, wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

g. houder van de inrichting:

de houder van een of meer omgevingsvergunningen als bedoeld in onderdeel c, op grond waarvan binnen de inrichting afvalstoffen mogen worden verwijderd;.

ARTIKEL V

De Invorderingswet 1990 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 27ter wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid vervalt «voor bezwaar vatbare».

2. Het tweede lid alsmede de aanduiding «1.» voor het eerste lid vervallen.

B

Onder vernummering van artikel 27quater tot artikel 27quinquies, wordt aan hoofdstuk IV, afdeling 4, een artikel toegevoegd, luidende:

Artikel 27quater

  • 1. Voor zover de ontvanger op grond van een beschikking van de inspecteur gehouden is rechten bij invoer of rechten bij uitvoer terug te betalen, omdat de desbetreffende rechten in strijd met het Unierecht zijn geheven, wordt aan de belastingschuldige een rente, gelijk aan de kredietrente, vergoed.

  • 2. De rente, bedoeld in het eerste lid, wordt enkelvoudig berekend vanaf de dag van betaling door belastingplichtige tot de dag van terugbetaling van het bedrag aan die belastingplichtige.

  • 3. Het te hanteren rentepercentage van de rente, bedoeld in het eerste lid, is niet lager dan 0%.

C

Artikel 70 vervalt.

ARTIKEL VI

In de Wet op de internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen wordt aan afdeling 4a een artikel toegevoegd, luidende:

Artikel 10fa

Als sprake is van een overeenkomst of praktijk waarvan het primaire doel naar redelijkerwijs moet worden aangenomen is het omzeilen van een verplichting als bedoeld in deze afdeling of de daarop berustende bepalingen, geldt die verplichting alsof die overeenkomst, onderscheidenlijk die praktijk, er niet is.

ARTIKEL VII

  • 1. Deze wet treedt in werking met ingang van 1 januari 2022, met dien verstande dat artikel I terugwerkt tot en met 16 mei 2014.

  • 2. In afwijking van het eerste lid treedt artikel IV in werking op het tijdstip waarop artikel 2.45, onderdeel B, onder 2, van de Invoeringswet Omgevingswet in werking treedt.

ARTIKEL VIII

Deze wet wordt aangehaald als: Fiscale verzamelwet 2022.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.histnoot

Gegeven te ’s-Gravenhage, 8 december 2021

Willem-Alexander

De Staatssecretaris van Financiën, J.A. Vijlbrief

Uitgegeven de zestiende december 2021

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus


XHistnoot
histnoot

Kamerstuk 35 708

Naar boven