Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 18 juni
2021, nr. WJZ/28349033(9629), directie Wetgeving en Juridische Zaken;
Gelet op artikel V, eerste lid, van de Wet van 7 april 2021 tot wijziging van de Wet
op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, de Wet studiefinanciering 2000
en de Wet op het onderwijstoezicht in verband met een verbeterde regeling voor diverse
onderwerpen op het terrein van het hoger onderwijs en de studiefinanciering (Variawet
hoger onderwijs);
Hebben goedgevonden en verstaan:
’s-Gravenhage, 22 juni 2021
Willem-Alexander
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, I.K. van Engelshoven
Uitgegeven de negende juli 2021
De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus
NOTA VAN TOELICHTING
Artikel II, onderdelen A en B, van de Wet van 7 april 2021 tot wijziging van de Wet
op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, de Wet studiefinanciering 2000
en de Wet op het onderwijstoezicht in verband met een verbeterde regeling voor diverse
onderwerpen op het terrein van het hoger onderwijs en de studiefinanciering (Stb. 2021, 263), zijn op grond van artikel V van die wet in werking getreden op 8 juni 2021 en werken
terug tot respectievelijk 1 augustus 2020 en 1 september 2020. Voor de overige artikelen
en artikelonderdelen is inwerkingtreding bij koninklijk besluit voorgeschreven. Het
onderhavige besluit voorziet hierin.
Alle artikelen en artikelonderdelen waarvan de inwerkingtreding niet bij wet is geregeld,
met uitzondering van artikel I, onderdelen Ma, W, Z en AA treden in werking met ingang
van het eerstkomende vaste verandermoment, te weten 1 september 2021. Dit is het tijdstip
waarop het nieuwe studiejaar aanvangt.
Artikel I, onderdeel Ma (de wijziging van de bepaling over de nadere toelatingsvoorwaarden)
treedt in werking met ingang van 1 januari 2021. Voor dit latere tijdstip van inwerkingtreding
is gekozen om instellingen, mede gelet ook op de extra inzet die de gevolgen van COVID-19
van instellingen vraagt, in staat te stellen de benodigde aanpassingen in hun processen
door te voeren.
Onderdelen W, Z en AA van artikel I treden nog niet in werking. De inwerkingtreding
van deze onderdelen zal worden geregeld indien het bij koninklijke boodschap van 9 september
2019 ingediende voorstel van wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek
en de Wet educatie en beroepsonderwijs in verband met het stellen van voorschriften
ten behoeve van de toegankelijkheid van het hoger onderwijs en met betrekking tot
taal in het hoger en middelbaar beroepsonderwijs (Wet taal en toegankelijkheid) (35 282) tot wet is verheven. Onderdelen W, Z en AA van artikel I zullen dan tegelijk met
respectievelijk onderdelen W, X, en BB van artikel I van die wet in werking treden.
Voor een nadere toelichting hierop wordt verwezen naar de toelichting bij artikel
I, onderdelen W, Z en AA van de Variawet hoger onderwijs.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, I.K. van Engelshoven