Besluit van 22 juni 2021, houdende vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet van 7 april 2021 tot wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, de Wet studiefinanciering 2000 en de Wet op het onderwijstoezicht in verband met een verbeterde regeling voor diverse onderwerpen op het terrein van het hoger onderwijs en de studiefinanciering (Variawet hoger onderwijs) (Stb. 2021, 263)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 18 juni 2021, nr. WJZ/28349033(9629), directie Wetgeving en Juridische Zaken;

Gelet op artikel V, eerste lid, van de Wet van 7 april 2021 tot wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, de Wet studiefinanciering 2000 en de Wet op het onderwijstoezicht in verband met een verbeterde regeling voor diverse onderwerpen op het terrein van het hoger onderwijs en de studiefinanciering (Variawet hoger onderwijs);

Hebben goedgevonden en verstaan:

Enig artikel

  • 1. Artikel I, met uitzondering van onderdelen Ma, W, Z en AA, artikel II, onderdelen C tot en met G, artikel III en artikel IV van de Wet van 7 april 2021 tot wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, de Wet studiefinanciering 2000 en de Wet op het onderwijstoezicht in verband met een verbeterde regeling voor diverse onderwerpen op het terrein van het hoger onderwijs en de studiefinanciering (Variawet hoger onderwijs), treden in werking met ingang van 1 september 2021.

  • 2. Artikel I, onderdeel Ma, treedt in werking met ingang van 1 januari 2022.

Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap is belast met de uitvoering van dit besluit dat met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 22 juni 2021

Willem-Alexander

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, I.K. van Engelshoven

Uitgegeven de negende juli 2021

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus

NOTA VAN TOELICHTING

Artikel II, onderdelen A en B, van de Wet van 7 april 2021 tot wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, de Wet studiefinanciering 2000 en de Wet op het onderwijstoezicht in verband met een verbeterde regeling voor diverse onderwerpen op het terrein van het hoger onderwijs en de studiefinanciering (Stb. 2021, 263), zijn op grond van artikel V van die wet in werking getreden op 8 juni 2021 en werken terug tot respectievelijk 1 augustus 2020 en 1 september 2020. Voor de overige artikelen en artikelonderdelen is inwerkingtreding bij koninklijk besluit voorgeschreven. Het onderhavige besluit voorziet hierin.

Alle artikelen en artikelonderdelen waarvan de inwerkingtreding niet bij wet is geregeld, met uitzondering van artikel I, onderdelen Ma, W, Z en AA treden in werking met ingang van het eerstkomende vaste verandermoment, te weten 1 september 2021. Dit is het tijdstip waarop het nieuwe studiejaar aanvangt.

Artikel I, onderdeel Ma (de wijziging van de bepaling over de nadere toelatingsvoorwaarden) treedt in werking met ingang van 1 januari 2021. Voor dit latere tijdstip van inwerkingtreding is gekozen om instellingen, mede gelet ook op de extra inzet die de gevolgen van COVID-19 van instellingen vraagt, in staat te stellen de benodigde aanpassingen in hun processen door te voeren.

Onderdelen W, Z en AA van artikel I treden nog niet in werking. De inwerkingtreding van deze onderdelen zal worden geregeld indien het bij koninklijke boodschap van 9 september 2019 ingediende voorstel van wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en de Wet educatie en beroepsonderwijs in verband met het stellen van voorschriften ten behoeve van de toegankelijkheid van het hoger onderwijs en met betrekking tot taal in het hoger en middelbaar beroepsonderwijs (Wet taal en toegankelijkheid) (35 282) tot wet is verheven. Onderdelen W, Z en AA van artikel I zullen dan tegelijk met respectievelijk onderdelen W, X, en BB van artikel I van die wet in werking treden. Voor een nadere toelichting hierop wordt verwezen naar de toelichting bij artikel I, onderdelen W, Z en AA van de Variawet hoger onderwijs.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, I.K. van Engelshoven

Naar boven