Wet van 17 maart 2021 tot aanpassing van enkele wetten ter uitvoering van de Verordening (EU) 2017/1939 van de Raad van 12 oktober 2017 betreffende nauwere samenwerking bij de instelling van het Europees Openbaar Ministerie («EOM») (PbEU 2017, L 283) (Invoeringswet EOM)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat aanpassing van wetgeving nodig is ter uitvoering van de Verordening (EU) 2017/1939 van de Raad van 12 oktober 2017 betreffende nauwere samenwerking bij de instelling van het Europees Openbaar Ministerie («EOM») (PbEU 2017, L 283);

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

In artikel 80, tweede lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen wordt «Het bestuur doet de processen-verbaal betreffende strafbare feiten, ter zake waarvan inverzekeringstelling of voorlopige hechtenis is toegepast dan wel een woning tegen de wil van de bewoner is binnengetreden, met de inbeslaggenomen voorwerpen onverwijld toekomen aan de bevoegde officier van justitie.» vervangen door:

«Het bestuur doet de processen-verbaal betreffende strafbare feiten,

  • a. als bedoeld in de artikelen 22 en 25 van de Verordening (EU) 2017/1939 van de Raad van 12 oktober 2017 betreffende nauwere samenwerking bij de instelling van het Europees Openbaar Ministerie («EOM») (PbEU 2017, L 283), of

  • b. ter zake waarvan inverzekeringstelling of voorlopige hechtenis is toegepast dan wel een woning tegen de wil van de bewoner is binnengetreden, met de inbeslaggenomen voorwerpen,

onverwijld toekomen aan de bevoegde officier van justitie.».

ARTIKEL II

In artikel 11:3, tweede lid, van de Algemene douanewet wordt «De inspecteur doet de processen-verbaal betreffende strafbare feiten, ter zake waarvan inverzekeringstelling of voorlopige hechtenis is toegepast dan wel een woning tegen de wil van de bewoner is binnengetreden, met de in beslag genomen voorwerpen onverwijld toekomen aan de bevoegde officier van justitie.» vervangen door:

«De inspecteur doet de processen-verbaal betreffende strafbare feiten,

  • a. als bedoeld in de artikelen 22 en 25 van de Verordening (EU) 2017/1939 van de Raad van 12 oktober 2017 betreffende nauwere samenwerking bij de instelling van het Europees Openbaar Ministerie («EOM») (PbEU 2017, L 283), of

  • b. ter zake waarvan inverzekeringstelling of voorlopige hechtenis is toegepast dan wel een woning tegen de wil van de bewoner is binnengetreden, met de inbeslaggenomen voorwerpen,

onverwijld toekomen aan de bevoegde officier van justitie.».

ARTIKEL III

De Overleveringswet wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan artikel 1 wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel n door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

o. Verordening EOM:

de Verordening (EU) 2017/1939 van de Raad van 12 oktober 2017 betreffende nauwere samenwerking bij de instelling bij de instelling van het Europees Openbaar Ministerie («EOM») (PbEU 2017, L 283).

B

Na artikel 1 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 1a

In afwijking van de onderdelen b, i en j van artikel 1 wordt voor de toepassing van hoofdstuk II van deze wet ten behoeve van de uitoefening van de taken van het Europees Openbaar Ministerie als bedoeld in artikel 4 van de Verordening EOM, gelezen voor:

Europees aanhoudingsbevel:

de schriftelijk vastgelegde beslissing op grond van artikel 33, tweede lid, van de Verordening EOM strekkende tot de aanhouding en de overlevering van een persoon door de justitiële autoriteit van een andere lidstaat;

uitvaardigende justitiële autoriteit:

de justitiële autoriteit van een lidstaat van de Europese Unie, krachtens het nationale recht bevoegd tot het afgeven van een Europees aanhoudingsbevel of de gedelegeerd Europese aanklager bedoeld in artikel 13 van de Verordening EOM;

uitvaardigende lidstaat:

de lidstaat van de Europese Unie waar de uitvaardigende justitiële autoriteit of de gedelegeerd Europese aanklager bedoeld in artikel 13 van de Verordening EOM werkzaam is.

C

In artikel 7, eerste lid, onderdeel a, wordt na «een door autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat» ingevoegd: «of het Europees Openbaar Ministerie bedoeld in artikel 1 van Verordening EOM,».

ARTIKEL IV

Aan artikel 2 van het Wetboek van Strafvordering wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 3. De bevoegdheid tot kennisneming in eerste aanleg van strafbare feiten die op grond van de Verordening (EU) 2017/1939 van de Raad van 12 oktober 2017 betreffende nauwere samenwerking bij de instelling van het Europees Openbaar Ministerie («EOM») (PbEU 2017, L 283) worden vervolgd, berust bij de rechtbank Amsterdam, de rechtbank Oost-Brabant, de rechtbank Overijssel en de rechtbank Rotterdam.

ARTIKEL V

Aan artikel 3 van de Wet op de bijzondere opsporingsdiensten wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel d door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • e. de opsporing van strafbare feiten als bedoeld in de artikelen 22 en 25 van de Verordening (EU) 2017/1939 van de Raad van 12 oktober 2017 betreffende nauwere samenwerking bij de instelling van het Europees Openbaar Ministerie («EOM») (PbEU 2017, L 283).

ARTIKEL VI

De Wet op de rechterlijke organisatie wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1 wordt, onder verlettering van onderdeel h tot onderdeel i, een onderdeel ingevoegd, luidende:

h. de Verordening EOM:

de Verordening (EU) 2017/1939 van de Raad van 12 oktober 2017 betreffende nauwere samenwerking bij de instelling bij de instelling van het Europees Openbaar Ministerie («EOM») (PbEU 2017, L 283);

B

Na artikel 144 wordt een hoofdstuk ingevoegd, luidende:

HOOFDSTUK 4A. BEPALINGEN TER UITVOERING VAN DE VERORDENING EOM

Artikel 144a
  • 1. Alle bevoegdheden die naar Nederlands recht toekomen aan de officier van justitie, de advocaat-generaal en het openbaar ministerie, komen toe aan de gedelegeerd Europees aanklager, bedoeld in artikel 13 van de Verordening EOM, ten behoeve van de uitoefening van de taken van het Europees Openbaar Ministerie als bedoeld in artikel 4 van de Verordening EOM.

Artikel 144b

Bij toepassing van artikel 28, vierde lid, van de Verordening EOM heeft de Europese aanklager, bedoeld in artikel 12 van de Verordening EOM, dezelfde bevoegdheden als de gedelegeerd Europese aanklager op grond van artikel 144a.

Artikel 144c

De functie van gedelegeerd Europees aanklager wordt vervuld door een rechterlijk ambtenaar die werkzaam is bij het functioneel parket.

Artikel 144d
  • 1. Het hoofd van het functioneel parket draagt zorg voor de noodzakelijke voorzieningen voor de gedelegeerd Europees aanklager, bedoeld in artikel 13 van de Verordening EOM, ten behoeve van de uitvoering van de taken, bedoeld in artikel 4 van de Verordening EOM.

  • 2. Tot de noodzakelijke voorzieningen bedoeld in het eerste lid behoren in ieder geval:

    • a. ambtelijke ondersteuning van de gedelegeerd Europese aanklager, en

    • b. huisvesting van de gedelegeerd Europese aanklager en de ambtenaren belast met diens ondersteuning.

  • 3. Het hoofd van het functioneel parket houdt bij de verdeling van werkzaamheden rekening met de werkzaamheden die de ambtenaren die de gedelegeerd Europese aanklager ondersteunen moeten verrichten. Deze ambtenaren zijn wat betreft de uitoefening van hun taken op grond van de Verordening EOM uitsluitend verantwoording verschuldigd aan de gedelegeerd Europese aanklager.

Artikel 144e

Onze Minister doet namens Nederland de voordracht als bedoeld in artikel 16, eerste lid, en artikel 17, eerste lid, van de Verordening EOM, gehoord het College van procureurs-generaal.

ARTIKEL VII

De Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan artikel 41 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 5. Het hoofd van het parket waarbij rechterlijke ambtenaren werkzaam zijn die tevens zijn benoemd als gedelegeerd Europese aanklager als bedoeld in artikel 13 van de Verordening (EU) 2017/1939 van de Raad van 12 oktober 2017 betreffende nauwere samenwerking bij de instelling bij de instelling van het Europees Openbaar Ministerie («EOM») (PbEU 2017, L 283), deelt aan deze rechterlijke ambtenaren slechts werkzaamheden toe als hen dat niet belet te voldoen aan de verplichtingen die krachtens de verordening op hen rusten.

B

Aan artikel 42 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 6. Het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing als artikel 113, derde lid, van de Verordening (EU) 2017/1939 van de Raad van 12 oktober 2017 betreffende nauwere samenwerking bij de instelling bij de instelling van het Europees Openbaar Ministerie («EOM») (PbEU 2017, L 283) van toepassing is.

ARTIKEL VIII

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden uitgelegd.

ARTIKEL IX

Deze wet wordt aangehaald als: Invoeringswet EOM.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.histnoot

Gegeven te ’s-Gravenhage, 17 maart 2021

Willem-Alexander

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus

Uitgegeven de eenendertigste maart 2021

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus


XHistnoot
histnoot

Kamerstuk 35 429

Naar boven