Wet van 3 juni 2020 tot wijziging van de Wet educatie en beroepsonderwijs en de Wet educatie en beroepsonderwijs BES inzake het verstrekken van aanvullende middelen in verband met bijzondere omstandigheden

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de mogelijkheden te verruimen voor het verstrekken van aanvullende middelen op de rijksbijdrage aan instellingen in het beroepsonderwijs;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I. WIJZIGING WET EDUCATIE EN BEROEPSONDERWIJS

De Wet educatie en beroepsonderwijs wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 2.2.3 komt te luiden:

Artikel 2.2.3. Aanvullende middelen

  • 1. Onze Minister kan aan de rijksbijdrage, berekend op grond van artikel 2.2.2, een bedrag toevoegen in verband met:

    • a. bijzondere omstandigheden die in redelijkheid niet door de instelling binnen de rijksbijdrage voor het betreffende bekostigingsjaar of binnen de normale bedrijfsvoering kunnen worden opgevangen; of

    • b. de ontwikkelingen van het bestel van het beroepsonderwijs.

  • 2. Het bedrag bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, kan op de rijksbijdrage van een later jaar geheel of gedeeltelijk in mindering worden gebracht. Indien dat het geval is wordt dit vermeld in de beschikking en wordt in die beschikking tevens de hoogte vermeld van het bedrag dat in mindering zal worden gebracht of de criteria voor de bepaling van dat bedrag.

  • 3. Bij ministeriële regeling kunnen voorschriften worden gegeven voor de verstrekking bedoeld in het eerste lid en de vermindering bedoeld in het tweede lid.

  • 4. Onze Minister kan een bekostigingsplafond instellen. In dat geval worden bij ministeriële regeling regels omtrent de verdeling vastgesteld.

B

In artikel 2.2a.3, eerste lid, vervalt de zinsnede «, al dan niet onder door hem op te leggen verplichtingen,».

ARTIKEL II. WIJZIGING WET EDUCATIE EN BEROEPSONDERWIJS BES

Artikel 2.2.3 van de Wet educatie en beroepsonderwijs BES komt te luiden:

Artikel 2.2.3. Aanvullende middelen

  • 1. Onze Minister kan aan de rijksbijdrage, berekend op grond van artikel 2.2.2, een bedrag toevoegen in verband met:

    • a. bijzondere omstandigheden die in redelijkheid niet door de instelling binnen de rijksbijdrage voor het betreffende bekostigingsjaar of binnen de normale bedrijfsvoering kunnen worden opgevangen; of

    • b. de ontwikkelingen van het bestel van het beroepsonderwijs op de onderscheiden openbare lichamen.

  • 2. Het bedrag bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, kan op de rijksbijdrage van een later jaar geheel of gedeeltelijk in mindering worden gebracht. Indien dat het geval is wordt dit vermeld in de beschikking en wordt in die beschikking tevens de hoogte vermeld van het bedrag dat in mindering zal worden gebracht of de criteria voor de bepaling van dat bedrag.

  • 3. Bij ministeriële regeling kunnen voorschriften worden gegeven voor de verstrekking bedoeld in het eerste lid, onderdeel b.

  • 4. Onze Minister kan een bekostigingsplafond instellen. In dat geval worden bij ministeriële regeling regels omtrent de verdeling vastgesteld.

ARTIKEL III. INWERKINGTREDING

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.histnoot

Gegeven te ’s-Gravenhage, 3 juni 2020

Willem-Alexander

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, I.K. van Engelshoven

Uitgegeven de zeventiende juni 2020

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus


XHistnoot
histnoot

Kamerstuk 35 289

Naar boven