Wet van 19 december 2018 tot wijziging van de Wet op de omzetbelasting 1968 (Wet implementatie artikel 1 richtlijn elektronische handel)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is de wetgeving inzake omzetbelasting aan te passen overeenkomstig artikel 1 van Richtlijn (EU) 2017/2455 van de Raad van 5 december 2017 tot wijziging van Richtlijn 2006/112/EG en Richtlijn 2009/132/EG wat betreft bepaalde btw-verplichtingen voor diensten en afstandsverkopen van goederen (PbEU 2017, L 348);

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wet op de omzetbelasting 1968 wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan artikel 6h worden vijf leden toegevoegd, luidende:

  • 3. Het eerste lid is niet van toepassing wanneer:

    • a. de dienstverrichter is gevestigd, of bij gebreke van een vestiging, heeft zijn woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats in slechts één lidstaat;

    • b. de diensten worden verricht voor andere dan ondernemers die gevestigd zijn, hun woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats hebben in een andere lidstaat dan de lidstaat, bedoeld in onderdeel a; en

    • c. het totaal van de vergoedingen ter zake van de diensten, bedoeld in onderdeel b, in het lopende kalenderjaar niet meer beloopt dan € 10.000 of de tegenwaarde daarvan in de nationale munteenheid, en in het voorafgaande kalenderjaar ook niet meer heeft belopen dan dit bedrag.

  • 4. Wanneer de drempel, genoemd in het derde lid, onderdeel c, in de loop van een kalenderjaar wordt overschreden, is het eerste lid vanaf die datum van toepassing.

  • 5. In afwijking van het derde lid, is het eerste lid van toepassing wanneer de dienstverrichter, bedoeld in het derde lid, in de lidstaat op het grondgebied waar hij is gevestigd of, bij gebreke van een vestiging zijn woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats heeft, daarvoor kiest overeenkomstig de in die lidstaat geldende regels.

  • 6. Wanneer de lidstaat, bedoeld in het vijfde lid, Nederland is, meldt de dienstverrichter die het eerste lid wil toepassen dit bij de inspecteur. Deze melding geldt tot wederopzegging door die dienstverrichter doch ten minste voor twee kalenderjaren. De melding wordt gedaan op een door de inspecteur vast te stellen wijze. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de melding.

  • 7. De tegenwaarde in de nationale munteenheid van het in het tweede lid, onderdeel c, bedoelde bedrag wordt berekend volgens de wisselkoers die op 5 december 2017 door de Europese Centrale Bank bekend is gemaakt.

B

Artikel 28q, onderdeel a, komt te luiden:

  • a. niet in de Unie gevestigde ondernemer: een ondernemer die de zetel van zijn bedrijfsuitoefening niet op het grondgebied van de Unie heeft gevestigd noch daar over een vaste inrichting beschikt;.

C

Artikel 28r, derde lid, onderdeel c, komt te luiden:

  • c. een verklaring dat de ondernemer de zetel van zijn bedrijfsuitoefening niet op het grondgebied van de Unie heeft gevestigd noch daar over een vaste inrichting beschikt.

D

Artikel 34b komt te luiden:

Artikel 34b

  • 1. Voor facturering gelden de regels die van toepassing zijn in de lidstaat waar de goederenlevering of de dienst geacht wordt te zijn verricht, zoals deze plaats van verrichting is vastgesteld overeenkomstig het bepaalde in hoofdstuk II van deze wet.

  • 2. In afwijking van het eerste lid gelden voor facturering:

    • a. de regels die van toepassing zijn in de lidstaat waar de leverancier of dienstverrichter de zetel van zijn bedrijfsuitoefening of een vaste inrichting heeft gevestigd van waaruit hij de goederenlevering of de dienst verricht, of, bij gebreke van een dergelijke zetel of vaste inrichting, in de lidstaat waar hij zijn woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats heeft, wanneer:

      • 1°. de leverancier of dienstverrichter die niet gevestigd is in de lidstaat waar de goederenlevering of de dienst overeenkomstig het bepaalde in hoofdstuk II van deze wet geacht wordt te zijn verricht, of zijn inrichting in die lidstaat niet betrokken is bij het verrichten van de goederenlevering of de dienst in de zin van artikel 192bis, onder b, van de BTW-richtlijn 2006, en de tot voldoening van de belasting gehouden persoon degene is voor wie de goederenlevering of de dienst wordt verricht, tenzij de afnemer zelf de factuur uitreikt («self-billing»);

      • 2°. de goederenlevering of de dienst overeenkomstig het bepaalde in hoofdstuk II van deze wet, niet geacht wordt in de Unie te zijn verricht; of

    • b. de regels die van toepassing zijn in de lidstaat waar de leverancier of de dienstverrichter die gebruikmaakt van een van de regelingen, bedoeld in hoofdstuk V, afdeling 7 en 8, is geïdentificeerd.

  • 3. Het eerste en het tweede lid zijn van toepassing onverminderd het bepaalde in artikel 52 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en artikel 35c.

ARTIKEL II

Deze wet treedt in werking met ingang van 1 januari 2019.

ARTIKEL III

Deze wet wordt aangehaald als: Wet implementatie artikel 1 richtlijn elektronische handel.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.histnoot

Gegeven te Wassenaar, 19 december 2018

Willem-Alexander

De Staatssecretaris van Financiën, M. Snel

Uitgegeven de achtentwintigste december 2018

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus


XHistnoot
histnoot

Kamerstuk 35 032

Naar boven