Wet van 12 december 2018 tot wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en de Wet griffierechten burgerlijke zaken in verband met het mogelijk maken van Engelstalige rechtspraak bij de internationale handelskamers van de rechtbank Amsterdam en het gerechtshof Amsterdam

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is regels te stellen om in bepaalde gevallen op verzoek van partijen in burgerlijke zaken, niet zijnde kantonzaken, die rechtsgevolgen betreffen die ter hun vrije bepaling staan, het mogelijk te maken om in de Engelse taal te procederen en een Engelstalige uitspraak te verkrijgen.

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

A

Na artikel 30q van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 30r

  • 1. Indien de rechtbank Amsterdam of het gerechtshof Amsterdam bevoegd is kennis te nemen van een geschil dat is ontstaan of zal ontstaan naar aanleiding van een bepaalde rechtsbetrekking die ter vrije bepaling van partijen staat en het een internationaal geschil betreft, kunnen partijen die dit uitdrukkelijk zijn overeengekomen bij de internationale handelskamer van die rechtbank («Netherlands Commercial Court») of dat gerechtshof («Netherlands Commercial Court of Appeal») procederen in de Engelse taal. Dit geldt niet voor zaken die tot de bevoegdheid van de kantonrechter behoren. Een overeenkomst als bedoeld in de eerste volzin wordt bewezen door een geschrift. Een geschrift dat een dergelijk beding bevat of dat verwijst naar algemene voorwaarden die een dergelijk beding bevatten, is daarvoor voldoende, mits het specifieke beding door of namens de wederpartij uitdrukkelijk is aanvaard.

  • 2. In afwijking van artikel 30i, vierde lid, kunnen zij die een beroep willen doen op de exceptie inzake de bevoegdheid of op andere verweren die ertoe strekken dat de zaak niet behandeld moet worden door de internationale handelskamer van de rechtbank Amsterdam of van het gerechtshof Amsterdam, volstaan met deze exceptie of verweren totdat hierover is beslist. Artikel 110 is van overeenkomstige toepassing.

  • 3. In zaken die door de voorzieningenrechter worden beslist is, indien partijen zijn overeengekomen om bij de rechtbank Amsterdam of het gerechtshof Amsterdam in de Engelse taal te procederen als bedoeld in het eerste lid, de voorzieningenrechter van die rechtbank of dat gerechtshof, mede bevoegd voor het in de Engelse taal behandelen van de zaak.

  • 4. In zaken als bedoeld in het eerste lid, eerste volzin, en het derde lid doet de rechter uitspraak in de Engelse taal, tenzij op verzoek van partijen de procedure in de Nederlandse taal is gevoerd. Het verweer dat de zaak niet door de internationale handelskamer van de rechtbank of van het gerechtshof Amsterdam moet worden behandeld, maar door een andere rechter, mag worden gevoerd in de Nederlandse taal. Een uitspraak over dit verweer doet de rechter in de Nederlandse taal.

  • 5. Indien de uitspraak in de Engelse taal ingevolge een wettelijk voorschrift in een Nederlands openbaar register moet worden ingeschreven, worden de voor de inschrijving noodzakelijke onderdelen van de uitspraak tevens in de Nederlandse taal gedaan.

  • 6. Indien de voor tenuitvoerlegging vatbare onderdelen in de uitspraak in de Engelse taal zijn gesteld en in het kader van de tenuitvoerlegging aan een derde in Nederland afschrift van de uitspraak moet worden gelaten, zorgt degene op wiens verzoek de betekening plaatsvindt voor een bijgevoegde beëdigde vertaling hiervan in de Nederlandse taal.

B

Aan artikel 1064a, eerste lid, wordt de volgende zin toegevoegd:

Indien de plaats van arbitrage is gelegen in het ressort Amsterdam en partijen dit uitdrukkelijk zijn overeengekomen, kan de vordering tot vernietiging worden ingesteld bij de internationale handelskamer van het gerechtshof Amsterdam («Netherlands Commercial Court of Appeal»). Artikel 30r is van overeenkomstige toepassing.

ARTIKEL II

De Wet griffierechten burgerlijke zaken wordt als volgt gewijzigd:

A

Na artikel 9 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 9a

  • 1. Indien een verweerder of belanghebbende betwist dat de zaak moet worden behandeld door de internationale handelskamer van de rechtbank Amsterdam of van het gerechtshof Amsterdam als bedoeld in artikel 30r, eerste lid, eerste volzin, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, is de verweerder of belanghebbende het griffierecht verschuldigd dat bij de rechtbank, respectievelijk het gerechtshof, wordt geheven voor andere zaken dan kantonzaken, niet zijnde zaken als bedoeld in artikel 30r, eerste lid, eerste volzin, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Indien de rechter het incidentele verweer afwijst, wordt alsnog het griffierecht verhoogd voor zover uit de tabel die als bijlage bij deze wet is gevoegd volgt dat een hoger bedrag aan griffierecht dient te worden geheven, met dien verstande dat het eerder geheven griffierecht hierop in mindering wordt gebracht.

  • 2. Indien een zaak door de internationale handelskamer van de rechtbank Amsterdam of van het gerechtshof Amsterdam wordt verwezen naar een andere rechter om verder te worden behandeld en beslist, wordt het griffierecht verminderd voor zover uit de tabel die als bijlage bij deze wet is gevoegd, volgt dat een lager bedrag aan griffierecht dient te worden geheven. Het te veel betaalde griffierecht wordt door de griffier teruggestort.

  • 3. Indien een zaak door een andere kamer van de rechtbank Amsterdam of van het gerechtshof Amsterdam wordt verwezen naar de internationale handelskamer van die rechtbank of van dat gerechtshof om verder te worden behandeld en beslist, wordt het griffierecht verhoogd voor zover uit de tabel die als bijlage bij deze wet is gevoegd, volgt dat een hoger bedrag aan griffierecht dient te worden geheven, met dien verstande dat het eerder geheven griffierecht hierop in mindering wordt gebracht.

  • 4. De verweerder of belanghebbende is het ingevolge het eerste lid, tweede volzin, en het derde lid te heffen griffierecht verschuldigd vanaf het moment dat het incidentele verweer is afgewezen of de beslissing tot verwijzing is gegeven, en zorgt dat het griffierecht binnen vier weken nadien is bijgeschreven op de rekening van het gerecht waar de zaak dient, dan wel ter griffie is gestort.

  • 5. Het eerste, tweede en vierde lid zijn van overeenkomstige toepassing op het griffierecht bij de voorzieningenrechter, bedoeld in artikel 30r, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.

B

De bijlage wordt als volgt gewijzigd:

1. In de tabel worden na «Griffierechten bij de rechtbank voor andere dan kantonzaken» de volgende regels ingevoegd:

Zaken als bedoeld in artikel 30r, eerste lid, eerste volzin, Rv:

€ 15.000

€ 15.000

n.v.t.

Zaken als bedoeld in artikel 30r, derde lid, Rv:

€ 7.500

€ 7.500

n.v.t.

2. In de tabel worden na «Griffierechten bij de gerechtshoven» de volgende regels ingevoegd:

Zaken als bedoeld in artikel 30r, eerste lid, eerste volzin, Rv en artikel 1064a, eerste lid , tweede volzin, Rv:

€ 20.000

€ 20.000

n.v.t.

Zaken als bedoeld in artikel 30r, derde lid, Rv:

€ 10.000

€ 10.000

n.v.t.

ARTIKEL III

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.histnoot

Gegeven te Wassenaar, 12 december 2018

Willem-Alexander

De Minister voor Rechtsbescherming, S. Dekker

Uitgegeven de twintigste december 2018

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus


XHistnoot
histnoot

Kamerstuk 34 761

Naar boven