Wet van 26 september 2018 tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en enkele andere wetten tot versterking van de strafrechtelijke en de strafvorderlijke mogelijkheden om terrorisme te bestrijden (versterking strafrechtelijke aanpak terrorisme)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om de strafrechtelijke en strafvorderlijke maatregelen ter bestrijding van daden van terrorisme te versterken;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

Het Wetboek van Strafrecht wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 83, onderdeel 2°, wordt na «130a,» ingevoegd: 138b, vijfde lid, .

B

In artikel 83b wordt na «132, derde lid,» ingevoegd «134a, 138b, vierde lid, 197a, zevende lid,» en wordt «en 354a, eerste lid,» vervangen door: «354a en 421».

C

Na artikel 120b wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 120c

Bij veroordeling wegens een der misdrijven omschreven in de artikelen 117, 117a en 117b, begaan met een terroristisch oogmerk, alsmede bij veroordeling wegens een der misdrijven omschreven in artikel 120b, kan ontzetting van het in artikel 28, eerste lid, onder 3°, vermelde recht worden uitgesproken.

D

Na artikel 130a wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 130b

Bij veroordeling wegens een der misdrijven omschreven in de artikelen 123 en 124, begaan met een terroristisch oogmerk, kan ontzetting van het in artikel 28, eerste lid, onder 3°, vermelde recht worden uitgesproken.

E

In artikel 136, eerste lid, wordt de zinssnede «dan wel een terroristisch misdrijf voor zover daardoor levensgevaar wordt veroorzaakt» vervangen door: dan wel een terroristisch misdrijf.

F

In artikel 138b, worden na het derde lid, twee leden ingevoegd, luidende:

  • 4. Indien het feit wordt gepleegd met het oogmerk om een terroristisch misdrijf voor te bereiden of gemakkelijk te maken, wordt de op het feit gestelde gevangenisstraf met een derde verhoogd.

  • 5. Indien een feit is begaan met een terroristisch oogmerk, wordt de op het feit gestelde gevangenisstraf met de helft verhoogd.

G

Na artikel 151c wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 152

Bij veroordeling wegens een der misdrijven omschreven in de artikelen 138b, vijfde lid, en 140a kan ontzetting van het in artikel 28, eerste lid, onder 3°, vermelde recht worden uitgesproken.

H

Na artikel 176b wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 176c

Bij veroordeling wegens een der misdrijven omschreven in de artikelen 157, 159, 160, 161bis, 161quater, 161sexies, 162, 162a, 164, 166, 168, 170, 172, 173a, 174, begaan met een terroristisch oogmerk, alsmede bij veroordeling wegens een der misdrijven omschreven in artikel 176b, kan ontzetting van het in artikel 28, eerste lid, onder 3°, vermelde recht worden uitgesproken.

I

In artikel 197a wordt onder vernummering van het zevende tot het achtste lid, een lid ingevoegd, luidende:

  • 7. Indien een van de feiten, omschreven in het eerste en tweede lid, wordt gepleegd met het oogmerk om een terroristisch misdrijf voor te bereiden of gemakkelijk te maken, wordt de op het feit gestelde gevangenisstraf met een derde verhoogd.

J

Na artikel 286 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 286a

Bij veroordeling wegens een der misdrijven omschreven in de artikelen 282b, 282c en 285, derde lid, kan ontzetting van het in artikel 28, eerste lid, onder 3°, vermelde recht worden uitgesproken.

K

Na artikel 295 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 295a

Bij veroordeling wegens een der misdrijven omschreven in de artikelen 288a en 289a alsmede bij veroordeling wegens het misdrijf omschreven in artikel 289, begaan met een terroristisch oogmerk, kan ontzetting van het in artikel 28, eerste lid, onder 3°, vermelde recht worden uitgesproken.

L

Na artikel 304b wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 304c

Bij veroordeling wegens een der misdrijven omschreven in de artikelen 302 en 303, begaan met een terroristisch oogmerk, alsmede bij veroordeling wegens het misdrijf omschreven in artikel 304b, kan ontzetting van het in artikel 28, eerste lid, onder 3°, vermelde recht worden uitgesproken.

M

In artikel 354a, eerste en tweede lid, wordt na «350a,» telkens ingevoegd: 350c, .

N

Na artikel 354a wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 354b

Bij veroordeling wegens een der misdrijven omschreven in de artikelen 350, 350a, 350c, 351, 352, 354, begaan met een terroristisch oogmerk, kan ontzetting van het in artikel 28, eerste lid, onder 3°, vermelde recht worden uitgesproken.

O

Na artikel 415b wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 415c

Bij veroordeling wegens een der misdrijven omschreven in de artikelen 385a tot en met 385d, begaan met een terroristisch oogmerk, alsmede bij veroordeling wegens een der misdrijven omschreven in artikel 415b, kan ontzetting van het in artikel 28, eerste lid, onder 3°, vermelde recht worden uitgesproken.

ARTIKEL II

Het Wetboek van Strafvordering wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 67, vierde lid, komt te luiden:

  • 4. In afwijking van het derde lid zijn bij verdenking van een terroristisch misdrijf ernstige bezwaren niet vereist voor een bevel tot bewaring. Bij verdenking van een van de misdrijven omschreven in de artikelen 114b, 120b, 140a, 176b, 289a, 304b en 415b, van het Wetboek van Strafrecht kan tevens een bevel tot gevangenhouding van de verdachte worden gegeven voor een duur van telkens ten hoogste tien dagen zonder dat ten aanzien van de verdachte ernstige bezwaren bestaan, waarbij de duur van de bevelen tot gevangenhouding zonder ernstige bezwaren tezamen een periode van dertig dagen niet te boven gaat.

B

Na artikel 126zs, wordt een afdeling ingevoegd, luidende:

VIJFDE AFDELING. ONDERZOEK AAN HET LICHAAM EN DNA-ONDERZOEK.

Artikel 126zsa

Bij toepassing van de bevoegdheden van de artikelen 151b, eerste lid, en 195d, eerste lid, zijn ernstige bezwaren niet vereist bij een verdachte die wegens verdenking van een terroristisch misdrijf in verzekering is gesteld.

C

Aan artikel 160, eerste lid, wordt een zin toegevoegd, luidende:

Gelijke verplichting geldt ten aanzien van een ieder die kennis draagt van een terroristisch misdrijf.

ARTIKEL III

Na artikel 80a van de Kernenergiewet wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 80b

Bij veroordeling wegens een der misdrijven omschreven in de artikelen 79 en 80, derde lid, alsmede bij veroordeling wegens een der misdrijven omschreven in artikel 80, tweede lid, begaan met een terroristisch oogmerk als bedoeld in artikel 83a van het Wetboek van Strafrecht, kan ontzetting van het in artikel 28, eerste lid, onder 3°, van het Wetboek van Strafrecht vermelde recht worden uitgesproken.

ARTIKEL IV

Na artikel 55 van de Wet wapens en munitie wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 55a

Bij veroordeling wegens een der misdrijven omschreven in artikel 55, vijfde lid, kan ontzetting van het in artikel 28, eerste lid, onder 3°, van het Wetboek van Strafrecht vermelde recht worden uitgesproken.

ARTIKEL V

Na artikel 7 van de Wet op de economische delicten wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 7a

Bij veroordeling wegens een van de misdrijven omschreven in artikel 6, vierde lid, kan ontzetting van het in artikel 28, eerste lid, onder 3°, van het Wetboek van Strafrecht vermelde recht worden uitgesproken.

ARTIKEL VI

Na artikel 33b van de Wet explosieven civiel gebruik wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 33c

Bij veroordeling wegens een der misdrijven omschreven in artikel 33b kan ontzetting van het in artikel 28, eerste lid, onder 3°, van het Wetboek van Strafrecht vermelde recht worden uitgesproken.

ARTIKEL VIA

Onze Minister van Justitie en Veiligheid zendt binnen vijf jaar na de inwerkingtreding van deze wet aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk.

ARTIKEL VII

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.histnoot

Gegeven te Wassenaar, 26 september 2018

Willem-Alexander

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus

Uitgegeven de vijfde oktober 2018

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus


XHistnoot
histnoot

Kamerstuk 34 746

Naar boven