Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Economische Zaken | Staatsblad 2017, 313 | Wet |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Economische Zaken | Staatsblad 2017, 313 | Wet |
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om het stelsel van de heffingen ten behoeve van de kosten van de bestrijding en het weren van besmettelijke dierziekten, zoönosen en zoönoseverwekkers, die gedragen worden door het Diergezondheidsfonds, te herzien;
Zo is het dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
De Gezondheids- en welzijnswet voor dieren wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
a. In het tweede lid wordt «de artikelen 91a tot en met 93a en 96a» vervangen door: artikel 96a.
b. Het derde en vierde lid vervallen, onder vernummering van het vijfde lid tot tweede lid.
B
Artikel 86 wordt als volgt gewijzigd:
a. In het zesde lid wordt de zinsnede «of krachtens de artikelen 91a, 91h of 92» vervangen door: of krachtens de artikelen 91b tot en met 91h.
b. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
8. Op een tegemoetkoming in de schade voor dieren, producten of voorwerpen die zijn gedood of onschadelijk gemaakt als bedoeld in het eerste lid wordt de eventuele opbrengst van die dieren, producten of voorwerpen in mindering gebracht.
C
De artikelen 91a tot en met 92b worden vervangen door:
Voor de toepassing van het bij en krachtens deze afdeling bepaalde wordt verstaan onder:
ei, afkomstig van pluimvee, dat zich in een broedmachine bevindt om te worden afgeleverd aan de farmaceutische industrie, dan wel bestemd is om voor dit doel in een broedmachine te worden gelegd.
Onder de naam diergezondheidsheffing worden heffingen geheven ter bestrijding van de kosten:
a. bedoeld in de artikelen 83 en 88, vijfde lid, voor zover die kosten noodzakelijk zijn met het oog op de bestrijding van op grond van artikel 15, eerste lid, aangewezen besmettelijke ziekten bij diersoorten die bij of krachtens de artikelen 91c en 91d zijn aangewezen, dan wel met het oog op het weren van de op grond van artikel 15, eerste lid, aangewezen besmettelijke dierziekten of van andere dierziekten;
b. van de tegemoetkomingen, bedoeld in de artikelen 86, eerste lid, aanhef en onderdelen a en b, en 90, alsmede de vergoedingen bedoeld in artikel 91, voor zover die tegemoetkomingen onderscheidenlijk vergoedingen voortvloeien uit de bestrijding of het weren van op grond van artikel 15, eerste lid, aangewezen besmettelijke ziekten bij diersoorten die bij of krachtens de artikelen 91c en 91d zijn aangewezen;
c. van door Onze Minister getroffen maatregelen en voorzieningen als bedoeld in hoofdstuk II, afdeling 3, voor zover die kosten noodzakelijk zijn met het oog op de bestrijding van voor op grond van artikel 15, eerste lid, aangewezen besmettelijke ziekten bij diersoorten die bij of krachtens de artikelen 91c en 91d zijn aangewezen, waartoe tevens gerekend worden de kosten van door Onze Minister getroffen maatregelen en voorzieningen die noodzakelijk zijn met het oog op de bescherming van het welzijn van dieren dan wel met het oog op onderzoek naar de mate van verspreiding van die ziekten in Nederland;
d. van tegemoetkomingen voor maatregelen ter bestrijding van zoönosen of zoönoseverwekkers bij dieren die behoren tot de diersoorten die zijn aangewezen bij of krachtens de artikelen 91c en 91d, tot het nemen van welke maatregelen de houder op grond van EU-verordeningen of EU-besluiten als bedoeld in artikel 81a is gehouden;
e. van het weren van ziekten die door de diersoorten die zijn aangewezen bij of krachtens de artikelen 91c en 91d kunnen worden overgebracht op de mens en die alleen de gezondheid van de mens aantasten, en waarop op grond van artikel 103 bepalingen van deze wet geheel of gedeeltelijk van overeenkomstige toepassing zijn verklaard;
f. van het weren van tegen antimicrobiële diergeneesmiddelen resistente bacteriën bij diersoorten die bij of krachtens de artikelen 91c en 91d zijn aangewezen;
g. die noodzakelijk zijn met het oog op de heffing en invordering van de heffingen.
1. De diergezondheidsheffing wordt geheven ter zake van het houden in de uitoefening van een bedrijf van:
a. kippen;
b. kalkoenen;
c. eenden;
d. schapen;
e. geiten;
f. varkens;
g. runderen.
2. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen andere diersoorten worden aangewezen dan die, genoemd in het eerste lid, waarvoor met ingang van een datum die is gelegen na het tijdstip van inwerkingtreding van die maatregel, de diergezondheidsheffing wordt geheven met dien verstande dat, ingeval de betrokken heffing wordt ingevoerd gedurende het kalenderjaar, de heffing in dat kalenderjaar wordt geheven over het nog niet verstreken deel van dat jaar.
3. De diergezondheidsheffing wordt, in afwijking van het eerste en tweede lid, niet geheven voor bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen diersoorten indien het aantal dieren dat van die diersoort op het bedrijf wordt gehouden niet meer bedraagt dan een in die maatregel voor die diersoort bepaald aantal.
1. De diergezondheidsheffing wordt geheven ter zake van het houden van schapen en geiten, anders dan in de uitoefening van een bedrijf.
2. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen andere diersoorten worden aangewezen dan die, genoemd in het eerste lid, die anders dan in de uitoefening van een bedrijf worden gehouden, waarvoor met ingang van een datum die is gelegen na het tijdstip van inwerkingtreding van die maatregel, de diergezondheidsheffing wordt geheven met dien verstande dat, ingeval de betrokken heffing wordt ingevoerd gedurende het kalenderjaar, de heffing in dat kalenderjaar wordt geheven over het nog niet verstreken deel van dat jaar.
3. De diergezondheidsheffing wordt, in afwijking van het eerste en tweede lid, niet geheven voor bij algemene maatregel van bestuur aangewezen diersoorten indien het aantal dieren dat van die diersoort wordt gehouden niet meer bedraagt dan een in die maatregel voor die diersoort bepaald aantal.
4. De diergezondheidsheffing wordt niet geheven ter zake van het houden van dieren die zich bevinden in een verzamelcentrum, een slachthuis of een vervoermiddel.
De diergezondheidsheffing wordt geheven:
a. voor het houden van dieren in de uitoefening van een bedrijf: van de natuurlijke persoon of rechtspersoon die, of het samenwerkingsverband van natuurlijke personen of rechtspersonen dat, een bedrijf voert waar de dieren gehouden worden;
b. voor het houden van dieren anders dan in de uitoefening van een bedrijf: van de natuurlijke persoon of rechtspersoon die, of het samenwerkingsverband van natuurlijke personen of rechtspersonen dat de dieren houdt.
1. De diergezondheidsheffing voor het houden van dieren wordt geheven naar het aantal dieren van een diersoort of diercategorie dat in een kalenderjaar wordt gehouden.
2. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld voor de berekeningswijze van het aantal dieren, bedoeld in het eerste lid, welke regels per diersoort of diercategorie kunnen verschillen.
3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld over de wijze waarop het aantal in een kalenderjaar gehouden dieren van een bepaalde diersoort of diercategorie wordt bepaald, indien voor die diersoort of diercategorie in onvoldoende mate gegevens over het aantal gehouden dieren in een kalenderjaar voorhanden zijn om dat aantal op die basis met voldoende zekerheid te kunnen berekenen.
4. In afwijking van het eerste lid wordt de diergezondheidsheffing voor het houden van kippen, kalkoenen, eenden of dieren behorend tot een andere krachtens artikel 91c, tweede lid, aangewezen soort gevogelte, geheven naar het aantal dieren dat aan het begin van de periode waarin zij worden gehouden in een tot het bedrijf behorende stal of ruimte wordt binnengebracht.
1. De diergezondheidsheffing wordt geheven ter zake van het in de uitoefening van een bedrijf:
a. inleggen van broedeieren van kippen, kalkoenen of eenden in een broedmachine;
b. produceren van vaccinbroedeieren van kippen, kalkoenen of eenden.
2. De diergezondheidsheffing kan worden geheven ter zake van het in de uitoefening van een bedrijf verhandelen, vervoeren of slachten van dieren, het produceren, bewerken, vervoeren of verhandelen van dierlijke producten, anders dan de handelingen, genoemd in het eerste lid, of het bereiden van diervoeder in een kalenderjaar, welke heffingen dienen ter bestrijding van de kosten, bedoeld in artikel 91b, onderdelen a tot en met g.
3. Bij algemene maatregel van bestuur kan een handeling, genoemd in het tweede lid, worden aangewezen waarvoor de diergezondheidsheffing wordt geheven met ingang van een datum die is gelegen na het tijdstip van inwerkingtreding van de desbetreffende maatregel met dien verstande dat, ingeval de betrokken heffing wordt ingevoerd gedurende het kalenderjaar, de heffing in dat kalenderjaar wordt geheven over het nog niet verstreken deel van dat jaar.
4. Bij de maatregel, bedoeld in het derde lid, wordt voor een aangewezen handeling tevens de heffingsgrondslag vastgesteld.
De in artikel 91g, eerste en tweede lid, bedoelde heffingen worden geheven van de natuurlijke personen of rechtspersonen dan wel samenwerkingsverbanden van natuurlijke personen of rechtspersonen die de krachtens artikel 91g, eerste of tweede lid, aangewezen handelingen verrichten.
1. De diergezondheidsheffing voor het inleggen van broedeieren wordt geheven naar het aantal broedeieren dat in een kalenderjaar in een broedmachine wordt ingelegd.
2. De diergezondheidsheffing voor het produceren van vaccinbroedeieren wordt geheven naar het aantal vaccinbroedeieren dat in een kalenderjaar in een broedmachine wordt ingelegd.
3. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld voor de berekeningswijze van het aantal ingelegde eieren, bedoeld in het eerste en tweede lid.
1. Bij algemene maatregel van bestuur wordt bepaald tot welk bedrag de uitgaven van het Diergezondheidsfonds die, in een bij die maatregel te bepalen periode van vijf kalenderjaren, zijn gedaan ten behoeve van een bepaalde diersoort of combinatie van diersoorten ten hoogste door middel van heffingen worden opgebracht.
2. De vaststelling voor de eerste maal van een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in het eerste lid heeft betrekking op de periode 1 januari 2020 tot en met 31 december 2024.
1. Onverminderd artikel 91j en het derde lid wordt een tarief voor het houden van een diersoort of diercategorie vastgesteld op basis van:
a. een raming van de kosten, bedoeld in artikel 91b, voor de desbetreffende diersoort of diercategorie, in het kalenderjaar of deel van het kalenderjaar waarvoor het tarief wordt vastgesteld;
b. de benodigde middelen om in het Diergezondheidsfonds een reserve aan te houden;
c. uitgaven van het Diergezondheidsfonds, voor zover die uitgaven niet gedekt zijn door de opbrengsten van de diergezondheidsheffing, bedoeld in artikel 95b, onderdeel a, in het tweede tot en met zesde kalenderjaar voorafgaand aan het jaar waarvoor het tarief voor het houden van een diersoort of diercategorie wordt vastgesteld;
d. het vastgestelde overschot of tekort bij de definitieve vaststelling van door de Europese Unie beschikbaar gestelde middelen ten opzichte van de door de Europese Unie voorlopig beschikbaar gestelde middelen voor de desbetreffende diersoort of diercategorie;
e. een schatting van het aantal dieren of andere eenheden dat de grondslag vormt voor de heffing.
2. Voor de toepassing van het eerste lid, onderdelen c en d:
a. wordt bij de heffing ten behoeve van de uitgaven, gedaan in een bepaalde periode, het voor die periode bepaalde bedrag, bedoeld in artikel 91j, toegepast, ook als die heffingen niet in die periode worden geheven;
b. worden uitsluitend de overschotten en tekorten uit de in het eerste lid, onderdeel c, bedoelde periode, die niet bij een eerdere tariefvaststelling waren betrokken, meegerekend.
3. De omvang van de in het eerste lid, onderdeel b, bedoelde reserve wordt bij algemene maatregel van bestuur bepaald en bedraagt voor elke krachtens artikel 91j bepaalde periode ten hoogste 40 procent van het krachtens het eerste lid van dat artikel voor de desbetreffende periode en de desbetreffende diersoort of combinatie van diersoorten bepaalde bedrag.
4. De uitgaven bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, worden zo spoedig mogelijk en gedurende ten hoogste acht kalenderjaren, in de tarieven verwerkt.
5. Bij de vaststelling van een tarief ten behoeve van de invoering van de diergezondheidsheffing voor een andere diersoort als bedoeld in de artikel 91c, tweede lid, of artikel 91d, tweede lid, dan wel een andere handeling als bedoeld in artikel 91g, derde lid, en bij de wijziging van een dergelijk tarief, worden bij de toepassing van het eerste lid, onderdeel c, slechts de uitgaven in aanmerking genomen die zijn gedaan na de datum van de invoering van de desbetreffende heffing.
6. In afwijking van het eerste lid, onderdeel c, worden alleen uitgaven van het Diergezondheidsfonds, die zijn gedaan na 1 januari 2015, en voor zover die niet gedekt zijn door ontvangsten als bedoeld in artikel 95b, onderdeel a, in aanmerking genomen.
1. De tarieven voor de in artikel 91g, eerste lid, bedoelde handelingen worden vastgesteld met overeenkomstige toepassing van artikel 91k, met dien verstande dat deze tarieven worden berekend op basis van de uitgaven voor de bestrijding en de wering van besmettelijke dierziekten en de opbrengsten van de diergezondheidsheffing van onderscheidenlijk de diersoorten kippen, kalkoenen en eenden.
2. De tarieven voor de in artikel 91g, tweede lid, bedoelde handelingen worden vastgesteld met overeenkomstige toepassing van artikel 91k, met dien verstande dat deze tarieven voor de onderscheiden handelingen worden berekend op basis van de uitgaven voor de bestrijding en de wering van besmettelijke dierziekten en de opbrengsten van de heffingen ten behoeve van de diersoort of diercategorie waar de desbetreffende handeling betrekking op heeft.
1. De tarieven voor de diergezondheidsheffing worden bij algemene maatregel van bestuur vastgesteld.
2. De in het eerste lid bedoelde tarieven worden per kalenderjaar vastgesteld.
3. De bekendmaking van de tarieven geschiedt uiterlijk 31 december voorafgaand aan het kalenderjaar waarvoor de tarieven worden vastgesteld door publicatie van de in het eerste lid bedoelde maatregel in het Staatsblad.
4. Indien niet uiterlijk op het in het derde lid bedoelde tijdstip een nieuw tarief voor een diersoort, een diercategorie of een handeling is bekendgemaakt, blijft het tarief zoals dat gold op dat tijdstip, van toepassing.
5. Het tweede en derde lid zijn niet van toepassing bij de invoering van een heffing gedurende een kalenderjaar op grond van de artikelen 91c, tweede lid, 91d, tweede lid, of 91g, derde lid.
6. Een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in het eerste lid wordt niet vastgesteld dan nadat overleg is gepleegd met belangenorganisaties van natuurlijke personen of rechtspersonen dan wel samenwerkingsverbanden van natuurlijke personen of rechtspersonen waarvan de diergezondheidsheffing wordt geheven.
De tarieven voor de diergezondheidsheffing voor de jaren 2018 en 2019 voor de diersoorten runderen, varkens, kippen, kalkoenen, eenden, schapen en geiten worden, zo nodig in afwijking van artikel 91k, zodanig vastgesteld dat de totale opbrengst van de diergezondheidsheffing en de bijdragen van de sectorpartijen, bedoeld in artikel 2 van het Convenant financiering bestrijding besmettelijke dierziekten 2015–2019 (Stcrt. 2015, 13794), gerekend over de jaren 2015 tot en met 2019, niet meer bedraagt dan:
a. voor runderen: € 23.540.000;
b. voor varkens: € 53.447.000, waarvan ten hoogste € 30.000.000 ten behoeve van de bewaking en bestrijding van Afrikaanse varkenspest, en Swine Vesicular Disease;
c. voor kippen, kalkoenen en eenden: € 47.138.000, waarvan ten hoogste € 2.113.000 ten behoeve van de bewaking en bestrijding van Newcastle Disease;
d. voor schapen en geiten: € 5.074.000.
Indien in de jaren 2015 tot en met 2019 ten laste van het Diergezondheidsfonds uitgaven worden gedaan die overeenkomstig artikel 91k worden verwerkt in de tarieven die worden vastgesteld voor de jaren 2020 en verder, blijven de in artikel 91n genoemde bedragen van toepassing bij de vaststelling van de diergezondheidsheffing voor die uitgaven.
D
Artikel 93 komt te luiden:
1. De diergezondheidsheffing wordt door Onze Minister per kalenderjaar geheven.
2. Onze Minister kan een voorlopige diergezondheidsheffing opleggen tot ten hoogste het bedrag waarop de diergezondheidsheffing vermoedelijk zal worden vastgesteld.
3. De voorlopige diergezondheidsheffing wordt verrekend met de diergezondheidsheffing.
4. De diergezondheidsheffing en de voorlopige diergezondheidsheffing kunnen bij dwangbevel worden ingevorderd.
5. Onze Minister kan regels stellen, op grond waarvan een natuurlijke persoon of rechtspersoon, dan wel een samenwerkingsverband van natuurlijke personen of rechtspersonen
a. op de daarbij vastgestelde wijze en binnen de daarbij vastgestelde termijn de gegevens en bescheiden verstrekt die voor de vaststelling van de diergezondheidsheffing van belang kunnen zijn, en
b. op verzoek van Onze Minister nadere gegevens en bescheiden verstrekt ten behoeve van de vaststelling van de diergezondheidsheffing.
6. In afwijking van het eerste lid wordt de diergezondheidsheffing, in geval van toepassing van artikel 91f, vierde lid, geheven over elke periode dat kippen kalkoenen, eenden, of dieren behorend tot een andere krachtens artikel 91c, tweede lid, aangewezen soort gevogelte, in een stal of ruimte worden gehouden.
E
Artikel 93a vervalt.
F
Artikel 95b wordt als volgt gewijzigd:
1. Onderdeel a komt te luiden:
a. de opbrengsten van de diergezondheidsheffing, bedoeld in artikel 91b;.
2. De onderdelen b en c vervallen terwijl de onderdelen d, e en f worden geletterd b, c en d.
3. In onderdeel b (nieuw) vervalt: overige.
G
In artikel 95c, onderdeel f, wordt «de varkensheffing en krachtens artikel 91h of 92 ingevoerde heffingen» vervangen door: de diergezondheidsheffing, bedoeld in artikel 91b.
H
In artikel 110 vervalt de zinsnede: 91a, tweede lid, 91d, tweede lid, 91e, tweede en derde lid, 91h, tweede lid, 91i, tweede lid, 92, tweede lid, 92a, tweede lid,.
I
Artikel 110a komt te luiden:
Na het tot stand komen van een krachtens de artikelen 91c, tweede lid, 91d, tweede lid, of 91g, derde lid, vastgestelde algemene maatregel van bestuur wordt zo spoedig mogelijk maar uiterlijk binnen acht weken een voorstel van wet tot goedkeuring van de algemene maatregel van bestuur aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal gezonden. Indien het voorstel wordt ingetrokken of indien een van de kamers van de Staten-Generaal tot niet-aannemen van het voorstel besluit, wordt de algemene maatregel van bestuur onverwijld ingetrokken, met ingang van het tijdstip waarop de maatregel in werking trad, en worden de gevolgen van die inwerkingtreding ongedaan gemaakt.
De Wet dieren wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 9.3, eerste lid, komt te luiden:
1. De ontvangsten van het Diergezondheidsfonds worden gevormd door:
a. de opbrengsten van de diergezondheidsheffing, bedoeld in artikel 9.14;
b. bijdragen vanuit de begroting van het Ministerie van Economische Zaken;
c. de door de Europese Unie ter beschikking gestelde middelen, verband houdende met het weren en de bestrijding van op grond van artikel 5.3, eerste lid, voor dieren aangewezen besmettelijke dierziekten;
d. andere ontvangsten.
B
Artikel 9.4, tweede lid, onderdeel f, komt te luiden:
f. ter zake van de heffing en invordering van de krachtens de artikelen 9.14, 9.15, 9.16 en 9.19 ingevoerde heffingen, en.
C
Na artikel 9.12 wordt een paragraaf toegevoegd, luidende:
Voor de toepassing van het bij en krachtens deze paragraaf bepaalde wordt verstaan onder:
ei, afkomstig van pluimvee, dat zich in een broedmachine bevindt om te worden afgeleverd aan de farmaceutische industrie, dan wel bestemd is om voor dit doel in een broedmachine te worden gelegd.
Onder de naam diergezondheidsheffing worden heffingen geheven voor de uitgaven van het Diergezondheidsfonds, bedoeld in artikel 9.4.
1. De diergezondheidsheffing wordt geheven ter zake van het houden in de uitoefening van een bedrijf van:
a. kippen;
b. kalkoenen;
c. eenden;
d. schapen;
e. geiten;
f. varkens;
g. runderen.
2. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen andere diersoorten worden aangewezen dan die, genoemd in het eerste lid, waarvoor met ingang van een datum die is gelegen na het tijdstip van inwerkingtreding van die maatregel, de diergezondheidsheffing wordt geheven met dien verstande dat, ingeval de betrokken heffing wordt ingevoerd gedurende het kalenderjaar, de heffing in dat kalenderjaar wordt geheven over het nog niet verstreken deel van dat jaar.
3. De diergezondheidsheffing wordt, in afwijking van het eerste en tweede lid, niet geheven voor bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen diersoorten indien het aantal dieren dat van die diersoort op het bedrijf wordt gehouden niet meer bedraagt dan een in die maatregel voor die diersoort bepaald aantal.
1. De diergezondheidsheffing wordt geheven ter zake van het houden van schapen en geiten, anders dan in de uitoefening van een bedrijf.
2. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen andere diersoorten worden aangewezen dan die, genoemd in het eerste lid, die anders dan in de uitoefening van een bedrijf worden gehouden, waarvoor met ingang van een datum die is gelegen na het tijdstip van inwerkingtreding van die maatregel, de diergezondheidsheffing wordt geheven met dien verstande dat, ingeval de betrokken heffing wordt ingevoerd gedurende het kalenderjaar, de heffing in dat kalenderjaar wordt geheven over het nog niet verstreken deel van dat jaar.
3. De diergezondheidsheffing wordt, in afwijking van het eerste en tweede lid, niet geheven voor bij algemene maatregel van bestuur aangewezen diersoorten indien het aantal dieren dat van die diersoort wordt gehouden niet meer bedraagt dan een in die maatregel voor die diersoort bepaald aantal.
4. De diergezondheidsheffing wordt niet geheven ter zake van het houden van dieren die zich bevinden in een verzamelcentrum, een slachthuis of een vervoermiddel.
De diergezondheidsheffing wordt geheven:
a. voor het houden van dieren in de uitoefening van een bedrijf: van de natuurlijke persoon of rechtspersoon die, of het samenwerkingsverband van natuurlijke personen of rechtspersonen dat, een bedrijf voert waar de dieren gehouden worden;
b. voor het houden van dieren anders dan in de uitoefening van een bedrijf: van de natuurlijke persoon of rechtspersoon die, of het samenwerkingsverband van natuurlijke personen of rechtspersonen dat de dieren houdt.
1. De diergezondheidsheffing voor het houden van dieren wordt geheven naar het aantal dieren van een diersoort of diercategorie dat in een kalenderjaar wordt gehouden.
2. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld voor de berekeningswijze van het aantal dieren, bedoeld in het eerste lid, welke regels per diersoort of diercategorie kunnen verschillen.
3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld over de wijze waarop het aantal in een kalenderjaar gehouden dieren van een bepaalde diersoort of diercategorie wordt bepaald, indien voor die diersoort of diercategorie in onvoldoende mate gegevens over het aantal gehouden dieren in een kalenderjaar voorhanden zijn om dat aantal op die basis met voldoende zekerheid te kunnen berekenen.
4. In afwijking van het eerste lid wordt de diergezondheidsheffing voor het houden van kippen, kalkoenen, eenden of dieren behorend tot een andere krachtens artikel 9.15, tweede lid, aangewezen soort gevogelte geheven naar het aantal dieren dat aan het begin van de periode waarin zij worden gehouden in een tot het bedrijf behorende stal of ruimte wordt binnengebracht.
1. De diergezondheidsheffing wordt geheven ter zake van het in de uitoefening van een bedrijf:
a. inleggen van broedeieren van kippen, kalkoenen of eenden in een broedmachine;
b. produceren van vaccinbroedeieren van kippen, kalkoenen of eenden.
2. De diergezondheidsheffing kan worden geheven ter zake van het in de uitoefening van een bedrijf verhandelen, vervoeren of slachten van dieren, het produceren, bewerken, vervoeren of verhandelen van dierlijke producten, anders dan de handelingen, genoemd in het eerste lid, of het bereiden van diervoeder in een kalenderjaar, welke heffingen dienen ter bestrijding van de kosten, bedoeld in artikel 9.14, onderdelen a tot en met g.
3. Bij algemene maatregel van bestuur kan een handeling, genoemd in het tweede lid, worden aangewezen waarvoor de diergezondheidsheffing wordt geheven met ingang van een datum die is gelegen na het tijdstip van inwerkingtreding van de desbetreffende maatregel met dien verstande dat, ingeval de betrokken heffing wordt ingevoerd gedurende het kalenderjaar, de heffing in dat kalenderjaar wordt geheven over het nog niet verstreken deel van dat jaar.
4. Bij de maatregel, bedoeld in het derde lid, wordt voor een aangewezen handeling tevens de heffingsgrondslag vastgesteld.
De in artikel 9.19, eerste en tweede lid, bedoelde heffingen worden geheven van de natuurlijke personen of rechtspersonen dan wel samenwerkingsverbanden van natuurlijke personen of rechtspersonen die de krachtens artikel 9.19, eerste of tweede lid, aangewezen handelingen verrichten.
1. De diergezondheidsheffing voor het inleggen van broedeieren wordt geheven naar het aantal broedeieren dat in een kalenderjaar in een broedmachine wordt ingelegd.
2. De diergezondheidsheffing voor het produceren van vaccinbroedeieren wordt geheven naar het aantal vaccinbroedeieren dat in een kalenderjaar in een broedmachine wordt ingelegd.
3. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld voor de berekeningswijze van het aantal ingelegde eieren, bedoeld in het eerste en tweede lid.
1. Bij algemene maatregel van bestuur wordt bepaald tot welk bedrag de uitgaven van het Diergezondheidsfonds die, in een bij die maatregel te bepalen periode van vijf kalenderjaren, zijn gedaan ten behoeve van een bepaalde diersoort of combinatie van diersoorten ten hoogste door middel van heffingen worden opgebracht.
2. De vaststelling voor de eerste maal van een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in het eerste lid heeft betrekking op de periode 1 januari 2020 tot en met 31 december 2024.
1. Onverminderd artikel 9.22 en het derde lid wordt een tarief voor het houden van een diersoort of diercategorie vastgesteld op basis van:
a. een raming van de uitgaven, bedoeld in artikel 9.14 voor de desbetreffende diersoort of diercategorie, in het kalenderjaar of deel van het kalenderjaar waarvoor het tarief wordt vastgesteld;
b. de benodigde middelen om in het Diergezondheidsfonds een reserve aan te houden;
c. uitgaven van het Diergezondheidsfonds, voor zover die uitgaven niet gedekt zijn door de opbrengsten van de diergezondheidsheffing, bedoeld in artikel 9.3, eerste lid, onderdeel a, in het tweede tot en met zesde kalenderjaar voorafgaand aan het jaar waarvoor het tarief voor het houden van een diersoort of diercategorie wordt vastgesteld;
d. het vastgestelde overschot of tekort bij de definitieve vaststelling van door de Europese Unie beschikbaar gestelde middelen ten opzichte van de door de Europese Unie voorlopig beschikbaar gestelde middelen voor de desbetreffende diersoort of diercategorie;
e. een schatting van het aantal dieren of andere eenheden dat de grondslag vormt voor de heffing.
2. Voor de toepassing van het eerste lid, onderdelen c en d:
a. wordt bij de heffing ten behoeve van de uitgaven, gedaan in een bepaalde periode, het voor die periode bepaalde bedrag, bedoeld in artikel 9.22, toegepast, ook als die heffingen niet in die periode worden geheven;
b. worden uitsluitend de overschotten en tekorten uit de in het eerste lid, onderdeel c, bedoelde periode, die niet bij een eerdere tariefvaststelling waren betrokken, meegerekend.
3. De omvang van de in het eerste lid, onderdeel b, bedoelde reserve wordt bij algemene maatregel van bestuur bepaald en bedraagt voor elke krachtens artikel 9.22 bepaalde periode ten hoogste 40 procent van het krachtens het eerste lid van dat artikel voor de desbetreffende periode en de desbetreffende diersoort of combinatie van diersoorten bepaalde bedrag.
4. De uitgaven bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, worden zo spoedig mogelijk en gedurende ten hoogste acht kalenderjaren in de tarieven verwerkt.
5. Bij de vaststelling van een tarief ten behoeve van de invoering van de diergezondheidsheffing voor een andere diersoort als bedoeld in de artikel 9.15, tweede lid, en artikel 9.16, tweede lid, dan wel een andere handeling of een ander dierlijk product als bedoeld in artikel 9.19, derde lid, en bij de wijziging van een dergelijk tarief, worden bij de toepassing van het eerste lid, onderdeel c, slechts de uitgaven in aanmerking genomen die zijn gedaan na de datum van de invoering van de desbetreffende heffing.
6. In afwijking van het eerste lid, onderdeel c, worden alleen uitgaven van het Diergezondheidsfonds, die zijn gedaan na 1 januari 2015, en voor zover die niet gedekt zijn door ontvangsten als bedoeld in artikel 9.3, eerste lid, onderdeel a, in aanmerking genomen.
1. De tarieven voor de in artikel 9.19, eerste lid, bedoelde handelingen worden vastgesteld met toepassing van artikel 9.23, met dien verstande dat deze tarieven worden berekend op basis van de uitgaven voor en de opbrengsten van de diergezondheidsheffing voor onderscheidenlijk de diersoorten kippen, kalkoenen en eenden.
2. De tarieven voor de in artikel 9.19, tweede lid, bedoelde handelingen worden vastgesteld met overeenkomstige toepassing van artikel 9.23, met dien verstande dat deze tarieven voor de onderscheiden handelingen worden berekend op basis van de uitgaven voor de bestrijding en de wering van besmettelijke dierziekten en de opbrengsten van de diergezondheidsheffing ten behoeve van de diersoort of diercategorie waar de desbetreffende handeling betrekking op heeft.
1. De tarieven voor de diergezondheidsheffing worden bij algemene maatregel van bestuur vastgesteld.
2. De in het eerste lid bedoelde tarieven worden per kalenderjaar vastgesteld.
3. De bekendmaking van de tarieven geschiedt uiterlijk 31 december voorafgaand aan het kalenderjaar waarvoor de tarieven worden vastgesteld door publicatie van de in het eerste lid bedoelde maatregel in het Staatsblad.
4. Indien niet uiterlijk op het in het derde lid bedoelde tijdstip een nieuw tarief voor een diersoort, een diercategorie, een product of een handeling is bekendgemaakt, blijft het tarief zoals dat gold op dat tijdstip, van toepassing.
5. Het tweede en derde lid zijn niet van toepassing bij de invoering van een heffing gedurende een kalenderjaar op grond van de artikelen 9.15, tweede lid, 9.16, tweede lid, of 9.19, derde lid.
6. Een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in het eerste lid wordt niet vastgesteld dan nadat overleg is gepleegd met belangenorganisaties van natuurlijke personen of rechtspersonen dan wel samenwerkingsverbanden van natuurlijke personen of rechtspersonen waarvan de diergezondheidsheffing wordt geheven.
1. De diergezondheidsheffing wordt door Onze Minister per kalenderjaar geheven.
2. Onze Minister kan een voorlopige diergezondheidsheffing opleggen tot ten hoogste het bedrag waarop de diergezondheidsheffing vermoedelijk zal worden vastgesteld.
3. De voorlopige diergezondheidsheffing wordt verrekend met de diergezondheidsheffing.
4. De diergezondheidsheffing en de voorlopige diergezondheidsheffing kunnen bij dwangbevel worden ingevorderd.
5. Onze Minister kan regels stellen, op grond waarvan een natuurlijke persoon of rechtspersoon, dan wel een samenwerkingsverband van natuurlijke personen of rechtspersonen
a. op de daarbij vastgestelde wijze en binnen de daarbij vastgestelde termijn de gegevens en bescheiden verstrekt die voor de vaststelling van de diergezondheidsheffing van belang kunnen zijn verstrekt, en
b. op verzoek van Onze Minister nadere gegevens en bescheiden verstrekt ten behoeve van de vaststelling van de diergezondheidsheffing.
6. In afwijking van het eerste lid wordt de diergezondheidsheffing, in geval van toepassing van artikel 9.18, vierde lid, geheven over elke periode dat kippen, kalkoenen, eenden of dieren behorend tot een andere krachtens artikel 9.15, tweede lid, aangewezen soort gevogelte in een stal of ruimte worden gehouden.
Na het tot stand komen van een krachtens de artikelen 9.15, tweede lid, 9.16, tweede lid, of 9.19, derde lid, vastgestelde algemene maatregel van bestuur wordt zo spoedig mogelijk maar uiterlijk binnen acht weken een voorstel van wet tot goedkeuring van de algemene maatregel van bestuur aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal gezonden. Indien het voorstel wordt ingetrokken of indien een van de kamers van de Staten-Generaal tot niet-aannemen van het voorstel besluit, wordt de algemene maatregel van bestuur onverwijld ingetrokken, met ingang van het tijdstip waarop de maatregel in werking trad en worden de gevolgen van die inwerkingtreding ongedaan gemaakt.
De tarieven voor de diergezondheidsheffing voor de jaren 2018 en 2019 voor de diersoorten runderen, varkens, kippen, kalkoenen, eenden, schapen en geiten worden, zo nodig in afwijking van artikel 9.23, zodanig vastgesteld dat de totale opbrengst van de diergezondheidsheffing en de bijdragen van de sectorpartijen, bedoeld in artikel 2 van het Convenant financiering bestrijding besmettelijke dierziekten 2015–2019 (Stcrt. 2015, 13794), gerekend over de jaren 2015 tot en met 2019, niet meer bedraagt dan:
a. voor runderen: € 23.540.000;
b. voor varkens: € 53.447.000, waarvan ten hoogste € 30.000.000 ten behoeve van de bewaking en bestrijding van Afrikaanse varkenspest, en Swine Vesicular Disease;
c. voor kippen, kalkoenen en eenden: € 47.138.000, waarvan ten hoogste € 2.113.000 ten behoeve van de bewaking en bestrijding van Newcastle Disease;
d. voor schapen en geiten: € 5.074.000.
Indien in de jaren 2015 tot en met 2019 ten laste van het Diergezondheidsfonds uitgaven worden gedaan die overeenkomstig artikel 9.23 worden verwerkt in de tarieven die worden vastgesteld voor de jaren 2020 en verder, blijven de in artikel 9.28 genoemde bedragen van toepassing bij de vaststelling van de diergezondheidsheffing voor die uitgaven.
Na de inwerkingtreding van artikel II, onderdeel C, de artikelen 9.15, tweede en derde lid, 9.16, tweede en derde lid, 9.18, derde lid, 9.19, derde lid, 9.22, eerste lid, en 9.25, eerste lid, van de Wet dieren, berusten de algemene maatregelen van bestuur, bedoeld in onderscheidenlijk de artikelen 91c, tweede en derde lid, 91d, tweede en derde lid, 91f, derde lid, 91g, derde lid, 91j, eerste lid, en 91m, eerste lid, van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, op respectievelijk de artikelen 9.15, tweede en derde lid, 9.16, tweede en derde lid, 9.18, derde lid, 9.19, derde lid, 9.22, eerste lid, en 9.25, eerste lid, van de Wet dieren.
1. Op besluiten met betrekking tot de diergezondheidsheffing, genomen voor het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I van deze wet, blijft het recht zoals dat gold onmiddellijk voorafgaand aan dat tijdstip van toepassing.
2. Op besluiten met betrekking tot de diergezondheidsheffing, genomen na het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I van deze wet, maar voor het tijdstip van inwerkingtreding van artikel II van deze wet, blijft het recht zoals dat gold onmiddellijk voorafgaand aan laatstbedoeld tijdstip van toepassing.
In afwijking van artikel 91f, vierde lid, van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren wordt de diergezondheidsheffing voor het houden van kippen, kalkoenen, eenden of dieren behorend tot een andere krachtens artikel 91c, tweede lid, van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren aangewezen soort gevogelte tussen het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I en de eerstvolgende in artikel 91f, vierde lid, van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren bedoelde periode, geheven naar het aantal dieren dat aan het begin van de periode die op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet gaande is in een tot het bedrijf behorende stal of ruimte is binnengebracht. Daarbij wordt de hoogte van het bedrag waarop de diergezondheidsheffing wordt vastgesteld bepaald naar rato van het deel van die periode waarop deze wet van toepassing is.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.histnoot
Gegeven te Wassenaar, 5 juli 2017
Willem-Alexander
De Staatssecretaris van Economische Zaken, M.H.P. van Dam
Uitgegeven de twintigste juli 2017
De Minister van Veiligheid en Justitie, S.A. Blok
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-2017-313.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.