Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Infrastructuur en Milieu | Staatsblad 2015, 361 | Wet |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Infrastructuur en Milieu | Staatsblad 2015, 361 | Wet |
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben dat het wenselijk is de Spoorwegwet en enige andere wetten te wijzigen ter implementatie van richtlijn 2012/34/EU van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 tot instelling van één Europese spoorwegruimte (PbEU 2012, L 343/32);
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
De Spoorwegwet wordt als volgt gewijzigd:
A
1. Artikel 1, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
a. In de omschrijving van het begrip kaderovereenkomst wordt «als bedoeld in artikel 17 van richtlijn 2001/14/EG» vervangen door: als bedoeld in artikel 42 van richtlijn 2012/34/EU.
b. In de omschrijving van het begrip netverklaring wordt «als bedoeld in richtlijn 2001/14/EG» vervangen door: als bedoeld in artikel 27 van richtlijn 2012/34/EU.
c. De omschrijving van het begrip spoorweginfrastructuur komt te luiden: spoorwegen en de daarvan deel uitmakende elementen van spoorweginfrastructuur als bedoeld in bijlage I bij richtlijn 2012/34/EU;
d. In de omschrijving van het begrip spoorwegonderneming wordt «als bedoeld in richtlijn 95/18/EG» vervangen door: als bedoeld in artikel 3, onderdeel 1, van richtlijn 2012/34/EU;
e. In de alfabetische volgorde worden de volgende begrippen en bijbehorende omschrijvingen ingevoegd:
dienstvoorziening als bedoeld in artikel 3, onderdeel 11, van richtlijn 2012/34/EU;
exploitant van een dienstvoorziening als bedoeld in artikel 3, onderdeel 12, van richtlijn 2012/34/EU;
internationale passagiersvervoerdienst als bedoeld in artikel 3, onderdeel 5, van richtlijn 2012/34/EU;
het minimumtoegangspakket, bedoeld in bijlage II, punt 1, bij richtlijn 2012/34/EU;.
f. Het begrip gebruiksvergoeding en de bijbehorende omschrijving vervallen.
2. In artikel 1, tweede lid, vervallen de begrippen richtlijn 91/440/EEG, richtlijn 95/18/EG en richtlijn 2001/14/EG en de daarbij behorende omschrijvingen.
B
Artikel 16 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, onderdeel b, wordt «een eerlijke, niet-discriminerende verdeling» vervangen door: een eerlijke, niet-discriminerende en transparante verdeling.
2. Het derde en vierde lid komen te luiden:
3. Een concessie voldoet aan de eisen, opgenomen in artikel 30, tweede lid, van richtlijn 2012/34/EU.
4. Een concessie wordt niet verleend aan een spoorwegonderneming dan met inachtneming van artikel 7, eerste en tweede lid, van richtlijn 2012/34/EU.
C
Onder vernummering van het derde lid tot vierde lid, van artikel 16b, wordt een lid ingevoegd, luidende:
3. Een beheerder legt een activaregister aan dat voldoet aan artikel 30, zevende lid, van richtlijn 2012/34/EU.
D
Artikel 17, eerste lid, onderdeel d, komt te luiden:
d. voldaan wordt aan richtlijn 2012/34/EU;.
E
Artikel 17a, eerste lid, komt te luiden:
1. De beheerder stelt een beheerplan op dat voldoet aan artikel 8, derde lid, van richtlijn 2012/34/EU en aan de voorschriften vastgelegd in de aan hem verleende concessie.
F
Artikel 18a wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
2. Indien een besluit tot verlening of wijziging van een concessie met inachtneming van het eerste lid is genomen, wordt dit besluit binnen vier weken na de dag van bekendmaking van het voorgenomen besluit, bedoeld in het eerste lid, gepubliceerd in de Staatscourant.
G
Artikel 27 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «hoofdspoorwegen» vervangen door: hoofdspoorweginfrastructuur voor zover dit het gebruik van spoorvoertuigen betreft en met het oog op het minimumtoegangspakket.
2. In het tweede lid, aanhef, en vierde lid, wordt «hoofdspoorwegen» vervangen door: hoofdspoorweginfrastructuur als bedoeld in het eerste lid.
3. In het tweede lid, onderdeel e, wordt «de hoofdspoorweg» vervangen door: de hoofdspoorweginfrastructuur, bedoeld in het eerste lid,.
4. In het derde lid wordt «de artikelen 1 en 2 van richtlijn 95/18/EG» vervangen door: artikel 2, tweede lid, van richtlijn 2012/34/EU.
5. In het vierde lid wordt «bedoeld in artikel 28 van richtlijn 2001/14/EG» vervangen door: bedoeld in artikel 53 van richtlijn 2012/34/EU.
H
In artikel 28, eerste lid, wordt «spoorwegonderneming» vervangen door: onderneming.
I
In artikel 30, eerste lid, wordt «artikel 2, onderdeel b, van richtlijn 95/18/EG» vervangen door: artikel 3, onderdeel 14, van richtlijn 2012/34/EU.
J
Artikel 46 wordt als volgt gewijzigd:
In het derde en vierde lid wordt «artikel 3 van richtlijn 91/440/EG» vervangen door: artikel 3, onderdeel 2, van richtlijn 2012/34/EU.
K
In hoofdstuk 4, paragraaf 1, wordt voor artikel 57 een artikel ingevoegd, luidende:
L
Artikel 57 wordt als volgt gewijzigd:
1. In de aanhef van het tweede lid wordt «artikel 2, onderdeel b, van richtlijn 2001/14/EG» vervangen door: artikel 3, onderdeel 19, van richtlijn 2012/34/EU.
2. Het derde lid, komt te luiden:
3. Het verhandelen en het overdragen van capaciteit door een gerechtigde is verboden, met uitzondering van het overdragen in de gevallen, bedoeld in artikel 38, eerste lid, laatste alinea, van richtlijn 2012/34/EU. Overtreding van het hiervoor gestelde verbod leidt tot uitsluiting van verdere toewijzing van capaciteit.
3. Het vierde lid komt te luiden:
4. De spoorwegonderneming die voornemens is capaciteit aan te vragen met het oog op het exploiteren van een internationale passagiersvervoerdienst die niet deel uitmaakt van een concessie als bedoeld in artikel 20, eerste of derde lid, van de Wet personenvervoer 2000, maakt daarvan uiterlijk tien maanden voor aanvang van de geldigheidsperiode van de dienstregeling melding aan de Autoriteit Consument en Markt en de beheerder.
4. In het vijfde lid wordt «het grensoverschrijdend vervoer» vervangen door: een internationale passagiersvervoerdienst.
M
Artikel 58 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het tweede, derde en vierde lid komen te luiden:
2. De netverklaring bevat informatie betreffende de aard en toegang tot en het gebruik van de hoofdspoorweginfrastructuur en bevat in ieder geval:
a. de informatie en gegevens genoemd in bijlage IV van richtlijn 2012/34/EU;
b. met inachtneming van artikel 41, tweede lid, van richtlijn 2012/34/EU, de voorwaarden om er voor te zorgen dat aan de gerechtvaardigde verwachtingen van de beheerder ten aanzien van toekomstige inkomsten en het toekomstig gebruik van de hoofdspoorweginfrastructuur wordt voldaan;
c. de verwijzing naar de website waar de bij of krachtens artikel 62, vierde lid, vastgestelde voorschriften zijn gepubliceerd;
d. in voorkomend geval: een verwijzing naar de websites, bedoeld in de artikelen 27, tweede lid, en 31, tiende lid, van richtlijn 2012/34/EU;
e. in voorkomend geval: de lijst van marktsegmenten, bedoeld in artikel 32, eerste lid, van richtlijn 2012/34/EU;
f. de informatie en gegevens betreffende de in artikel 32, vijfde lid, van richtlijn 2012/34/EU aan een heffingsregeling gestelde vereisten;
g. een zakelijke weergave van de inhoud van de geldende kaderovereenkomsten;
h. informatie over voor bepaalde soorten van gebruik voorbehouden capaciteit;
i. de wijze waarop rekening wordt gehouden met vroegere benuttingsgraden van treinpaden als bedoeld in artikel 52, eerste en tweede lid, van richtlijn 2012/34/EU;
j. een prognose omtrent de ontwikkeling van de capaciteit;
k. de criteria voor het vaststellen van de nalatigheid van gebruik van toegewezen capaciteit, bedoeld in artikel 36, van richtlijn 2012/34/EU.
3. Met inachtneming van artikel 27, eerste en vierde lid, van richtlijn 2012/34/EU stelt de beheerder de netverklaring algemeen beschikbaar, zendt haar aan de betrokken spoorwegondernemingen en de Autoriteit Consument en Markt en doet mededeling in de Staatscourant van de vaststelling van de netverklaring.
4. De beheerder brengt in de netverklaring zo nodig wijzigingen aan, met inachtneming van artikel 32, zesde lid, van richtlijn 2012/34/EU. Het derde lid is van overeenkomstige toepassing.
2. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:
5. Een gerechtigde als bedoeld in het eerste lid kan bij de Autoriteit Consument en Markt een klacht als bedoeld in artikel 71 indienen, voor zover deze klacht ziet op de in de netverklaring bekend gemaakte gegevens, bedoeld in onderdelen 2 en 3 van bijlage IV van richtlijn 2012/34/EU, tot uiterlijk zes weken na de datum van de Staatscourant waarin mededeling is gedaan van de vaststelling van de netverklaring of van een wijziging van de hiervoor bedoelde onderdelen van de netverklaring.
6. Bij ministeriële regeling kunnen met betrekking tot de voorwaarden, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, nadere regels worden gesteld die onder andere noodzakelijk zijn voor de goede uitvoering van uitvoeringshandelingen op grond van artikel 41, derde lid, van richtlijn 2012/34/EU.
N
Artikel 59 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:
a. In de aanhef wordt «overeenkomst over het gebruik van capaciteit» vervangen door: toegangsovereenkomst over het gebruik van hoofdspoorweginfrastructuur voldoet aan het gestelde in artikel 28 van richtlijn 2012/34/EU en.
b. Het eerste lid, onderdeel b, komt te luiden:
b. de vergoeding, bedoeld in artikel 62, eerste lid.
2. In het tweede lid wordt «gebruiksvergoeding van nihil overeengekomen» vervangen door: een vergoeding van nihil vastgesteld als vergoeding als bedoeld in artikel 62, eerste, tweede of derde lid.
3. Het tweede en derde lid worden vernummerd tot derde en vierde lid.
4. Er wordt een lid ingevoegd, luidende:
2. In de toegangsovereenkomst wordt capaciteit in de vorm van treinpaden als bedoeld in artikel 3, onderdeel 27, van richtlijn 2012/34/EU verdeeld voor maximaal de duur van een dienstregelingsperiode.
O
Artikel 60 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «artikel 10, vijfde lid, van richtlijn 91/440/EEG en artikel 17 van richtlijn 2001/14/EG» vervangen door: artikel 42 van richtlijn 2012/34/EU.
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot kaderovereenkomsten.
P
In artikel 61, tweede lid, wordt «artikel 22, derde tot en met vijfde lid, van richtlijn 2001/14/EG» vervangen door: artikel 47, derde tot en met vijfde lid, van richtlijn 2012/34/EU.
Q
Het opschrift van paragraaf 6 van hoofdstuk 4 komt te luiden:
R
Artikel 62 komt te luiden:
1. Een spoorwegonderneming die een toegangsovereenkomst sluit, is voor het gebruik van hoofdspoorweginfrastructuur aan de beheerder ten minste een vergoeding voor het gebruik van hoofdspoorweginfrastructuur met het oog op het minimumtoegangspakket verschuldigd. Deze vergoeding is de heffing, bedoeld in artikel 31, derde lid, van richtlijn 2012/34/EU.
2. De vergoeding, bedoeld in het eerste lid, kan de heffingen, bedoeld in het zesde lid, onderdelen a en b, omvatten.
3. Onverminderd het tweede lid, kan de vergoeding, bedoeld in het eerste lid, worden vermeerderd met de heffingen en bijtellingen, bedoeld in het zesde lid, onderdelen c, d, f en g, of verminderd met de korting, bedoeld in het zesde lid, onderdeel e, en de aftrek, bedoeld in het zesde lid, onderdeel f.
4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot het kader, bedoeld in artikel 29, eerste lid, van richtlijn 2012/34/EU.
5. De in het vierde lid bedoelde regels omvatten regels met betrekking tot:
a. de aan het aan spoorwegondernemingen aangeboden minimumtoegangspakket, bedoeld in het eerste lid, toe te rekenen kosten en de methode voor toerekening van die kosten, bedoeld in artikel 30, achtste lid, van richtlijn 2012/34/EU;
b. de toepassing van de modaliteiten, bedoeld in artikel 31, derde lid, van richtlijn 2012/34/EU en de wijze van invoering ervan.
6. De in het vierde lid bedoelde regels kunnen mede regels omvatten met betrekking tot:
a. een heffing voor het capaciteitsgebrek van gespecificeerde hoofdspoorweginfrastructuur tijdens periodes van overbelasting als bedoeld in artikel 31, vierde lid, van richtlijn 2012/34/EU;
b. een heffing in verband met de kosten van milieueffecten van de treinexploitatie als bedoeld in artikel 31, vijfde lid, van richtlijn 2012/34/EU;
c. een extra heffing als bedoeld in artikel 32, eerste lid, van richtlijn 2012/34/EU, om zo mogelijk volledige dekking van de door de beheerder gemaakte kosten te verkrijgen;
d. een heffing, met betrekking tot bij of krachtens algemene maatregel van bestuur aangewezen hoofdspoorweginfrastructuur, die mede strekt ter dekking van door een ander dan de beheerder gemaakte kosten van investeringsprojecten als bedoeld in artikel 32, derde lid, van richtlijn 2012/34/EU;
e. een korting als bedoeld in artikel 33 van richtlijn 2012/34/EU;
f. een bijtelling dan wel aftrek in verband met verstoringen van de hoofdspoorweginfrastructuur of met het oog op verbetering van de prestaties van de hoofdspoorweginfrastructuur als bedoeld in artikel 35, eerste lid, van richtlijn 2012/34/EU;
g. een heffing voor overeengekomen, maar niet benutte capaciteit als bedoeld in artikel 36 van richtlijn 2012/34/EU.
7. De in het vierde lid bedoelde regels kunnen tevens regels bevatten over de maatstaven en nadere regels over de hoogte van de in het eerste lid bedoelde vergoeding.
8. De vergoeding en de heffingen, bedoeld in het eerste en zesde lid, onderdelen a en b, mogen overeenkomstig artikel 31, zesde lid, van richtlijn 2012/34/EU evenredig worden verdeeld over een voldoende aantal treindiensten en tijden.
9. De vergoedingen en heffingen, bedoeld in dit artikel worden door de spoorwegondernemingen aan de beheerder betaald.
10. De beheerder werkt samen met buitenlandse infrastructuurbeheerders met het oog op de invoering van efficiënte heffingsregelingen, het coördineren van heffingen en het heffen van rechten voor de exploitatie van treindiensten die de landsgrenzen overschrijden, met inachtneming van artikel 37 van richtlijn 2012/34/EU.
11. De voordracht van een krachtens het vierde lid vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd.
S
Artikel 63 komt te luiden:
1. De beheerder stelt een methode vast voor de toerekening van de kosten aan het aan spoorwegondernemingen aangeboden minimumtoegangspakket als bedoeld in artikel 30, achtste lid, van richtlijn 2012/34/EU, zulks met inachtneming van het krachtens artikel 62, vijfde lid, bepaalde.
2. De methode van toerekening, bedoeld in het eerste lid, behoeft de goedkeuring van de Autoriteit Consument en Markt. Op de voorbereiding van een goedkeuringsbesluit is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing. Onverminderd artikel 3:15 van de Algemene wet bestuursrecht, kunnen gerechtigden hun zienswijze naar voren brengen over het voorgenomen goedkeuringsbesluit.
3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de goedkeuring, bedoeld in het tweede lid, en de daartoe te volgen procedure.
4. De beheerder toont desgevraagd aan een spoorwegonderneming als bedoeld in artikel 62, eerste lid, aan dat de overeenkomstig artikel 62 vastgestelde vergoeding en heffingen die aan die spoorwegonderneming in rekening zijn gebracht, voldoen aan de bij of krachtens artikel 62, eerste tot en met zevende lid, gestelde regels en aan de methode van toerekening, bedoeld in het eerste lid.
5. De beheerder wendt de door hem ontvangen vergoedingen, bedoeld in artikel 62, eerste, tweede en derde lid, aan om zijn onderneming van middelen te voorzien.
T
Het opschrift van hoofdstuk 5 wordt vervangen door:
U
Artikel 67 komt te luiden:
1. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur wordt geregeld in welke gevallen, onder welke voorwaarden en volgens welke procedures een spoorwegonderneming recht heeft op:
a. toegang tot bij of krachtens algemene maatregel van bestuur omschreven spoorweginfrastructuur;
b. toegang tot bij of krachtens algemene maatregel van bestuur omschreven dienstvoorzieningen of een deel van dienstvoorzieningen;
c. verlening van bij of krachtens algemene maatregel van bestuur omschreven diensten in dienstvoorzieningen of diensten.
2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur wordt geregeld in welke gevallen, onder welke voorwaarden en volgens welke procedures een exploitant van een dienstvoorziening verplicht is tot het verlenen van toegang als bedoeld in het eerste lid, onderdelen a en b, en tot het verlenen van diensten als bedoeld in het eerste lid, onderdeel c.
3. Bij de regels, bedoeld in het eerste en tweede lid, kan onderscheid worden gemaakt naar soort exploitant van een dienstvoorziening, soort spoorweginfrastructuur, soort dienstvoorziening en soort dienst. Die regels kunnen in ieder geval inhouden dat een exploitant van een dienstvoorziening als bedoeld in artikel 13, derde lid, van richtlijn 2012/34/EU een gescheiden boekhouding of een afzonderlijke administratie binnen de boekhouding voert en deze ter inzage legt.
4. Wanneer een dienstvoorziening, voor zover dit een dienstvoorziening betreft als bedoeld in bijlage II, punt 2, van richtlijn 2012/34/EU, gedurende ten minste twee opeenvolgende jaren niet is gebruikt en een spoorwegonderneming of andere gegadigde aan de exploitant van die dienstvoorziening zijn belangstelling heeft laten blijken voor toegang tot die dienstvoorziening, op basis van aangetoonde behoeften, biedt de eigenaar of de bevoegde zakelijk gerechtigde de exploitatie van die dienstvoorziening geheel of gedeeltelijk aan voor huur of lease als dienstvoorziening, tenzij de exploitant van die dienstvoorziening aantoont dat de dienstvoorziening vanwege een lopend reconversieproces niet door een spoorwegonderneming kan worden gebruikt.
5. Voor zover dit noodzakelijk is voor de aanbieding voor huur of lease, bedoeld in het vierde lid, verleent de exploitant of verlenen de exploitanten van die dienstvoorziening medewerking aan die huur of lease.
6. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld ter uitvoering van het vierde en vijfde lid.
7. De voordracht voor een krachtens het eerste of tweede lid vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd.
V
Artikel 68 komt te luiden:
1. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over de voorwaarden en methoden voor berekening van vergoedingen die exploitanten van dienstvoorzieningen aan spoorwegondernemingen in rekening brengen voor het verlenen van toegang tot spoorweginfrastructuur en dienstvoorzieningen als bedoeld in artikel 67, eerste lid, onderdelen a en b, alsmede voor het verlenen van diensten in dienstvoorzieningen of diensten als bedoeld in artikel 67, eerste lid, onderdeel c.
2. Bij de regels, bedoeld in het eerste lid, kan onderscheid worden gemaakt naar soort exploitant van een dienstvoorziening, soort spoorweginfrastructuur, soort dienstvoorziening en soort dienst. Die regels kunnen in ieder geval inhouden dat een exploitant van een dienstvoorziening een gescheiden boekhouding of een afzonderlijke administratie binnen de boekhouding voert en deze ter inzage legt.
3. Exploitanten van dienstvoorzieningen tonen desgevraagd aan spoorwegondernemingen aan dat vergoedingen als bedoeld in het eerste lid, die aan die spoorwegondernemingen in rekening zijn gebracht, voldoen aan de bij algemene maatregel van bestuur vastgestelde voorwaarden en methoden van berekening van vergoedingen als bedoeld in het eerste lid en aan de netverklaring.
4. Exploitanten van dienstvoorzieningen wenden de vergoedingen, bedoeld in het eerste lid, aan om hun onderneming van middelen te voorzien.
5. De voordracht voor een krachtens het eerste lid vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd.
W
Na artikel 68 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. Exploitanten van dienstvoorzieningen verstrekken aan de beheerder informatie over de voorwaarden voor toegang en voor verlening van diensten, bedoeld in artikel 67, en informatie over de vergoedingen, bedoeld in artikel 68, of verwijzen de beheerder naar een website waarop deze informatie kosteloos in elektronische vorm wordt aangeboden.
2. Onverminderd het eerste lid, verstrekken exploitanten van dienstvoorzieningen als bedoeld in bijlage II, punt 2, onderdelen a, f en i, van richtlijn 2012/34/EU, onverwijld informatie over de voorwaarden voor toegang als bedoeld in artikel 67, eerste lid, onderdeel b, of voor verlening van diensten als bedoeld in artikel 67, eerste lid, onderdeel c, alsmede informatie over vergoedingen als bedoeld in artikel 68, eerste lid, aan spoorwegondernemingen die daarom verzoeken.
3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld ter uitvoering van het eerste lid.
Wa
Na artikel 68a wordt een paragraaf ingevoegd, luidende:
1. Deze paragraaf is uitsluitend van toepassing in geval van een aanbesteding als bedoeld in hoofdstuk III, paragraaf 4, van de Wet personenvervoer 2000 van een concessie voor openbaar vervoer per trein, indien:
a. voor de uitvoering van die concessie sprake is van gebruik van dienstvoorzieningen of van diensten als bedoeld in bijlage II, punt 2, onderdelen a, f en i, van richtlijn 2012/34/EU, en
b. een dergelijke dienstvoorziening of dienst op één locatie uitsluitend bij één exploitant aanwezig is.
2. Onder exploitant van een dienstvoorziening wordt in deze paragraaf verstaan een exploitant die verantwoordelijk is voor het beheer van een of meer dienstvoorzieningen of voor het verrichten van een of meer diensten als bedoeld in het eerste lid.
1. Onverminderd het bepaalde bij of krachtens hoofdstuk 5, paragraaf 1, mag een exploitant van een dienstvoorziening in het kader van een aanbesteding als bedoeld in artikel 68b, eerste lid, de voorwaarden voor toegang, bedoeld in artikel 67, eerste lid, onderdeel b, of voor verlening van diensten, bedoeld in artikel 67, eerste lid, onderdeel c, of de vergoedingen, bedoeld in artikel 68, eerste lid, pas toepassen nadat deze voorwaarden of vergoedingen zijn goedgekeurd door de Autoriteit Consument en Markt.
2. De exploitant van een dienstvoorziening doet het verzoek tot goedkeuring ten minste zes weken voorafgaand aan de datum waarop een aanbesteding als bedoeld in artikel 61, eerste lid, van de Wet personenvervoer 2000, is gestart.
3. De Autoriteit Consument en Markt beoordeelt binnen zes weken na ontvangst van het verzoek of de voorwaarden of vergoedingen, bedoeld in het eerste lid, in overeenstemming zijn met het bepaalde bij of krachtens de artikelen 67, eerste of tweede lid, of 68. Indien gegevens die de Autoriteit Consument en Markt noodzakelijk acht voor een beoordeling ontbreken, wordt de exploitant van de dienstvoorziening hiervan binnen een week na ontvangst van het verzoek op de hoogte gesteld. Deze exploitant wordt in de gelegenheid gesteld deze gegevens binnen een redelijke termijn alsnog aan te leveren in een door de Autoriteit Consument en Markt aan te geven vorm.
4. De Autoriteit Consument en Markt kan de termijn, bedoeld in het derde lid, eerste volzin, eenmaal met zes weken verlengen. Zij doet hiervan schriftelijk mededeling aan de exploitant van de dienstvoorziening die het verzoek heeft ingediend.
5. Indien de Autoriteit Consument en Markt van oordeel is dat de voorwaarden of vergoedingen in overeenstemming zijn met het bepaalde bij of krachtens de artikelen 67, eerste of tweede lid, of 68, keurt zij de toepassing hiervan goed.
6. Indien de Autoriteit Consument en Markt van oordeel is dat de voorwaarden of vergoedingen niet in overeenstemming zijn met het bepaalde bij of krachtens de artikelen 67, eerste of tweede lid, of 68, doet zij hiervan mededeling aan de desbetreffende exploitant. Zij deelt hierbij mede op welke punten niet voldaan is aan het bepaalde bij of krachtens de artikelen 67, eerste of tweede lid, of 68.
7. De exploitant van de dienstvoorziening deelt de Autoriteit Consument en Markt binnen vier weken na de datum van de mededeling, bedoeld in het zesde lid, schriftelijk mede in hoeverre de voorwaarden of vergoedingen worden aangepast aan die mededeling. De Autoriteit Consument en Markt beoordeelt binnen drie weken na ontvangst van de mededeling van de exploitant van de dienstvoorziening, bedoeld in de eerste volzin, op het verzoek tot goedkeuring, of de voorwaarden of vergoedingen in overeenstemming zijn met het bepaalde bij of krachtens de artikelen 67, eerste of tweede lid, of 68.
8. Artikel 68a is van toepassing op de voorwaarden of vergoedingen die op grond van dit artikel zijn goedgekeurd.
9. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen in afwijking van het eerste lid soorten dienstvoorzieningen of soorten diensten als bedoeld in bijlage II, punt 2, onderdelen a, f en i, van richtlijn 2012/34/EU uitgezonderd worden van de verplichting, bedoeld in het eerste lid.
10. De voordracht voor een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in het negende lid wordt niet eerder gedaan dan nadat de Autoriteit Consument en Markt in de gelegenheid is gesteld advies uit te brengen over het ontwerp van dat besluit en niet eerder dan vier weken nadat het ontwerp tezamen met het advies van de Autoriteit Consument en Markt aan beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd.
X
Artikel 70 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «artikel 10, zevende lid, van richtlijn 91/440/EEG en de artikelen 30 en 31 van richtlijn 2001/14/EG» vervangen door: artikel 55 van richtlijn 2012/34/EU.
2. In het tweede lid wordt «57 tot en met 63, 67 en 68» vervangen door: 56, 57 tot en met 63, eerste tot en met vierde lid, 67, 68, eerste tot en met derde lid, 68a en 68c,.
3. Er worden zes leden toegevoegd, luidende:
3. De Autoriteit Consument en Markt stelt een redelijke termijn als bedoeld in artikel 13, vierde lid, van richtlijn 2012/34/EU vast, die in de Staatscourant wordt bekendgemaakt.
4. De Autoriteit Consument en Markt onderzoekt uit eigen beweging de toestand van de concurrentie op de markt voor spoorvervoerdiensten, met name ten aanzien van de in artikel 56, eerste lid, onderdelen a tot en met g, van richtlijn 2012/34/EU genoemde onderwerpen en brengt daar jaarlijks een verslag over uit aan Onze Minister.
5. De Autoriteit Consument en Markt kan in het kader van het onderzoek, bedoeld in het vierde lid, tevens informatie vragen die nodig is voor het gebruik voor statistische en marktwaarnemingsdoeleinden.
6. De Autoriteit Consument en Markt consulteert in ieder geval om de twee jaar de vertegenwoordigers van de gebruikers van goederen- en personenvervoerdiensten.
7. Op verzoek van de Autoriteit Consument en Markt verstrekken de beheerder en een exploitant van een dienstvoorziening alle gegevens en bescheiden over de door hen aan spoorwegondernemingen in rekening gebrachte vergoedingen, zoals vastgesteld overeenkomstig artikel 62, eerste tot en met achtste lid, respectievelijk over de vergoedingen, bedoeld in artikel 68.
8. Op verzoek van de Autoriteit Consument en Markt verstrekt een spoorwegonderneming of een exploitant van een dienstvoorziening die bij of krachtens deze wet verplicht is om een boekhoudkundige scheiding of een gescheiden administratie binnen de boekhouding te voeren de in bijlage VIII van richtlijn 2012/34/EU bedoelde informatie voor zover die informatie nodig is in het kader van de uitoefening van de taken, bedoeld in het tweede lid.
Y
Artikel 71 komt te luiden:
1. Een gerechtigde als bedoeld in artikel 57, een spoorwegonderneming, een partij bij een toegangsovereenkomst of een kaderovereenkomst als bedoeld in hoofdstuk 4 of een andere betrokken partij kan bij de Autoriteit Consument en Markt schriftelijk een aanvraag indienen om te onderzoeken of door een beheerder, een exploitant van een dienstvoorziening, een spoorwegonderneming jegens de aanvrager sprake is van:
a. oneerlijke behandeling, discriminatie of anderszins van benadeling als bedoeld in artikel 56, eerste lid, van richtlijn 2012/34/EU;
b. gedrag van een wederpartij bij een toegangsovereenkomst of een kaderovereenkomst dat leidt tot oneerlijke behandeling, discriminatie of anderszins van benadeling;
c. onterechte weigering van toegang tot een dienstvoorziening in geval van een conflict als bedoeld in artikel 13, vijfde lid, van richtlijn 2012/34/EU.
2. De Autoriteit Consument en Markt neemt een besluit inzake een aanvraag als bedoeld in het eerste lid.
3. Indien de Autoriteit Consument en Markt besluit dat toegang tot een dienstvoorziening als bedoeld in artikel 13, vijfde lid, van richtlijn 2012/34/EU ten onrechte is geweigerd, neemt zij voor zover nodig maatregelen om ervoor te zorgen dat een passend deel van de beschikbare capaciteit voor de betreffende dienstvoorziening wordt toegekend aan de desbetreffende spoorwegonderneming.
4. De Autoriteit Consument en Markt kan zo nodig een last onder dwangsom opleggen.
5. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld over de voor het onderzoek te verstrekken gegevens en bescheiden en de daarmee samenhangende uitwerking.
6. De Autoriteit Consument en Markt stelt met inachtneming van artikel 56, achtste en negende lid, van richtlijn 2012/34/EU de termijnen vast waarbinnen zij een besluit als bedoeld in het tweede lid neemt, alsmede de termijnen voor het verstrekken van de voor het onderzoek benodigde gegevens en bescheiden. Artikel 4:15 van de Algemene wet bestuursrecht is van overeenkomstige toepassing op alle partijen waarbij de Autoriteit Consument en Markt in het kader van de besluitvorming informatie opvraagt.
Z
Na artikel 71 wordt een artikel toegevoegd, luidende:
1. In afwijking van artikel 7, eerste lid, van de Instellingswet Autoriteit Consument en Markt en onverminderd artikel 7, derde lid, van die wet, verstrekt de Autoriteit Consument en Markt de gegevens en inlichtingen, bedoeld in artikel 57 van richtlijn 2012/34/EU, alsmede de door de Europese Commissie gevraagde informatie ten behoeve van de door die Commissie vast te stellen gedelegeerde handelingen of uitvoeringsmaatregelen, bedoeld in richtlijn 2012/34/EU.
2. Artikel 7, vierde lid, onderdeel a, van de Instellingswet Autoriteit Consument en Markt is niet van toepassing op de verstrekking van de gegevens, inlichtingen en informatie, bedoeld in het eerste lid.
AA
Na artikel 72 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
In afwijking van artikel 8 van de Instellingswet Autoriteit Consument en Markt stellen Onze Minister en de Autoriteit Consument en Markt een gemeenschappelijk kader op voor informatie-uitwisseling en samenwerking op het gebied van de spoorveiligheid en de concurrentie op de spoorwegmarkt als bedoeld in artikel 56, derde lid, tweede alinea, van richtlijn 2012/34/EU.
BB
In artikel 76, tweede lid, wordt na «27, eerste lid,» ingevoegd «56,» en wordt «57 tot en met 62, 63, eerste lid, 67 en 68» vervangen door: 57 tot en met 62, eerste tot en met achtste lid, 63, eerste lid, tweede lid, eerste volzin, derde en vierde lid, 67, 68, eerste tot en met derde lid, 68a, 68c, 70, zevende en achtste lid,.
CC
In artikel 77, eerste lid, wordt «en 96, tweede lid,» vervangen door:, 96, tweede lid, en 96a,.
CCa
Na artikel 80 wordt een paragraaf ingevoegd, luidende:
Bij ministeriële regeling kunnen voor de goede uitvoering van bindende EU-rechtshandelingen van algemene strekking van de Europese Commissie over het vervoer per spoor in ieder geval regels worden gesteld met betrekking tot het toezicht, de toezichthoudende instantie en het van toepassing verklaren van de artikelen 76, 77 of 80.
DD
In artikel 92 wordt «van richtlijn 91/440/EEG, richtlijn 95/18/EG, richtlijn 2001/14/EG,» vervangen door: of aanvulling van richtlijn 2012/34/EU,.
FF
In paragraaf 10 wordt na artikel 96 een artikel ingevoegd, luidende:
1. Een betrokkene als bedoeld in artikel 15, derde lid, van richtlijn 2012/34/EU verstrekt desgevraagd aan Onze Minister binnen de door hem te bepalen termijn de gegevens en inlichtingen die hij nodig heeft om te kunnen voldoen aan een verzoek van de Europese Commissie om informatie over het gebruik van de spoorwegnetten en de ontwikkeling van de kadervoorwaarden in de spoorwegsector als bedoeld in artikel 15, derde en vierde lid, van richtlijn 2012/34/EU.
2. Bij regeling van Onze Minister kunnen nadere regels worden gesteld over de in het eerste lid bedoelde onderwerpen.
De Wet personenvervoer 2000 wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1 worden de volgende begrippen en bijbehorende omschrijvingen in alfabetische volgorde ingevoegd:
een passagiervervoerdienst als bedoeld in artikel 3, onderdeel 5, van richtlijn 2012/34/EU;
richtlijn 2012/34/EU van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 tot instelling van één Europese spoorwegruimte (PbEU 2012, L 343/32).
B
Artikel 19 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het derde, vierde, vijfde en zesde lid wordt «grensoverschrijdend personenvervoer per trein» telkens vervangen door: een internationale passagiersvervoerdienst.
2. In het vierde lid wordt «artikel 57, tweede lid,» vervangen door: artikel 57, vierde lid,.
3. Het vijfde lid, onderdeel a, en zesde lid, onderdeel a, komen te luiden:
a. het hoofddoel van het vervoer is passagiers vervoeren tussen stations in verschillende lidstaten of dat geen aanvraag het hoofddoel betreft, en.
4. Het zevende, achtste en tiende lid vervallen en het negende lid wordt vernummerd tot zevende lid.
5. In het zevende lid (nieuw) wordt «achtste lid» vervangen door: zesde lid.
6. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
8. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over onder meer de toepassing van dit artikel en de procedure en criteria, bedoeld in de artikelen 10, vierde lid, en 11, vierde lid, van richtlijn 2012/34/EU.
C
Artikel 19a wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. De Autoriteit Consument en Markt doet zo spoedig mogelijk na ontvangst van een melding als bedoeld in artikel 57, vierde of vijfde lid, van de Spoorwegwet mededeling van die melding in de Staatscourant en aan de betrokken concessieverleners, de betrokken concessiehouders en Onze Minister en vermeldt daarbij de mogelijkheid van een aanvraag als bedoeld in het tweede lid, en de termijn voor indiening van die aanvraag.
2. De aanhef en onderdeel a van het tweede lid, komen te luiden:
De Autoriteit Consument en Markt stelt op daartoe strekkende aanvraag van een of meer betrokken concessieverleners, een of meer betrokken concessiehouders, Onze Minister of een beheerder als bedoeld in artikel 1 van de Spoorwegwet vast of het ingevolge artikel 57, vierde of vijfde lid, van de Spoorwegwet, gemelde voorgenomen vervoer:
a. het vervoeren van passagiers tussen stations in verschillende lidstaten als hoofddoel heeft, of.
3. Het vijfde tot en met het achtste lid vervallen.
4. Onder vernummering van het derde en vierde lid tot vierde en vijfde lid, wordt een lid ingevoegd, luidende:
3. De Autoriteit Consument en Markt neemt de in artikel 11, tweede lid, van richtlijn 2012/34/EU voorgeschreven procedurele eisen in acht.
5. In het vierde lid (nieuw) wordt «binnen acht weken» vervangen door: binnen zes weken.
6. Het vijfde lid (nieuw) komt te luiden:
5. De Autoriteit Consument en Markt doet mededeling van de aanvraag en van de beschikking, bedoeld in het zesde lid, aan een beheerder als bedoeld in artikel 1 van de Spoorwegwet en doet mededeling van die beschikking in de Staatscourant.
D
In hoofdstuk II, paragraaf 1, worden na artikel 19a twee artikelen ingevoegd, luidende:
1. Een concessieverlener als bedoeld in artikel 20, eerste of derde lid, kan aan spoorwegondernemingen een heffing opleggen voor de exploitatie van een passagiersvervoerdienst op onder zijn concessiebevoegdheid vallende trajecten tussen twee stations in Nederland.
2. De heffing, bedoeld in het eerste lid, voldoet aan de voorwaarden van artikel 12 van richtlijn 2012/34/EU.
3. De in het eerste lid bedoelde concessieverleners houden de informatie, bedoeld in artikel 12, vierde lid, van richtlijn 2012/34/EU bij. Een concessieverlener als bedoeld in artikel 20, derde lid, verstrekt die gegevens desgevraagd aan Onze Minister voor zover Onze Minister die nodig heeft om te kunnen voldoen aan een verzoek van de Europese Commissie.
4. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld over de heffing, bedoeld in het eerste lid.
E
In artikel 25, vijfde lid, wordt «gebruiksvergoeding» vervangen door: vergoeding.
F
In artikel 87, vijfde lid, wordt na «is verklaard» ingevoegd:, uitvoeringsverordening (EU) nr. 869/2014 van de Commissie van 11 augustus 2014 inzake nieuwe spoorvervoersdiensten voor passagiers (PbEU 2014, L 239) en de bij ministeriële regeling aangewezen bindende EU-rechtshandelingen van algemene strekking van de Europese Commissie op het gebied van internationale passagiersvervoerdiensten.
G
Aan artikel 93 wordt een lid toegevoegd, luidende:
3. De Autoriteit Consument en Markt is bevoegd tot het opleggen van een last onder dwangsom ter handhaving van bij ministeriële regeling aangewezen bindende EU-rechtshandelingen van algemene strekking van de Europese Commissie op het gebied van internationale passagiersvervoerdiensten.
De Wet lokaal spoor wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
1. De begrippen richtlijn 95/18/EG en richtlijn 2001/14/EG, alsmede de daarbij behorende omschrijvingen vervallen.
2. In de alfabetische volgorde wordt in chronologische volgorde ingevoegd:
richtlijn 2012/34/EU van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 tot instelling van één Europese spoorwegruimte (PbEU L 2012, 343/32);.
Aa
Artikel 3 komt te luiden:
1. De hoofdstukken 2 tot en met 10 zijn van toepassing op lokale spoorwegen die uitgesloten kunnen worden van het toepassingsgebied van de artikelen 7, 8 en 13 en hoofdstuk IV van richtlijn 2012/34/EU en van de uitvoeringsmaatregelen bij richtlijn 2008/57/EG en bij richtlijn 2004/49/EG.
2. Tenzij bij of krachtens deze wet anders is bepaald, zijn lokale spoorwegen als bedoeld in het eerste lid uitgesloten van het toepassingsgebied van de artikelen 7, 8 en 13 en hoofdstuk IV van richtlijn 2012/34/EU en van de uitvoeringsmaatregelen bij richtlijn 2008/57/EG en bij richtlijn 2004/49/EG. Tenzij bij of krachtens deze wet anders is bepaald, zijn vervoerders die gebruik maken van een dergelijke lokale spoorweg uitgesloten van het toepassingsgebied van de hoofdstukken II en III van richtlijn 2012/34/EU. Tenzij bij of krachtens deze wet anders is bepaald, zijn bestuurders op een dergelijke spoorweg vrijgesteld van de uitvoeringsmaatregelen bij richtlijn 2007/59/EG.
3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld over lokale spoorwegen die niet uitgesloten kunnen worden van het toepassingsgebied van de artikelen 7, 8 en 13 en hoofdstuk IV van richtlijn 2012/34/EU en van de uitvoeringsmaatregelen bij richtlijn 2008/57/EG en richtlijn 2004/49/EG.
4. De regels, bedoeld in het derde lid, kunnen in ieder geval inhouden het geheel of gedeeltelijk van toepassing verklaren van deze wet, de Spoorwegwet of de op die wetten berustende bepalingen.
5. In het koninklijk besluit, bedoeld in artikel 2, wordt aangeduid of een spoorweg onder het eerste of het derde lid valt.
B
Na artikel 19 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
C
Na artikel 29 worden twee artikelen ingevoegd, luidende:
Een vervoerder die niet alleen onder de directe of indirecte zeggenschap staat van een onderneming of een andere entiteit die andere spoorvervoerdiensten dan stads-, voorstads- en regionale diensten verricht of integreert, maar die ook direct of indirect eigendom is van of wordt beheerd door de Staat, heeft een onafhankelijke rechtspositie op het vlak van bestuur, administratief beheer en interne administratieve, economische en boekhoudkundige controle, volgens welke hij in het bijzonder beschikt over een vermogen, een begroting en een boekhouding die gescheiden zijn van die van de Staat.
1. Indien een vervoerder onder de directe of indirecte zeggenschap staat van een onderneming of een andere entiteit die andere spoorvervoerdiensten dan stads-, voorstads- en regionale diensten verricht of integreert, worden de winst-en-verliesrekeningen en balansen gescheiden opgesteld en gepubliceerd voor zover het betreft enerzijds activiteiten met betrekking tot de levering van vervoerdiensten door die vervoerder en anderzijds activiteiten met betrekking tot de levering van vervoerdiensten door die onderneming of andere entiteit.
2. Financiële middelen die door een bestuursorgaan zijn verstrekt met het oog op een van de in het eerste lid bedoelde activiteiten worden niet overgedragen naar de andere activiteit.
3. De wijze waarop de boekhoudingen van de verschillende bedoelde activiteiten worden gevoerd, maakt het mogelijk toe te zien op het verbod op de overdracht van openbare financiële middelen van het ene activiteitengebied naar het andere.
1. In bijlage 1 van de Algemene wet bestuursrecht wordt in de zinsnede met betrekking tot de Spoorwegwet «artikel 71, derde lid» vervangen door: hoofdstuk 5, paragraaf 2, en artikel 71, tweede lid.
2. In de artikelen 4, 7 en 11 van bijlage 2 van de Algemene wet bestuursrecht wordt in de zinsnede met betrekking tot de Spoorwegwet «71, derde lid» telkens vervangen door: hoofdstuk 5, paragraaf 2, en artikel 71, tweede lid.
Onder vernummering van artikel 3, zesde lid, van de Instellingswet Autoriteit Consument en Markt tot zevende lid, wordt een lid ingevoegd, luidende:
6. Een lid van de Autoriteit Consument en Markt legt jaarlijks een schriftelijke verklaring af dat hij geen belangen heeft als bedoeld in het vijfde lid. In die verklaring worden alle directe en indirecte belangen vermeld die van invloed kunnen zijn op de uitoefening van zijn functie.
1. In artikel 1, onder 4°, van de Wet op de economische delicten vervalt in de zinsnede met betrekking tot de Wet personenvervoer 2000 «artikel 19a, tiende lid».
2. Indien het bij koninklijke boodschap van 1 april 2014 ingediende voorstel van wet houdende wijziging van de Spoorwegwet en de Wet personenvervoer 2000 in verband met een tweede tranche van uitvoeringsmaatregelen van het kabinetsstandpunt «Spoor in beweging», waaronder regels inzake bijzondere spoorwegen en vereenvoudiging van het vergunningenregime hoofdspoorwegen, en in verband met de invoering van een verblijfsverbod voor voorzieningen openbaar vervoer (33 904) tot wet is of wordt verheven en artikel V, tweede lid, van die wet eerder in werking is getreden of treedt dan artikel II, onderdeel C, van deze wet, wordt deze wet als volgt gewijzigd:
In artikel VA, eerste lid, wordt «artikel 19a, tiende lid» vervangen door: artikel 19a, achtste lid».
1. Er kan een verhoging, korting, aftrek, bijtelling of gebruiksvergoeding als bedoeld in artikel 62, derde, vierde, vijfde of zesde lid, van de Spoorwegwet zoals dat luidde voor het tijdstip van inwerkingtreding van dit artikel, worden overeengekomen, mits die in de netverklaring als bedoeld in artikel 58 van de Spoorwegwet is opgenomen, tot het tijdstip waarop voor het desbetreffende onderwerp op grond van artikel 62, zesde lid, van de Spoorwegwet vastgestelde regels in werking zijn getreden.
2. De in het eerste lid bedoelde vergoedingen voldoen aan de artikelen 32 tot en met 37 en 51, eerste lid, van richtlijn 2012/34/EU van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 tot instelling van één Europese spoorwegruimte (PbEU 2012, L 343/32) juncto artikel 62, eerste lid, van de Spoorwegwet.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.histnoot
Gegeven te Wassenaar, 30 september 2015
Willem-Alexander
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, W.J. Mansveld
Uitgegeven de vijftiende oktober 2015
De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-2015-361.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.