Wet van 20 mei 2015 tot wijziging van de Warenwet in verband met het verhogen van het maximum bedrag van de bestuurlijke boete en enkele andere wijzigingen waaronder regels inzake het aanprijzen van het aanbrengen van een tatoeage of piercing en wijziging van de Warenwet BES in verband met het eenduidig regelen van de bevoegdheden van de toezichthouders en de eilandbesturen

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is het maximumbedrag van de bestuurlijke boete te verhogen, wijzigingen aan te brengen in een aantal bevoegdheden, regels in te voeren inzake het aanprijzen van het aanbrengen van een tatoeage of piercing in de Warenwet en de bevoegdheden van de toezichthouders en de eilandbesturen in de Warenwet BES eenduidig te regelen;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Warenwet wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1, eerste lid, onder d, 2°, vervalt: schiethamers,.

B

In artikel 4, vijfde lid, tweede volzin, wordt «stijdige» vervangen door: strijdige.

C

Artikel 7a wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. Onze Minister kan op aanvraag een of meerdere instellingen aanwijzen, die bevoegd zijn tot het uitvoeren van door hem aan te wijzen werkzaamheden ingevolge bij of krachtens deze wet voorgeschreven keurings- of beoordelingsprocedures.

2. In het derde lid wordt na «aanwijzing kan worden gegeven,» ingevoegd: geschorst,.

Ca

Na artikel 7e wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 7f

Onze Minister is bevoegd bij een instelling waarvan de aanwijzing krachtens artikel 7a is ingetrokken inzage in en kopieën van alle gegevens en bescheiden te vorderen die samenhangen met de uitgevoerde keurings- of beoordelingsprocedures waarop de ingetrokken aanwijzing betrekking had. Naar keuze van de instelling kunnen in plaats van kopieën de originele bescheiden worden verstrekt.

D

Artikel 13 komt te luiden:

Artikel 13

Bij algemene maatregel van bestuur kunnen voorts regels worden gesteld ter uitvoering van een met betrekking tot waren tot stand gekomen bindend besluit van de Europese Unie dat betrekking heeft op een van de in artikel 3 bedoelde belangen alsmede het bijkomende belang van de bescherming van het milieu.

E

Artikel 13a, eerste en tweede lid, komen te luiden:

  • 1. Ter uitvoering van een met betrekking tot waren tot stand gekomen bindend besluit van de Europese Unie, kan Onze Minister, voor zover van toepassing in overeenstemming met Onze Minister wie het mede aangaat, op aanvraag een instantie aanwijzen die belast zal zijn met:

    • a. de beoordeling van waren; of

    • b. daarmee samenhangende werkzaamheden.

  • 2. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de gronden waarop de in het eerste lid bedoelde aanwijzing kan worden gegeven, geschorst, ingetrokken dan wel gewijzigd.

F

Onder vernummering van artikel 13b tot artikel 13e worden na artikel 13a drie nieuwe artikelen ingevoegd luidende:

Artikel 13b

  • 1. Aan de aanvrager of de houder van de aanwijzing of erkenning, dan wel aan degene ten behoeve van wie de werkzaamheden worden verricht, kunnen de kosten ten laste worden gebracht, die samenhangen met:

    • a. het in behandeling nemen en verlenen van een aanwijzing als bedoeld in artikel 13a, eerste lid;

    • b. keuring of controle van waren indien die worden voorgeschreven door een bindend besluit van de Europese Unie inclusief de controle van daarbij voorgeschreven documenten, en van overeenstemming tussen deze documenten en de desbetreffende waren;

    • c. de behandeling van een aanvraag tot of verlenging van een erkenning van een inrichting of een inschrijving van een inrichting in een register;

    • d. vooraf aangekondigde en vastgestelde controles of nog aan de eisen gesteld voor de aanwijzing of erkenning wordt voldaan die nodig zijn ter uitvoering van een bindend besluit van de Europese Unie.

  • 2. De bedragen ter vergoeding van de kosten worden bij ministeriële regeling vastgesteld.

Artikel 13c

Indien in een krachtens deze wet vastgesteld wettelijk voorschrift verwezen wordt naar een EU-richtlijn, gaat een wijziging van die EU-richtlijn voor de toepassing van dat voorschrift, gelden met ingang van de dag waarop aan de betrokken wijziging uitvoering moet zijn gegeven, tenzij bij ministerieel besluit, dat in de Staatscourant wordt bekendgemaakt, een ander tijdstip wordt vastgesteld.

Artikel 13d

Met bij of krachtens deze wet aan het vervaardigen, bereiden of verhandelen van waren gestelde eisen worden gelijkgesteld eisen aan het vervaardigen, bereiden of verhandelen van waren gesteld door een andere lidstaat van de Europese Unie, indien die waren rechtmatig zijn vervaardigd, bereid of verhandeld in die andere lidstaat van de Europese Unie of in een staat, niet zijnde een lidstaat van de Europese Unie, die partij is bij een tot een douane-unie strekkend verdrag dat Nederland bindt, dan wel een staat die partij is bij een tot een vrijhandelszone strekkend Verdrag en die eisen een beschermingsniveau bieden dat ten minste gelijkwaardig is aan het niveau dat met de nationale eisen wordt nagestreefd.

G

Artikel 15 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid vervallen de tweede volzin en de derde volzin.

2. In het tweede lid vervalt de laatste volzin.

H

Artikel 16 wordt als volgt gewijzigd:

1. Artikel 16, derde lid, tweede en derde volzin, komen te luiden:

Aan de aanvrager van een ontheffing kunnen de kosten ten laste worden gebracht die samenhangen met de aanvraag om ontheffing. De bedragen ter vergoeding van de kosten worden bij ministeriële regeling vastgesteld.

2. Het zesde lid vervalt.

I

In artikel 17, vierde lid, vervalt de laatste volzin.

J

Artikel 19 wordt als volgt gewijzigd:

1. Artikel 19, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. Het is een ieder voorts verboden waren, niet zijnde eet- of drinkwaren, te verhandelen met gebruikmaking van vermeldingen of voorstellingen met betrekking tot de veiligheid van de waar of de uitwerking van de waar op de gezondheid van de mens, die, doordat zij onjuist zijn of een onjuiste indruk wekken, tot gevolg kunnen hebben dat de veiligheid of gezondheid van de mens in gevaar wordt gebracht.

2. In het tweede lid vervalt: , onder b,

3. Het derde lid vervalt.

4. Het vierde lid wordt vernummerd tot het derde lid.

K

Artikel 20 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. Het is een ieder voorts verboden in de uitoefening van een beroep of bedrijf waren, niet zijnde eet- of drinkwaren, aan te prijzen met gebruikmaking van vermeldingen of voorstellingen met betrekking tot de veiligheid van de waar of de uitwerking van de waar op de gezondheid van de mens, waarvan hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden, dat zij, doordat zij onjuist zijn of een onjuiste indruk wekken, tot gevolg kunnen hebben dat de veiligheid of gezondheid van de mens in gevaar wordt gebracht.

2. In het derde lid vervalt: , onder b,.

3. Het vierde lid vervalt.

4. Het vijfde en zesde lid worden vernummerd tot het vierde en vijfde lid.

5. In het vijfde lid wordt «artikel 8, onder a tot en met e», vervangen door: artikel 8, eerste lid, onder a tot en met e.

L

Artikel 21, tweede lid, komt te luiden:

  • 2. Indien waren, niet zijnde eet- of drinkwaren, naar het oordeel van Onze Minister gevaar opleveren voor de veiligheid of de gezondheid van de mens, of gevaar opleveren voor de veiligheid van zaken, kan hij met het oog op de bescherming van die belangen degene die de waar verhandelt of heeft verhandeld, gelasten de verhandeling daarvan te staken dan wel al de noodzakelijke maatregelen te treffen om die waar terug te nemen. Degene tot wie de last is gericht, geeft daaraan onverwijld gevolg.

M

In artikel 22, tweede lid, vervalt de laatste volzin.

N

In artikel 24 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 5. Het is verboden het aanbrengen van een tatoeage of piercing aan te prijzen, tenzij:

    • a. aan de natuurlijke persoon of de rechtspersoon ten behoeve van wie het aanprijzen plaatsvindt het gebruik van tatoeage- of piercingmateriaal op grond van een krachtens deze wet verleende vergunning is toegestaan; of

    • b. krachtens deze wet voor het gebruik van tatoeage- of piercingmateriaal geen vergunning noodzakelijk is.

O

In artikel 25, eerste lid, onder b, wordt «Onze Minister van Economische Zaken of Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit» vervangen door: Onze Minister van Economische Zaken.

P

In artikel 26, tweede lid, vervalt de zinsnede «in overeenstemming met Onze Ministers van Economische Zaken en van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij».

Q

Artikel 27 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid vervalt.

2. Het derde en het vierde lid worden vernummerd tot het tweede en derde lid.

3. In het nieuwe derde lid wordt «bedoeld in het derde lid» vervangen door: bedoeld in het tweede lid.

R

Artikel 30 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, eerste volzin, wordt na «in acht zijn genomen» toegevoegd: dan wel de documenten die krachtens artikel 5, tweede lid, onderdeel a, onder 2°, voor het gebruik zijn vereist, niet aanwezig zijn.

2. In het tweede lid wordt na «in acht zijn genomen» toegevoegd: dan wel de documenten die krachtens artikel 5, tweede lid, onderdeel a, onder 2°, voor het gebruik zijn vereist, niet aanwezig zijn.

S

Artikel 32a wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «27, eerste lid, laatste volzin, en derde lid» vervangen door: 27, eerste lid, laatste volzin, en tweede lid.

2. In het tweede lid, wordt «€ 4 500» vervangen door: het bedrag van de zesde categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht.

3. In het derde lid, aanhef, wordt «indien:» vervangen door: indien voor de overtreding op basis van de Wet op de economische delicten een hogere geldboete kan worden opgelegd dan de in de bijlage ter zake van de overtreding voorziene bestuurlijke boete, en:.

T

Artikel 32b komt te luiden:

Artikel 32b

  • 1. Bij algemene maatregel van bestuur wordt een bijlage vastgesteld, die bij elke daarin omschreven overtreding het bedrag van de daarvoor op te leggen boete bepaalt, waarbij de hoogte van het bedrag mede gebaseerd kan worden op het aantal werknemers, de mate van verwijtbaarheid, de omzet of een gedeelte van de omzet van de desbetreffende natuurlijke persoon of rechtspersoon. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld over de wijze waarop de boetehoogte wordt bepaald.

  • 2. De voordracht voor een krachtens het eerste lid vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt, indien de maatregel niet voortvloeit uit een bindend besluit van de Europese Unie, niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd.

U

Artikel 33 komt te luiden:

Artikel 33

  • 1. Aan de aanvrager of de houder van de aanwijzing of erkenning, dan wel aan degene ten behoeve van wie de werkzaamheden worden verricht kunnen, voorzover dit niet reeds mogelijk is op grond van artikel 13b, de kosten ten laste worden gebracht die samenhangen met:

    • a. bij of krachtens deze wet voorgeschreven keuringen of controles van waren, inclusief de controle van daarbij voorgeschreven documenten, en van overeenstemming tussen deze documenten en de desbetreffende waren;

    • b. de behandeling van een aanvraag om een vergunning als bedoeld in artikel 5, eerste lid, onder b, of het aanwijzen van een instelling;

    • c. de behandeling van een aanvraag tot verlenging van een vergunning als bedoeld in artikel 5, eerste lid, onder b, tot verlenging van een aanwijzing van een instelling, of van vooraf aangekondigde en vastgelegde controles of nog aan de eisen gesteld voor de vergunning of aanwijzing wordt voldaan;

    • d. de behandeling van een aanvraag voor een document dat Onze Minister bij of krachtens deze wet kan verstrekken en geen betrekking heeft op een vergunning als bedoeld in artikel 5, eerste lid, onder b, of de aanwijzing van een instelling.

  • 2. De bedragen ter vergoeding van de kosten worden bij ministeriële regeling vastgesteld.

V

De artikelen 34 en 35 vervallen.

W

Artikel 37 komt te luiden:

Artikel 37

Deze wet wordt aangehaald als: Warenwet.

ARTIKEL II

De Warenwet BES wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 9, eerste lid, wordt «door of namens Onze Minister» vervangen door: door het bestuurscollege.

B

Artikel 19 komt te luiden:

Artikel 19

  • 1. Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet zijn belast de bij besluit van het bestuurscollege aangewezen personen.

  • 2. Het Staatstoezicht op de Volksgezondheid oefent toezicht uit op het krachtens het eerste lid uitgeoefende toezicht.

  • 3. De bestuurscolleges dienen jaarlijks bij Onze Minister een verslag in van de werkzaamheden verband houdende met het in het eerste lid bedoelde toezicht.

C

Artikel 19a vervalt.

D

In de artikelen 20, eerste en tweede lid, 21, eerste lid, en 23, eerste lid, wordt «artikel 19, eerste en vierde lid» vervangen door: artikel 19, eerste lid.

E

In artikel 20, eerste lid, wordt «die» vervangen door: dat.

F

Artikel 22 komt te luiden:

Artikel 22

  • 1. De in artikel 19, eerste lid, aangewezen personen kunnen:

    • a. de vervaardiging of verhandeling van waren, die niet voldoen aan het bij of krachtens deze wet bepaalde, verbieden;

    • b. waren die niet voldoen aan deze wet, voorlopig in beslag nemen;

    • c. de vernietiging bevelen van voorlopig in beslag genomen waren.

  • 2. Een beslissing als bedoeld in het eerste lid, onder c, wordt schriftelijk aan de belanghebbende medegedeeld.

G

Artikel 24 komt te luiden:

Artikel 24

  • 1. Handelen in strijd met de voorschriften, gesteld bij of krachtens deze wet in de artikelen 3, eerste, tweede, derde en vijfde lid, 4, eerste lid, 5, vierde en vijfde lid, of, overtreding van de artikelen 8 tot en met 16 gestelde verboden, is, voor zover opzettelijk begaan, een misdrijf, en wordt gestraft met hetzij gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren, hetzij met een geldboete van ten hoogste de zesde categorie, hetzij met beide straffen.

  • 2. Handelen in strijd met de voorschriften, gesteld bij of krachtens deze wet in artikelen 3, eerste, tweede, derde en vijfde lid, 4, eerste lid, 5, vierde en vijfde lid, of, overtreding van de artikelen 8 tot en met 16 gestelde verboden, is, voor zover niet opzettelijk begaan, een overtreding, en wordt gestraft met hetzij hechtenis van ten hoogste een jaar, hetzij met een geldboete van ten hoogste de vijfde categorie, hetzij met beide straffen.

  • 3. Het niet voldoen aan de vordering, bedoeld in artikel 21, eerste lid, onderdelen c en e, of de verplichting, bedoeld in de artikelen 21, eerste lid, onder a, 22, eerste lid, onder a en c, en 25 is een overtreding en wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of een geldboete van ten hoogste de tweede categorie.

ARTIKEL III

  • 1. De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

  • 2. In afwijking van het eerste lid treedt artikel I, onderdelen J en K, in werking met ingang van 13 december 2014.

  • 3. Indien het Staatsblad waarin deze wet wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 13 december 2014, treedt artikel I, onderdelen J en K, in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin deze wet wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.histnoot

Gegeven te Wassenaar, 20 mei 2015

Willem-Alexander

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, E.I. Schippers

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher

Uitgegeven de drieëntwintigste juni 2015

De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur


XHistnoot
histnoot

Kamerstuk 33 775

Naar boven