Wet van 21 mei 2015 tot wijziging van de Algemene wet gelijke behandeling in verband met het annuleren van de enkele-feitconstructie in de Algemene wet gelijke behandeling

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de enkele-feitconstructie uit de Algemene wet gelijke behandeling te schrappen;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Algemene wet gelijke behandeling wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 5, tweede lid, komt te luiden:

  • 2. Het eerste lid laat onverlet dat:

    • a. een instelling op godsdienstige of levensbeschouwelijke grondslag,

    • b. een instelling van bijzonder onderwijs, of

    • c. een instelling op politieke grondslag,

    ten aanzien van personen die voor haar werkzaam zijn onderscheid mag maken op grond van godsdienst, levensovertuiging of politieke gezindheid, voor zover deze kenmerken vanwege de aard van de betrokken specifieke beroepsactiviteit of de context waarin deze wordt uitgeoefend een wezenlijk, legitiem en gerechtvaardigd beroepsvereiste vormen, gezien de grondslag van de instelling. Een zodanig onderscheid mag niet verder gaan dan passend is, gelet op de houding van goede trouw en loyaliteit aan de grondslag van de instelling die van de voor haar werkzame personen mag worden verlangd, en mag niet leiden tot onderscheid op een andere in artikel 1 genoemde grond, onverminderd artikel 2, eerste lid.

B

Artikel 6a, tweede lid, komt te luiden:

  • 2. Het eerste lid laat onverlet dat:

    • a. een op godsdienstige of levensbeschouwelijke grondslag gebaseerde organisatie of vereniging, of

    • b. een op politieke grondslag gebaseerde organisatie of vereniging,

    ten aanzien van personen die door een lidmaatschap of anderszins bij haar betrokken zijn onderscheid mag maken op grond van godsdienst, levensovertuiging of politieke gezindheid, voor zover deze kenmerken vanwege de aard van de betrokkenheid of de context waarin specifieke activiteiten worden uitgeoefend een wezenlijk, legitiem en gerechtvaardigd vereiste vormen, gezien de grondslag van de organisatie of vereniging. Een zodanig onderscheid mag niet verder gaan dan passend is, gelet op de houding van goede trouw en loyaliteit aan de grondslag van de organisatie of vereniging die van de daarbij betrokkenen mag worden verlangd, en mag niet leiden tot onderscheid op een andere in artikel 1 genoemde grond, onverminderd artikel 2, eerste lid.

C

Artikel 7, tweede lid, komt te luiden:

  • 2. Het eerste lid, onderdeel c, laat onverlet dat een instelling van bijzonder onderwijs bij de toelating en ten aanzien van de deelname aan het onderwijs onderscheid mag maken op grond van godsdienst, levensovertuiging of geslacht, voor zover deze kenmerken vanwege de aard van het onderwijs een wezenlijk, legitiem en gerechtvaardigd vereiste vormen, gezien de grondslag van de instelling. Onderscheid op grond van geslacht is slechts toegestaan, indien voor leerlingen van beide geslachten gelijkwaardige voorzieningen aanwezig zijn. Een zodanig onderscheid mag niet verder gaan dan passend is, gelet op de houding van goede trouw en loyaliteit aan de grondslag van de instelling die van leerlingen mag worden verlangd en mag niet leiden tot onderscheid op een andere in artikel 1 genoemde grond, onverminderd artikel 2, eerste lid.

ARTIKEL IA

A

Indien het bij geleidende brief van 3 augustus 2012 aanhangig gemaakte voorstel van wet van de leden Dijkstra en Schouw tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek en de Algemene wet gelijke behandeling met betrekking tot ambtenaren van de burgerlijke stand die onderscheid maken als bedoeld in de Algemene wet gelijke behandeling (Kamerstukken I, 33 344, A) tot wet is of wordt verheven en artikel II van die wet eerder in werking is getreden of treedt dan artikel I van deze wet, wordt artikel I, onderdeel A, van deze wet als volgt gewijzigd:

1. In de aanhef wordt «komt te luiden» vervangen door: wordt vervangen door.

2. Na het tweede lid wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 2a. Het eerste lid laat tevens onverlet de vrijheid van gemeenten om onderscheid te maken op grond van godsdienst of levensovertuiging ten aanzien van een ambtenaar of buitengewoon ambtenaar van de burgerlijke stand die in de uitoefening van zijn ambt onderscheid maakt, tenzij het door hem gemaakte onderscheid is gebaseerd op een algemeen verbindend voorschrift.

B

Indien het bij geleidende brief van 3 augustus 2012 aanhangig gemaakte voorstel van wet van de leden Dijkstra en Schouw tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek en de Algemene wet gelijke behandeling met betrekking tot ambtenaren van de burgerlijke stand die onderscheid maken als bedoeld in de Algemene wet gelijke behandeling (Kamerstukken I, 33 344, A) tot wet is of wordt verheven en artikel II van die wet later in werking treedt dan, onderscheidenlijk gelijktijdig in werking treedt als, artikel I van deze wet, komt artikel II van die wet te luiden:

ARTIKEL II

In de Algemene wet gelijke behandeling wordt in artikel 5 na het tweede lid een lid ingevoegd, luidende:

  • 2a. Het eerste lid laat tevens onverlet de vrijheid van gemeenten om onderscheid te maken op grond van godsdienst of levensovertuiging ten aanzien van een ambtenaar of buitengewoon ambtenaar van de burgerlijke stand die in de uitoefening van zijn ambt onderscheid maakt, tenzij het door hem gemaakte onderscheid is gebaseerd op een algemeen verbindend voorschrift.

ARTIKEL II

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.histnoot

Gegeven te Wassenaar, 21 mei 2015

Willem-Alexander

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.H.A. Plasterk

De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker

Uitgegeven de tiende juni 2015

De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur


XHistnoot
histnoot

Kamerstuk 32 476

Naar boven