Wet van 4 december 2013 inzake invoering van een tijdelijke heffing voor de bankensector (Tijdelijke wet resolutieheffing 2014)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het in het kader van het leveren van een bijdrage door de bankensector aan de financiering van de nationalisatie van SNS REAAL wenselijk is om een tijdelijke heffing in te voeren voor banken die op 1 februari 2013 deelnamen aan het depositogarantiestelsel;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

§ 1. Algemene bepalingen

Artikel 1

Onder de naam resolutieheffing 2014 wordt een belasting geheven van de in paragraaf 2 vermelde belastingplichtigen.

Artikel 2

In deze wet wordt verstaan onder:

a. bank:

bank als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht;

b. centrale kredietinstelling:

centrale kredietinstelling als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht;

c. deposito:

deposito als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht;

d. depositobasis:

bedrag van de bij een bank aangehouden deposito’s voor zover deze voor compensatie ingevolge het depositogarantiestelsel in aanmerking komen;

e. depositogarantiestelsel:

depositogarantiestelsel als bedoeld in artikel 3:259, tweede lid, van de Wet op het financieel toezicht;

f. groep banken:

twee of meer banken die met elkaar zijn verbonden in een formele of feitelijke zeggenschapstructuur.

§ 2. Belastingplicht

Artikel 3

Belastingplichtig voor de resolutieheffing 2014 is een bank waarop het depositogarantiestelsel van toepassing is, mits op die bank het depositogarantiestelsel ook op 1 februari 2013 van toepassing was.

Artikel 4

Indien een groep banken op grond van artikel 3:111, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht is vrijgesteld van het toezicht door de Nederlandsche Bank op de naleving van de in dat artikellid genoemde artikelen, is alleen de centrale kredietinstelling, bedoeld in dat artikel, belastingplichtig en zijn, in afwijking van artikel 3, de bij die centrale kredietinstelling aangesloten banken niet belastingplichtig.

§ 3. Grondslag

Artikel 5

De resolutieheffing 2014 wordt geheven naar het belastbare bedrag.

Artikel 6

  • 1. Het belastbare bedrag is de depositobasis op 1 februari 2013.

  • 2. Indien sprake is van een belastingplichtige als bedoeld in artikel 4, is het belastbare bedrag het totaal van de depositobases op 1 februari 2013 van de belastingplichtige en de bij haar aangesloten banken.

§ 4. Tarief

Artikel 7

De resolutieheffing 2014 bedraagt 0,075% van het belastbare bedrag.

§ 5. Wijze van heffing

Artikel 8

De resolutieheffing 2014 wordt verschuldigd op 1 maart 2014, 1 mei 2014 en 1 juli 2014.

Artikel 9

De resolutieheffing 2014 wordt op aangifte voldaan.

Artikel 10

  • 1. Bij twee of meer belastingplichtigen die behoren tot dezelfde groep banken kan een van die belastingplichtigen (aangewezen belastingplichtige) optreden namens elk van hen. Bij toepassing van de eerste volzin treedt de aangewezen belastingplichtige in de plaats van de belastingplichtigen voor wie hij optreedt met betrekking tot alle rechten en verplichtingen die die belastingplichtigen hebben inzake de aangiften en de betalingen van de resolutieheffing 2014. De aangewezen belastingplichtige vermeldt in de aangifte voor welke belastingplichtigen hij optreedt. Bij toepassing van de eerste volzin wordt aangifte gedaan op basis van het totale belastbare bedrag van de aangewezen belastingplichtige en de belastingplichtigen voor wie hij optreedt.

  • 2. Bij toepassing van het eerste lid is, ingeval de aangewezen belastingplichtige niet voldoet aan zijn verplichting inzake de betaling van de resolutieheffing 2014, elk van de belastingplichtigen voor wie de aangewezen belastingplichtige optreedt hoofdelijk aansprakelijk voor de door de aangewezen belastingplichtige en de belastingplichtigen voor wie de aangewezen belastingplichtige optreedt in totaal verschuldigde resolutieheffing 2014.

§ 6. Overige bepalingen

Artikel 11

De Wet op de vennootschapsbelasting 1969 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 2, zevende lid, wordt na onderdeel p een onderdeel ingevoegd, luidende:

  • q. SNS REAAL N.V.;.

B

Artikel 10, eerste lid, onderdeel f, komt te luiden:

  • f. de wegens genoten winst geheven dividendbelasting, naar de prijzen van kansspelen geheven kansspelbelasting, naar een balanstotaal geheven bankenbelasting en naar de hoogte van de depositobasis geheven heffing op grond van de Tijdelijke wet resolutieheffing 2014;.

Artikel 12

In de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 komt artikel 10, eerste lid, onderdeel f, te luiden:

  • f. de wegens genoten winst geheven dividendbelasting, naar de prijzen van kansspelen geheven kansspelbelasting en naar een balanstotaal geheven bankenbelasting;.

§ 7. Slotbepalingen

Artikel 13

  • 1. De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld, en vervallen op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

  • 2. Artikel 11 werkt terug tot en met 1 februari 2013.

Artikel 14

Deze wet wordt aangehaald als: Tijdelijke wet resolutieheffing 2014.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.histnoot

Gegeven te Wassenaar, 4 december 2013

Willem-Alexander

De Minister van Financiën, J.R.V.A. Dijsselbloem

Uitgegeven de zeventiende december 2013

De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten


XHistnoot
histnoot

Kamerstuk 33 653

Naar boven