Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap | Staatsblad 2013, 323 | AMvB |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap | Staatsblad 2013, 323 | AMvB |
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, van 1 maart 2013, nr. WJZ/488582(3846), directie Wetgeving en Juridische Zaken;
Gelet op artikel 117 van de Wet voortgezet onderwijs BES;
De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 4 april 2013, nr. W05.13.0051/I);
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 08 juli 2013, nr. WJZ/527300 (3846), directie Wetgeving en Juridische Zaken;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Dit besluit verstaat onder:
bevoegd gezag: het bevoegd gezag van de school,
examen dat wordt afgelegd om het Caribbean secondary education certificate te behalen,
Caribbean Examinations Council, vestiging Barbados,
Heart Trust Foundation, vestiging Jamaica,
inspectie, bedoeld in de Wet op het onderwijstoezicht
de Saba Comprehensive School, tenzij het tegendeel blijkt,
examen van technical and vocational education and training-programma, niveau 1,
Wet voortgezet onderwijs BES.
Dit besluit is van toepassing op de Saba Comprehensive School, bedoeld in artikel 207, aanhef en onderdeel d, van de wet.
1. Het bij en krachtens de wet bepaalde is van toepassing op de Saba Comprehensive School, behoudens voor zover daarvan in dit besluit wordt afgeweken.
2. De bepalingen in dit besluit zijn voorwaarden voor bekostiging.
De school biedt:
a. algemeen vormend onderwijs;
b. beroepsgericht onderwijs;
c. praktijkonderwijs.
Het algemeen vormend onderwijs is het onderwijs met een cursusduur van vijf jaren, dat is ingericht ter voorbereiding op aansluitend middelbaar beroepsonderwijs of hoger beroepsonderwijs, en dat mede algemene vorming omvat. Het algemeen vormend onderwijs is gericht op het afleggen van het CSEC-examen dat wordt aangeboden door de CXC, en wordt ingericht volgens de eisen van de CXC. De inhoud van dit onderwijs is afgestemd op de capaciteiten van de leerlingen.
Beroepsgericht onderwijs is het onderwijs met een cursusduur van vier jaren, dat is ingericht ter voorbereiding op aansluitend beroepsonderwijs, en dat mede algemene vorming omvat. Het beroepsgerichte onderwijs is gericht op het afleggen van het TVET1-examen en wordt ingericht volgens de eisen van het TVET-programma, dat door de HTF is ontwikkeld. De inhoud van dit onderwijs is afgestemd op de capaciteiten van de leerlingen.
1. Praktijkonderwijs is praktijkonderwijs als bedoeld in artikel 31 van de wet. Het ten aanzien van praktijkonderwijs bij en krachtens de wet bepaalde is van toepassing.
2. Onverminderd artikel 19 van het Inrichtingsbesluit WVO BES omvat het onderwijsprogramma Engelse taal.
In afwijking van artikel 8 van de wet wordt het onderwijs aan de school gegeven en worden de examens afgenomen in het Engels. Een andere taal kan worden gebezigd:
a. wanneer het onderwijs met betrekking tot die taal betreft,
b. wanneer het praktijkonderwijs betreft, of
c. indien de specifieke aard, de inrichting of de kwaliteit van het onderwijs dan wel de herkomst van de deelnemers daartoe noodzaakt, overeenkomstig een door het bevoegd gezag vastgestelde gedragscode. De gedragscode wordt toegezonden aan de inspectie.
In afwijking van artikel 10, tweede lid, van de wet is de aandacht voor de bestrijding van taalachterstanden in het bijzonder gericht op de Engelse taal.
In afwijking van artikel 33 van de wet wordt het onderwijs in de eerste twee leerjaren van het algemeen vormend onderwijs en het beroepsgericht onderwijs zodanig algemeen ingericht, dat met behoud van keuzevrijheid de doorstroming van leerlingen naar beide onderwijssoorten mogelijk is.
1. Het bevoegd gezag kan na overleg met de ouders een leerling ontheffing verlenen voor onderdelen van het onderwijsprogramma. Het bevoegd gezag bepaalt bij de ontheffing welk onderwijs voor de leerling in de plaats komt voor de onderdelen waarvoor ontheffing is verleend.
2. Het bevoegd gezag kan een leerling uitsluitend ontheffing verlenen van het volgen van het onderwijs in het vak lichamelijke opvoeding indien de leerling vanwege diens lichamelijke gesteldheid niet in staat is dit onderwijs te volgen.
1. Aan de leerlingen in het algemeen vormend onderwijs wordt de gelegenheid gegeven om het CSEC-examen van de CXC af te leggen.
2. Aan de leerlingen in het beroepsgericht onderwijs wordt de gelegenheid gegeven om het TVET1-examen van de HTF af te leggen.
3. Het eindexamen wordt afgenomen door de directeur of één of meer leraren van de school, met inachtneming van de geldende examenprotocollen.
4. Indien een leerling aan alle voor het behalen van een certificaat gestelde eisen heeft voldaan, ontvangt hij van de directeur het desbetreffende certificaat.
1. Het bevoegd gezag draagt er zorg voor dat aan de school een aantal leraren is verbonden dat nodig is om onderwijs van voldoende kwaliteit aan te bieden.
2. Aan de school zijn slechts leraren verbonden die:
a. in het bezit zijn van een verklaring omtrent het gedrag, afgegeven volgens de Wet op de justitiële documentatie en op de verklaringen omtrent het gedrag BES, die op het tijdstip van overlegging aan het bevoegd gezag niet ouder is dan 6 maanden,
b. niet krachtens rechterlijke uitspraak van het geven van onderwijs zijn uitgesloten, en
c. benoembaar zijn op grond van de wet, of
d. blijkens een getuigschrift bekwaam kunnen worden geacht om onderwijs van voldoende kwaliteit te geven.
3. Het bevoegd gezag legt ten aanzien van elke leraar vast over welke opleiding en ervaring deze beschikt. Een overzicht wordt aan het begin van elk schooljaar aan de inspectie overgelegd. Wijzigingen worden binnen een maand aan de inspectie gemeld.
1. Aan het hoofd van de school staat een directeur.
2. Het overige personeel heeft tot taak het onderwijs te ondersteunen of de directeur bij te staan.
3. De directeur en het overige personeel zijn voldoende gekwalificeerd voor de uitoefening van hun functie. Artikel 14, derde lid, is van overeenkomstige toepassing.
Het bevoegd gezag benoemt, schorst en ontslaat de directeur, de leraren en het overige personeel in algemene dienst.
1. Het bevoegd gezag beslist over de toelating van leerlingen tot de vormen van onderwijs.
2. Een leerling wordt toegelaten tot de vorm van onderwijs die voor hem het meest aangewezen is.
3. Het bevoegd gezag doet mededeling aan de inspectie van de te hanteren criteria en te volgen procedure voor de toelating tot het eerste leerjaar, en zendt jaarlijks binnen zes maanden na de toelating een verslag betreffende de toegepaste toelatingsmiddelen en van de daarmee opgedane ervaringen aan de inspectie.
1. Het bevoegd gezag kan met opgave van redenen een leerling voor een periode van ten hoogste één week schorsen.
2. Het besluit tot schorsing wordt schriftelijk aan de betrokkene en, indien deze nog niet meerderjarig is, ook aan de ouders, voogden of verzorgers van de betrokkene bekendgemaakt.
3. Het bevoegd gezag stelt de inspectie van een schorsing voor een periode langer dan één dag schriftelijk en met opgave van redenen in kennis.
1. Het bevoegd gezag kan besluiten tot definitieve verwijdering van een leerling nadat deze en, indien de leerling nog niet meerderjarig is, ook diens ouders, voogden of verzorgers, in de gelegenheid is onderscheidenlijk zijn gesteld hierover te worden gehoord. Een leerling wordt op grond van onvoldoende vorderingen niet in de loop van een schooljaar verwijderd.
2. Definitieve verwijdering van een leerplichtige leerling geschiedt slechts na overleg met de inspectie. Hangende dit overleg kan de leerling worden geschorst. Het overleg strekt er mede toe, na te gaan op welke andere wijze de betrokken leerling onderwijs zal kunnen volgen.
3. Het bevoegd gezag stelt de inspectie van een definitieve verwijdering schriftelijk en met opgave van redenen in kennis.
1. De besluiten tot weigering van de toelating van een kandidaat-leerling of tot definitieve verwijdering van een leerling worden schriftelijk en met opgave van redenen aan de leerling en, indien deze nog niet meerderjarig is, ook aan diens ouders, voogden of verzorgers, bekendgemaakt, waarbij tevens de inhoud van het tweede lid wordt vermeld.
2. Binnen zes weken na de bekendmaking kunnen belanghebbenden bezwaar maken bij het bevoegd gezag.
3. Het bevoegd gezag beslist in overeenstemming met artikel 64 van de wet binnen vier weken na ontvangst van het bezwaarschrift, doch niet eerder dan nadat de kandidaat-leerling, onderscheidenlijk de leerling en, indien deze nog niet meerderjarig is, ook diens ouders, voogden of verzorgers, in de gelegenheid is, onderscheidenlijk zijn gesteld, te worden gehoord en kennis heeft onderscheidenlijk hebben kunnen nemen van de op die besluiten betrekking hebbende adviezen of rapporten.
4. Het bevoegd gezag kan de desbetreffende leerling, gedurende de behandeling van het bezwaar tegen een besluit tot definitieve verwijdering de toegang tot de school ontzeggen.
1. De tijd die per cursusjaar ten hoogste voor vakantie van de leerlingen mag worden besteed, bedraagt 72 schooldagen bij een zesdaagse schoolweek en 60 schooldagen bij een vijfdaagse schoolweek.
2. Onder schooldag wordt verstaan elke dag van de week met uitzondering van de zondag bij een zesdaagse schoolweek en met uitzondering van de zaterdag en de zondag bij een vijfdaagse schoolweek. Niet tot schooldagen worden gerekend:
a. nieuwjaarsdag, tweede paasdag, hemelvaartsdag, tweede pinksterdag en de beide kerstdagen, alsmede
b. koningsdag en koninkrijksdag.
3. Indien aan een bijzondere school onderwijs wordt gegeven gebaseerd op een levensbeschouwing volgens welke andere dan de in het tweede lid, onderdeel a, genoemde dagen als feestdagen worden aangemerkt, kunnen in plaats daarvan ten hoogste zes andere dagen niet tot schooldagen worden gerekend.
Het Inrichtingsbesluit WVO BES en het Eindexamenbesluit VO zijn niet van toepassing, behoudens de bepalingen die betrekking hebben op het praktijkonderwijs.
Het onderwijs aan leerlingen die in het schooljaar 2010–2011 waren toegelaten tot de school en die niet geschikt zijn voor het succesvol afronden van het algemeen vormend onderwijs, en aan wie nog geen TVET1-programma kan worden aangeboden, kan, in afwijking van artikel 6, gericht zijn op het afleggen van het CSEC-examen in praktisch georiënteerde vakken. In dat geval wordt, in afwijking van artikel 17, tweede lid, de gelegenheid gegeven tot het afleggen van het CSEC-examen in deze vakken.
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot
Wassenaar, 10 juli 2013
Willem-Alexander
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker
Uitgegeven de dertigste juli 2013
De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven
In artikel 207, onder d van de Wet voortgezet onderwijs BES (hierna WVO BES of wet) is de enige school voor voortgezet onderwijs op Saba, de Saba Comprehensive School, aangemerkt als inrichting voor voortgezet onderwijs als bedoeld in artikel 117 van die wet. Dat artikel biedt een grondslag voor een specifieke regeling voor de inrichting van het onderwijs, de examens, de rechtspositie en benoembaarheidsvereisten van het personeel en omtrent de bekostiging van een inrichting, waarbij zo nodig kan worden afgeweken van het bij of krachtens de wet bepaalde. Dit besluit regelt welke bepalingen uit de wet niet van toepassing zijn op de SCS, en wat in afwijking daarvan of in aanvulling daarop geldt.
Het uitgangspunt is, dat bepalingen uit de wet die betrekking hebben op het onderwijs als geheel, en dus niet op een specifieke onderwijssoort, van toepassing zijn. Artikelen waarin geen bepaalde onderwijssoort worden genoemd, en die voor alle onderwijsvormen geschreven zijn, zijn van toepassing op het onderwijs aan de SCS. Dit zijn de artikelen 3, 4, 5, 9, 11, 12, 12a, 42, 43, 44, tweede lid, 46, 47, 48, 49, 50, 51, 52, 53, 54, 55, 56, 57, 58, 59, 60, 62, 63, 64, 65, 66, 67, 68, 69, 70, 71, 73, 75, 76, 90, 91, 94, 95 (voor zover zij in werking zijn getreden).
Ook hoofdstuk III van afdeling II van titel II van de wet (artikel 104 tot en met 108), dat voorwaarden bevat voor de bekostiging van bijzonder onderwijs, is van toepassing op de SCS. Ook voor de SCS geldt dus dat kinderen niet op grond van hun levensbeschouwing mogen worden geweigerd zolang de SCS de enige VO-school op het eiland is.
Titel III van de wet (artikel 118 tot en met 192), waarin de regels over de bekostiging zijn opgenomen, geldt onverkort voor de SCS. Ditzelfde geldt voor titel IV (artikel 193 tot en met 195, bestrijding voortijdig schoolverlaten niet-leerplichtigen) en titel V (artikel 196 tot en met 205, zij-instroom in het beroep), voor zover zij in werking zijn getreden.
Een aantal artikelen uit de wet is geschreven voor een of meer van de onderwijssoorten die in artikel 6 van de wet worden genoemd. Het onderwijs aan de SCS is een andere vorm van voortgezet onderwijs, bedoeld in artikel 6, onderdeel e van de wet. De artikelen die specifiek betrekking hebben op de onderwijssoorten vwo, havo, mavo of vbo zijn dus niet van toepassing op de SCS. Uiteraard zijn de algemene maatregelen van bestuur, die gebaseerd zijn op grondslagen uit de wet die buiten toepassing moeten worden gerekend, ook niet van toepassing. Het betreft hier met name het Inrichtingsbesluit VO BES, het Eindexamenbesluit VO BES en het Besluit kerndoelen onderbouw VO BES.
Aan de SCS wordt praktijkonderwijs gegeven zoals dat in de wet is geregeld. Om twijfel over de toepassing van wat bij en krachtens de wet over praktijkonderwijs is bepaald, wordt expliciet bepaald dat de wet en de onderliggende besluiten van toepassing zijn op het praktijkonderwijs. Artikel 31 en 32, en wat in de onderliggende besluiten is geregeld voor praktijkonderwijs, geldt onverkort voor het praktijkonderwijs aan de SCS.
De bepalingen uit paragraaf 4 van hoofdstuk I van afdeling I van titel II van de wet zijn grotendeels uitwerkingen van het sleutelartikel 77, dat slechts op scholen voor vwo, havo, vbo en praktijkonderwijs van toepassing is – en dus niet op het TVET- en CSEC-onderwijs aan de SCS. In plaats van de artikelen 77 tot en met 89 is een algemene norm opgenomen. Hierboven is reeds beschreven dat de artikelen 90, 91, 94 en 95 algemeen geldend zijn, en dus ook van toepassing op de SCS. Zie verder daarover de toelichting bij artikel 13 tot en met 15, waarin ook wordt uiteengezet waarom de tekst van de artikelen 92 en 93 van de wet in dit besluit is overgenomen.
De artikelen 34 en 35 hebben betrekking op de kerndoelen die voor de onderbouw van het voortgezet onderwijs zijn vastgesteld. Die kerndoelen zijn echter niet bedoeld voor het TVET- of CSEC-onderwijs dat aan de SCS gegeven wordt. Voor de SCS geldt dus niet de verplichting om het onderwijs in de eerste twee leerjaren volgens de kerndoelen in te richten. Dat neemt niet weg, dat de SCS bij het invullen van het onderwijsprogramma wel rekening kan houden met de kerndoelen. Met name op het punt van burgerschap geven de kerndoelen een nadere invulling van de verplichting in artikel 42 van de wet, dat ook voor de SCS van toepassing is.
Het onderwijs aan de school maakt op dit moment een ingrijpende ontwikkeling door, waarvan het eindresultaat nog niet is uitgekristalliseerd. Pas wanneer dat het wel het geval is, wordt de meer definitieve onderwijs- en examenstructuur van de SCS in een besluit neergelegd. Het onderhavige besluit is dan ook een overgangsbesluit voor de tussenliggende jaren.
Om grip te houden op het onderwijs aan de school, zijn in dit besluit de bepalingen neergelegd die nodig zijn om waarborgen te bieden voor onderwijs van voldoende kwaliteit. Hierbij is niet gekozen voor een samenstel van gedetailleerde eisen, maar voor globale, algemeen gestelde regels waaraan door de school zelf inhoud moet worden gegeven, maar die wel zodanig zijn dat zij door de inspectie kunnen worden getoetst. Indicatoren voor die kwaliteit zijn bijvoorbeeld het opleidingsniveau van de leraren, de examenresultaten van de leerlingen en het niveau van de behaalde diploma’s. De inspectie zal handhaven aan de hand van een toezichtkader dat is ontwikkeld op basis van de in dit besluit gestelde eisen.
De afgelopen jaren is het onderwijs aan de Saba Comprehensive School (hierna: SCS), in afwijking van wat op grond van de Landsverordening voortgezet onderwijs was voorgeschreven, gericht geweest op het behalen van de examens die door de Caribbean Examinations Council (hierna: CXC) worden gemaakt. Dit Engelstalige examensysteem wordt in vele landen in de Caribische regio gebruikt en is in die regio algemeen erkend. Het is op korte termijn niet haalbaar om het onderwijs om te bouwen tot onderwijs gericht op het behalen van de reguliere Nederlandstalige diploma’s conform artikel 72 van de Wet voortgezet onderwijs BES en de Wet College voor examens (CvE). Daarom wordt voorlopig het huidige examensysteem gehandhaafd. Het behouden van het Engelstalige onderwijs- en examensysteem doet recht aan de huidige situatie van het eiland, waardoor de onderwijskundige consequenties van de transitie beheersbaar blijven. Wel zal met enige regelmaat worden bezien of bijstelling van de huidige systematiek mogelijk of noodzakelijk is. Uitdrukkelijk is in de WVO BES de mogelijkheid open gehouden om op termijn over te stappen op het onderwijs zoals dat in de WVO BES wordt geregeld.
Overigens hebben ook de leerlingen van de SCS de gelegenheid om het staatsexamen, bedoeld in artikel 116 van de wet, af te leggen. Het Staatsexamenbesluit VO BES is onverkort van toepassing.
De afgelopen jaren is sterk de nadruk gelegd op de CXC, het beroepsgericht onderwijs heeft minder aandacht gekregen. Gezien de diversiteit en verschillende interesses van leerlingen en de behoefte aan beroepsgericht onderwijs, zal de komende jaren meer aandacht besteed worden aan het beroepsgericht onderwijs.
Daarvoor is inmiddels door de school aansluiting gezocht bij de in de regio gangbare Technical and Vocational Education and Training programma’s die vergelijkbaar zijn met de basisberoepsgerichte leerweg in het vmbo. Het onderhavige besluit heeft dit systeem als uitgangspunt genomen voor het beroepsgerichte onderwijs. Ook voor het beroepsgerichte onderwijs geldt dat regelmatig zal worden bezien of bijstelling van de huidige systematiek mogelijk of noodzakelijk is.
Het bevoegd gezag van de Saba Comprehensive School is nadrukkelijk betrokken bij de totstandkoming van dit besluit. Over de tekst van het besluit is regelmatig overleg gevoerd met de toenmalige directeur van de school, en met het RCN.
Vanwege het ontbreken van een nulmeting voor regeldruk voor onderwijsinstellingen op alle drie de BES-eilanden zijn de administratieve lasten voor onderwijsinstellingen niet in kaart gebracht.
Het besluit heeft geen betrekking op bedrijven, burgers en professionals en kent dus ook geen regeldrukgevolgen voor deze groepen.
In de wet worden voorschriften gegeven omtrent de inrichting en examens aan scholen op de BES. De bepalingen in hoofdstukken I, II en III van afdeling I regelen het openbaar onderwijs op de BES-eilanden en zijn voorwaarden voor bekostiging van bijzondere scholen. De wet biedt echter ook een mogelijkheid om af te wijken van een aantal onderwerpen die in die hoofdstukken I, II en III geregeld worden.
Artikel 117 van de wet geeft een grondslag om voor de aangewezen inrichting voorschriften te geven over de toepassing van de bij de wet vastgestelde voorschriften over inrichting, examens, rechtspositie, benoembaarheidsvereisten en bekostiging. Met dit besluit wordt die grondslag ingevuld. Hoewel in dit besluit op een aantal punten wordt afgeweken van het in de wet bepaalde, vindt dit besluit zijn democratische legitimatie in de grondslag die de wet biedt. Bovendien is in artikel 207, aanhef en onderdeel d, van de wet bepaald dat de Saba Comprehensive School gedurende een overgangsperiode wordt aangemerkt als inrichting in de zin van artikel 117 van de wet. Ook in de Memorie van Toelichting bij de Wet voortgezet onderwijs BES1 wordt aangegeven dat de Saba Comprehensive School wordt aangewezen als inrichting voor voortgezet onderwijs als bedoeld in artikel 6, onderdeel e, van de wet. Zo kan de huidige situatie, waar het Engels de instructie- en examentaal is, voorlopig worden gehandhaafd.
Artikel 2 beperkt de toepassing van dit besluit uitdrukkelijk tot alleen de Saba Comprehensive School. Voor eventueel op Saba te stichten nieuwe scholen geldt dat ze moeten voldoen aan alle bekostigingsvoorwaarden die in de WVO BES zijn neergelegd voor het voortgezet onderwijs.
Een uitgangspunt bij dit besluit is, dat in beginsel de Wet voortgezet onderwijs BES zoveel mogelijk van toepassing is op de Saba Comprehensive School. Daarmee zijn ook de voorwaarden voor bekostiging, zoals die in de wet zijn neergelegd, op de school van toepassing. Die moeten echter wel met inachtneming van hetgeen in dit besluit wordt bepaald, gelezen worden. Daar dit besluit voorschriften geeft over de wijze waarop het bij de wet bepaalde wordt toegepast, gelden de bekostigingsvoorwaarden uit de hoofdstukken I en III2 in samenhang met het in dit besluit bepaalde.
Aan de SCS worden drie vormen van onderwijs geboden: algemeen vormend onderwijs, beroepsgericht onderwijs en praktijkonderwijs. Het algemeen vormend onderwijs en het beroepsgericht onderwijs omvatten mede algemene vorming, zoals dat ook in de wet is geregeld voor het voortgezet onderwijs, niet zijnde praktijkonderwijs.
Voor het algemeen vormend onderwijs wordt aangesloten bij de programma’s en examens die door de CXC worden aangeboden. De CXC ontwikkelt programma’s voor een groot aantal avo-vakken volgens een vooraf vastgestelde norm en met bijpassende examens die door de CXC worden beoordeeld. Deze programma’s worden in diverse landen van het Caribische gebied erkend en gebruikt.
Globaal betreft het de clusters talen, exacte vakken, mens- en maatschappijvakken en economische vakken. Een leerling moet voor tenminste zes vakken bij het examen een voldoende scoren (competent of pass). Hiermee zijn doorstroommogelijkheden haalbaar naar het HBO in Europees Nederland en in de Verenigde Staten zelfs naar universiteiten.
Voor het beroepsgericht onderwijs wordt aan de SCS, net als in een groot deel van het Caribisch gebied, gebruik gemaakt van onderwijsprogramma’s ontwikkeld door de Technical and Vocational Education and Training (TVET). Inhoudelijk zijn deze TVET-1 programma’s vergeleken met de beroepsgerichte vakken in het vmbo en mbo-1 en kan geconcludeerd worden dat TVET-programma’s een sterke maar smalle beroepsinhoud kennen. Binnen het programma is ook taal als verplicht element opgenomen.
Het praktijkonderwijs aan de SCS wordt hetzelfde vorm gegeven als het praktijkonderwijs in Europees Nederland (zie ook de toelichting bij artikel 7).
De hier genoemde onderwijsvormen moeten op termijn uitgroeien naar schoolsoorten die qua inhoud en niveau vergelijkbaar zijn met een mavo, een havo en een school voor beroepsonderwijs.
Sinds kort is aan de SCS het praktijkonderwijs opgezet en ingevoerd, naar het model van de wet. Op het praktijkonderwijs aan de school zijn alle bepalingen uit de wet, alsmede uit de onderliggende regelgeving, van toepassing. In het Inrichtingsbesluit WVO BES is geregeld welke vakken het onderwijsprogramma ten minste moet omvatten. Voor de SCS wordt daar het vak Engels aan toegevoegd.
In afwijking van de hoofdregel in Caribisch Nederland zal het onderwijs aan de Saba Comprehensive School voorlopig in het Engels worden gegeven, en ook de examens zullen in het Engels worden afgenomen.
De uitzonderingen op de regel, die ook in artikel 8 van de wet zijn opgenomen, betreffen het onderwijs in een vreemde taal, en praktijkonderwijs. Daarnaast kan het bevoegd gezag er in incidentele gevallen voor kiezen om het onderwijs in een andere taal dan het Engels te geven. Dit moet dan wel in een gedragscode worden vastgelegd, en ook aan de inspectie worden gemeld.
Ondanks het feit dat Engels de eerste instructietaal is, zal ook aan de Saba Comprehensive School veel aandacht worden besteed aan het vak Nederlands, dat voor de meeste leerlingen niet de moedertaal is.
De verplichting voor de school om zorg te dragen voor een effectieve bestrijding van taalachterstanden bij leerlingen, wordt voor de Saba Comprehensive School verlegd naar het Engels, dat immers instructietaal is.
Ook op de SCS geldt dat het onderwijs in de eerste twee leerjaren zodanig wordt ingericht dat doorstromen naar algemeen vormend onderwijs of beroepsgericht onderwijs mogelijk is.
Het eerste lid van dit artikel komt overeen met de artikelen 23, eerste lid, en 29, eerste lid, van het Inrichtingsbesluit WVO BES. In het tweede lid wordt de mogelijkheid voor het bevoegd gezag neergelegd om een ander, vervangend, vak te volgen. De keuze voor dit vervangende vak zal afhangen van het rooster.
Voor het afnemen van de examens is aangesloten bij artikel 72 van de wet.
Het vierde lid is afgestemd op de situatie op de school dat het CSEC-examen van de CXC niet leidt tot een diploma maar tot een certificaat per behaald examen. De directeur van de school kan op basis van de behaalde certificaten een schooldiploma uitreiken. Dit schooldiploma heeft geen civiel effect. Wel kan het Nuffic een individueel schooldiploma waarderen met het oog op instroming naar vervolgonderwijs in Europees Nederland.
De gedetailleerde eisen die de wet stelt bij de benoeming van leraren zijn niet van toepassing op de SCS. In plaats daarvan bevat dit besluit een opdracht aan het bevoegd gezag om zowel kwantitatief als kwalitatief te zorgen voor een lerarenbestand dat in staat is om leerlingen op te leiden tot de examens die horen bij de opleidingen die de school verzorgt.
In kwantitatieve zin bevat dit besluit geen concrete normen maar bevat het de opdracht voor het bevoegd gezag om te zorgen voor voldoende leraren.
Voor wat betreft de kwaliteit van de leraren geldt dat iedereen die benoembaar is op grond van de wet en de onderliggende regelgeving, ook voor de SCS benoembaar is. Daarnaast kan het bevoegd gezag op basis van een eigen waardering van een getuigschrift een persoon tot leraar benoemen. Uiteraard gelden wel ook de procedurele eisen als een verklaring omtrent het gedrag en niet uitgesloten zijn van het geven van onderwijs, de benoembaarheidsvereisten uit de wet. De vrijheid die het bevoegd gezag hiermee krijgt, heeft wel als consequentie dat het bevoegd gezag zich voor zijn keuzes moet verantwoorden. Daarom eist het derde lid dat het bevoegd gezag van elke leraar vastlegt over welke opleiding en ervaring hij beschikt, en dat het ieder jaar een overzicht hiervan aan de inspectie overlegt.
Dit artikel eist dat ook de directeur en het overige personeel voldoende gekwalificeerd moet zijn voor hun taak. Ook voor deze personen geldt dat het bevoegd gezag vastlegt over welke kwalificaties zij beschikken, en dat die ook worden opgenomen in het overzicht dat jaarlijks aan de inspectie wordt verstrekt.
Omdat de artikelen 92 en 93 van de wet een uitwerking zijn van artikel 77 van de wet, dat niet van toepassing is, zijn ook de artikelen 92 en 93 niet van toepassing zijn op de SCS. Daarom wordt in artikel 16 van het besluit vastgelegd wat in artikel 92 en 93 van de wet is geregeld.
Voor de SCS is een vereenvoudigd toelatingssysteem van toepassing: het bevoegd gezag beslist tot welke onderwijssoort de leerling wordt toegelaten. De keuze is afgestemd op de mogelijkheden van de leerlingen. Het bevoegd gezag ontwikkelt een procedure voor de toelating van leerlingen, waarbij wordt vastgelegd aan de hand van welke criteria wordt besloten over de voor de leerling meest geschikte onderwijssoort. Het bevoegd gezag zal zich moeten verantwoorden door middel van een jaarlijks vast te stellen verslag over de toegepaste toelatingsmiddelen en over de ervaringen die daarmee zijn opgedaan.
De tekst van deze artikelen komt overeen met de artikelen 12 tot en met 15 uit het Inrichtingsbesluit WVO BES. Om twijfel over de toepassing van die artikelen uit het Inrichtingsbesluit WVO BES te voorkomen, is de tekst daarvan in het onderhavige besluit opgenomen.
De meeste grondslagen in de wet van het Inrichtingsbesluit WVO BES zijn niet van toepassing op de SCS. De uitwerking van de wetsartikelen in het Inrichtingsbesluit WVO BES is dan ook niet van toepassing. Om onduidelijkheid over de toepasselijkheid van het Inrichtingsbesluit WVO BES te voorkomen, wordt in artikel 12 geregeld dat de bepalingen uit het Inrichtingsbesluit WVO BES over schorsing en verwijdering, alsmede over vakanties van toepassing zijn.
Omdat de school pas in het leerjaar 2011–2012 is begonnen met het aanbieden van het TVET-programma, bepaalt dit artikel dat de zittende leerlingen in het beroepsgerichte onderwijs nog het CSEC-examen kunnen afleggen in een aantal beroepsgerichte vakken, bijvoorbeeld op het gebied van zorg en horeca.
Dit besluit treedt met terugwerkende kracht in werking met ingang van het schooljaar 2011–2012. Deze terugwerkende kracht geeft geen problemen omdat het besluit geen belastende bepalingen bevat. Het creëert namelijk een juridische basis voor de bestaande uitvoeringspraktijk die nog niet in regelgeving was neergelegd. Daarmee wordt met terugwerkende kracht de rechtmatigheid van de bekostiging geborgd.
Zoals in het algemeen deel uiteen is gezet, maakt het onderwijs aan de SCS op dit moment ingrijpende ontwikkelingen door. Pas wanneer het eindresultaat is uitgekristalliseerd, kan meer definitief worden vastgelegd wat de onderwijs- en examenstructuur van de SCS is. Het onderhavige besluit is een overgangsbesluit voor de tussenliggende jaren, dat dan ook kan vervallen op het moment dat een besluit voor de langere termijn is vastgesteld. Als de ontwikkelingen in het huidige tempo doorgaan, mag verwacht worden dat dat in 2014 zal zijn.
Overigens laat het voorgaande onverlet, dat ook op grond van de wet de aanwijzing van de SCS als inrichting voor voortgezet onderwijs kan worden ingetrokken: artikel 207, onderdeel d, van de wet regelt dat de SCS tot een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip wordt aangemerkt als inrichting voor voortgezet onderwijs. Na dat tijdstip wordt bij beschikking bepaald wat voor school of scholengemeenschap als bedoeld in de wet de SCS zal worden.
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-2013-323.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.