Wet van 14 mei 2013 tot wijziging van de Invorderingswet 1990 (Wet uitstel van betaling exitheffingen)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de Invorderingswet 1990 te wijzigen in verband met het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 29 november 2011, zaak C-371/10, National Grid Indus;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

In de Invorderingswet 1990 wordt na artikel 25 een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 25a

  • 1. Op verzoek van een belastingschuldige die woont of is gevestigd in een lidstaat van de Europese Unie of in een staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte wordt onder bij ministeriële regeling te stellen regels uitstel van betaling verleend, mits voldoende zekerheid is gesteld, voor belastingaanslagen voor zover daarin is begrepen vennootschapsbelasting of inkomstenbelasting die betrekking heeft op voordelen ter zake van vermogensbestanddelen die bij de belastingschuldige bij het vaststellen van de belastingaanslag in aanmerking zijn genomen terwijl bij die belastingschuldige deze voordelen niet in aanmerking zouden zijn genomen ingeval deze ter zake van die vermogensbestanddelen voor de heffing van vennootschapsbelasting, onderscheidenlijk inkomstenbelasting, belastingplichtig in Nederland zou zijn gebleven. De in de eerste volzin bedoelde regels zien op de uitvoering van dit artikel, waaronder begrepen regels betreffende de administratieve verplichtingen.

  • 2. Het uitstel van betaling, bedoeld in het eerste lid, wordt beëindigd:

    • a. ingeval de belastingschuldige niet meer woont of is gevestigd in een lidstaat van de Europese Unie of in een staat die partij is bij de overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte;

    • b. ingeval niet meer wordt voldaan aan de bij de in het eerste lid bedoelde ministeriële regeling gestelde regels;

    • c. ingeval niet meer voldoende zekerheid is gesteld, of

    • d. voor zover de in het eerste lid bedoelde voordelen ter zake van vermogensbestanddelen bij de belastingschuldige in aanmerking zouden zijn genomen indien hij belastingplichtig in Nederland zou zijn geweest.

  • 3. In afwijking van het tweede lid, onderdeel d, wordt op verzoek van de belastingschuldige het bedrag waarvoor op grond van het eerste lid uitstel van betaling is verkregen, in tien gelijke jaarlijkse termijnen voldaan waarvan de eerste termijn één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet vervalt en elk van de volgende termijnen telkens een jaar later.

  • 4. De in het eerste en het derde lid bedoelde verzoeken worden gedaan tegelijk met de aangifte waarin een voordeel als bedoeld in het eerste lid is opgenomen.

ARTIKEL II

Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 29 november 2011.

ARTIKEL III

Deze wet wordt aangehaald als: Wet uitstel van betaling exitheffingen.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.histnoot

Gegeven te ’s-Gravenhage, 14 mei 2013

Willem-Alexander

De Staatssecretaris van Financiën, F.H.H. Weekers

Uitgegeven de negenentwintigste mei 2013

De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten


XHistnoot
histnoot

Kamerstuk 33 262

Naar boven