Wet van 14 mei 2013 tot wijziging van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren in verband met de modernisering van het loopbaanbeleid en de introductie van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren te wijzigen in verband met de modernisering van het loopbaanbeleid en de introductie van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen ten aanzien van voor het leven benoemde rechterlijke ambtenaren;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren wordt gewijzigd als volgt:

A

Artikel 14 wordt gewijzigd als volgt:

1. Voor de huidige tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.

2. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:

  • 2. Van het eerste lid, eerste volzin, kan ten gunste van de rechterlijk ambtenaar worden afgeweken in het besluit waarin hij wordt benoemd.

  • 3. Indien Onze Minister en de te benoemen rechterlijk ambtenaar geen overeenstemming kunnen bereiken over de toepassing van het tweede lid, wordt beslist nadat een gezamenlijk advies is uitgebracht door een president van een gerechtshof, een president van een rechtbank en een andere met rechtspraak belaste rechterlijk ambtenaar, allen aangewezen door Onze Minister.

B

Artikel 14, tweede en derde lid, komen te luiden:

  • 2. Ten aanzien van een rechterlijk ambtenaar wiens opvolgende benoeming een ambt bij een gerechtshof of rechtbank betreft kan door het betrokken gerechtsbestuur ten gunste van de rechterlijk ambtenaar worden afgeweken van het eerste lid, eerste volzin. Indien het gerechtsbestuur voornemens is in deze zin te besluiten, stelt het de Raad voor de rechtspraak in de gelegenheid hierover advies uit te brengen. Heeft de Raad advies uitgebracht, dan zendt het gerechtsbestuur een afschrift van het vervolgens genomen besluit aan de Raad.

  • 3. Ten aanzien van een rechterlijk ambtenaar, anders dan bedoeld in het tweede lid, onderscheidenlijk een rechterlijk ambtenaar in opleiding kan door Onze minister onderscheidenlijk de Raad voor de rechtspraak van het eerste lid worden afgeweken, doch niet anders dan op voorstel van of na het inwinnen van advies bij de functionele autoriteit onderscheidenlijk de rector.

C

Artikel 46j komt te luiden:

Artikel 46j

Bij de beoordeling of sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 46i, eerste lid, wordt de uitslag betrokken van de beoordeling door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, genoemd in hoofdstuk 5 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, van de aanvraag op grond van artikel 64 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen. Indien de beoordeling in de eerste volzin niet of langer dan een jaar geleden heeft plaatsgevonden, dan wel indien de rechterlijk ambtenaar en de functionele autoriteit het oneens zijn over het ontslag, kan door de functionele autoriteit aan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen een oordeel als bedoeld in artikel 32, eerste lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen worden gevraagd en betrekt de Hoge Raad dit bij de beoordeling.

D

Artikel 46k wordt gewijzigd als volgt:

1. Onder vernummering van het tweede tot en met vijfde lid tot derde tot en met zesde lid, wordt na het eerste lid een lid ingevoegd, luidende:

  • 2. Onverminderd het bepaalde in het eerste lid kan de rechterlijk ambtenaar die door het in artikel 46j, eerste lid, bedoelde Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen minder dan 35% arbeidsongeschikt is verklaard, door de Hoge Raad op voorstel van de functionele autoriteit wordt herplaatst in een ander ambt of andere functie bij een parket of gerecht of anderszins binnen het gezagsbereik van Onze Minister, indien sprake is van passende arbeid, tenzij een zwaarwegend dienstbelang zich daartegen verzet.

2. In het zesde lid (nieuw) wordt «vierde» vervangen door: vijfde.

E

Artikel 46ka wordt gewijzigd als volgt:

Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. Om te beoordelen of sprake is van een situatie als bedoeld in het eerste lid, kan de uitslag worden betrokken van de beoordeling door het in artikel 46j, eerste lid, bedoelde Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen van de aanvraag op grond van artikel 64 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen. Indien de beoordeling in de vorige volzin niet of langer dan een jaar geleden heeft plaatsgevonden, dan wel indien de rechterlijk ambtenaar en de functionele autoriteit het oneens zijn over het ontslag, kan door de functionele autoriteit aan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen een oordeel als bedoeld in artikel 32, eerste lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen worden gevraagd en betrekt de Hoge Raad dit bij de beoordeling.

ARTIKEL II

Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst en werkt terug als volgt:

  • a. wat artikel I, onderdelen C tot en met E betreft: tot en met 29 december 2005;

  • b. wat artikel I, onderdeel A betreft: tot en met 1 januari 2008;

  • c. wat artikel I, onderdeel B betreft: tot en met 1 juli 2010.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.histnoot

Gegeven te ’s-Gravenhage, 14 mei 2013

Willem-Alexander

De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten

Uitgegeven de negenentwintigste mei 2013

De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten


XHistnoot
histnoot

Kamerstuk 33 570

Naar boven