Wet van 4 januari 2013, houdende een verbod op de pelsdierhouderij (Wet verbod pelsdierhouderij)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is het houden, doden of doen doden van pelsdieren te verbieden;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel 1

In deze wet wordt verstaan onder:

a. huisvestingsplaats:

leefruimte dienende tot het houden van nertsen, bestaande uit één of meer compartimenten en voorzien van één of meer verrijkingsobjecten, met daaraan gekoppelde nestboxen, en die ten minste voldoet aan de eisen gesteld in de Verordening welzijnsnormen nertsen (PPE) 2003, zoals deze luidde op 17 januari 2008;

b. nerts:

dier behorend tot de diersoort Mustela vison;

c. nertsenhouderij:

bedrijf of een gedeelte daarvan, als bedoeld in artikel 1, onderdeel i, van de Meststoffenwet, dienende tot het houden van nertsen, zulks beoordeeld naar de feitelijke omstandigheden;

d. Onze Minister:

Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

e. pelsdier:

dier dat gehouden wordt uitsluitend of in hoofdzaak ter verkrijging van de pels.

Artikel 2

Het houden, doden of doen doden van een pelsdier is verboden.

Artikel 3

  • 1. Degene die vanaf 17 januari 2008 ononderbroken nertsen als pelsdier houdt, doet daarvan melding aan Onze Minister binnen vier weken na inwerkingtreding van deze wet, onder opgave van:

    • a. het aantal nertsen dat hij volgens zijn vergunning, als bedoeld in artikel 8.1 van de Wet milieubeheer, mag houden;

    • b. het aantal huisvestingsplaatsen, onderscheiden naar het aantal huisvestingsplaatsen voor reuen, voedsters en jonge dieren, dat op 17 januari 2008 in de nertsenhouderij beschikbaar was;

    • c. het aantal nertsen dat op het tijdstip van melding door hem wordt gehouden, onderscheiden naar de aantallen reuen, voedsters en de daarbij behorende jonge dieren;

    • d. de plaats of plaatsen waar de nertsen op 17 januari 2008 werden gehouden; en

    • e. de plaats of plaatsen waar de nertsen op het tijdstip van melding worden gehouden.

  • 2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op degene die op 17 januari 2008 geen nertsen als pelsdieren hield, maar die ten behoeve van het houden van nertsen als pelsdieren op 17 januari 2008 beschikte over een vergunning als bedoeld in artikel 8.1 van de Wet milieubeheer alsmede over huisvestingsplaatsen.

  • 3. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op degene die nertsen als pelsdieren houdt, maar die op 17 januari 2008 geen nertsen als pelsdieren hield en voor de inwerkingtreding van deze wet de nertsenhouderij heeft verkregen in verband met bijzondere omstandigheden van de overdrager.

  • 4. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op degene die nertsen als pelsdieren houdt, maar die op 17 januari 2008 geen nertsen als pelsdieren hield en na de inwerkingtreding van deze wet de nertsenhouderij heeft verkregen in verband met bijzondere omstandigheden van de overdrager, met dien verstande dat de melding binnen vier weken na de overdracht van de nertsenhouderij plaatsvindt.

  • 5. Onder bijzondere omstandigheden als bedoeld in het derde en vierde lid wordt verstaan de omstandigheid dat de nertsenhouder groot financieel nadeel lijdt doordat:

    • a. hij door plotselinge arbeidsongeschiktheid niet langer in staat is het houden van nertsen voort te zetten;

    • b. de nertsenhouderij deel uitmaakt van een te verdelen gemeenschap en de nertsenhouderij als vermogensbestanddeel te gelde moet worden gemaakt om de gemeenschap te kunnen verdelen; of

    • c. hij wegens het bereiken van de leeftijd van 65 jaar de nertsenhouderij niet wil of kan voortzetten.

Artikel 4

Artikel 2 is niet van toepassing op degene, bedoeld in artikel 3, eerste tot en met vierde lid, tot het tijdstip waarop 10 jaar zijn verstreken na 17 januari 2008, en indien hij:

  • a. aan de meldingsplicht van artikel 3 heeft voldaan;

  • b. de nertsen houdt in een huisvestingsplaats;

  • c. op enig moment niet meer nertsen houdt dan het aantal nertsen waarvoor hij een vergunning als bedoeld in artikel 8.1 van de Wet milieubeheer heeft;

  • d. op enig moment niet meer nertsen houdt dan het aantal huisvestingsplaatsen dat ten behoeve van het houden van die soort nertsen op 17 januari 2008 in de nertsenhouderij beschikbaar was, en

  • e. de nertsen houdt op dezelfde plaats als waarop nertsen werden gehouden op het tijdstip van melding, dan wel op een andere plaats, mits op de oude plaats niet langer sprake is van een nertsenhouderij en van deze verplaatsing melding is gedaan aan Onze Minister.

Artikel 5

  • 1. Met het toezicht op de naleving van de artikelen 2, 3, eerste tot en met vierde lid, en 4 zijn belast de bij besluit van Onze Minister aangewezen ambtenaren.

  • 2. Van een besluit als bedoeld in het eerste lid wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.

Artikel 6

Bij ministeriële regeling worden regels gesteld over de melding en de bijzondere omstandigheden als bedoeld in de artikelen 3 en 4.

Artikel 7

Tegen een op grond van deze wet genomen besluit kan een belanghebbende beroep instellen bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven.

Artikel 8

In artikel 1, onder 4°, van de Wet op de economische delicten wordt in de alfabetische rangschikking ingevoegd: de Wet verbod pelsdierhouderij, de artikelen 2, 3, eerste tot en met vierde lid, en 4.

Artikel 9

Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 10

Deze wet wordt aangehaald als: Wet verbod pelsdierhouderij.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.histnoot

Gegeven te ’s-Gravenhage, 4 januari 2013

Beatrix

De Staatssecretaris van Economische Zaken, S. A. M. Dijksma

Uitgegeven de veertiende januari 2013

De Minister van Veiligheid en Justitie, I. W. Opstelten


XHistnoot
histnoot

Kamerstuk 30 826

Naar boven