Wet van 5 november 2012 tot wijziging van de Wet personenvervoer 2000 teneinde inbesteding van openbaar vervoer mogelijk te maken in een plusregio die de gemeente Amsterdam, ’s-Gravenhage, Rotterdam of Utrecht omvat (Wet aanbestedingsvrijheid OV grote steden)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is de Wet personenvervoer 2000 aan te passen opdat het mogelijk wordt voor een plusregio die de gemeente Amsterdam, ’s-Gravenhage, Rotterdam of Utrecht omvat, een concessie voor het openbaar vervoer te verlenen zonder dat daartoe een aanbesteding is gehouden;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wet personenvervoer 2000 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1 wordt onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel p door een puntkomma, een onderdeel ingevoegd, luidende:

  • q. verordening (EG) 1370/2007: verordening nr. 1370/2007 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 23 oktober 2007 betreffende het openbaar personenvervoer per spoor en over de weg en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 1191/69 van de Raad en Verordening (EEG) nr. 1107/70 van de Raad (PbEU 2007, L 315).

B

In artikel 2 wordt onder vernummering van het vierde lid tot vijfde lid een lid ingevoegd, luidende:

  • 4. Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat verordening (EG) 1370/2007 of artikelen daarvan van toepassing zijn op vervoer dat overeenkomst vertoont met het in het eerste lid bedoelde vervoer.

Ba

Na artikel 14 worden twee artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 14a

  • 1. Het jaarlijks te publiceren overzichtsverslag, bedoeld in artikel 7, eerste lid, van verordening (EG) 1370/2007 is voor eenieder elektronisch toegankelijk.

  • 2. Bij regeling van Onze Minister kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot het in het eerste lid bedoelde overzichtsverslag.

Artikel 14b

De concessieverleners, bedoeld in artikel 20, tweede en derde lid, verstrekken desgevraagd aan Onze Minister gegevens voor zover hij die nodig heeft om te kunnen voldoen aan een verzoek van de Commissie van de Europese Gemeenschappen als bedoeld in artikel 6, tweede lid, van verordening (EG) 1370/2007.

Bb

In artikel 19 komt het tweede lid als volgt te luiden:

  • 2. In afwijking van het eerste lid kan, indien het openbaar vervoer uitvalt of dreigt uit te vallen, voor die situatie openbaar vervoer worden verricht zonder concessie overeenkomstig het bepaalde in artikel 5, vijfde lid, van verordening (EG) 1370/2007.

Bc

Artikel 22 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 2. Een concessiehouder verstrekt desgevraagd binnen een door de concessieverlener te bepalen termijn aan hem de gegevens voor zover die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de artikelen 6 en 7 van verordening (EG) 1370/2007.

C

In artikel 23, derde lid, wordt «een vervoerder als bedoeld in artikel 69, eerste of zevende lid» vervangen door: een vervoerder aan wie op grond van artikel 63a een concessie is verleend.

Ca

Artikel 24 komt als volgt te luiden:

Artikel 24

De concessieverlener verleent overeenkomstig de artikelen 4, derde en vierde lid, en 5, zesde lid, van verordening (EG) 1370/2007, een concessie voor beperkte duur.

Cb

In artikel 25 komt het eerste lid als volgt te luiden:

  • 1. Een concessie bevat, onverminderd artikel 4 van verordening (EG) 1370/2007, een omschrijving van het openbaar vervoer, van het gebied en de duur waarvoor de concessie is verleend, en, indien van toepassing, de prijs die de concessiehouder betaalt voor de concessie.

Cc

Na artikel 36 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 36a

  • 1. Bij een overgang van openbaar vervoer met een concessie naar een situatie als bedoeld in artikel 19, tweede lid, in samenhang met artikel 5, vijfde lid, van verordening(EG) 1370/2007, is geen sprake van een overgang van een concessie.

  • 2. Bij een overgang van openbaar vervoer zonder concessie als bedoeld in artikel 19, tweede lid, naar de situatie dat openbaar vervoer wordt verricht met een daartoe verleende concessie, zijn de artikelen 36 en 37 tot en met 40 van overeenkomstige toepassing.

D

Artikel 38 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt de zinsnede «als bedoeld in artikel 69, eerste of zevende lid» vervangen door: aan wie op grond van artikel 63a een concessie is verleend.

1a. In het eerste lid, onderdeel a, wordt «eerste, tweede en vierde lid» vervangen door: eerste en tweede lid.

2. In het tweede lid wordt de zinsnede «een vervoerder is als bedoeld in artikel 69, eerste of zevende lid» vervangen door: een vervoerder is aan wie op grond van artikel 63a een concessie is verleend.

Da

In artikel 42 wordt «Onverminderd artikel 61, vijfde lid vervalt een concessie van rechtswege:» vervangen door: Een concessie vervalt van rechtswege:.

E

In het opschrift van paragraaf 1 van hoofdstuk III wordt «aanbesteding» vervangen door: verlening.

F

Artikel 44 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «aanbesteding van een concessie» vervangen door: de verlening van een concessie, met uitzondering van een concessie als bedoeld in artikel 64, eerste lid,.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 4. Een concessieverlener publiceert het programma van eisen dat is opgesteld voor een concessie voor openbaar vervoer die wordt verleend zonder dat daarvoor een aanbesteding wordt gehouden voorafgaand aan de verlening van die concessie.

G

In artikel 45 vervalt «in geval van aanbesteding».

H

In artikel 46, eerste en vierde lid, wordt «aanbesteding» vervangen door: de verlening.

Ha

Artikel 47 vervalt.

I

Artikel 48 vervalt.

J

Het opschrift van hoofdstuk III, paragraaf 4, komt te luiden:

§ 4. Bepalingen inzake de aanbesteding van concessies

K

Artikel 61 komt als volgt te luiden:

Artikel 61

  • 1. Concessies voor openbaar vervoer worden slechts verleend nadat daartoe een aanbesteding is gehouden, tenzij artikel 63a of artikel 64, eerste lid, van toepassing is.

  • 2. In bij of krachtens algemene maatregel van bestuur bepaalde gevallen kan het eerste lid buiten toepassing worden gelaten voor de verlening van een concessie voor regionaal openbaar vervoer per trein als bedoeld in artikel 20, derde lid.

  • 3. Indien het openbaar vervoer uitvalt of dreigt uit te vallen kan, in afwijking van het eerste lid, een aanbesteding van dat openbaar vervoer achterwege blijven. Artikel 5, vijfde lid, van verordening (EG) 1370/2007 is van toepassing.

  • 4. In afwijking van het eerste lid kan een concessie voor openbaar vervoer, anders dan per trein, worden verleend zonder dat daartoe een aanbesteding is gehouden, indien die concessie voldoet aan een van de kenmerken, bedoeld in artikel 5, vierde lid, van verordening (EG) 1370/2007.

L

Artikel 62 komt als volgt te luiden:

Artikel 62

  • 1. Een concessieverlener sluit een vervoerder aan wie op grond van artikel 63a een concessie is verleend, of een vervoerder waarop die vervoerder invloed heeft uit van de aanbesteding van een concessie voor openbaar vervoer buiten het grondgebied van de plusregio waar de concessie op grond van artikel 63a verleend is, ook indien die invloed slechts minimaal is.

  • 2. Een bestuursorgaan als bedoeld in artikel 20, sluit een vervoerder aan wie op grond van artikel 63a een concessie is verleend, of een vervoerder waarop die vervoerder invloed heeft uit van de aanbesteding van vervoer buiten het grondgebied van de plusregio waar de concessie op grond van artikel 63a verleend is, waarop artikel 2, tweede of vierde lid, bij algemene maatregel van bestuur van toepassing is verklaard, ook indien die invloed slechts minimaal is.

  • 3. Een concessieverlener of een bestuursorgaan kan een vervoerder aan wie op grond van artikel 63a een concessie is verleend, of een vervoerder waarop die vervoerder invloed heeft, uitsluiten van de aanbesteding van vervoer binnen het grondgebied van de plusregio waar de concessie op grond van artikel 63a verleend is, ook indien die invloed slechts minimaal is.

  • 4. Een concessieverlener als bedoeld in artikel 20, tweede lid, sluit een vervoerder uit van een aanbesteding als bedoeld in het eerste of tweede lid, indien die vervoerder is gevestigd in een andere staat, niet zijnde een lidstaat van de Europese Unie of een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, voor zover de wederkerigheid van de toegang tot de desbetreffende markt voor personenvervoer voor vervoerders die in Nederland zijn gevestigd niet gewaarborgd is.

  • 5. Het eerste, tweede en derde lid zijn niet van toepassing indien wordt voldaan aan de voorwaarden, genoemd in artikel 5, tweede lid, onderdeel c, van verordening (EG) 1370/2007.

  • 6. Het vijfde lid is van overeenkomstige toepassing op een gemeentelijk vervoerbedrijf in de zin van artikel 69, eerste of zevende lid, zoals dat luidde voor de inwerkingtreding van de Wet aanbestedingsvrijheid OV grote steden.

M

Na artikel 63 worden twee paragrafen ingevoegd, luidende:

§ 4a. Uitzonderingen op de aanbesteding van concessies

Artikel 63a

In afwijking van artikel 61, eerste lid, kan een concessieverlener voor openbaar vervoer, anders dan per trein, in een plusregio als bedoeld in artikel 104 van de Wet gemeenschappelijke regelingen die de gemeente Amsterdam, ’s-Gravenhage, Rotterdam of Utrecht omvat, een concessie verlenen zonder dat daartoe een aanbesteding is gehouden indien deze concessie wordt verleend aan een vervoerder waarop de desbetreffende plusregio net als over haar eigen diensten zeggenschap uitoefent. Artikel 5, tweede lid, van verordening (EG) 1370/2007 is van toepassing.

§ 4b. Bepalingen inzake reciprociteit, gescheiden boekhouding en prestatievergelijking

Artikel 63ab
  • 1. De raad van bestuur van de mededingingsautoriteit voert een prestatievergelijking uit van vervoerders aan wie op grond van artikel 63a een concessie is verleend, die betrekking heeft op de klantenservice, kostenefficiëntie en doelmatigheid van de vervoerders.

  • 2. Bij ministeriele regeling kunnen nadere regels worden gesteld ten behoeve van de onderlinge vergelijkbaarheid van de verschillende vervoerders en de frequentie van de prestatievergelijking.

Artikel 63b
  • 1. Een vervoerder aan wie op grond van artikel 63a een concessie is verleend, doet niet mee aan de aanbesteding van:

    • a. concessies voor openbaar vervoer buiten de plusregio waar de concessie, bedoeld in de aanhef, verleend is;

    • b. concessies voor openbaar vervoer binnen de plusregio waar de concessie, bedoeld in de aanhef, verleend is indien de concessieverlener dit heeft uitgesloten als bedoeld in artikel 62, derde lid.

    • c. vervoer buiten het grondgebied van de plusregio waar de concessie verleend is waarop bij algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 2, tweede of vierde lid, dit artikel van toepassing is verklaard.

  • 2. In afwijking van het eerste lid mag een vervoerder aan wie op grond van artikel 63a een concessie is verleend, meedoen aan een aanbesteding indien wordt voldaan aan de voorwaarden, genoemd in artikel 5, tweede lid, onderdeel c, van verordening (EG) 1370/2007.

Artikel 63c
  • 1. Een vervoerder aan wie op grond van artikel 63a een concessie is verleend, waarbij voor die concessie een subsidie als bedoeld in artikel 22 is verstrekt, en die in een groep als bedoeld in artikel 24b van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek verbonden is met aanbieders van andere activiteiten dan dat openbaar vervoer, voert een gescheiden boekhouding voor het verrichten van het openbaar vervoer waarvoor die concessie is verleend ten opzichte van andere activiteiten die binnen die groep worden verricht.

  • 2. Een vervoerder aan wie op grond van artikel 63a een concessie is verleend, waarbij voor die concessie een subsidie als bedoeld in artikel 22 is verstrekt, en die niet in een groep als bedoeld in het eerste lid is verbonden, en wel tevens andere activiteiten verricht binnen een organisatie, voert voor het verrichten van openbaar vervoer waarvoor die concessie is verleend, een gescheiden administratie binnen de boekhouding, waarbinnen de kosten en opbrengsten van het verrichten van dat openbaar vervoer afzonderlijk worden geadministreerd.

  • 3. Een vervoerder aan wie anders dan op grond van artikel 63a een concessie voor openbaar vervoer is verleend zonder dat daartoe een aanbesteding is gehouden en waarbij voor die concessie een subsidie als bedoeld in artikel 22 is verstrekt, voert voor het verrichten van openbaar vervoer waarvoor die concessie is verleend, een gescheiden administratie binnen de boekhouding, waarbinnen de kosten en opbrengsten van het verrichten van het openbaar vervoer waarvoor subsidie is verstrekt afzonderlijk worden geadministreerd.

  • 4. De boekhouding en de administratie, bedoeld in het eerste tot en met het derde lid, zijn zodanig vorm gegeven dat:

    • a. de registratie van de lasten en baten van de verschillende activiteiten gescheiden zijn;

    • b. alle lasten en baten, op grond van consequent toegepaste en objectief te rechtvaardigen beginselen inzake kostprijsadministratie, correct worden toegerekend;

    • c. de beginselen inzake kostprijsadministratie volgens welke de administratie wordt gevoerd, duidelijk zijn vastgelegd.

  • 5. Bij regeling van Onze Minister kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de boekhouding, de gescheiden administratie en de kostprijsadministratie, bedoeld in het eerste tot en met vierde lid.

  • 6. Een vervoerder als bedoeld in het eerste, tweede en derde lid, bewaart de in het vierde lid bedoelde gegevens gedurende vijf jaar, te rekenen vanaf het einde van het boekjaar waarop de gegevens betrekking hebben.

  • 7. Indien een vervoerder als bedoeld in het eerste of tweede lid, niet uit hoofde van een andere wettelijke verplichting een jaarrekening opstelt, stelt hij een daarmee overeenkomend financieel overzicht op en legt hij dat overzicht voor eenieder ter inzage op al zijn kantoren op een bij regeling van Onze Minister te bepalen tijdstip.

  • 8. Indien een vervoerder als bedoeld in het eerste of tweede lid, niet reeds uit hoofde van een andere wettelijke verplichting zijn jaarrekening openbaar maakt, legt hij zijn jaarrekening voor eenieder ter inzage op al zijn kantoren op een bij regeling van Onze Minister te bepalen tijdstip.

  • 9. Een vervoerder als bedoeld in het eerste en tweede lid laat jaarlijks over het voorgaande boekjaar een verklaring van een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek opstellen waaruit blijkt dat de financiële verhouding:

    • a. voldoet aan de in het eerste, tweede, vierde en vijfde lid gestelde eisen, en

    • b. tussen hem en de aanbieders van andere activiteiten voldoet aan in de in onderdeel 5 van de bijlage bij verordening (EG) 1370/2007 gestelde voorwaarden.

    Deze verklaring ligt tegelijkertijd met de jaarrekening of het financieel overzicht voor eenieder ter inzage op alle kantoren van de vervoerder.

  • 10. Een vervoerder als bedoeld in het derde lid laat jaarlijks over het voorgaande boekjaar een verklaring van een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek opstellen waaruit blijkt dat de financiële verhouding ten opzichte van een concessie als bedoeld in dat lid:

    • a. voldoet aan de in het derde, vierde en vijfde lid gestelde eisen, en

    • b. voldoet aan de in onderdeel 5 van de bijlage bij verordening (EG) 1370/2007 gestelde voorwaarden.

    Deze verklaring ligt voor eenieder ter inzage op alle kantoren van de vervoerder.

  • 11. Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op een vervoerder

    • a. die op grond van de artikelen 3 of 19, tweede lid, openbaar vervoer verricht op een andere grondslag dan op grond van een concessie;

    • b. die vervoerder verricht waarop bij algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 2, tweede of vierde lid, dit artikel of leden daarvan, van toepassing is verklaard, zonder dat voor het in de onderdelen a of b bedoelde vervoer een aanbesteding is gehouden en waarbij voor dat vervoer een subsidie als bedoeld in artikel 22, eerste lid, is verstrekt.

N

Paragraaf 6 van hoofdstuk III vervalt.

O

Artikel 87 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «de artikelen 19 en 30 tot en met 40,» vervangen door: de artikelen 19, 29, 30 tot en met 40, 46 en 63c, eerste, tweede en derde lid, met uitzondering van openbaar vervoer per trein waarvoor op grond van deze wet Onze Minister het bevoegde bestuursorgaan is, en elfde lid voor zover niet de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit is belast met dat toezicht.

2. In het vijfde lid, wordt «het bepaalde in artikel 69, eerste, vijfde en zevende lid,« vervangen door: het bepaalde bij of krachtens artikel 63c, vierde, zesde tot en met tiende lid en elfde lid, onderdeel c, voor zover artikel 87, vierde lid, op dat vervoer bij algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 2, tweede of vierde lid, van toepassing is verklaard.

P

Na artikel 93 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 93a

Het dagelijks bestuur van een plusregio als bedoeld in artikel 20, tweede en derde lid, is bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang ter handhaving van de verplichtingen gesteld bij of krachtens de artikelen 19, eerste en tweede lid, 29, 32, 34, 39, 46 en 63c, eerste, tweede en derde lid, met uitzondering van openbaar vervoer per trein waarvoor op grond van deze wet Onze Minister het bevoegde bestuursorgaan is, en elfde lid, voor zover de bevoegdheid tot handhaving niet op grond van artikel 94, eerste lid, aan de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit is toegekend.

Q

Artikel 94, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. In geval van overtreding van artikel 63c, vierde, zesde tot en met tiende en elfde lid, onderdeel b, voor zover artikel 94 op dat vervoer bij algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 2, tweede of vierde lid, van toepassing is verklaard, en met uitzondering van openbaar vervoer per trein waarvoor op grond van deze wet Onze Minister het bevoegde bestuursorgaan is, kan de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit aan de overtreder een last onder dwangsom opleggen.

R

Na artikel 96 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 96a

  • 1. In geval van overtreding van artikel 63c, eerste, tweede, vierde, zesde tot en met tiende en elfde lid, onderdeel b, voor zover artikel 96a op dat vervoer bij algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 2, tweede of vierde lid, van toepassing is verklaard, en met uitzondering van openbaar vervoer per trein waarvoor op grond van deze wet Onze Minister het bevoegde bestuursorgaan is, kan de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit een bestuurlijke boete opleggen van ten hoogste € 450 000,– of indien dat meer is, 1% van de netto-omzet van de overtreder in het boekjaar voorafgaande aan de beschikking.

  • 2. De berekening van de netto-omzet, bedoeld in het eerste lid, geschiedt op de voet van artikel 377, zesde lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.

S

In artikel 105, tweede lid, wordt na «en 96, eerste lid,» ingevoegd: en 96a, eerste lid,.

Sa

Artikel 109 vervalt.

T

Na artikel 124 worden zes artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 124a

In de artikelen 124b tot en met 124e wordt verstaan onder:

een gemeentelijk vervoerbedrijf:

een vervoerbedrijf in de zin van artikel 69, eerste of zevende lid, zoals dat artikel luidde voor de inwerkingtreding van de Wet aanbestedingsvrijheid OV grote steden.

Artikel 124ab

Een ontheffing die voor de datum van inwerkingtreding van de Wet aanbestedingsvrijheid OV grote steden is verleend, op grond van artikel 24, tweede lid, of artikel 61, tweede lid, zoals die artikelen luidden voor de inwerkingtreding van genoemde wet, blijft van kracht voor de duur waarvoor deze ontheffing is verleend, onverminderd mogelijke wijziging, intrekking of het van rechtswege vervallen.

Artikel 124b

Een concessie die voor de inwerkingtreding van de Wet aanbestedingsvrijheid OV grote steden aan een gemeentelijk vervoerbedrijf is verleend, blijft na de inwerkingtreding van die wet van kracht tot uiterlijk 31 december 2019, tenzij er reeds sprake is van een vervoerder aan wie op grond van artikel 63a een concessie is verleend.

Artikel 124c

Nadat een concessieverlener als bedoeld in artikel 63a besluit dat een aan het desbetreffende gemeentelijk vervoerbedrijf verleende concessie voor het openbaar vervoer per bus wordt verleend nadat daarvoor een aanbesteding is gehouden, mag dat vervoerbedrijf meedingen naar een concessie voor openbaar vervoer die wordt verleend door middel van een aanbesteding en wordt dat vervoerbedrijf om reden van dat besluit niet uitgesloten van deelname aan aanbestedingen.

Artikel 124d

  • 1. Op een gemeentelijk vervoerbedrijf is artikel 69, eerste, tweede, derde, en vijfde lid, zoals dat luidde voor de inwerkingtreding van de Wet aanbestedingsvrijheid OV grote steden van toepassing.

  • 2. Met het toezicht op de naleving van het eerste lid, zijn belast de bij besluit van de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit aangewezen ambtenaren van de Nederlandse Mededingingsautoriteit.

  • 3. De artikelen 94 tot en met 96a zijn van overeenkomstige toepassing in geval van niet naleving van de in het eerste lid bedoelde eisen.

Artikel 124e

Artikel 38, tweede en derde lid, is van overeenkomstige toepassing indien een concessie is verleend aan een gemeentelijk vervoerbedrijf en deze concessie geheel of gedeeltelijk eindigt als gevolg van verlening van die concessie aan een andere vervoerder.

Artikel 124f

De artikelen 124a tot en met 124f vervallen met ingang van 31 december 2019.

ARTIKEL IA

Deze wet wordt aangehaald als: Wet aanbestedingsvrijheid OV grote steden.

ARTIKEL II

Deze wet treedt in werking met ingang van de eerste dag van de tweede kalendermaand na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.histnoot

Gegeven te ’s-Gravenhage, 5 november 2012

Beatrix

De Minister van Infrastructuur en Milieu, M. H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus

Uitgegeven de zestiende november 2012

De Minister van Veiligheid en Justitie, I. W. Opstelten


XHistnoot
histnoot

Kamerstuk 32 845

Naar boven