Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Infrastructuur en Milieu | Staatsblad 2012, 504 | AMvB |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Infrastructuur en Milieu | Staatsblad 2012, 504 | AMvB |
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister-President, Minister van Algemene Zaken, van 7 juni 2012, nr. 3113137, gedaan mede namens Onze Minister van Infrastructuur en Milieu, in overeenstemming met Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;
Gelet op de artikelen 1.2, 2.2, eerste lid, 2.4, eerste lid, en 2.18 van de Crisis- en herstelwet;
De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 9 augustus 2012, nr. W01.12.0202/l);
Gezien het nader rapport van Onze Minister-President, Minister van Algemene Zaken, van 25 september 2012, nr. 3115991, uitgebracht mede namens Onze Minister van Infrastructuur en Milieu, in overeenstemming met Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1 wordt in de definitie van miniwindturbine «gemeten vanaf de voet van de windturbine» vervangen door: gemeten vanaf de nokhoogte van het gebouw waaraan die miniwindturbine elektriciteit levert.
B
Artikel 2, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel i wordt voor «Soesterberg-Noord» ingevoegd: Vliegbasis Soest en Zeist en.
2. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel m door een puntkomma worden vier onderdelen toegevoegd, luidende:
n. Deelgebied de Eilanden van Waterfront Harderwijk zoals aangegeven op de kaart in bijlage 20;
o. Centrumplan Eerbeek Brummen zoals aangegeven op de kaart in bijlage 21;
p. Spoorzone Tilburg zoals aangegeven op de kaart in bijlage 13;
q. Oostelijk Centrumgebied Arnhem zoals aangegeven op de kaart in bijlage 22.
C
Artikel 6a wordt als volgt gewijzigd:
1. Onderdeel b komt te luiden:
b. Gebiedsgericht grondwaterbeheer Tilburg zoals aangegeven op de kaart in bijlage 23,.
2. De zinsnede «ten behoeve van gebiedsgericht bodembeheer» wordt vervangen door: ten behoeve van gebiedsgericht bodembeheer of grondwaterbeheer.
D
In paragraaf 3 worden na artikel 6d twee artikelen ingevoegd, luidende:
In de gemeente Almere zijn voor de duur van vijf jaar voor te bouwen grondgebonden woonfuncties in particulier opdrachtgeverschap als bedoeld in artikel 1.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening de artikelen 2.129, 2.130, 3.20, 3.21, 3.23, 3.28, 3.29, 3.30, 3.31, 3.32, 3.33, 3.34, 3.41, 3.42, 3.43, 3.62, 3.63, 3.68, 3.69, 3.70, 3.74, 3.75, 4.8, 4.9, 4.10, 4.11, 4.17, 4.18, 4.19, 4.21, 4.22, 4.23, 4.24, 4.25, 4.26, 4.27, 4.28, 4.37, 4.38, 4.39, 6.7, 6.8, 6.9, 6.10, 6.11, 6.12, 6.13, 6.14, 6.15, 6.16, 6.17 en 6.18 van het Bouwbesluit 2012 niet van toepassing.
1. Dit artikel is voor de duur van tien jaar van toepassing op de op het Bedrijventerrein Newtonpark IV in de gemeente Leeuwarden gelegen experimenteerinrichting, gesitueerd op het perceel met de kavelaanduidingen 11, 12 en 13 binnen de percelen, kadastraal bekend: Leeuwarden HzmE 2008, Leeuwarden HzmE 1714 en Leeuwarden HzmE 1692.
2. De experimenteerinrichting wordt in afwijking van artikel 1.1, vierde lid, tweede volzin, van de Wet milieubeheer aangemerkt als een inrichting als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
3. De artikelen 2.4, tweede lid, en 2.14, eerste lid, onderdeel c, onder 1°, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht zijn niet van toepassing.
4. Het bepaalde krachtens artikel 2.8 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is niet van toepassing voor zover dat een omschrijving van de activiteiten of mogelijke maatregelen vereist.
E
Bijlage 7 wordt vervangen door de bijlage als opgenomen in bijlage A bij dit besluit.
F
Bijlage 12 wordt vervangen door de bijlage als opgenomen in bijlage B bij dit besluit.
G
Er worden vier bijlagen toegevoegd als opgenomen in bijlage C bij dit besluit.
De Crisis- en herstelwet wordt als volgt gewijzigd:
A
Aan bijlage I wordt een categorie toegevoegd, luidende:
10. Verduurzaming landbouw
10.1. Installaties voor de verwerking van dierlijke mest.
B
Bijlage II wordt als volgt gewijzigd:
1. Aan categorie Aa Gebiedsontwikkeling met nationale uitstraling worden de volgende projecten toegevoegd:
9 |
Landschapspark Lingezegen |
Park Lingezegen is een nieuw landschapspark in aanleg tussen Arnhem-Zuid, Elst, Bemmel en Nijmegen-Noord met ruimte voor recreatie, water, landbouw en natuur |
Park Lingezegen bestaat uit vijf deelgebieden met elk een eigen karakter die in onderlinge samenhang zullen worden gerealiseerd: De Park, het Waterrijk, het Landbouwland, De Woerdt, De Buitens |
10 |
Bedrijvenpark Deventer A1 |
Bedrijvenpark Deventer A1 is gelegen ten zuiden van de Rijksweg A1, tussen de afritten Deventer/Zutphen en Deventer Oost |
Bedrijvenpark Deventer A1 is een duurzaam bedrijvenpark met veel aandacht voor landschappelijke inpassing en een volledig duurzame energievoorziening |
11 |
Glastuinbouwcluster Withagen en Afvalverwerking VAR (Voorst) |
Glastuinbouwcluster Withagen en naastgelegen afvalverwerkend bedrijf VAR, gelegen in Middengebied van de gemeente Voorst |
Afvalverwerkend bedrijf VAR ontwikkelt nieuwe technieken en producten en draagt daarmee bij aan de verduurzaming van onze maatschappij. Zo produceert VAR warmte en elektriciteit uit biomassa. Glastuinbouwondernemers, zoals het plantenveredelingsbedrijf Schoneveld Breeding als eerste vestiger, en VAR krijgen de ruimte voor duurzame ontwikkeling op en nabij de nieuwe regionale glastuin-bouwclusterlocatie Withagen. De glastuinbouwondernemers nemen een deel van de restwarmte van de VAR over voor benutting in de glastuinbouw. Toepassing van de Crisis- en herstelwet ondersteunt de ontwikkeling van beide bedrijfstakken. |
12 |
Nieuwe Driemanspolder (Zoetermeer) |
Agrarisch gebied tussen Zoetermeer, Leidschendam-Voorburg en Den Haag |
Transformatie van een grotendeels agrarisch gebied naar natuur-, recreatie- en waterbergingsgebied; het gebied maakt deel uit van de Groen-Blauwe slinger tussen het Groene Hart en Midden-Delfland |
13 |
Gebiedsontwikkeling Luchthaven Twente |
Driehoek tussen Hengelo, Oldenzaal en Enschede |
Integrale gebiedsontwikkeling; transformatie van de voormalige vliegbasis Twente en herontwikkeling voormalige militaire kampen en bijbehorende gronden (ontwikkeling burgerluchthaven, natuurontwikkeling, leisure, bedrijvigheid, evenementen en woningbouw) |
14 |
Hofbogen Rotterdam |
Voormalig spoorwegviaduct Hofplein in de stedelijke omgeving van Rotterdam Noord |
De langgerekte structuur van het Hofpleinviaduct doorkruist meerdere woonwijken in Rotterdam Noord en is daarmee van essentiële invloed op de kwaliteit van de leefomgeving. Dit Rijksmonument wordt daarom getransformeerd tot een (semi)publiek verblijfsgebied met creatieve shopping mall, gecombineerd met meerdere leisure functies |
15 |
Stationsomgeving Driebergen-Zeist en landgoed de Reehorst |
Het stationsgebied van Driebergen-Zeist en het aanliggende gebied Reehorst |
Het stationsgebied Driebergen-Zeist staat voor een ingrijpende aanpassing om de grote aantallen reizigers en verdubbeling van de sporen op een goede manier in te passen. Het gebied zal worden getransformeerd naar een duurzaam stationsgebied in een natuurlijke omgeving, onderdeel van de landgoederenzone Stichtse Lustwarande |
16 |
Rotterdamsebaan (Den Haag/Leidschendam-Voorburg) |
De Rotterdamsebaan vormt een nieuwe wegverbinding die begint op de kruising van de Mercuriusweg met de Binckhorstlaan en via een tunnel onder Voorburg-West uiteindelijk aansluit op het verkeersplein Ypenburg |
De Rotterdamsebaan vormt een tweede aansluiting vanaf de A4/A13 waardoor de bereikbaarheid van Den Haag, Leidschendam-Voorburg en Rijswijk verbetert en een robuust verkeerssysteem ontstaat |
2. Aan categorie E Wegenprojecten wordt het volgende project toegevoegd:
16 |
N50 |
Ens – Emmeloord |
Wijziging |
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot
’s-Gravenhage, 28 september 2012
Beatrix
De Minister-President, Minister van Algemene Zaken, M. Rutte
De Minister van Infrastructuur en Milieu, M. H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus
Uitgegeven de vierentwintigste oktober 2012
De Minister van Veiligheid en Justitie, I. W. Opstelten
Dit besluit vormt de zogenoemde vierde tranche van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet.
Met de vierde tranche is een aantal ontwikkelingsgebieden als bedoeld in artikel 2.3 van de Crisis- en herstelwet aangewezen en is een innovatief project als bedoeld in artikel 2.4 van die wet benoemd.
Voorts is de definitie gewijzigd van de miniwindturbine, zoals opgenomen in het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet.
Ten slotte is een categorie toegevoegd aan bijlage I bij de Crisis- en herstelwet en is een aantal projecten toegevoegd aan bijlage II bij die wet.
De aanwijzing van ontwikkelingsgebieden en innovatieve projecten is gebeurd op verzoek van de betrokken gemeenten. Nadere informatie over de aangewezen gebieden of projecten is veelal terug te vinden op de websites van de betrokken gemeenten.
Dit besluit schept geen verplichtingen voor burgers of bedrijven en heeft derhalve geen gevolgen voor de administratieve lasten.
Op grond van artikel 5.2a van de Crisis- en herstelwet is het ontwerpbesluit op 20 januari 2012 in de Staatscourant gepubliceerd (Stcrt. 2012, 1264). Naar aanleiding van de voorpublicatie is een zienswijze ontvangen van de gemeente Voorst en een tweetal bedrijven (Schooneveld Breeding, VAR BV) met betrekking tot de tekst van artikel II, onderdeel B, punt 11 – een toevoeging van categorie Aa van Bijlage II van de Crisis- en herstelwet met het project «Glastuinbouwcluster Withagen en Afvalverwerking VAR (Voorst)». Naar aanleiding van deze zienswijzen is de (toelichtende) tekst van dit onderdeel verbeterd.
Op grond van artikel 5.2a van de Crisis- en herstelwet is het ontwerpbesluit door de Minister van Infrastructuur en Milieu bij brief van 7 juli 2011 voorgelegd aan beide Kamers der Staten-Generaal (Kamerstukken II 2010/11, 32 127, nr. 146).
Vanwege een tweetal moties, door de Tweede Kamer aangenomen op 26 april 2012, zijn de volgende onderdelen van het ontwerpbesluit gewijzigd:
1°. in artikel II, onderdeel A (wijziging van bijlage I van de Crisis- en herstelwet), zijn in categorie 10.1 (Installaties voor de verwerking van dierlijke mest) de ondergrens (capaciteit van 50 000 ton dierlijke mest per jaar) en de passage «in een gebied met een industriële bestemming» komen te vervallen;1
2°. in artikel II, onderdeel B (wijziging van bijlage II van de Crisis- en herstelwet), is de aanvulling van categorie G (Spoorwegen) met het project IJzeren Rijn komen te vervallen.2
De aangepaste definitie van de miniwindturbine geeft aan dat de tiphoogte van de windturbine niet meer dan tien meter mag uitsteken boven het dak (nokhoogte) van het bouwwerk waaraan de turbine elektriciteit levert. Voor toepassing van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet op miniwindturbines wordt dus geen onderscheid gemaakt tussen turbines die met de voet op het maaiveld of op een dak staan.
De benaming van het ontwikkelingsgebied is aangepast omdat het ontwikkelingsgebied is uitgebreid met het gehele gebied van de voormalige vliegbasis Soesterberg.
In 2008 is de vliegbasis Soesterberg gesloten. Van het ruim 500 ha grote gebied blijft circa 120 ha in bezit van het Ministerie van Defensie. Op dit deel van het terrein komt onder meer een nieuw Nationaal Militair Museum. De provincie Utrecht is eigenaar van het overige gebied van 380 ha. Samen met de gemeenten Soest en Zeist is een plan ontwikkeld waarin de natuurbescherming krijgt en het aanwezige militaire erfgoed behouden blijft. Het gebied wordt deels toegankelijk voor wandelen en fietsen. Om het plan financieel mogelijk te maken is op 18 ha van het gebied de bouw voorzien van 440 woningen, waarvan 275 woningen op het grondgebied van de gemeente Zeist en 165 woningen op het grondgebied van de gemeente Soest. De aanwezige geluidbelasting vanaf het nabijgelegen bedrijventerrein Soesterberg-Noord vormt een belemmering voor de woningbouw op ongeveer 5 ha van dat beoogde gebied. Om tot een passende aanpak te komen is het totale gebied aangewezen als ontwikkelingsgebied op grond van de Crisis- en herstelwet.
Het Waterfront Harderwijk is een omvattend plan voor de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit in een aanmerkelijk deel van Harderwijk waaronder de binnenstad, het Dolfinarium, bedrijventerreinen en woongebieden. Het deelgebied De Eilanden is onderdeel van het verouderd bedrijventerrein Haven. Het plan De Eilanden voorziet na verplaatsing van de aanwezige bedrijven en bodemsanering in de bouw van 240 tot 290 woningen. Rondom het plangebied komt geluidafschermende bebouwing tot stand, enige tijd nadat de (eerste) woningen in De Eilanden zijn opgeleverd. Dat betekent dat tijdelijk sprake zal zijn van een hoge geluidbelasting. De Crisis- en herstelwet biedt in hoofdstuk 2, afdeling 1, het instrumentarium om hierin te voorzien.
De gemeente Brummen heeft samen met ontwikkelingspartners afspraken gemaakt over de herontwikkeling van het centrum van Eerbeek. De herontwikkeling versterkt de ruimtelijke structuur en zorgt voor een betere kwaliteit van de openbare ruimte. Het gebied omvat het huidige centrum en stationsgebied en een 6 ha groot vrijgekomen bedrijventerrein. De ontwikkeling is van belang voor het functioneren van Eerbeek als woon- en recreatiedorp en zal ook de middenstand ondersteunen. Het plan omvat de herontwikkeling van voormalige industrielocaties tot woongebied en winkelcentrum; het versterken van het stationsgebied met een multifunctioneel centrum, commerciële ruimtes en wonen; de herinrichting van twee pleinen; de aanleg van een nieuwe verkeers- en parkeerstructuur. Geluid en geur afkomstig van bestaande, te handhaven, bedrijven brengen beperkingen mee bij de realisatie van deze plannen. De aanwijzing tot ontwikkelingsgebied biedt de mogelijkheid om met het instrumentarium van de Crisis- en herstelwet tot een oplossing te komen.
Spoorzone is het grootste en meest beeldbepalende project van Tilburg. Met een gezonde mix aan functies moet Spoorzone uitgroeien tot een centrum met bovenregionale betekenis, waar milieu- en ruimtelijke kwaliteit en economische vitaliteit duurzaam samenkomen. De ontwikkeling zal de relatie tussen de OV-terminal en de oude binnenstad verstevigen. Om het project verantwoord tot stand te kunnen brengen is een plan nodig waarin zowel de ontwikkeling van nieuwe functies als de noodzakelijke inperking van de milieugebruiksruimte worden vastgelegd. Bovendien is een fasering nodig waarbij de ontwikkeling en de inperking van de milieugebruiksruimte van bestaande bedrijvigheid niet volgtijdelijk, maar parallel plaatsvinden. Het kan nodig zijn om tijdelijk hinderlijke bedrijvigheid toe te staan op kortere afstand van een gevoelige bestemming, zoals woningen. Deze aanpak krijgt een goede juridische basis met de aanwijzing als ontwikkelingsgebied op grond van de Crisis- en herstelwet.
Het Oostelijk Centrumgebied in Arnhem wordt met een meerjarige aanpak ontwikkeld van een zwaar verouderd bedrijventerrein tot een krachtig en aantrekkelijk woon- en werkgebied. Het gebied met een oppervlakte van circa 25 ha ligt op een cruciale plek in de stad: direct aansluitend bij het centrum en voor een lengte van 500 meter langs de Rijn. In het deelgebied Fluvium liggen monumentale panden van de voormalige dienst Stadsbeheer. Deze panden moeten met de ombouw tot woon-werkwoningen een broedplaats gaan vormen voor de creatieve sector. Het duurdere segment van de geplande appartementen en grondgebonden woningen komen in Rijnwijk dat langs direct noordelijk van de Rijn ligt. Het totale plan levert een forse bijdrage aan de Arnhemse woningbouwproductie. De bodemverontreiniging van onder meer de voormalige gasfabriek wordt aangepakt en bij de ontwikkeling van het gebied is veel aandacht voor duurzame energie.
Binnen het plangebied liggen nog enkele economisch vitale bedrijven. Deze worden uitgeplaatst. Wel heeft het gebied geluidoverlast vanuit het aangrenzende regionale bedrijventerrein Westervoortsedijk. Een combinatie van verplaatsing van bedrijven, geluidafschermende maatregelen en aanpassing van de milieuvergunning moet leiden tot een aanvaardbaar woon- en leefklimaat in het plangebied. Daarbij wordt het instrumentarium van de Crisis- en herstelwet benut.
Op grond van artikel 6a van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet kunnen burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg voor gebiedsgericht bodem- en grondwaterbeheer in het aangewezen gebied voor een periode van maximaal 5 jaar afwijken van enkele artikelen van de Wet bodembescherming.
Het gebied waarop deze bevoegdheid van toepassing is, is verruimd om mogelijkheden te scheppen in een groter areaal voor gebiedsgericht beheer voor verontreinigd grondwater.
De gemeente Almere wil ruimte geven aan particulier opdrachtgeverschap bij de bouw van woningen. Dat blijkt ondermeer uit de «Almere principes», de concept-structuurvisie Almere 2.0 en het bijbehorende position paper «Almere werkt!»3. Binnen die aanpak past individuele keuzevrijheid en de mogelijkheid dat burgers volgens eigen, specifieke wensen een huis bouwen. In de praktijk zouden bepaalde onderdelen van het Bouwbesluit 2012 belemmerend kunnen werken voor de individuele keuze mogelijkheden van particuliere opdrachtgevers. Aspecten als daglicht, (de wijze van) ventilatie, minimale afmetingen van (ruimten binnen) woningen en toegankelijkheid zijn in de bouwregelgeving opgenomen op basis van een «gemiddelde» woning. Aanwijzing als innovatief project onder de Chw bevordert de keuzevrijheid van de particuliere opdrachtgevers en stimuleert daarmee de bouw van woningen. Omdat dan niet alle regels van het Bouwbesluit 2012 behoeven te worden nageleefd ontstaat de ruimte voor innovatie die ook anderen tot inspirerend voorbeeld kan dienen. Op grond van artikel 6e van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet zijn in de gemeente Almere de genoemde artikelen van het Bouwbesluit 2012 voor een periode van 5 jaar niet van toepassing voor grondgebonden woningen die vallen onder het particulier opdrachtgeverschap.
De omslag van «ik bouw voor een ander» naar «ik bouw voor mezelf», heeft er in Almere onder meer toe geleid dat is besloten bij grondgebonden particulier opdrachtgeverschap niet of nauwelijks (meer) te toetsen aan (onderdelen van) de eisen voor nieuwbouw als opgenomen in het Bouwbesluit 2012. Wel zal altijd moeten worden voldaan aan criteria op het gebied van – bijvoorbeeld – constructieve veiligheid en brandveiligheid. Eisen die betrekking hebben op de inrichting en afwerking van de woning, worden echter niet langer gesteld. De verantwoordelijkheid verschuift van overheid naar particuliere burger, individueel of in groepsverband. Zo zijn bijvoorbeeld de eisen voor veiligheid met betrekking tot gas en elektra in de vrijstellingsbepaling opgenomen, omdat in de bestaande praktijk gecertificeerde partijen (erkende installateurs) de aansluiting voor gas en elektra volgens de praktijknormen uitvoeren.
Als gevolg van artikel 6e van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet zijn de daarin genoemde eisen, die betrekking hebben op de inrichting en afwerking van de woning, niet meer van toepassing op grondgebonden nieuwbouw in particulier opdrachtgeverschap. Voor de desbetreffende onderdelen moet in ieder geval wel aan het minimumniveau van het Bouwbesluit 2012 (het niveau bestaande bouw) worden voldaan.
De gemeente Almere zal de effecten van deze werkwijze monitoren en evalueren. Hierbij zal de vraag centraal staan of de verschuiving van verantwoordelijkheden leidt tot veranderingen in het bouwen. Tevens zal in de evaluatie worden meegenomen wat de effecten zijn in relatie tot de (voorschriften voor) bestaande bouw.
De gemeente Leeuwarden wil op een experimenteerlocatie de mogelijkheid bieden aan bedrijfsleven, overheden en burgers om – tijdelijke – experimenten uit te voeren met duurzame technologie. Gewenst is één omgevingsvergunning voor milieu voor de experimenteerinrichting, zodat voor de diverse tijdelijke experimentopstellingen, die zich bovendien kenmerken door doorontwikkeling en aanpassingen, niet telkens veranderingsvergunningen nodig zijn.
Omdat niet van te voren vaststaat welke experimentele activiteiten zullen worden uitgevoerd is afwijking van een aantal wettelijke bepalingen noodzakelijk. De bedoeling is dat voor de locatie één «milieuvergunning» wordt verleend, waaronder verschillende activiteiten kunnen worden uitgevoerd. Die activiteiten moeten binnen de grenzen die door de milieuvergunning zijn gesteld, blijven.
De vergunning wordt verleend aan de beheerder van de experimenteerlocatie, die er voor zorg draagt dat de in de vergunning opgenomen voorschriften worden nageleefd.
Om dit mogelijk te maken, wordt van een aantal wettelijke bepalingen afgeweken.
De experimenteerinrichting gaat ruimte bieden aan activiteiten gericht op het – gedurende een bepaalde tijd – ontwikkelen en testen van duurzame, innovatieve toepassingen op het vlak van energie, water, mobiliteit, wonen en bouwen.
De experimenteerinrichting wordt aangemerkt als één inrichting, ook al wordt mogelijk niet geheel voldaan aan de voorwaarden die artikel 1.1, vierde lid, van de Wet milieubeheer daarvoor stelt.
Artikel 2.4, tweede lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is niet van toepassing, hetgeen betekent dat burgemeester en wethouders van Leeuwaren ook bevoegd gezag zijn als er activiteiten mogelijk worden gemaakt op het terrein waarvoor op grond van het Besluit omgevingsrecht gedeputeerde staten bevoegd gezag zijn.
Artikel 2.14, eerste lid, onderdeel c, onder 1°, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is niet van toepassing omdat de verplichte toepassing van de beste beschikbare technieken in de weg kan staan aan experimentele toepassingen.
Hierbij moet worden opgemerkt dat de verplichte toepassing van de beste beschikbare technieken die voortvloeit uit Europese regelgeving niet kan worden uitgezonderd. Artikel 2.4 van de Crisis- en herstelwet dat de grondslag vormt voor dit artikel, legt die beperking op. Naar verwachting zijn er bij de experimenteerinrichting geen Europese regels met betrekking tot beste beschikbare technieken aan de orde.
Omdat niet van te voren bekend is welke experimentele activiteiten zullen worden uitgevoerd op de locatie, kan dat ook niet bij de aanvraag om de «milieuvergunning» worden vermeld. Daarom is een aantal indieningsvereisten opgenomen in artikel 4.1 van de Regeling omgevingsrecht niet van toepassing.
In het bestemmingsplan dat voor het bedrijventerrein Newtonpark IV geldt, is vastgelegd welke categorieën bedrijven op dat bedrijventerrein mogen vestigen. Daarmee is een zekere beperking gesteld aan de «activiteiten» die op de experimenteerinrichting kunnen plaatsvinden.
In de brief van 28 september 2011 aan de voorzitter van de Tweede Kamer (Kamerstukken II 2011/12, 33 037, nr. 1) zetten de Staatssecretarissen van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie en van Infrastructuur en Milieu in op het bevorderen van het verwerken van dierlijke mest, met als doelen verwerkte mest geheel of gedeeltelijk te kunnen afzetten buiten de Nederlandse landbouw en producten te maken met eigenschappen die vergelijkbaar zijn met die van kunstmest. Met onderdeel A wordt beoogd innovatieve ontwikkelingen in mestverwerking te bevorderen, hetgeen kan bijdragen aan de uitvoering van het fosfaatketenakkoord en het economisch herstel en de verbetering van de financiële positie van mestverwerkingsinstallaties.
Daarnaast wordt met onderdeel A beoogd, in combinatie met het vervallen van de dierrechten voor varkens en kippen per 2015, bij te dragen aan het economisch herstel en verbetering van de financiële positie van de veehouderij. Immers, varkens- en kippenbedrijven die willen uitbreiden, hoeven niet meer te investeren in dierrechten. Daarnaast zal, naar mate de mestverwerkingsverplichting hoger wordt vastgesteld, de relatieve schaarste aan dierlijke mest in Nederland toenemen. Dit kan vervolgend een drukkend effect hebben op de prijs die bedrijven met mestplaatsingsruimte kunnen vragen. Veehouderijbedrijven die meer mest produceren dan zij op eigen grond kunnen plaatsen, krijgen wel te maken met kosten die voortvloeien uit het gegeven dat zij voorafgaand aan de mestproductie mestverwerkings- en mestplaatsingsovereenkomsten dienen af te sluiten.
Om deze redenen is een nieuwe categorie 10 in bijlage 1 opgenomen, waardoor de verlening van vergunningen voor installaties voor de verwerking van dierlijke mest bespoedigd wordt.
Aan bijlage II bij de Crisis- en herstelwet zijn projecten toegevoegd met als doel de bevordering van economische ontwikkeling.
Gelet op het belang dat gemoeid is met dit besluit is geen toepassing gegeven aan de in het kabinetsbeleid met betrekking tot vaste verandermomenten vastgelegde vaste verandermomenten en de invoeringstermijn van drie maanden. De gemeenten die het betreft hebben verzocht om deze wijzigingen en ondervinden geen nadeel van de kortere invoeringstermijn.
De Minister-President, Minister van Algemene Zaken, M. Rutte
Kaart Utrecht Stationsgebied
Kaart Vliegbasis Soesterberg, Vliegbasis Zeist en Soesterberg Noord
Kaart Harderwijk Waterfront De Eilanden
Kaart Brummen – Centrumplan Eerbeek
Kaart Arnhem – Oostelijk centrumgebied
Kaart Tilburg – Gebiedsgericht grondwaterbeheer
Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt met de daarbijbehorende stukken openbaar gemaakt door publicatie in de Staatscourant.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-2012-504.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.