Wet van 25 februari 2012 tot wijziging van de Wet op het primair onderwijs in verband met verzelfstandiging van dislocaties

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om de mogelijkheden tot verzelfstandiging van vestigingen van scholen voor primair onderwijs te verruimen en om bij de aanvang van bekostiging van die scholen ongewenste neveneffecten weg te nemen;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I. WIJZIGING WET OP HET PRIMAIR ONDERWIJS

De Wet op het primair onderwijs wordt als volgt gewijzigd:

A

Na artikel 84 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 84a. Verzelfstandiging van een vestiging

  • 1. Onze minister kan onder door hem te stellen voorwaarden een nevenvestiging, of een deel van een school of nevenvestiging dat zich op een andere locatie bevindt dan de plaats van vestiging van die school of nevenvestiging, als school voor bekostiging in aanmerking brengen.

  • 2. Een verzoek om een besluit als bedoeld in het eerste lid is met redenen omkleed en gaat vergezeld van:

    • a. voor zover het betreft de nieuwe school, de gegevens, bedoeld in artikel 75, eerste lid, juncto artikel 75, derde lid, of de gegevens, bedoeld in artikel 76, tweede lid,

    • b. een prognose van het te verwachten aantal leerlingen op het overblijvende deel van de school met uitzondering van nevenvestigingen, of, indien van toepassing, op het overblijvende deel van de nevenvestiging, en

    • c. een opgave van het aantal leerlingen dat op de teldatum voorafgaand aan het verzoek daadwerkelijk onderwijs volgde op het deel van de school waarop het verzoek betrekking heeft.

  • 3. Bij de berekening van het aantal leerlingen dat de nieuwe school zal bezoeken, wordt artikel 78 niet toegepast, voor zover het plaatsruimte betreft op de nieuwe school.

  • 4. Onze minister willigt het verzoek slechts in, indien:

    • a. aannemelijk is dat de nieuwe school gedurende 15 jaar na aanvang van de bekostiging zal worden bezocht door ten minste het aantal leerlingen dat overeenkomt met de stichtingsnorm, bedoeld in artikel 77, tweede lid, en

    • b. aannemelijk is dat de bekostiging van het overblijvende deel van de school, met inachtneming van de artikelen 154 tot en met 156, gedurende ten minste 15 achtereenvolgende jaren kan worden voortgezet, of

    • c. indien van toepassing aannemelijk is dat de bekostiging van het overblijvende deel van de nevenvestiging, met inachtneming van artikel 158, gedurende ten minste 15 achtereenvolgende jaren kan worden voortgezet.

  • 5. Bij ministeriële regeling kunnen modellen worden vastgesteld voor het verstrekken van de prognose, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b. Daarbij wordt aangegeven op welke wijze de prognose wordt ingediend.

B

Aan artikel 121 worden na het derde lid twee leden toegevoegd, luidende:

  • 4. Op het aantal leerlingen, bedoeld in het eerste lid, van het overblijvende deel van de school, bedoeld in artikel 84a, tweede lid, onderdeel b, wordt het aantal leerlingen in mindering gebracht dat op grond van het tweede lid meetelt voor de bekostiging van een nieuwe school die op grond van artikel 84a voor bekostiging in aanmerking is gebracht.

  • 5. Indien van het aantal leerlingen, bedoeld in het tweede lid, van een nieuwe school die op grond van een plan van scholen als bedoeld in artikel 74 voor bekostiging in aanmerking is gebracht, een substantieel aantal leerlingen afkomstig is van andere scholen van hetzelfde bevoegd gezag, worden die leerlingen niet meegeteld voor de bekostiging van die andere scholen op grond van het eerste lid. Bij algemene maatregel van bestuur wordt de omvang van dat aantal leerlingen bepaald, die voor categorieën van scholen kan verschillen.

C

Aan artikel 134 worden, onder vernummering van het zesde tot en met achtste lid tot achtste tot en met tiende lid, twee leden ingevoegd, luidende:

  • 6. In afwijking van het vierde lid wordt het aantal leerlingen van het overblijvende deel van de school, bedoeld in artikel 84a, tweede lid, onderdeel b, waarop de bekostiging, bedoeld in het vierde lid, gebaseerd is, gedurende de in het vijfde lid bedoelde periode verminderd met het aantal leerlingen dat op grond van dat lid meetelt voor de bekostiging van een nieuwe school die op grond van artikel 84a, eerste lid, voor bekostiging in aanmerking is gebracht.

  • 7. Indien van het aantal leerlingen als bedoeld in artikel 121, tweede lid van een nieuwe school die op grond van een plan van scholen als bedoeld in artikel 74 voor bekostiging in aanmerking is gebracht, een substantieel aantal leerlingen afkomstig is van andere scholen van hetzelfde bevoegd gezag, worden die leerlingen gedurende de in het vijfde lid bedoelde periode niet meegeteld voor de bekostiging van die andere scholen als bedoeld in dit artikel. Bij een algemene maatregel van bestuur wordt de omvang van dat aantal leerlingen bepaald die voor categorieën van scholen kan verschillen.

D

In artikel 136, derde lid, wordt «artikel 134, vierde lid onder a, vijfde lid onder a, en zesde lid onder a» vervangen door: artikel 134, vierde lid onder a, vijfde lid onder a, en achtste lid onder a.

ARTIKEL IA

De Wet medezeggenschap op scholen wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan artikel 10 wordt, onder vervanging van de punt aan het einde van onderdeel h door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • i. de verzelfstandiging van een nevenvestiging, of een deel van de school of nevenvestiging dat zich op een andere locatie bevindt dan de plaats van vestiging van die school of nevenvestiging op grond van artikel 84a van de Wet op het primair onderwijs;.

B

In artikel 11, onderdeel c, wordt «belangrijke inkrimping of uitbreiding» vervangen door: belangrijke inkrimping, niet zijnde een verzelfstandiging als bedoeld in artikel 84a, eerste lid, van de Wet op het primair onderwijs, of uitbreiding.

C

In artikel 12, eerste lid, onder a, wordt na «bedoeld in» ingevoegd: artikel 10, onder i, of.

D

In artikel 13, onderdeel a, wordt na «bedoeld in» ingevoegd: artikel 10, onder i, of.

ARTIKEL IB

Indien het bij koninklijke boodschap van 12 februari 2011 ingediende voorstel van wet houdende wijziging van onder meer de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met onderwijskwaliteit, onderwijstijd en vakanties (32 640), tot wet is of wordt verheven, en artikel IV, onderdeel B, van die wet eerder in werking is getreden of treedt dan, onderscheidenlijk op dezelfde datum in werking treedt als artikel IA van deze wet, wordt artikel IA, van deze wet als volgt gewijzigd:

1. In de aanhef van onderdeel A wordt «onderdeel h» vervangen door: onderdeel i.

2. In onderdeel A wordt van het nieuw in te voegen onderdeel de onderdeelaanduiding «i.» vervangen door: j.

3. In onderdeel C wordt «onder i» vervangen door: onder j.

4. In onderdeel D wordt «onder i» vervangen door: onder j.

ARTIKEL IC

Indien het bij koninklijke boodschap van 12 februari 2011 ingediende voorstel van wet houdende wijziging van onder meer de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met onderwijskwaliteit, onderwijstijd en vakanties (32 640), tot wet is of wordt verheven, en artikel IV, onderdeel B, van die wet later in werking is getreden of treedt dan artikel IA, onderdeel A, van deze wet, wordt artikel IV, onderdeel B, van die wet als volgt gewijzigd:

1. Onder 1, wordt «onderdeel h» vervangen door: onderdeel i.

2. Onder 2, wordt «onderdeel h» vervangen door «onderdeel i» en wordt van het nieuw in te voegen onderdeel de onderdeelaanduiding «i.» vervangen door: j.

ARTIKEL II. INWERKINGTREDING

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende onderdelen van artikel I verschillend kan worden vastgesteld.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.histnoot

Gegeven te ’s-Gravenhage, 25 februari 2012

Beatrix

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, J. M. van Bijsterveldt-Vliegenthart

Uitgegeven de vijftiende mei 2012

De Minister van Veiligheid en Justitie, I. W. Opstelten


XHistnoot
histnoot

Kamerstuk 32 760

Naar boven