Wet van 17 november 2011, houdende wijziging van de Wet melding collectief ontslag in verband met de uitbreiding van de reikwijdte en ter bevordering van de naleving van deze wet

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de Wet melding collectief ontslag te wijzigen om de reikwijdte van de wet uit te breiden en de naleving hiervan te bevorderen;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wet melding collectief ontslag wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. Deze wet is niet van toepassing op het beëindigen van:

    • a. een arbeidsverhouding als bedoeld in artikel 2 van het Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen 1945;

    • b. een arbeidsovereenkomst uitsluitend om redenen die de persoon van de werknemer betreffen;

    • c. een arbeidsovereenkomst tijdens de proeftijd;

    • d. een arbeidsovereenkomst met bestuurders van naamloze en besloten vennootschappen.

2. In het tweede lid wordt «doen eindigen» vervangen door «beëindigen» en wordt «dienstbetrekkingen» vervangen door: arbeidsovereenkomsten.

3. Het derde lid vervalt.

B

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «dienstbetrekkingen» vervangen door «arbeidsovereenkomsten» en wordt «doen eindigen» vervangen door: beëindigen.

2. Het tweede lid vervalt onder vernummering van het derde en vierde lid tot tweede en derde lid.

3. In het tweede lid (nieuw) wordt «van de ontslagen werknemers» vervangen door: van de werknemers ten aanzien van wie bij de werkgever het voornemen bestaat de arbeidsovereenkomst te beëindigen.

C

Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid, onderdelen a en b, wordt «dienstbetrekkingen» vervangen door «arbeidsovereenkomsten» en «doen eindigen» door: beëindigen.

2. Onder vervanging van de punt achter onderdeel d, van het tweede lid, door een puntkomma, wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • e. de wijze waarop hij voornemens is de arbeidsovereenkomsten met zijn werknemers te beëindigen.

3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 6. Het derde tot en met vijfde lid zijn niet van toepassing op het beëindigen van een arbeidsovereenkomst ten gevolge van faillissement van de werkgever of toepassing ten aanzien van hem van de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen.

D

Na artikel 5 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 5a

  • 1. De arbeidsovereenkomst kan niet eerder door de werkgever worden opgezegd, op verzoek van de werkgever door de rechter worden ontbonden op grond van veranderingen in de omstandigheden als bedoeld in artikel 685 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek of op initiatief van de werkgever door middel van een beëindigingsovereenkomst worden beëindigd, dan een maand nadat het voornemen daartoe is gemeld, tenzij uit een verklaring van de belanghebbende verenigingen van werknemers blijkt dat zij zijn geraadpleegd en dat zij zich met de beëindigingen kunnen verenigen.

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing indien een arbeidsovereenkomst wordt beëindigd ten gevolge van het faillissement van de werkgever of toepassing ten aanzien van hem van de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen.

E

Artikel 6 komt te luiden:

Artikel 6

  • 1. Het bevoegd gezag neemt verzoeken om toestemming tot het mogen opzeggen van de arbeidsovereenkomsten van werknemers niet eerder in behandeling, dan wel neemt verzoeken waarop het nog niet heeft beslist niet verder in behandeling dan nadat:

    • a. de werkgever aan de verplichting tot melding heeft voldaan; en

    • b. uit een schriftelijke verklaring van de werkgever blijkt dat de belanghebbende verenigingen van werknemers en de ondernemingsraad zijn geraadpleegd.

  • 2. Het bevoegd gezag kan de verplichting tot raadpleging, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, buiten toepassing laten indien de werkgever aannemelijk maakt dat de naleving hiervan de herplaatsing van de met ontslag bedreigde werknemers of de werkgelegenheid van de overige werknemers in de betrokken onderneming in gevaar zou brengen.

  • 3. Een besluit als bedoeld in het tweede lid behoeft de goedkeuring van Onze Minister. De goedkeuring kan slechts worden onthouden wegens strijd met het recht of het algemeen belang.

F

Artikel 6a komt te luiden:

Artikel 6a

  • 1. Een verzoek van de werkgever om de arbeidsovereenkomst met een werknemer om bedrijfseconomische redenen te ontbinden op grond van veranderingen in de omstandigheden, bedoeld in artikel 685 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek kan de rechter slechts inwilligen, indien hij zich ervan heeft vergewist of het verzoek verband houdt met een voorgenomen beëindiging als bedoeld in artikel 3, eerste lid, en zo ja, of bij het verzoekschrift een schriftelijke verklaring is gevoegd van:

    • a. het bevoegd gezag waaruit blijkt dat aan de verplichting tot melding is voldaan; en

    • b. de werkgever waaruit blijkt dat de belanghebbende verenigingen van werknemers en de ondernemingsraad zijn geraadpleegd.

  • 2. Indien niet is voldaan aan de verplichting tot raadpleging, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, kan de rechter een verzoek om de arbeidsovereenkomst te ontbinden slechts inwilligen, zo nodig met buiten toepassing laten van de termijn, bedoeld in artikel 5a, eerste lid, indien de werkgever aannemelijk maakt dat de naleving van die verplichting de herplaatsing van de met ontslag bedreigde werknemers of de werkgelegenheid van de overige werknemers in de betrokken onderneming in gevaar zou brengen.

G

Artikel 7 komt te luiden:

Artikel 7

  • 1. De opzegging door de werkgever, behoudens in het geval het bevoegd gezag daarvoor toestemming heeft verleend met toepassing van artikel 6, tweede en derde lid, en een op initiatief van de werkgever gesloten beëindigingsovereenkomst zijn vernietigbaar, indien:

    • a. de werkgever niet aan de verplichting tot melding heeft voldaan;

    • b. de werkgever de belanghebbende verenigingen van werknemers en de ondernemingsraad, niet heeft geraadpleegd; of

    • c. niet is voldaan aan artikel 5a, eerste lid.

  • 2. De werknemer kan gedurende zes maanden na de opzegging van de arbeidsovereenkomst of het aangaan van de beëindigingsovereenkomst een beroep doen op een vernietigingsgrond als bedoeld in het eerste lid.

H

Na artikel 7 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 7a

Voor de toepassing van deze wet wordt de werkgever geacht aan de verplichting tot raadpleging van een belanghebbende vereniging van werknemers te hebben voldaan indien deze vereniging:

  • a. geen gevolg geeft aan een schriftelijke uitnodiging daartoe van de werkgever, mits die uitnodiging ten minste twee weken voor de datum van het overleg door de vereniging is ontvangen; of

  • b. schriftelijk heeft aangegeven af te zien van raadpleging.

I

In artikel 8 wordt «toestemming tot ontslag» vervangen door: toestemming tot het mogen opzeggen van de arbeidsovereenkomst of verzoeken om ontbinding van de arbeidsovereenkomst.

ARTIKEL II

De Wet melding collectief ontslag, zoals deze wet luidde voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet, blijft van toepassing op opzeggingen of beëindigingen van een arbeidsovereenkomst door middel van een beëindigingsovereenkomst die hebben plaatsgevonden voor genoemd tijdstip, op verzoekschriften tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst op grond van veranderingen in omstandigheden die zijn ingediend en beschikkingen krachtens artikel 685 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek die zijn gegeven voor dat tijdstip, alsmede op afwikkeling van meldingen als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van die wet die voor dat tijdstip zijn gedaan.

ARTIKEL III

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.histnoot

Gegeven te ’s-Gravenhage, 17 november 2011

Beatrix

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

H. G. J. Kamp

Uitgegeven de vijftiende december 2011

De Minister van Veiligheid en Justitie,

I. W. Opstelten


XHistnoot
histnoot

Kamerstuk 32 718

Naar boven