Besluit van 21 januari 2011, houdende vaststelling van het Warenwetbesluit speelgoed 2011

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 24 november 2010, kenmerk VGP/VC 3035418, gedaan in overeenstemming met Onze Ministers van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie en van Veiligheid en Justitie;

Gelet op richtlijn nr. 2009/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 18 juni 2009 betreffende de veiligheid van speelgoed (PbEU L 170), alsmede op de artikelen 4, eerste lid, 7a, 8, onderdelen a, b en c, 9, onderdeel b, 11, 12 , 13 en 32b van de Warenwet;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 23 december 2010, nr. W13.10.1541/III);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 14 januari 2011, VGP/VC 3044644, uitgebracht in overeenstemming met Onze Ministers van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie en van Veiligheid en Justitie;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

  • 1. In dit besluit wordt verstaan onder:

    a. richtlijn 2009/48/EG:

    richtlijn nr. 2009/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 18 juni 2009 betreffende de veiligheid van speelgoed (PbEU L 170);

    b. speelgoed:

    hetgeen richtlijn 2009/48/EG daaronder verstaat;

    c. fabrikant:

    hetgeen richtlijn 2009/48/EG daaronder verstaat;

    d. gemachtigde:

    hetgeen richtlijn 2009/48/EG daaronder verstaat;

    e. importeur:

    hetgeen richtlijn 2009/48/EG daaronder verstaat;

    f. distributeur:

    hetgeen richtlijn 2009/48/EG daaronder verstaat;

    g. marktdeelnemers:

    de fabrikant, de gemachtigde, de importeur en de distributeur;

    h. in de handel brengen:

    hetgeen richtlijn 2009/48/EG daaronder verstaat;

    i. CE-markering:

    hetgeen richtlijn 2009/48/EG daaronder verstaat;

    j. keuringsinstantie:

    hetgeen richtlijn 2009/48/EG daaronder verstaat;

    k. markttoezicht:

    hetgeen richtlijn 2009/48/EG daaronder verstaat;

    l. op de markt aanbieden:

    hetgeen richtlijn 2009/48/EG daaronder verstaat.

  • 2. Dit besluit is niet van toepassing op speelgoed, bedoeld in artikel 2, tweede lid, van richtlijn 2009/48/EG.

Artikel 2

  • 1. Het is verboden speelgoed te vervaardigen of te verhandelen dat niet voldoet aan de bij dit besluit gestelde voorschriften.

  • 2. Het is verboden speelgoed te verhandelen anders dan met inachtneming van de bij dit besluit gestelde voorschriften met betrekking tot het bezigen van vermeldingen of voorstellingen betreffende de aard, samenstelling, uitvoering, hoedanigheid, eigenschappen, bestemming of afmetingen van de waar.

  • 3. Het is verboden speelgoed binnen Nederlands grondgebied te brengen anders dan met inachtneming van de bij dit besluit gestelde voorschriften.

Artikel 3

  • 1. Fabrikanten voldoen bij het ontwerpen, vervaardigen en in de handel brengen van speelgoed aan:

    • a. artikel 4;

    • b. artikel 9;

    • c. artikel 10;

    • d. artikel 11;

    • e. artikel 15;

    • f. artikel 18;

    • g. artikel 21, derde en vierde lid; en

    • h. bijlage II

    van richtlijn 2009/48/EG.

  • 2. Instructies en informatie aangaande de veiligheid als bedoeld in artikel 4, zevende lid, van richtlijn 2009/48/EGzijn in ieder geval gesteld in de Nederlandse taal.

  • 3. De EG-verklaring van overeenstemming, bedoeld in artikel 15, tweede lid, van richtlijn 2009/48/EG is in ieder geval gesteld in de Nederlandse of Engelse taal.

Artikel 4

  • 1. De fabrikant die een gemachtigde aanstelt, voldoet en zorgt dat wordt voldaan aan artikel 5 van richtlijn 2009/48/EG.

  • 2. De gemachtigde, bedoeld in het eerste lid, voldoet aan artikel 5, derde lid, en artikel 9 van richtlijn 2009/48/EG.

Artikel 5

  • 1. Importeurs voldoen bij het in de handel brengen van speelgoed aan:

    • a. artikel 6;

    • b. artikel 8; en

    • c. artikel 9;

    van richtlijn 2009/48/EG.

  • 2. Instructies en informatie aangaande de veiligheid als bedoeld in artikel 6, vierde lid, van richtlijn 2009/48/EGzijn in ieder geval gesteld in de Nederlandse taal.

Artikel 6

Distributeurs voldoen bij het op de markt aanbieden van speelgoed aan:

  • a. artikel 7;

  • b. artikel 8; en

  • c. artikel 9;

van richtlijn 2009/48/EG.

Artikel 7

  • 1. Ten aanzien van speelgoed worden waarschuwingen en veiligheidsvoorschriften gebruikt met inachtneming van artikel 11, eerste en tweede lid, van richtlijn 2009/48/EG.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde waarschuwingen en veiligheidsvoorschriften zijn in ieder geval gesteld in de Nederlandse taal.

Artikel 8

Fabrikanten en importeurs die speelgoed in de handel brengen en distributeurs die speelgoed op de markt aanbieden dat in overeenstemming is met geharmoniseerde normen of delen daarvan, waarvan de referentienummers in het Publicatieblad van de Europese Unie zijn bekendgemaakt, worden vermoed te voldoen aan de eisen die door die normen of delen daarvan worden bestreken, zoals beschreven in artikel 10 en bijlage II van richtlijn 2009/48/EG.

Artikel 9

  • 1. Speelgoed dat op de markt wordt aangeboden, is overeenkomstig artikel 16, eerste en tweede lid, en artikel 17, van richtlijn 2009/48/EG voorzien van de CE-markering.

  • 2. Speelgoed dat niet is voorzien van de CE-markering of anderszins niet aan dit besluit voldoet mag op handelsbeurzen en tentoonstellingen worden getoond en gebruikt met inachtneming van artikel 16, vierde lid, van richtlijn 2009/48/EG.

Artikel 10

  • 1. Aanvragen voor EG-typeonderzoek, de uitvoering en de verlening van certificaten daarvan vinden plaats met inachtneming van artikel 20 van richtlijn 2009/48/EG.

  • 2. Fabrikanten vragen het EG-typeonderzoek, bedoeld in artikel 19, derde lid, van richtlijn 2009/48/EG aan bij de keuringsinstantie, bedoeld in artikel 12 van dit besluit.

  • 3. De technische documentatie en correspondentie, bedoeld in artikel 20, vijfde lid, van richtlijn 2009/48/EG, zijn in ieder geval opgesteld in de Nederlandse of Engelse taal.

Artikel 11

  • 1. Bij de uitoefening van zijn taken als aanmeldende autoriteit, voldoet Onze Minister aan artikel 33 van richtlijn 2009/48/EG.

  • 2. Onze Minister verricht de taken, bedoeld in artikel 31, zesde lid, van richtlijn 2009/48/EG.

Artikel 12

  • 1. Bij een verzoek als bedoeld in artikel 7a Warenwet, voldoet de aanvrager aan artikel 30, tweede en derde lid, van richtlijn 2009/48/EG.

  • 2. Keuringsinstanties voldoen aan of zorgen dat wordt voldaan aan:

    • a. artikel 26, tweede tot en met elfde lid;

    • b. artikel 31, vijfde lid;

    • c. artikel 35; en

    • d. artikel 36;

    van richtlijn 2009/48/EG.

  • 3. Een keuringsinstantie die aantoont dat zij voldoet aan de criteria in de ter zake doende geharmoniseerde normen of delen ervan, waarvan de referentienummers in het Publicatieblad van de Europese Unie zijn bekendgemaakt, wordt vermoed aan de eisen in artikel 26 van richtlijn 2009/48/EG te voldoen, op voorwaarde dat de van toepassing zijnde geharmoniseerde normen deze eisen dekken.

  • 4. Keuringsinstanties die taken uitbesteden of door ondergeschikte instanties laten uitvoeren, voldoen aan artikel 29 van richtlijn 2009/48/EG.

Artikel 13

In het kader van het markttoezicht handelen de in artikel 25 van de Warenwet bedoelde ambtenaren, de keuringsinstanties en de marktdeelnemers overeenkomstig de artikelen 41, 42 en 45 van richtlijn 2009/48/EG.

Artikel 14

Een wijziging van richtlijn 2009/48/EG gaat voor de toepassing van dit besluit gelden met ingang van de dag waarop aan de betrokken wijzigingsrichtlijn uitvoering moet zijn gegeven, tenzij bij ministerieel besluit, dat in de Staatscourant wordt bekendgemaakt, een ander tijdstip wordt vastgesteld.

Artikel 15

Het Warenwetbesluit Speelgoed wordt ingetrokken.

Artikel 16

De bijlage van het Warenwetbesluit bestuurlijke boeten wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel C-30 komt te luiden:

 

Omschrijving van de overtreding

Boetebedrag per categorie

C-30

Warenwetbesluit speelgoed 2011

I

II

C-30.1.1

art. 2 lid 1 j° art. 3 lid 1

€ 525,–

€ 1050,–

C-30.1.2

art. 2 lid 1 j° art. 4 lid 1

€ 525,–

€ 1050,–

C-30.1.3

art. 2 lid 1 j° art. 4 lid 2

€ 525,–

€ 1050,–

C-30.1.4

art. 2 lid 1 j° art. 5 lid 1

€ 525,–

€ 1050,–

C-30.1.5

art. 2 lid 1 j° art. 6

€ 525,–

€ 1050,–

C-30.2.1

art. 2 lid 2 j° art. 3 lid 1

€ 525,–

€ 1050,–

C-30.2.2

art. 2 lid 2 j° art. 3 lid 2

€ 525,–

€ 1050,–

C-30.2.3

art. 2 lid 2 j° art. 3 lid 3

€ 525,–

€ 1050,–

C-30.2.4

art. 2 lid 2 j° art. 5 lid 1

€ 525,–

€ 1050,–

C-30.2.5

art. 2 lid 2 j° art. 5 lid 2

€ 525,–

€ 1050,–

C-30.2.6

art. 2 lid 2 j° art. 6

€ 525,–

€ 1050,–

C-30.2.7

art. 2 lid 2 j° art. 7 lid 1

€ 525,–

€ 1050,–

C-30.2.8

art. 2 lid 2 j° art. 7 lid 2

€ 525,–

€ 1050,–

C-30.2.9

art. 2 lid 2 j° art. 9 lid 1

€ 525,–

€ 1050,–

C-30.3.1

art. 2 lid 3 j° art. 5 lid 1

€ 525,–

€ 1050,–

2. Onderdeel C-31 vervalt.

Artikel 17

  • 1. Speelgoed dat voldoet aan het Warenwetbesluit Speelgoed zoals dat onmiddellijk vóór 20 juli 2011 luidde en vóór dat tijdstip in de handel is gebracht, mag ook na dat tijdstip op de markt worden aangeboden.

  • 2. Onverminderd het eerste lid mag speelgoed dat niet voldoet aan de in bijlage II, onderdeel III, van richtlijn 2009/48/EG bedoelde chemische eigenschappen en vóór 20 juli 2013 in de handel is gebracht, ook na dat tijdtip op de markt worden aangeboden, voor zover dat speelgoed voldoet aan bijlage II, deel 3, van richtlijn 88/378/EEG van de Raad van de Europese Unie van 3 mei 1988 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lid-Staten inzake de veiligheid van speelgoed (PbEG L 187).

  • 3. Na de inwerkingtreding van dit besluit berusten de beschikkingen afgegeven op basis van artikel 7, eerste lid, onder a, van het Warenwetbesluit Speelgoed tot aanwijzing van een keuringsinstelling op artikel 7a van de Warenwet.

Artikel 18

Dit besluit treedt in werking met ingang van 20 juli 2011.

Artikel 19

Dit besluit wordt aangehaald als: Warenwetbesluit speelgoed 2011.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

’s-Gravenhage, 21 januari 2011

Beatrix

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

E. I. Schippers

Uitgegeven de zeventiende februari 2011

De Minister van Veiligheid en Justitie,

I. W. Opstelten

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

Richtlijn nr. 88/378/EEG van de Raad van 3 mei 1988 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake de veiligheid van speelgoed (PbEG L 187) stelt eisen aan de veiligheid van speelgoed. Deze richtlijn en de wijzigingen daarop zijn geïmplementeerd in het Warenwetbesluit Speelgoed.

Op 30 juni 2009 is gepubliceerd richtlijn nr. 2009/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 18 juni 2009 betreffende de veiligheid van speelgoed (PbEU L 170), verder te noemen: richtlijn 2009/48/EG.

Richtlijn 2009/48/EG betreft een herziening van de richtlijn uit 1988. De volgende onderdelen van richtlijn 2009/48/EG zijn met name van belang:

  • Aanvulling, verduidelijking en actualisering van de (chemische) veiligheidseisen. Meer specifiek betreft het eisen aan zeer zorgwekkende stoffen (o.a. kankerverwekkende stoffen, stoffen met effect op celdeling en de voortplanting, de zogenoemde CMR-stoffen) en allergieveroorzakende stoffen.

  • Nieuwe verplichtingen ten aanzien van waarschuwingen op speelgoed en strengere eisen kleinere onderdelen in het speelgoed.

  • Speelgoed dat sterk is verbonden aan levensmiddelen (snoepgoed) en waarbij eerst het levensmiddel moet worden opgegeten alvorens bij het speelgoed te komen, wordt verboden.

  • Toezichthoudende autoriteiten krijgen bevoegdheden om het toezicht en de controles aan de EU buitengrenzen te versterken.

  • De verantwoordelijkheid van producenten en importeurs voor de veiligheid van het speelgoed wordt versterkt.

  • Speelgoedfabrikanten worden verplicht de technische documentatie van een product uit te breiden met een analyse van de mogelijke gevaren van het product.

Dit besluit strekt tot implementatie van richtlijn 2009/48/EG. Het Warenwetbesluit Speelgoed komt hiermee te vervallen. Het Warenwetbesluit Speelgoed stelde naast eisen aan speelgoed ook eisen aan kinderwaren. De definitie van speelgoed in richtlijn 2009/48/EG omvat niet de categorie van kinderwaren. Aangezien dit besluit een één-op-één implementatie van richtlijn 209/48/EG is, stelt dit besluit dan ook geen eisen aan kinderwaren. Op Europees niveau valt de categorie kinderwaren ook onder de richtlijn Algemene Productveiligheid.1

Bij de implementatie is gekozen voor een directe verwijzing naar richtlijn 2009/48/EG. De bepalingen van richtlijn 2009/48/EG zijn duidelijk en gezien de internationale dimensie van de speelgoedbranche wordt veelal alleen met de tekst van de richtlijn gewerkt.

Transponeringstabel

In onderstaande tabel is het verband weergegeven tussen richtlijn 2009/48/EG en het Warenwetbesluit speelgoed 2011.

Richtlijn 2009/48/EG

Warenwetbesluit speelgoed 2011

art. 1

– (geen implementatie vereist)

art. 2 lid 1

art. 1 lid 1, onder b

art. 2 lid 2

art. 1 lid 2

art. 3 lid 1 t/m 7, 12, 15 en 16

art. 1 lid 1, onder c t/m l

art. 3 lid 8 t/m 11, 13, 14 en 17 t/m 29

– (geen implementatie vereist)

art. 4 lid 1 t/m 6, 8 en 9

art. 3 lid 1, onder a

art. 4 lid 7

art. 3 lid 2

art. 5

art. 4 lid 1 en 2

art. 6 lid 1 t/m 3 en 5 t/m 9

art. 5 lid 1, onder a

art. 6 lid 4

art. 5 lid 2

art. 7

art. 6, onder a

art. 8

art. 5 lid 1, onder b, en art. 6, onder b

art. 9

art. 3 lid 1, onder b, art. 4 lid 2, art. 5 lid 1, onder c, en art. 6, onder c

art. 10

art. 3 lid 1, onder a en c, art. 5 lid 1, onder a, en art. 6, onder a

art. 11 lid 1 en 2

art. 3 lid 1, onder d, en art. 7 lid 1

art. 11 lid 3

art. 7 lid 2

art. 12

dit besluit

art. 13

art. 8

art. 14

– (geen implementatie vereist)

art. 15 lid 1 en 3

art. 3 lid 1, onder e

art. 15 lid 2

art. 3 lid 1, onder e, en art. 3 lid 3

art. 16 lid 1 en 2

art. 9 lid 1

art. 16 lid 3

– (geen implementatie vereist)

art. 16 lid 4

art. 9 lid 2

art. 17

art. 9 lid 1

art. 18

art. 3 lid 1, onder f

art. 19

art. 3 lid 1, onder a

art. 20 lid 1 t/m 4

art. 10 lid 1 en 2

art. 20 lid 5

art. 10 lid 3

art. 21

art. 3 lid 1, onder a en g

art. 22

– (geen implementatie vereist)

art. 23 lid 1

art. 7a Warenwet

art. 23 lid 2 t/m 4

– (van deze bevoegdheid is geen gebruik gemaakt)

art. 24, lid 1 t/m 4 en 6

– (geen implementatie vereist)

art. 24 lid 5

art. 2:5 Algemene wet bestuursrecht

art. 25

– (geen implementatie vereist)

art. 26 lid 1

– (geen implementatie vereist)

art. 26 lid 2 t/m 11

art. 12 lid 2, onder a

art. 27

art. 12 lid 3

art. 28

– (geen implementatie vereist)

art. 29

art. 12 lid 4

art. 30

art. 7a, lid 1, Warenwet en 12 lid 1

art. 31 lid 1 t/m 4

– (geen implementatie vereist)

art. 31 lid 5, eerste alinea

art. 12 lid 2, onder b

art. 31 lid 5, tweede alinea

– (geen implementatie vereist)

art. 31 lid 6

art. 11 lid 2

art. 32

– (geen implementatie vereist)

art. 33

art. 11 lid 1

art. 34

– (geen implementatie vereist)

art. 35

art. 12 lid 2, onder c

art. 36

art. 12 lid 2, onder d

art. 37 t/m 40

– (geen implementatie vereist)

art. 41 en 42

art. 13

art. 43 en 44

– (geen implementatie vereist)

art. 45

art. 13

art. 46 t/m 48

– (geen implementatie vereist)

art. 49

art. 21a Warenwet, Algemene wet bestuursrecht en Wet openbaarheid van bestuur

art. 50

afdeling 3.6 en 3.7 Algemene wet bestuursrecht

art. 51

art. 16

art. 52

– (geen implementatie vereist)

art. 53

art. 17 en 18

art. 54 t/m 57

– (geen implementatie vereist)

bijlage I

art. 1 lid 2

bijlage II

art. 3 lid 1, onder a, c en h, art. 5 lid 1, onder a, en art. 6, onder a

bijlage III

art. 3 lid 1 onder e

bijlage IV

art. 3 lid 1 onder a

bijlage V

art. 3 lid 1 onder d

Bedrijfseffecten

Volgens de effectbeoordeling van de Europese Commissie die in 2004 is gemaakt, zullen de voorgestelde beperkende maatregelen leiden tot een kostenstijging voor het betrokken bedrijfsleven. Bij een gemiddeld kostenscenario is berekend dat de productiekosten zullen stijgen met 0,9% voor een multinational en 4,6% voor het MKB ten gevolge van richtlijn 2009/48/EG. De nieuwe eisen aan de chemische veiligheid van het speelgoed zullen bovendien nog leiden tot een gemiddelde stijging van de productiekosten rond de 6%. Deze kosten zullen waarschijnlijk worden doorberekend aan de consument. De totale kostenstijging komt voor een multinational uit op 6,9% (0,9% + 6%) en voor het MKB op 10,6% (4,6% + 6%). Er wordt naar gestreefd de financiële consequenties voor het bedrijfsleven, vooral ook voor het MKB zo beperkt mogelijk te houden ten gevolge van deze herziening. Deze verhoging van kosten is noodzakelijk om het veiligheidsniveau van speelgoed te verhogen.

Voor Nederland betekent dit een verhoging van naar verwachting minimaal 10%. In overleg met het bedrijfsleven is geprobeerd dit percentage te kwantificeren. Gezien de onzekerheden over de invulling van bepaalde eisen is dit echter niet haalbaar.

Richtlijn 2009/48/EG leidt niet tot een verhoging van de administratieve lasten voor de burger. De administratieve lasten voor fabrikanten van speelgoed zullen wel eenmalig stijgen. Dit heeft te maken met de uitbreiding van de technische documentatie. Daarnaast moet er een analyse worden gemaakt van de wijze waarop met het product zal worden gespeeld en de daaruitvoortvloeiende mogelijke gevaren van het product. De eisen die aan de technische documentatie worden gesteld, zijn echter nog niet volledig uitgewerkt, waardoor een berekening van de stijging van de administratieve lasten moeilijk kan worden gegeven.

Uitgaande van de 10% stijging van de productiekosten, kan er voor de stijging van de administratieve lasten wel een schatting worden gegeven. Uit de nulmeting is het volgende bekend: 610 producenten, gemachtigden en importeurs die voor het voorhanden hebben van het technisch dossier en daaraan gekoppeld het opstellen van het technisch dossier 100 uur nodig hadden. Uitgaande van 10% uitbreiding van het technisch dossier, komt dit op het volgende neer:

Extra tijdsbesteding van 10 uur bij 610 producenten keer het uurtarief (€ 47) = € 287.000 nalevingskosten.

Van het beleid inzake vaste verandermomenten van regelgeving wordt afgeweken aangezien het hier Europese regelgeving betreft.

Regulier Overleg Warenwet

Het ontwerp van dit besluit is voorgelegd aan de deelnemers aan het Regulier Overleg Warenwet (ROW)2. De deelnemers aan het ROW stemmen in met het ontwerp. Het ontwerp is op twee punten aangepast naar aanleiding van opmerkingen van de Organisatie van Nederlandse Speelgoedleveranciers. Tijdens het ROW is gesproken over hoe de bedrijfseffecten en de administratieve lasten gekwantificeerd zouden kunnen worden (zie hierboven). Consument en Veiligheid maakt zich zorgen over het niet opnemen van de categorie kinderwaren in dit besluit. De overige deelnemers aan het ROW zien geen noodzaak om deze categorie op te nemen.

Artikelsgewijs

Artikel 1, eerste lid, onderdeel b

Artikel 2, eerste lid, tweede alinea, van richtlijn 2009/48/EG bepaalt dat de in bijlage I van richtlijn 2009/48/EG vermelde producten niet als speelgoed worden beschouwd.

Artikel 9, tweede lid

Artikel 9, tweede lid, bepaalt dat speelgoed dat niet is voorzien van de CE-markering of in ander opzicht niet voldoet aan de eisen van het besluit, onder bepaalde voorwaarden mag worden getoond en gebruikt op handelsbeurzen en tentoonstellingen. Het gaat daarbij om het tonen en gebruiken van het speelgoed in de handelsketen door de professionele gebruiker.

Artikel 11, eerste lid

Bij de implementatie van de bepalingen betreffende de aanmelding van keuringsinstantie is aangesloten bij de artikelen 7a tot en met 7e van de Warenwet. Op grond van die artikelen is de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport bevoegd met betrekking tot door hem te bepalen technische voortbrengselen instellingen aan te wijzen die bevoegd zijn tot het door hem aan te wijzen werkzaamheden in de voor die voortbrengselen voorgeschreven keurings- of beoordelingsprocedures.

In die zin moet de minister worden aangemerkt als aanmeldende autoriteit in de zin van richtlijn 2009/48/EG. Voor zover de Warenwet niet voorziet in de verplichtingen die voortvloeien uit richtlijn 2009/48/EG, is daarin door middel van implementatie in dit besluit voorzien.

Artikel 15

Als gevolg van het intrekken van het Warenwetbesluit Speelgoed vervallen van rechtswege de volgende regelingen:

  • Warenwetregeling onderzoeksmethoden kinderwaren;

  • Warenwetregeling inzake verklaring van overeenstemming voor speelgoed;

  • Warenwetregeling CE-markering voor speelgoed;

  • Aanwijzing normen aanduiding van speelgoed van 31 mei 1991;

  • Aanwijzing normen speelgoed van 11 november 2005 (Stcrt. 222);

  • Aanwijzing normen speelgoed van 7 december 2006 (Stcrt. 246);

  • Aanwijzing normen speelgoed van 29 mei 2008 (Stcrt. 105);

  • Aanwijzing normen speelgoed van 4 juni 2009 (Stcrt. 108).

Op basis van artikel 4, tweede lid, onder a, van het Warenwetbesluit Speelgoed werden door de minister normen aangewezen. Het gaat hier om een opsomming van de geldende NEN-EN normen op het gebied van speelgoed, zoals bedoeld in het Warenwetbesluit Speelgoed. Aanvankelijk werden deze normen via een ministeriële regeling door de overheid zelf gepubliceerd.

In 2002 is aan het Nederlands Normalisatie-instituut (verder: NEN) een mandaat verleend om deze normen te publiceren (Stcrt. 2002, 197). Dit gebeurde in de Aanwijzing normen speelgoed gevolgd door een jaartal. Doordat de minister in het Warenwetbesluit speelgoed 2011 de bevoegdheid niet meer heeft om normen aan te wijzen kan dit ook niet meer aan het NEN worden gemandateerd. Gevolg hiervan is dat de normen niet meer in één document gepubliceerd worden in de aanwijzingen normen speelgoed zoals voorheen gebeurde door het NEN.

De normen worden echter nog wel door het NEN in de Staatscourant gepubliceerd. Dit gebeurt op basis van een overeenkomst met het ministerie van EL&I (Stcrt. 2009, 39). Daarnaast heeft publicatie van de normen op de tot nu toe voor speelgoed gebruikelijke manier voor fabrikanten van speelgoed geen meerwaarde nu voor hen ook zonder de aanwijzing van normen duidelijk is welke normen op hen van toepassing zijn. Bovendien zijn deze normen bij het NEN op te vragen en worden zij op de website van de NEN per categorie gesorteerd. Om deze redenen is het niet nodig deze constructie in stand te laten.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

E. I. Schippers


XNoot
1

Richtlijn nr. 2001/95/EG van het Europees Parlement en de Raad van 3 december 2001 inzake algemene productveiligheid (PbEU L 11).

XNoot
2

Aan het ROW nemen vertegenwoordigers deel van ondernemers (industrie en handel), van consumenten, van ministeries (met name van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, en van Economische Zaken), van de Voedsel en Waren Autoriteit, en van product- en bedrijfschappen.

XHistnoot
histnoot

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt met de daarbijbehorende stukken openbaar gemaakt door publicatie in de Staatscourant.

Naar boven