Wet van 7 april 2011 tot intrekking van de Wet stedelijke vernieuwing in verband met de decentralisatie van het investeringsbudget stedelijke vernieuwing (Intrekkingswet Wet stedelijke vernieuwing)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het met het oog op de decentralisatie van het investeringsbudget stedelijke vernieuwing wenselijk is de Wet stedelijke vernieuwing in te trekken en te voorzien in overgangsrecht met betrekking tot die intrekking;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I (INTREKKING WET STEDELIJKE VERNIEUWING)

De Wet stedelijke vernieuwing wordt ingetrokken.

ARTIKEL II (WIJZIGING ALGEMENE WET BESTUURSRECHT)

Onderdeel C van de bijlage bij de Algemene wet bestuursrecht wordt als volgt gewijzigd:

1. Het vijfde onderdeel vervalt.

2. Het zesde en zevende onderdeel worden vernummerd tot het vijfde en zesde onderdeel.

ARTIKEL IIa (WIJZIGING VAN DE CRISIS-EN HERSTELWET)

Artikel 5.9 van de Crisis- en herstelwet vervalt.

ARTIKEL III (WIJZIGING WONINGWET)

De Woningwet wordt als volgt gewijzigd:

A

Onder vervanging van de punt aan het slot van artikel 1, eerste lid, onderdeel o, door een puntkomma, wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

p. stedelijke vernieuwing:

op stedelijk gebied gerichte inspanningen die strekken tot verbetering van de leefbaarheid en veiligheid, bevordering van een duurzame ontwikkeling en verbetering van de woon- en milieukwaliteit, versterking van het economisch draagvlak, versterking van culturele kwaliteiten, bevordering van de sociale samenhang, verbetering van de bereikbaarheid, verhoging van de kwaliteit van de openbare ruimte of anderszins tot structurele kwaliteitsverhoging van dat stedelijk gebied.

B

Na artikel 80 wordt een afdeling ingevoegd, luidende:

AFDELING 4A. STEDELIJKE VERNIEUWING

Artikel 80a
  • 1. Het college van burgemeester en wethouders draagt zorg voor stedelijke vernieuwing en treft maatregelen in het belang daarvan.

  • 2. Gedeputeerde staten dragen uitsluitend zorg voor de bevordering en ondersteuning van stedelijke vernieuwing, in het bijzonder indien zij in het kader daarvan financiële middelen verstrekken.

  • 3. Onze Minister draagt zorg voor de bevordering en ondersteuning van stedelijke vernieuwing.

C

In artikel 81, eerste lid, wordt «andere activiteiten dan die waarvoor ingevolge de Wet stedelijke vernieuwing subsidie kan worden verleend, voorzover deze activiteiten» vervangen door: activiteiten die.

D

In artikel 82, eerste lid, wordt «andere activiteiten dan die waarvoor ingevolge de artikelen 19 en 20 van de Wet stedelijke vernieuwing subsidie kan worden verleend, voorzover deze activiteiten» vervangen door: activiteiten die.

ARTIKEL IV (OVERGANGSRECHT)

  • 1. In dit artikel wordt verstaan onder:

    a. eerste investeringstijdvak:

    de jaren 2000 tot en met 2004;

    b. tweede investeringstijdvak:

    de jaren 2005 tot en met 2009;

    c. derde investeringstijdvak:

    de jaren 2010 tot en met 2014.

  • 2. Ten aanzien van investeringsbudget als bedoeld in artikel 5, eerste respectievelijk vierde lid, van de Wet stedelijke vernieuwing, verleend voor het eerste of tweede investeringstijdvak, waarvan het bedrag op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet nog niet is vastgesteld overeenkomstig artikel 14 of 15 van die wet, blijft het bij of krachtens de Wet stedelijke vernieuwing bepaalde van toepassing.

  • 3. Het bedrag van het voor het derde investeringstijdvak verleende investeringsbudget als bedoeld in artikel 5, eerste respectievelijk vierde lid, van de Wet stedelijke vernieuwing, wordt vastgesteld op het in 2010 inzake dat investeringsbudget verleende voorschot, bedoeld in artikel 12 van de Wet stedelijke vernieuwing.

  • 4. De krachtens artikel 6, vierde lid, van de Wet stedelijke vernieuwing vastgestelde provinciale verordeningen blijven van kracht met betrekking tot het derde investeringstijdvak, en berusten vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet op dit artikel.

  • 5. Krachtens artikel 20 van de Wet stedelijke vernieuwing vastgestelde ministeriële regelingen, zoals die laatstelijk luidden op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet, blijven, behoudens intrekking voor dat tijdstip, van kracht tot de in die ministeriële regelingen bepaalde datum van intrekking, en berusten vanaf eerderbedoeld tijdstip op dit artikel.

ARTIKEL V (INWERKINGTREDING)

Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst. De artikelen I, II, en III werken terug tot en met 1 januari 2011.

ARTIKEL VI (CITEERTITEL)

Deze wet wordt aangehaald als: Intrekkingswet Wet stedelijke vernieuwing.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.histnoot

Gegeven te ’s-Gravenhage, 7 april 2011

Beatrix

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

J. P. H. Donner

Uitgegeven de zevenentwintigste april 2011

De Minister van Veiligheid en Justitie,

I. W. Opstelten


XHistnoot
histnoot

Kamerstuk 32 460

Naar boven