Besluit van 23 december 2009, houdende aanpassing van het Uitvoeringsbesluit accijns

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën van 30 november 2009, nr. DV 2009-700 U;

Gelet op artikelen 2, achtste lid, 2a, eerste, tweede, derde en vijfde lid, 2e, derde en vierde lid, 41, eerste lid, 50b, eerste lid, 50d, tweede lid, 50f, vierde lid, 64, eerste lid, 65, eerste lid, 66, eerste lid, 66a, eerste lid, 66b, eerste lid, 67, eerste lid, 68, eerste lid, 70, eerste lid, 71, eerste lid, 80, eerste lid, 85, eerste lid, van de Wet op de accijns en artikel 70 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen;

De Raad van State gehoord (advies van 9 december 2009, no. W06.09.0510/III);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Financiën van 17 december 2009, nr. DV 2009/741;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Uitvoeringsbesluit accijns wordt als volgt gewijzigd:

A.Artikel 1, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. Dit besluit geeft uitvoering aan de artikelen 2, achtste lid, 2a, eerste, tweede, derde en vijfde lid, 2e, derde en vierde lid, 5, derde lid, 41, eerste lid, 42a, tweede lid, 50b, eerste lid, 50d, tweede lid, 50f, vierde lid, 51, tweede lid, 56, derde lid, 64, eerste lid, 65, eerste lid, 66, eerste lid, 66a, eerste lid, 66b, eerste lid, 67, eerste lid, 68, eerste lid, 70, eerste lid, 71, eerste lid, 71f, derde lid, 71g, eerste lid, 80, eerste lid, 82, eerste lid, 85, eerste lid, 89, eerste lid, 91, derde lid, onderdeel b, 95, tweede lid, onderdeel b, van de Wet op de accijns en artikel 70 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.

B. In Afdeling 1 van Hoofdstuk I wordt na artikel 1 een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 1a

In dit besluit wordt verstaan onder:

a. EMCS:

het geautomatiseerde systeem, bedoeld in artikel 21, tweede lid, van Richtlijn nr. 2008/118/EG van de Raad van de Europese Unie van 16 december 2008 (PbEU L 9);

b. Uitvoeringsverordening:

Verordening (EG) nr. 684/2009 van de Commissie van 24 juli 2009 tot uitvoering van Richtlijn 2008/118/EG van de Raad wat betreft de geautomatiseerde procedures voor de overbrenging van accijnsgoederen onder schorsing van accijns (PbEU L 197);

c. voorlopige e-AD en e-AD:

het elektronische administratieve document, bedoeld in artikel 3, eerste lid, en tabel 1 van bijlage 1, van de Uitvoeringsverordening;

d. ARC:

unieke administratieve referentiecode die door het EMCS is toegekend aan het elektronische administratieve document;

e. bericht van annulering:

het bericht, bedoeld in artikel 4, eerste lid, en tabel 2 van bijlage 1, van de Uitvoeringsverordening;

f. bericht van bestemmingswijziging:

het bericht, bedoeld in artikel 5, eerste lid, en tabel 3 van bijlage 1, van de Uitvoeringsverordening;

g. bericht van ontvangst:

het bericht, bedoeld in artikel 7 en tabel 6 van bijlage 1, van de Uitvoeringsverordening;

h. bericht van uitvoer:

het bericht, bedoeld in artikel 7 en tabel 6 van bijlage 1, van de Uitvoeringsverordening;

i. nooddocument:

nooddocument ten geleide van overbrengingen van accijnsgoederen onder schorsing van accijns, bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Uitvoeringsverordening;

j. noodbericht van ontvangst of van uitvoer:

noodbericht van ontvangst/noodbericht van uitvoer voor overbrengingen van accijnsgoederen onder schorsing van accijns, bedoeld in artikel 8, derde lid, van de Uitvoeringsverordening;

k. certificaat van vrijstelling:

het document, bedoeld in Verordening (EG) nr. 31/96 van de Commissie van 10 januari 1996 betreffende het certificaat van vrijstelling van accijnzen (PbEG L 8);

l. vereenvoudigd administratief geleidedocument:

het document, bedoeld in Verordening (EG) nr. 3649/92 van de Commissie van 17 december 1992 betreffende een vereenvoudigd geleidedocument voor het intracommunautaire verkeer van accijnsproducten die in de lidstaat van verzending tot verbruik zijn uitgeslagen (PbEG L 369).

C.Artikel 2 komt te luiden:

Artikel 2

  • 1. Het brengen als bedoeld in artikel 2a, eerste lid, van de wet van een accijnsgoed vanuit een accijnsgoederenplaats naar de in artikel 2a, eerste lid, onderdelen a tot en met e, van de wet bedoelde bestemmingen, geschiedt onder dekking van een e-AD.

  • 2. De vergunninghouder van de accijnsgoederenplaats van waaruit de accijnsgoederen worden overgebracht dient een voorlopig e-AD in.

  • 3. Indien de gegevens in het voorlopig e-AD niet in orde zijn bevonden, draagt de vergunninghouder zorg voor aanpassing van de gegevens en dient hij het voorlopig e-AD opnieuw in.

  • 4. Indien de gegevens in het voorlopig e-AD in orde zijn bevonden, ontvangt de vergunninghouder de ARC, die aan het e-AD is toegekend.

  • 5. De vergunninghouder verstrekt de persoon die de accijnsgoederen vergezelt een gedrukt exemplaar van het e-AD of een ander handelsdocument waarop de ARC duidelijk herkenbaar is vermeld.

  • 6. Het in het vijfde lid bedoelde document moet op ieder moment van de overbrenging, bedoeld in het eerste lid, aan de inspecteur of aan de bevoegde autoriteiten van een andere lidstaat kunnen worden getoond.

  • 7. De vergunninghouder mag het e-AD annuleren zolang de overbrenging nog niet is aangevangen overeenkomstig artikel 2b, eerste lid, van de wet. Hij dient daartoe een bericht van annulering in.

  • 8. Tijdens de overbrenging, bedoeld in het eerste lid, kan de vergunninghouder de accijnsgoederen via het EMCS een nieuwe bestemming geven, die een van de in artikel 2a, eerste lid, onderdelen a tot en met d, van de wet bedoelde bestemmingen moet zijn. Hij dient daartoe een bericht van bestemmingswijziging in.

  • 9. Indien de geadresseerde van minerale oliën die onder een accijnsschorsingsregeling over zee of via binnenwaterwegen worden overgebracht, nog niet definitief vaststaat wanneer de vergunninghouder het voorlopig e-AD indient, kan de inspecteur toestaan dat de vergunninghouder de gegevens van de geadresseerde niet invult.

  • 10. Zodra de gegevens van de geadresseerde, bedoeld in het negende lid, bekend zijn, maar uiterlijk bij het eindigen van de overbrenging overeenkomstig artikel 2b, tweede lid, van de wet, zendt de vergunninghouder de gegevens toe aan de inspecteur. Hij dient daartoe een bericht van bestemmingswijziging in.

  • 11. Bij ontvangst van de accijnsgoederen op de in artikel 2a, eerste lid, onderdeel a, van de wet bedoelde bestemming zendt de geadresseerde, behoudens in ten genoegen van de inspecteur naar behoren gerechtvaardigde gevallen, onverwijld en uiterlijk binnen vijf werkdagen na het eindigen van de overbrenging overeenkomstig artikel 2b, tweede lid, van de wet, een bericht van ontvangst.

  • 12. Indien de gegevens in het bericht van ontvangst niet in orde zijn bevonden, draagt de geadresseerde zorg voor aanpassing van de gegevens en dient hij het bericht van ontvangst onverwijld opnieuw in.

D.Artikel 2a komt te luiden:

Artikel 2a

  • 1. Bij het brengen als bedoeld in artikel 2a, eerste lid, onderdeel a, van de wet van een accijnsgoed vanuit een accijnsgoederenplaats naar een andere accijnsgoederenplaats die voor dat soort accijnsgoed als zodanig is aangewezen, kan het e-AD, bedoeld in artikel 2, eerste lid, op verzoek achterwege blijven indien:

    • a. zowel de vergunninghouder van de accijnsgoederenplaats van waaruit de accijnsgoederen worden overgebracht, als de vergunninghouder van de accijnsgoederenplaats waarnaar de accijnsgoederen worden overgebracht, beschikt over een administratie waarin deze overbrengingen afzonderlijk worden bijgehouden en waaruit naar het oordeel van de inspecteur de overbrengingen op overzichtelijke wijze zijn af te lezen;

    • b. gebruik wordt gemaakt van een maandverklaring, waarin de vergunninghouder van de accijnsgoederenplaats van waaruit de accijnsgoederen worden overgebracht opgave doet van de door hem in een kalendermaand zonder e-AD naar een andere accijnsgoederenplaats overgebrachte accijnsgoederen; en

    • c. de maandverklaring na afloop van een kalendermaand wordt verstrekt aan elke vergunninghouder van een accijnsgoederenplaats waarnaar in die kalendermaand accijnsgoederen zijn overgebracht.

  • 2. De toestemming voor toepassing van het eerste lid wordt opgenomen in de vergunning voor beide in het eerste lid bedoelde accijnsgoederenplaatsen. Op de toestemming zijn de artikelen 43 tot en met 50 van de wet van overeenkomstige toepassing.

  • 3. De administratie van de in het eerste lid bedoelde vergunninghouder van de accijnsgoederenplaats van waaruit de accijnsgoederen worden overgebracht bevat in ieder geval:

    • a. de naam, het adres en het vergunningnummer van de vergunninghouder van de accijnsgoederenplaats waarnaar de accijnsgoederen zijn overgebracht;

    • b. de soort, de hoeveelheid en de voor de accijnsheffing van belang zijnde samenstelling van de accijnsgoederen;

    • c. de datum van verzending van de accijnsgoederen; en

    • d. per overbrenging het nummer van de maandverklaring waarin die overbrenging is begrepen.

  • 4. De administratie van de in het eerste lid bedoelde vergunninghouder van de accijnsgoederenplaats waarnaar de accijnsgoederen worden overgebracht, bevat in ieder geval:

    • a. de naam, het adres en het vergunningnummer van de vergunninghouder van de accijnsgoederenplaats van waaruit de accijnsgoederen zijn overgebracht;

    • b. de soort, de hoeveelheid en de voor de accijnsheffing van belang zijnde samenstelling van de accijnsgoederen;

    • c. de datum van verzending van de accijnsgoederen;

    • d. de datum waarop de accijnsgoederen zijn ontvangen; en

    • e. per overbrenging het nummer van de maandverklaring waarin die overbrenging is begrepen.

  • 5. De vergunninghouder van de accijnsgoederenplaats waarnaar de accijnsgoederen zijn overgebracht, draagt zorg voor de terugzending van de in het eerste lid bedoelde maandverklaring.

  • 6. De in het eerste lid bedoelde maandverklaring moet binnen één maand na de maand waarop de maandverklaring betrekking heeft zijn terugontvangen door de vergunninghouder van de accijnsgoederenplaats van waaruit de accijnsgoederen zijn overgebracht, voorzien van een verklaring van de vergunninghouder van de accijnsgoederenplaats waarnaar de accijnsgoederen zijn overgebracht, dat de accijnsgoederen hun bestemming hebben bereikt en in de administratie van zijn accijnsgoederenplaats zijn opgenomen.

  • 7. Indien de maandverklaring niet wordt terugontvangen voorzien van de in het zesde lid bedoelde verklaring, stelt de vergunninghouder van de accijnsgoederenplaats van waaruit de accijnsgoederen zijn overgebracht de inspecteur daarvan onverwijld in kennis, maar uiterlijk binnen één week na afloop van de maand waarin de maandverklaring door hem moet zijn terugontvangen.

  • 8. Bij toepassing van het eerste lid is artikel 34 van overeenkomstige toepassing.

E.Artikel 2b vervalt.

F.Artikel 3 komt te luiden:

Artikel 3

  • 1. Het brengen als bedoeld in artikel 2a, tweede lid, van de wet van een accijnsgoed vanuit een belastingentrepot of door een in een andere lidstaat gevestigde geregistreerde afzender naar de in artikel 2a, tweede lid, onderdelen a tot en met c, van de wet bedoelde bestemmingen, geschiedt onder dekking van een e-AD.

  • 2. De persoon die de accijnsgoederen vergezelt moet op ieder moment van de overbrenging, bedoeld in het eerste lid, aan de inspecteur een gedrukt exemplaar van het e-AD of een ander handelsdocument waarop de ARC duidelijk herkenbaar is vermeld kunnen tonen.

  • 3. Bij ontvangst van de accijnsgoederen op een van de in artikel 2a, tweede lid, onderdelen a tot en met c, van de wet bedoelde bestemmingen zendt de geadresseerde, behoudens in ten genoegen van de inspecteur naar behoren gerechtvaardigde gevallen, onverwijld en uiterlijk binnen vijf werkdagen na het eindigen van de overbrenging overeenkomstig artikel 2b, tweede lid, van de wet, een bericht van ontvangst.

  • 4. Indien de gegevens in het bericht van ontvangst niet in orde zijn bevonden, draagt de geadresseerde zorg voor aanpassing van de gegevens en dient hij het bericht van ontvangst onverwijld opnieuw in.

G.Artikel 3a komt te luiden:

Artikel 3a

  • 1. Het brengen als bedoeld in artikel 2a, derde lid, van de wet van een accijnsgoed door een in Nederland gevestigde geregistreerde afzender van de plaats van invoer naar de in artikel 2a, derde lid, onderdelen a tot en met e, van de wet bedoelde bestemmingen, geschiedt onder dekking van een e-AD.

  • 2. Artikel 2, tweede tot en met zevende lid, negende en tiende lid, is van overeenkomstige toepassing.

  • 3. Tijdens de overbrenging, bedoeld in het eerste lid, kan de geregistreerde afzender de accijnsgoederen via het EMCS een nieuwe bestemming geven, die een van de in artikel 2a, derde lid, onderdelen a tot en met d, van de wet bedoelde bestemmingen moet zijn. Hij dient daartoe een bericht van bestemmingswijziging in.

  • 4. Bij ontvangst van de accijnsgoederen op de in artikel 2a, derde lid, onderdeel a, van de wet bedoelde bestemming zendt de geadresseerde, behoudens in ten genoegen van de inspecteur naar behoren gerechtvaardigde gevallen, onverwijld en uiterlijk binnen vijf werkdagen na het eindigen van de overbrenging overeenkomstig artikel 2b, tweede lid, van de wet, een bericht van ontvangst.

  • 5. Indien de gegevens in het bericht van ontvangst niet in orde zijn bevonden, draagt de geadresseerde zorg voor aanpassing van de gegevens en dient hij het bericht van ontvangst onverwijld opnieuw in.

H.Artikel 3b komt te luiden:

Artikel 3b

Bij het brengen als bedoeld in artikel 2a, eerste lid, onderdeel e, tweede lid, onderdeel c, en derde lid, onderdeel e, van de wet van een accijnsgoed naar een geadresseerde als bedoeld in artikel 69 van de wet, gaan de accijnsgoederen vergezeld van een certificaat van vrijstelling.

I.Artikel 3c komt te luiden:

Artikel 3c

  • 1. In afwijking van artikel 2 en 3a kan de in artikel 2, eerste lid, bedoelde vergunninghouder van de accijnsgoederenplaats onderscheidenlijk de in artikel 3a, eerste lid, bedoelde geregistreerde afzender, hierna de afzender genoemd, wanneer het EMCS niet beschikbaar is in Nederland, een overbrenging van accijnsgoederen onder een accijnsschorsingsregeling aanvangen op voorwaarde dat:

    • a. de accijnsgoederen vergezeld gaan van het nooddocument, bedoeld in artikel 1a, onderdeel i;

    • b. hij de inspecteur informeert voordat de overbrenging aanvangt; en

    • c. hij vóór de aanvang van de overbrenging een kopie van het in onderdeel a bedoelde document indient bij de inspecteur.

  • 2. Indien het EMCS niet beschikbaar was om aan de afzender toe te schrijven redenen, worden die redenen afdoend vermeld.

  • 3. Wanneer het EMCS opnieuw beschikbaar komt, dient de afzender een voorlopig e-AD in overeenkomstig artikel 2, tweede lid, onderscheidenlijk artikel 3a, tweede lid.

  • 4. Zodra de gegevens in het voorlopig e-AD overeenkomstig artikel 2, vierde lid, onderscheidenlijk artikel 3a, vierde lid, in orde bevonden zijn, vervangt dit document het in het eerste lid, onderdeel a, bedoelde papieren document.

  • 5. Zolang de gegevens in het e-AD niet in orde zijn bevonden, wordt de overbrenging geacht plaats te vinden onder een accijnsschorsingsregeling onder dekking van het in het eerste lid, onderdeel a, bedoelde papieren document.

  • 6. Een kopie van het in het eerste lid, onderdeel a, bedoelde papieren document wordt door de afzender ter staving van zijn administratie bewaard.

  • 7. Indien het EMCS niet beschikbaar is in Nederland, verstrekt de afzender de in artikel 2, achtste lid, onderscheidenlijk artikel 3a, derde lid, bedoelde informatie met behulp van andere communicatiemiddelen. Hij informeert daartoe de inspecteur voordat de bestemming van de overbrenging wordt gewijzigd. De informatie wordt weergegeven in de vorm van gegevenselementen, die op dezelfde wijze als in het bericht van bestemmingswijziging, worden uitgedrukt. Het derde tot en met zesde lid zijn van overeenkomstige toepassing.

J.Artikel 3d komt te luiden:

Artikel 3d

  • 1. Indien, in de in de artikelen 2, elfde lid, 3, derde lid, en 3a, vierde lid, bedoelde gevallen, het in die bepalingen bedoelde bericht van ontvangst bij het eindigen van de overbrenging niet binnen de in die bepalingen vastgestelde termijn kan worden ingediend, hetzij omdat het EMCS niet beschikbaar is in Nederland, hetzij omdat de in die bepalingen bedoelde geadresseerde het e-AD nog niet heeft ontvangen als gevolg van het niet beschikbaar zijn van het EMCS in de lidstaat van verzending, dient de geadresseerde, behoudens in naar behoren gerechtvaardigde gevallen, bij de inspecteur een noodbericht van ontvangst als bedoeld in artikel 1a, onderdeel j, in waarin wordt verklaard dat de overbrenging is geëindigd.

  • 2. Zodra het EMCS in Nederland weer beschikbaar komt of de in het eerste lid bedoelde geadresseerde het e-AD heeft ontvangen, dient de geadresseerde onverwijld een bericht van ontvangst in overeenkomstig onderscheidenlijk artikel 2, elfde lid, 3, derde lid, en 3a, vierde lid. De artikelen 2, twaalfde lid, 3, vierde lid, en 3a, vijfde lid zijn van overeenkomstige toepassing.

K.Artikel 4 komt te luiden:

Artikel 4

  • 1. De vergunninghouder van een accijnsgoederenplaats of de in Nederland gevestigde geregistreerde geadresseerde kan verzoeken om toestemming tot het toepassen van rechtstreekse aflevering, bedoeld in artikel 2a, vijfde lid, van de wet.

  • 2. De toestemming als bedoeld in het eerste lid wordt opgenomen in de vergunning van de vergunninghouder van de accijnsgoederenplaats of van de in Nederland gevestigde geregistreerde geadresseerde. Op de toestemming zijn de artikelen 43 tot en met 46 en 48 tot en met 50 van de wet van overeenkomstige toepassing.

  • 3. De toestemming als bedoeld in het eerste lid wordt verleend onder de hierna genoemde voorwaarden en beperkingen:

    • a. de toestemming is alleen van toepassing op de accijnsgoederen die in de vergunning zijn vermeld;

    • b. de afnemer aan wie rechtstreeks wordt afgeleverd is een ondernemer in de zin van de Wet op de omzetbelasting 1968 en treedt niet op in de hoedanigheid van een vergunninghouder van een accijnsgoederenplaats of een geregistreerde geadresseerde;

    • c. alle accijnsgoederen die op het e-AD zijn vermeld, worden rechtstreeks afgeleverd op de plaats van rechtstreekse aflevering;

    • d. de vergunninghouder van de accijnsgoederenplaats of de geregistreerde geadresseerde zorgt ervoor dat hij wordt geïnformeerd over de datum waarop de accijnsgoederen zijn ontvangen op de plaats van rechtstreekse aflevering. Deze datum wordt op de commerciële bescheiden, behorende bij de fysieke aflevering, vermeld;

    • e. de vergunninghouder van de accijnsgoederenplaats of de geregistreerde geadresseerde blijft verantwoordelijk voor de indiening van het bericht van ontvangst. Hij vermeldt daarin de datum waarop de accijnsgoederen zijn ontvangen op de plaats van rechtstreekse aflevering;

    • f. de vergunninghouder van de accijnsgoederenplaats of de geregistreerde geadresseerde neemt de hoeveelheid accijnsgoederen die door de afnemer is ontvangen op de plaats van rechtstreekse aflevering in zijn administratie op als ontvangen en tot verbruik uitgeslagen hoeveelheid;

    • g. de vergunninghouder van de accijnsgoederenplaats of de geregistreerde geadresseerde richt zijn administratie zodanig in dat daarin op overzichtelijke wijze alle gegevens zijn opgenomen omtrent de rechtstreekse afleveringen;

    • h. iedere wijziging die zich na het verlenen van de toestemming voordoet, wordt schriftelijk gemeld aan de inspecteur die de toestemming voor rechtstreekse aflevering heeft verleend;

    • i. bij gebleken misbruik of indien aan één of meer van deze voorwaarden niet wordt voldaan wordt de verleende toestemming ingetrokken.

  • 4. De toestemming als bedoeld in het eerste lid wordt niet verleend:

    • a. aan een vergunninghouder van een accijnsgoederenplaats als bedoeld in artikel 42a van de wet;

    • b. voor tabaksproducten.

    • c. aan een vergunninghouder van een accijnsgoederenplaats, waar accijnsgoederen worden vervaardigd, indien de hoeveelheid accijnsgoederen die gemiddeld over een jaar voorhanden is niet meer bedraagt dan de op grond van artikel 40, eerste lid, onderdeel b, van de wet, bij ministeriële regeling per soort accijnsgoed vastgestelde hoeveelheid.

L. Na artikel 4 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 4a

  • 1. Niettegenstaande artikel 3d vormt in de gevallen, bedoeld in artikel 2a, eerste, tweede en derde lid, van de wet, het in artikel 1a, onderdeel g, bedoelde bericht van ontvangst of het in artikel 1a, onderdeel h, bedoelde bericht van uitvoer het bewijs dat een overbrenging overeenkomstig artikel 2b, tweede lid, van de wet is geëindigd.

  • 2. In afwijking van het eerste lid kan, bij gebreke van een bericht van ontvangst of een bericht van uitvoer om andere dan de in artikel 3d vermelde redenen, het eindigen van de overbrenging van accijnsgoederen onder een accijnsschorsingsregeling in de in artikel 2a, eerste lid, onderdelen a, b, c en e, en derde lid, onderdelen a, b, c en e, van de wet bedoelde gevallen ook worden aangetoond met een op basis van afdoend bewijs opgestelde aftekening van de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van bestemming dat de verzonden accijnsgoederen de opgegeven bestemming hebben bereikt of, in de in artikel 2a, eerste lid, onderdeel d, en derde lid, onderdeel d, van de wet bedoelde gevallen, met een aftekening van de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waar het douanekantoor van uitgang is gelegen, ter bevestiging dat de accijnsgoederen het grondgebied van de Gemeenschap hebben verlaten.

  • 3. Voor de toepassing van het tweede lid geldt een document dat door de geadresseerde wordt ingediend en dezelfde gegevens als het bericht van ontvangst of het bericht van uitvoer bevat, als afdoend bewijs.

M.Artikel 5 komt te luiden:

Artikel 5

  • 1. In afwijking van de artikelen 2, eerste lid, en 3, eerste lid, behoeft het door middel van een pijpleiding brengen van minerale oliën vanuit een accijnsgoederenplaats naar een belastingentrepot, alsmede het door middel van een pijpleiding brengen van minerale oliën vanuit een belastingentrepot naar een accijnsgoederenplaats niet te worden aangetoond met een e-AD.

  • 2. Van het brengen, bedoeld in het eerste lid, wordt door de vergunninghouder van de accijnsgoederenplaats maandelijks een opgaaf verstrekt aan de inspecteur.

N.Artikel 6 komt te luiden:

Artikel 6

  • 1. De overbrenging, bedoeld in artikel 2e, derde lid, van de wet, van een accijnsgoed vanuit een andere lidstaat naar Nederland vindt plaats onder dekking van een vereenvoudigd administratief geleidedocument.

  • 2. De personen, bedoeld in artikel 2e, tweede lid, van de wet, stellen de inspecteur voorafgaand aan de verzending van de accijnsgoederen in kennis van de verzending van de goederen en stellen zekerheid voor de accijns die zij verschuldigd kunnen worden.

  • 3. Het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing met betrekking tot het vervoer van andere minerale oliën dan bedoeld in artikel 5, vierde lid, van de wet.

O.Artikel 6a komt te luiden:

Artikel 6a

  • 1. Het overbrengen van in Nederland reeds tot verbruik uitgeslagen accijnsgoederen via het grondgebied van een andere lidstaat naar een bestemming in Nederland vindt plaats onder dekking van een vereenvoudigd geleidedocument.

  • 2. De verzender van de in het eerste lid bedoelde accijnsgoederen stelt de inspecteur voorafgaand aan de verzending van de accijnsgoederen in kennis van de verzending.

  • 3. De geadresseerde van de in het eerste lid bedoelde accijnsgoederen stelt de inspecteur in kennis van de ontvangst van de goederen.

  • 4. Het overbrengen van accijnsgoederen die in een andere lidstaat tot verbruik zijn uitgeslagen en waarvan in Nederland de accijns niet is geheven via het grondgebied van Nederland naar een bestemming in die andere lidstaat, wordt aangetoond met een vereenvoudigd geleidedocument.

  • 5. Artikel 34, derde lid, onderdeel a, is van overeenkomstige toepassing.

P.Artikel 6b vervalt.

Q. In artikel 6c, eerste lid, wordt «bedoeld in artikel 2, vierde lid» vervangen door: bedoeld in artikel 2, achtste lid.

R.Artikel 8, tweede lid, onderdeel b, komt te luiden:

  • b. de in artikel 1a, onderdelen c, en e tot en met j, bedoelde documenten en berichten of, indien artikel 2a toepassing vindt, de overgebrachte accijnsgoederen met de daarbij behorende gegevens en de daarvoor uitgereikte facturen;.

S. Het opschrift van Afdeling 2 van Hoofdstuk II komt te luiden:

AFDELING 2. GEREGISTREERDE GEADRESSEERDEN

T.Artikel 9a wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste en tweede lid wordt «vergunninghouder van een geregistreerd bedrijf» telkens vervangen door: geregistreerde geadresseerde.

2. Het tweede lid, onderdeel b, komt te luiden:

  • b. de documenten en berichten als bedoeld in artikel 3.

U.Artikel 9b vervalt.

V.Afdeling 3 van Hoofdstuk II komt te luiden:

AFDELING 3. GEREGISTREERDE AFZENDERS

Artikel 9c
  • 1. De geregistreerde afzender moet de administratie van zijn bedrijf zodanig doen zijn dat daarin op overzichtelijke wijze alle voor de heffing van de accijns van belang zijnde gegevens zijn opgenomen.

  • 2. De administratie van de geregistreerde afzender dient in ieder geval te bevatten de regelmatige aantekening van:

    • a. de accijnsgoederen die door hem zijn overgebracht naar de in artikel 2a, derde lid, onderdelen a tot en met e, van de wet bedoelde bestemmingen;

    • b. de documenten en berichten als bedoeld in artikel 3a.

W.Artikel 9d wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «lid-staat» vervangen door: lidstaat.

2. In het tweede lid, onderdeel a, wordt «artikel 2e van de wet» vervangen door: artikel 2f van de wet.

X.Afdeling 5 van Hoofdstuk II vervalt.

Y. In de artikelen 12, 15, eerste lid, 15a, eerste lid, 17, 19a, 21, eerste lid, en 23, eerste lid, wordt «ter zake van de uitslag en de invoer» vervangen door: ter zake van de uitslag tot verbruik.

Z.Artikel 18 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «ter zake van de uitslag en de invoer» vervangen door: ter zake van de uitslag tot verbruik.

2. Het vijfde lid komt te luiden:

  • 5. Onverminderd de in het tweede tot en met vierde lid bedoelde voorwaarden wordt de vrijstelling, bedoeld in het eerste lid, verleend indien:

    • a. degene die de accijnsgoederen met vrijstelling betrekt verklaart dat de aan hem te leveren accijnsgoederen worden gebruikt voor het in het eerste lid, onderdelen a en b, bedoelde gebruik;

    • b. de verklaring in tweevoud geschiedt met gebruikmaking van een door de vergunninghouder van de accijnsgoederenplaats opgesteld bescheid in geval van uitslag uit de accijnsgoederenplaats of met gebruikmaking van een door degene die de levering verricht opgesteld bescheid in geval van invoer;

    • c. degene die de accijnsgoederen met vrijstelling betrekt beide exemplaren van de verklaring ondertekent; en

    • d. een exemplaar op overzichtelijke wijze wordt bewaard bij de administratie van de vergunninghouder van de accijnsgoederenplaats in geval van uitslag uit de accijnsgoederenplaats en bij de administratie van degene die de aangifte tot plaatsing onder de douaneregeling brengen in het vrije verkeer doet, in geval van invoer. Het andere exemplaar wordt op overzichtelijke wijze bewaard bij de administratie van degene die de accijnsgoederen met vrijstelling betrekt.

AA.Artikel 19 wordt als volgt gewijzigd:

1. In de aanhef wordt «ter zake van de uitslag en de invoer» vervangen door: ter zake van de uitslag tot verbruik.

2. In de onderdelen b en d wordt «ingeval van uitslag» vervangen door: «in geval van uitslag uit de accijnsgoederenplaats». Voorts wordt «ingeval van invoer» vervangen door: in geval van invoer.

BB.Artikel 21a wordt als volgt gewijzigd:

1. In de aanhef wordt «ter zake van de uitslag en de invoer» vervangen door: ter zake van de uitslag tot verbruik.

2. In de onderdelen b en d wordt «ingeval van uitslag» vervangen door: «in geval van uitslag uit de accijnsgoederenplaats». Voorts wordt «ingeval van invoer» vervangen door: in geval van invoer.

CC. Na artikel 21a wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 21b

  • 1. De vrijstelling, bedoeld in artikel 66b, eerste en tweede lid, van de wet, wordt verleend indien wordt aangetoond dat de accijnsgoederen worden meegevoerd in de persoonlijke bagage van de reizigers, bedoeld in artikel 66b, eerste lid, van de wet, dan wel worden geleverd op de in artikel 66b, tweede lid, van de wet bedoelde wijze.

  • 2. In afwijking van artikel 2, eerste lid, geschiedt het aantonen, bedoeld in het eerste lid, aan de hand van de bewijzen van vervoer, bedoeld in artikel 66b, derde lid, van de wet.

  • 3. Onverminderd artikel 8, tweede lid, moet de administratie van de vergunninghouder van een accijnsgoederenplaats van waaruit de accijnsgoederen worden uitgeslagen in ieder geval bevatten de regelmatige aantekening van:

    • a. de accijnsgoederen die worden meegevoerd in de persoonlijke bagage van de reizigers, bedoeld in artikel 66b, eerste lid, van de wet;

    • b. de accijnsgoederen die worden geleverd op de in artikel 66b, tweede lid, van de wet bedoelde wijze;

    • c. de bewijzen van vervoer, bedoeld in artikel 66b, derde lid, van de wet.

DD.Artikel 22 wordt als volgt gewijzigd:

1. In de aanhef wordt «ter zake van de uitslag en de invoer» vervangen door: ter zake van de uitslag tot verbruik.

2. In de onderdelen d en f wordt «in geval van uitslag» vervangen door: in geval van uitslag uit de accijnsgoederenplaats.

EE. In artikel 30 wordt «voor accijnsgoederen die zijn gebracht naar een derde land of zijn geplaatst onder een communautaire douaneregeling met als bestemming een derde land» vervangen door: voor accijnsgoederen die zijn gebracht naar een derde land.

FF.Artikel 31a komt te luiden:

Artikel 31a

  • 1. Voor de toepassing van de teruggaaf van accijns voor accijnsgoederen die door een ondernemer zijn overgebracht in de zin van artikel 71, eerste lid, onderdeel e, van de wet, moet belanghebbende:

    • a. de accijnsgoederen vervoeren onder dekking van een vereenvoudigd administratief geleidedocument; en

    • b. het van de geadresseerde terugontvangen derde exemplaar van het geleidedocument aan de inspecteur overleggen, voorzien van de aantekening door de geadresseerde dat de goederen door hem zijn ontvangen.

  • 2. Het in het eerste lid, onderdeel b, bedoelde exemplaar van het geleidedocument moet vergezeld gaan van een document waaruit blijkt dat de betaling van accijns in de lidstaat van bestemming heeft plaatsgevonden. Indien in de lidstaat van bestemming geen accijns verschuldigd is, moet vorengenoemd document de navolgende gegevens vermelden:

    • a. het adres van de ter zake bevoegde fiscale autoriteiten van de lidstaat van bestemming;

    • b. de datum van aanvaarding van de aangifte door de ter zake bevoegde fiscale autoriteiten van de lidstaat van bestemming alsmede het registratienummer van de aangifte.

GG.Artikel 31b komt te luiden:

Artikel 31b

Voor de toepassing van de teruggaaf van accijns voor accijnsgoederen die zijn geleverd in de zin van artikel 71, eerste lid, onderdeel f, van de wet, moet belanghebbende:

  • a. een document overleggen waaruit blijkt dat de betaling van accijns in de lidstaat van bestemming heeft plaatsgevonden. Indien in de lidstaat van bestemming geen accijns verschuldigd is, moeten gegevens worden verstrekt waaruit blijkt dat de accijnsgoederen in de lidstaat van bestemming zijn afgeleverd;

  • b. voorafgaand aan de verzending van de accijnsgoederen bij één enkel, door de lidstaat van bestemming speciaal voor afstandsverkopen aangewezen loket en onder de door deze lidstaat vast te stellen voorwaarden, zijn identiteit bekend maken en zekerheid stellen voor de betaling van de accijns;

  • c. bij de aankomst van de accijnsgoederen de accijns voldoen aan het in onderdeel b bedoelde loket;

  • d. een administratie voeren van de leveringen van de accijnsgoederen.

HH.Artikel 34, derde lid, komt te luiden:

  • 3. Het eerste lid is niet van toepassing met betrekking tot accijnsgoederen:

    • a. beneden de op grond van artikel 2d, tweede lid, van de wet vastgestelde hoeveelheden; en

    • b. die bij anderen dan ondernemers als bedoeld in artikel 7 van de Wet op de omzetbelasting 1968 voorhanden zijn of door hen worden vervoerd voor eigen behoeften voor zover die accijnsgoederen zich bevinden in de gebruikelijke kleinhandelsverpakking.

II.Artikel 34a vervalt.

JJ.Artikel 39 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het derde lid komt te luiden:

  • 3. Met betrekking tot plaatsen waarvoor een vergunning is verleend als bedoeld in het eerste lid, wordt onder het in artikel 2a, derde lid, aanhef en onderdeel a, van de wet bedoelde brengen van accijnsgoederen door een in Nederland gevestigde geregistreerde afzender vanuit het entrepot naar een accijnsgoederenplaats die voor dat soort accijnsgoederen als zodanig is aangewezen, mede verstaan het in de administratie overboeken van de goederen van het entrepot naar de accijnsgoederenplaats.

2. Het vierde lid komt te luiden:

  • 4. Voor de in het derde lid bedoelde overbrengingen is geen e-AD vereist.

3. Het vijfde lid vervalt.

KK.Artikel 42, onderdeel a, komt te luiden:

  • a. het nalaten te voldoen aan een in de artikelen 2, elfde en twaalfde lid, 2a, eerste, vijfde en zevende lid, 3, derde en vierde lid, 3a, vierde en vijfde lid, 6, tweede lid, 6a, 8, 8a, 9a, 9c, 9d, 19, 19a, 21a, 22 en 34, eerste lid, opgenomen verplichting en een op grond van artikel 9 opgelegde verplichting;.

ARTIKEL II

De bij dit besluit gewijzigde artikelen van het Uitvoeringsbesluit accijns zoals deze luidden onmiddellijk voorafgaande aan de datum van inwerkingtreding van dit besluit, blijven van toepassing voor zover zij betrekking hebben op de heffing van accijns waarvan de feiten die aanleiding geven tot het ontstaan van de verschuldigdheid van die accijns zich hebben voorgedaan vóór de dag van de inwerkingtreding van dit besluit.

ARTIKEL III

  • 1. De in de artikelen 2, 2a, 2b en 3 van het Uitvoeringsbesluit accijns, zoals die artikelen luidden onmiddellijk voorafgaande aan de datum van inwerkingtreding van dit besluit, voorziene procedures ter zake van de in die artikelen bedoelde overbrengingen van accijnsgoederen blijven van toepassing op overbrengingen, die zijn aangevangen vóór 1 januari 2011.

  • 2. De in de artikelen 3a, 3c, 4, 5 en 6 van het Uitvoeringsbesluit accijns, zoals die artikelen luidden onmiddellijk voorafgaande aan de datum van inwerkingtreding van dit besluit, voorziene procedures ter zake van de in die artikelen bedoelde overbrengingen van accijnsgoederen blijven van toepassing op overbrengingen, die zijn aangevangen vóór 1 januari 2011, indien deze overbrengingen niet geschieden onder dekking van een e-AD.

ARTIKEL IV

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 april 2010.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

’s-Gravenhage, 23 december 2009

Beatrix

De Staatssecretaris van Financiën,

J. C. de Jager

Uitgegeven de negenentwintigste december 2009

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

1. Inleiding

Dit besluit voorziet in een wijziging van het Uitvoeringsbesluit accijns (hierna: het besluit) in verband met de implementatie van Richtlijn nr. 2008/118/EG van de Raad van 16 december 2008 (PbEU L 9 van 14 januari 2009) (hierna: de Accijnsrichtlijn 2008).

De Accijnsrichtlijn 2008 is de nieuwe zogenoemde horizontale richtlijn accijns. De Accijnsrichtlijn 2008 vervangt Richtlijn 92/12/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 25 februari 1992 betreffende de algemene regeling voor accijnsproducten, het voorhanden hebben en het verkeer daarvan en de controles daarop (PbEG L 76). Implementatie van de richtlijn maakt wijziging noodzakelijk van de Wet op de accijns, de Wet op de verbruiksbelastingen van alcoholvrije dranken en van enkele andere produkten en de Wet belastingen op milieugrondslag. Vorenbedoelde wetswijzigingen zijn opgenomen in het voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de accijns in verband met Richtlijn nr. 2008/118/EG van de Raad van 16 december 2008 (PbEU L 9) (Implementatie horizontale richtlijn accijns) (Kamerstukken II 2008/09, 32 031). Artikel V van dit wetsvoorstel bepaalt dat de wet in werking treedt met ingang van 1 april 2010. Op grond van artikel 48 van de Accijnsrichtlijn moeten de wettelijke en bestuursrechtelijke maatregelen, die nodig zijn ter implementatie van de richtlijn, vóór 1 januari 2010 zijn aanvaard en gepubliceerd.

Op basis van artikel 29, eerste lid, van de Accijnsrichtlijn 2008 heeft de Europese Commissie een verordening vastgesteld tot uitvoering van de richtlijn. Dit is Verordening (EG) nr. 684/2009 van de Commissie van 24 juli 2009 tot uitvoering van Richtlijn nr. 2008/118/EG van de Raad wat betreft de geautomatiseerde procedures voor de overbrenging van accijnsgoederen onder schorsing van accijns (PbEU L 197) (hierna: de Uitvoeringsverordening).

2. Excise Movement and Control System (EMCS)

De bepalingen van Richtlijn 92/12/EEG moesten worden herzien in het licht van de invoering van het geautomatiseerde systeem voor toezicht op het verkeer van accijnsgoederen (Excise Movement Control System, hierna: EMCS). Het EMCS is ingesteld bij Beschikking nr. 1152/2003/EG 1.

Als gevolg hiervan moeten met name de bepalingen betreffende het verkeer van goederen onder schorsing van accijns worden aangepast, zodat het overbrengen van die goederen volgens de procedures van het nieuwe systeem kan gebeuren.

EMCS is een Europees systeem dat elektronisch informatie uitwisselt tussen ondernemers en douanediensten over het vervoer van accijnsgoederen onder schorsing van accijns. Vanaf 1 april 2010 wordt het elektronisch administratief document (hierna: e-AD) ingevoerd. Het e-AD vervangt het papieren Administratief Geleide Document (hierna: AGD). Het EMCS zal niet in alle lidstaten op hetzelfde tijdstip volledig in werking treden. Op 1 januari 2011 moeten alle lidstaten echter gereed zijn om de nieuwe procedure volledig toe te passen. De werking van het EMCS komt kort gezegd op het volgende neer. Een vergunninghouder van een accijnsgoederenplaats die accijnsgoederen onder schorsing van accijns wil overbrengen naar bijvoorbeeld een belastingentrepot in Frankrijk stuurt een voorlopig e-AD naar het EMCS-automatiseringssysteem. EMCS controleert dit document. Zijn de gegevens in het document in orde, dan kent EMCS aan het document een unieke administratieve referentiecode toe en stuurt het e-AD door naar de Douane van Frankrijk. De vervoerder moet in het bezit zijn van een (handels)bescheid waarop de vorenbedoelde code duidelijk is vermeld. De Douane van Frankrijk stuurt de gegevens door naar het belastingentrepot (de geadresseerde van de accijnsgoederen). De vergunninghouder van het belastingentrepot stuurt binnen 5 werkdagen na ontvangst van de goederen een elektronisch ontvangstrapport naar EMCS. EMCS stuurt het ontvangstrapport naar de Douane van Nederland, die het vervolgens doorstuurt naar de vergunninghouder van de accijnsgoederenplaats (de verzender van de goederen).

De procedure voor overbrengingen van accijnsgoederen onder schorsing van accijns met behulp van het EMCS is beschreven in de artikelen 21 tot en met 29 van de Accijnsrichtlijn 2008. Op basis van artikel 29, eerste lid, van de richtlijn heeft de Europese Commissie in de Uitvoeringsverordening onder meer vastgesteld de structuur en de inhoud van de berichten die ten behoeve van de artikelen 21 tot en met 25 van de richtlijn bij een overbrenging van accijnsgoederen onder een accijnsschorsingsregeling tussen de betrokken personen en de bevoegde autoriteiten alsook tussen de bevoegde autoriteiten onderling moeten worden uitgewisseld, alsmede de voorschriften en procedures voor de uitwisseling van de vorenbedoelde berichten.

Zoals in de memorie van toelichting op het implementatiewetsvoorstel (Kamerstukken II 2008/09, 32 031, nr. 3, par. 2.2) is aangegeven, zal de implementatie van de bepalingen inzake het EMCS in de Nederlandse wetgeving plaatsvinden in het Uitvoeringsbesluit accijns, waar thans ook de bepalingen inzake het papieren AGD zijn opgenomen. Met de onderhavige wijziging van het Uitvoeringsbesluit accijns wordt hierin voorzien.

3. Dereguleringsaspecten, budgettaire aspecten, uitvoeringskosten en effecten voor bedrijfsleven en burger

Deze aspecten zijn reeds toegelicht in de memorie van toelichting op het implementatiewetsvoorstel (Kamerstukken II 2008/09, 32 031, nr. 3, par. 3 en 4).

4. Transponeringstabel in verband met de implementatie van de bepalingen van Richtlijn 2008/118/EG

In onderstaande tabel zijn de artikelen van de richtlijn opgenomen, die zijn geïmplementeerd in het Uitvoeringsbesluit accijns. Voor een volledig overzicht van de implementatieregelingen wordt verwezen naar de transponeringstabel, die is opgenomen in de memorie van toelichting bij het voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de accijns (Kamerstukken II 2008/09, 32 031, nr. 3, par. 5).

Richtlijn 2008/118/EG

Uitvoeringsbesluit accijns

Artikel 4, onderdeel 10

Artikel 9c

Artikel 13

Artikel 3b

Artikel 14

Artikel 21b

Artikel 16

Artikel 8

Artikel 17, tweede lid

Artikel 4

Artikel 19

Artikel 9a

Artikel 21

Artikel 2, eerste tot en met achtste lid; artikel 3, eerste en tweede lid; artikel 3a, eerste tot en met derde lid

Artikel 22

Artikel 2, negende en tiende lid

Artikel 23

Behoeft nog geen implementatie

Artikel 24

Artikel 2, elfde en twaalfde lid; artikel 3, derde en vierde lid; artikel 3a, vierde en vijfde lid

Artikel 25

Behoeft geen implementatie

Artikel 26

Artikel 3c

Artikel 27

Artikel 3d

Artikel 28

Artikel 4a

Artikel 30

Artikel 2a

Artikel 31

Artikel 5

Artikel 33, zesde lid

Artikel 31a

Artikel 34

Artikel 6

Artikel 35

Artikel 6a

Artikel 36, vierde lid

Artikel 9d

Artikel 36, vijfde lid

Artikel 31b

Artikel 46

Artikelen II en III

Artikel 48

Artikel IV

Toelichting op de artikelen

Artikel I (Uitvoeringsbesluit accijns)

Artikel I, onderdeel A (artikel 1)

Het eerste lid van dit artikel is in overeenstemming gebracht met de wijzigingen in de delegatiebepalingen van de Wet op de accijns.

Artikel I, onderdeel B (artikel 1a)

Ingevolge dit onderdeel wordt een nieuw artikel – artikel 1a – ingevoegd. In dit artikel zijn de definities opgenomen van de in het Uitvoeringsbesluit accijns op te nemen begrippen. In onderdeel a wordt voor de definitie van EMCS verwezen naar het geautomatiseerde systeem, bedoeld in artikel 21, tweede lid, van de Accijnsrichtlijn 2008. In laatstbedoelde bepaling wordt voor de definitie van «het geautomatiseerde systeem» verwezen naar het in Beschikking nr. 1152/2003 (de EMCS-beschikking) bedoelde systeem.

In de onderdelen c tot en met j wordt voor de definitie van de verschillende in EMCS te gebruiken berichten en documenten verwezen naar de Uitvoeringsverordening. In de bijlagen bij deze verordening wordt in detail aangegeven aan welke eisen structuur en inhoud van deze berichten en documenten moeten voldoen.

Artikel I, onderdeel C (artikel 2)

Artikel 2 van het besluit geeft regels omtrent de overbrenging van een accijnsgoed vanuit een accijnsgoederenplaats naar de in artikel 2a, eerste lid, onderdelen a tot en met e, van de wet bedoelde bestemmingen. In overeenstemming met artikel 21, eerste lid, van de Accijnsrichtlijn 2008 bepaalt artikel 2, eerste lid, van het besluit dat deze overbrenging geschiedt onder dekking van een e-AD, dat wordt opgemaakt door de vergunninghouder van de accijnsgoederenplaats van waaruit de accijnsgoederen worden overgebracht. Bovenbedoeld document is vastgesteld bij de Uitvoeringsverordening. Het tweede, derde en vierde lid van artikel 2 hebben betrekking op het zogenoemde voorlopig e-AD (zie artikel 21, tweede en derde lid, van de Accijnsrichtlijn 2008). De vergunninghouder dient een voorlopig e-AD in met behulp van het EMCS. Als de gegevens in het voorlopig e-AD in orde zijn bevonden, ontvangt de vergunninghouder een zogenoemde ARC. Artikel 1a, onderdeel d, bepaalt dat dit de unieke administratieve referentiecode is die door het EMCS aan het e-AD is toegekend.

In overeenstemming met artikel 21, zesde lid, van de Accijnsrichtlijn 2008 bepaalt artikel 2, vijfde lid, van het besluit dat de vergunninghouder aan de persoon die de goederen vergezelt een gedrukt exemplaar van het e-AD verstrekt. Dit document mag worden vervangen door een handelsdocument mits daarop de ARC duidelijk herkenbaar is vermeld. Dit document moet bij een controle tijdens het vervoer kunnen worden getoond aan de controlerend ambtenaar (artikel 2, zesde lid).

In overeenstemming met artikel 21, zevende lid, van de Accijnsrichtlijn 2008 bepaalt artikel 2, zevende lid, dat de vergunninghouder het e-AD mag annuleren zolang de overbrenging nog niet is aangevangen. Hij moet dan het in artikel 1a, onderdeel e, bedoelde bericht van annulering indienen.

In overeenstemming met artikel 21, achtste lid, van de Accijnsrichtlijn 2008 bepaalt artikel 2, achtste lid, dat de vergunninghouder de accijnsgoederen tijdens de overbrenging via het EMCS een nieuwe bestemming kan geven. Het is daarbij niet mogelijk alsnog te kiezen voor de in artikel 2a, eerste lid, onderdeel e, van de wet bedoelde bestemming (ambassades, internationale organisaties e.d.). De voor die bestemming bedoelde accijnsgoederen dienen namelijk vergezeld te gaan van een certificaat van vrijstelling (zie het nieuwe artikel 3b van het besluit). In geval van een bestemmingswijziging moet de vergunninghouder het in artikel 1a, onderdeel f, bedoelde bericht van bestemmingswijziging indienen.

De in artikel 2, negende en tiende lid, opgenomen bepalingen zijn gebaseerd op artikel 22 van de Accijnsrichtlijn 2008.

In overeenstemming met artikel 24 van de Accijnsrichtlijn 2008 bepaalt artikel 2, elfde lid, dat de vergunninghouder van de accijnsgoederenplaats die de accijnsgoederen ontvangt (de geadresseerde) onverwijld en uiterlijk binnen vijf werkdagen na het eindigen van de overbrenging via het EMCS het in artikel 1a, onderdeel g, bedoelde bericht van ontvangst zendt.

Artikel I, onderdeel D (artikel 2a)

Het huidige artikel 2 van het besluit geeft regels voor de overbrenging van een accijnsgoed vanuit een accijnsgoederenplaats naar een andere accijnsgoederenplaats, die voor dat soort accijnsgoed als zodanig is aangewezen. Artikel 2 is beperkt tot het nationale verkeer van accijnsgoederen. De overbrenging van accijnsgoederen dient te kunnen worden aangetoond met een geleidedocument, dat wordt opgemaakt door de vergunninghouder van de accijnsgoederenplaats van waaruit de accijnsgoederen worden overgebracht. In het huidige artikel 2, zesde tot en met dertiende lid, is een vereenvoudigde regeling opgenomen. Op grond hiervan kan het geleidedocument achterwege blijven, indien aan de in die leden genoemde voorwaarden wordt voldaan. Een van die voorwaarden is dat maandelijks opgave wordt gedaan van de overbrengingen van accijnsgoederen naar andere accijnsgoederenplaatsen (de zogenoemde maandverklaring). Deze vereenvoudigde regeling is nu opgenomen in artikel 2a. Op grond hiervan kan het e-AD achterwege blijven, indien aan de in artikel 2a genoemde voorwaarden wordt voldaan.

Artikel I, onderdeel E (artikel 2b)

Ingevolge dit onderdeel vervalt artikel 2b. De in dit artikel opgenomen bepalingen hebben betrekking op het zogenoemde Early Warning System (EWS). Dit is een systeem waarbij de lidstaat van bestemming vooraf wordt geïnformeerd over risicovolle zendingen accijnsgoederen die onder schorsing van accijns vanuit Nederland zijn verzonden. Dankzij dit bericht is het bestemmingsland er vooraf van op de hoogte dat er een zending onderweg is, zodat dit land tijdig controles kan inplannen en eerder kan onderkennen wanneer een zending helemaal niet aankomt. Het EWS is slechts bedoeld als tijdelijke maatregel, in afwachting van de invoering van het EMCS. Na invoering van het EMCS hoeven de vergunninghouders niet langer een kopie van het huidige schriftelijke AGD naar de Douane te sturen. Artikel 2b kan om die reden vervallen. In verband met de gefaseerde inwerkingtreding van het EMCS zal de verplichting tot het toesturen van een kopie van het schriftelijke AGD pas kunnen vervallen zodra de vergunninghouder die de accijnsgoederen onder schorsing verzendt, in plaats van het schriftelijke AGD een e-AD opmaakt. Om die reden voorziet dit besluit ter zake in een overgangsbepaling.

Artikel I, onderdeel F (artikel 3)

Het huidige artikel 3 ziet op de overbrenging van een accijnsgoed vanuit een accijnsgoederenplaats naar een derde land. De in dit artikel voorziene procedures worden vervangen door de op grond van artikel 2a, eerste lid, van de wet vastgestelde procedure. Artikel 2a, eerste lid, aanhef en onderdeel d, van de wet heeft betrekking op de overbrenging van accijnsgoederen vanuit een accijnsgoederenplaats naar een plaats waar de accijnsgoederen het grondgebied van de Gemeenschap verlaten (hierna kortheidshalve aangeduid als export). De in artikel 2, eerste tot en met tiende lid, van het besluit neergelegde bepalingen zien ook op de hier bedoelde overbrenging. Het e-AD volgt in het geval van export echter een andere route. Het EMCS zendt het e-AD aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van uitvoer (artikel 21, vijfde lid, van de Accijnsrichtlijn 2008). Die autoriteiten stellen het in artikel 1a, onderdeel h, van het besluit bedoelde bericht van uitvoer op, ter bevestiging dat de accijnsgoederen het grondgebied van de Gemeenschap hebben verlaten. Via het EMCS wordt het bericht van uitvoer verzonden aan de vergunninghouder van de accijnsgoederenplaats, die de goederen heeft verzonden (artikel 25 van de Accijnsrichtlijn 2008). Aangezien het bij deze richtlijnbepalingen steeds gaat om door de inspecteur en de bevoegde autoriteiten van andere lidstaten uit te voeren procedures, behoeven deze bepalingen niet te worden geïmplementeerd.

Het gewijzigde artikel 3 van het besluit geeft regels omtrent de overbrenging van een accijnsgoed vanuit een belastingentrepot of door een in een andere lidstaat gevestigde geregistreerde afzender naar de in artikel 2a, tweede lid, onderdelen a tot en met c, van de wet bedoelde bestemmingen. In overeenstemming met artikel 21, eerste lid, van de Accijnsrichtlijn 2008 bepaalt artikel 3, eerste lid, van het besluit dat deze overbrenging geschiedt onder dekking van een e-AD. In de hier bedoelde gevallen wordt dit e-AD opgemaakt door de vergunninghouder van een belastingentrepot of door de in een andere lidstaat gevestigde geregistreerde afzender. In beide gevallen gaat het om personen die in een andere lidstaat zijn gevestigd.

In overeenstemming met artikel 21, zesde lid, van de Accijnsrichtlijn 2008 bepaalt artikel 3, tweede lid, van het besluit dat de persoon die de goederen vergezelt bij een controle tijdens het vervoer een gedrukt exemplaar van het e-AD of een vervangend handelsdocument moet kunnen tonen aan de controlerend ambtenaar.

In overeenstemming met artikel 24 van de Accijnsrichtlijn 2008 bepaalt artikel 3, derde lid, dat de geadresseerde onverwijld en uiterlijk binnen vijf werkdagen na het eindigen van de overbrenging via het EMCS het in artikel 1a, onderdeel g, bedoelde bericht van ontvangst zendt.

Artikel I, onderdeel G (artikel 3a)

Het huidige artikel 3a geeft regels omtrent de overbrenging van een accijnsgoed vanuit een belastingentrepot naar een in Nederland gevestigd geregistreerd bedrijf of niet-geregistreerd bedrijf. Deze regels zijn nu opgenomen in artikel 3, met dien verstande dat in navolging van de Accijnsrichtlijn 2008 het begrip «niet-geregistreerd bedrijf» is vervallen en in plaats van het begrip «geregistreerd bedrijf» het begrip «geregistreerde geadresseerde» wordt gebruikt.

Het gewijzigde artikel 3a van het besluit geeft regels omtrent de overbrenging van een accijnsgoed door een in Nederland gevestigde geregistreerde afzender van de plaats van invoer naar de in artikel 2a, derde lid, onderdelen a tot en met e, van de wet bedoelde bestemmingen. In overeenstemming met artikel 21, eerste lid, van de Accijnsrichtlijn 2008 bepaalt artikel 3a, eerste lid, van het besluit dat deze overbrenging geschiedt onder dekking van een e-AD, dat wordt opgemaakt door de geregistreerde afzender. Aangezien de door de geregistreerde afzender te volgen werkwijze met betrekking tot het e-AD gelijk is aan de in artikel 2 voorgeschreven werkwijze, verklaart artikel 3a, tweede lid, de desbetreffende bepalingen van artikel 2 van overeenkomstige toepassing.

In overeenstemming met artikel 21, achtste lid, van de Accijnsrichtlijn 2008 bepaalt artikel 3a, derde lid, dat de geregistreerde afzender de accijnsgoederen tijdens de overbrenging via het EMCS een nieuwe bestemming kan geven. Het is daarbij niet mogelijk alsnog te kiezen voor de in artikel 2a, derde lid, onderdeel e, van de wet bedoelde bestemming (ambassades, internationale organisaties e.d.). De voor die bestemming bedoelde accijnsgoederen dienen namelijk vergezeld te gaan van een certificaat van vrijstelling (zie het nieuwe artikel 3b van het besluit). In geval van een bestemmingswijziging moet de geregistreerde afzender het in artikel 1a, onderdeel f, bedoelde bericht van bestemmingswijziging indienen.

In overeenstemming met artikel 24 van de Accijnsrichtlijn 2008 bepaalt artikel 3a, vierde lid, dat de vergunninghouder van de accijnsgoederenplaats die de accijnsgoederen ontvangt (de geadresseerde) onverwijld en uiterlijk binnen vijf werkdagen na het eindigen van de overbrenging via het EMCS het in artikel 1a, onderdeel g, bedoelde bericht van ontvangst zendt.

Artikel I, onderdeel H (artikel 3b)

Het huidige artikel 3b geeft regels omtrent de overbrenging van accijnsgoederen die reeds tot verbruik zijn uitgeslagen in een andere lidstaat (zogenoemde veraccijnsde goederen) en die vanuit die andere lidstaat worden overgebracht naar een ondernemer of publiekrechtelijk lichaam in Nederland. Deze regels zijn nu opgenomen in artikel 6 van het besluit.

In overeenstemming met artikel 12 van de Accijnsrichtlijn 2008 bepaalt artikel 69 van de wet dat vrijstelling van accijns wordt verleend voor accijnsgoederen, die zijn bestemd voor gebruik in het kader van diplomatieke of consulaire betrekkingen, voor officieel gebruik van een aantal in Nederland gevestigde internationale organisaties en voor gebruik door in Nederland gevestigde buitenlandse NAVO-strijdkrachten.

In overeenstemming met artikel 13, eerste lid, van de Accijnsrichtlijn 2008 bepaalt het gewijzigde artikel 3b van het besluit dat de accijnsgoederen die worden overgebracht naar de in artikel 69 van de wet bedoelde geadresseerden, vergezeld gaan van het in artikel 1a, onderdeel k, van het besluit bedoelde certificaat van vrijstelling. Voor deze overbrengingen gelden daarnaast de normale regels met betrekking tot het e-AD en het bericht van ontvangst.

Artikel I, onderdeel I (artikel 3c)

Het huidige artikel 3c geeft regels omtrent de overbrenging van een accijnsgoed vanuit een belastingentrepot naar een accijnsgoederenplaats. Deze regels zijn nu opgenomen in artikel 3 van het besluit.

In overeenstemming met artikel 26 van de Accijnsrichtlijn 2008 bepaalt het gewijzigde artikel 3c welke procedure door de afzender in Nederland moet worden gevolgd wanneer het EMCS niet beschikbaar is in Nederland. De afzender – de vergunninghouder van de accijnsgoederenplaats of de in Nederland gevestigde geregistreerde afzender – kan in dat geval de overbrenging van accijnsgoederen onder een accijnsschorsingsregeling onder de in artikel 3c, eerste lid, genoemde voorwaarden aanvangen met gebruikmaking van een nooddocument. Dit is het in artikel 1a, onderdeel i, van het besluit bedoelde document.

Artikel I, onderdeel J (artikel 3d)

Het huidige artikel 3d geeft regels omtrent de overbrenging van minerale oliën door middel van een pijpleiding vanuit een accijnsgoederenplaats naar een belastingentrepot en vanuit een belastingentrepot naar een accijnsgoederenplaats. Deze regels zijn nu opgenomen in artikel 5 van het besluit.

In overeenstemming met artikel 27, eerste lid, van de Accijnsrichtlijn 2008 bepaalt het gewijzigde artikel 3d welke procedure door de geadresseerde in Nederland moet worden gevolgd indien hij in de in artikel 3d, eerste lid, genoemde gevallen het bericht van ontvangst niet binnen vijf werkdagen na het eindigen van de overbrenging van de accijnsgoederen kan verzenden. Artikel 3d ziet op twee situaties. In de eerstgenoemde situatie kan de geadresseerde het bericht van ontvangst niet verzenden omdat het EMCS niet beschikbaar is in Nederland. De tweede situatie ziet op het geval dat de geadresseerde het e-AD nog niet heeft ontvangen omdat het EMCS in de lidstaat van verzending niet beschikbaar was.

De geadresseerde – de vergunninghouder van de accijnsgoederenplaats, de in Nederland gevestigde geregistreerde geadresseerde of een in Nederland gevestigde geadresseerde als bedoeld in artikel 69 van de wet – dient in die gevallen bij de inspecteur een zogenoemd noodbericht van ontvangst in. Dit is het in artikel 1a, onderdeel j, van het besluit bedoelde document. In navolging van artikel 27, eerste lid, van de Accijnsrichtlijn 2008 bepaalt artikel 3d, eerste lid, dat het indienen van het noodbericht van ontvangst achterwege kan blijven «in naar behoren gerechtvaardigde gevallen». Indien bijvoorbeeld duidelijk is dat het EMCS op korte termijn weer beschikbaar zal zijn, is het indienen van een noodbericht van ontvangst weinig zinvol. Op grond van artikel 3d, tweede lid, moet de geadresseerde immers alsnog een (elektronisch) bericht van ontvangst indienen, zodra het EMCS in Nederland weer beschikbaar is of zodra hij het e-AD heeft ontvangen. In de Uitvoeringsregeling accijns zal zonodig nader worden bepaald wanneer (in ieder geval) sprake is van «naar behoren gerechtvaardigde gevallen».

Artikel 27, tweede lid, eerste alinea, van de Accijnsrichtlijn 2008 bepaalt hoe de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaten moeten handelen, indien het bericht van uitvoer niet kan worden opgesteld omdat het EMCS niet beschikbaar is. In dat geval zal afhankelijk van de omstandigheden een zogenoemd noodbericht van uitvoer worden opgesteld. Op grond van artikel 27, tweede lid, derde alinea, van de Accijnsrichtlijn 2008 moeten de bevoegde autoriteiten, zodra het EMCS in de lidstaat van uitvoer weer beschikbaar komt, alsnog een bericht van uitvoer opstellen ter bevestiging dat de accijnsgoederen het grondgebied van de Gemeenschap hebben verlaten. Via het EMCS wordt het bericht van uitvoer verzonden aan de afzender van de accijnsgoederen (artikel 25 van de Accijnsrichtlijn 2008). Aangezien het bij de in artikel 27, tweede lid, van de richtlijn opgenomen bepalingen steeds gaat om door de inspecteur en de bevoegde autoriteiten van andere lidstaten uit te voeren procedures, behoeven deze bepalingen niet te worden geïmplementeerd.

Artikel I, onderdeel K (artikel 4)

Het huidige artikel 4 geeft regels omtrent de overbrenging van accijnsgoederen vanuit een derde land of vanuit een plaats voor tijdelijke opslag naar een accijnsgoederenplaats, alsmede van accijnsgoederen die zijn geplaatst onder een communautaire douaneregeling naar een accijnsgoederenplaats. Op grond van deze regels moesten de vorenbedoelde overbrengingen bij het op grond van de Algemene douanewet aangeven voor het vrije verkeer van de accijnsgoederen worden aangetoond met een vervoersopdracht. Zoals in de toelichting op het nieuwe artikel 2a, derde lid, van de wet is uiteengezet (Kamerstukken II 2008/09, 32 031, nr. 3, blz. 11–13), kiest de Accijnsrichtlijn 2008 – en in navolging daarvan de gewijzigde Wet op de accijns – voor een andere systematiek: inschakeling van de geregistreerde afzender. Voor vorenbedoelde overbrengingen zal gebruik moeten worden gemaakt van het EMCS en het daarin voorziene e-AD. De nieuwe regels ter zake zijn opgenomen in artikel 3a van het besluit. De in het huidige artikel 4 voorgeschreven vervoersopdracht kan daardoor vervallen.

Het gewijzigde artikel 4 van het besluit geeft regels omtrent de toepassing van de zogenoemde rechtstreekse aflevering. Op grond van artikel 2a, vijfde lid, van de wet kan worden toegestaan dat accijnsgoederen onder een accijnsschorsingsregeling worden overgebracht naar een plaats van rechtstreekse aflevering in Nederland, indien die plaats is aangewezen door de vergunninghouder van de accijnsgoederenplaats of door de in Nederland gevestigde geregistreerde geadresseerde.

Zoals in de toelichting op artikel 2a, vijfde lid, van de wet is uiteengezet (Kamerstukken II 2008/09, 32 031, nr. 3, blz. 13), blijft de vergunninghouder van de accijnsgoederenplaats of de geregistreerde geadresseerde, die de plaats van rechtstreekse aflevering heeft aangewezen, echter verantwoordelijk voor alle zaken waarvoor hij ook verantwoordelijk zou zijn als de accijnsgoederen bij hem zouden zijn afgeleverd.

Op grond van artikel 17, tweede lid, van de Accijnsrichtlijn 2008 kan de lidstaat van bestemming voorwaarden stellen voor de toepassing van rechtstreekse aflevering. Deze voorwaarden en beperkingen zijn opgenomen in artikel 4 van het besluit. De toestemming wordt op verzoek verleend en opgenomen in de vergunning van de vergunninghouder. Op de toestemming zijn de artikelen 43 tot en met 46 en 48 tot en met 50 van de wet van overeenkomstige toepassing. Deze artikelen hebben betrekking op het verlenen of weigeren van een vergunning voor een accijnsgoederenplaats, de inhoud van de vergunning, het aanpassen van de vergunning, het intrekken van de vergunning en de omstandigheid dat alle beslissingen van de inspecteur met betrekking tot het verzoek en de vergunning bij voor bezwaar vatbare beschikking moeten geschieden.

De voorwaarden en beperkingen waaronder de toestemming voor rechtstreekse aflevering wordt verleend zijn uitgewerkt in het derde lid van artikel 4.

In overeenstemming met de bestaande praktijk bepaalt artikel 4, vierde lid, dat de toestemming niet wordt verleend aan een vergunninghouder van een accijnsgoederenplaats als bedoeld in artikel 42a van de wet. Bij de hier bedoelde accijnsgoederenplaatsen gaat het om de zogenoemde fictieve accijnsgoederenplaats. Voorts bepaalt het vierde lid dat rechtstreekse aflevering, net als in de huidige situatie, is uitgesloten voor tabaksproducten.

Ten slotte bepaalt het vierde lid, onderdeel c, dat de toestemming voor rechtstreekse aflevering niet wordt verleend aan de aldaar omschreven vergunninghouder. Ter toelichting wordt het volgende opgemerkt.

Op grond van artikel 40, eerste lid, onderdeel a, van de wet kan als accijnsgoederenplaats in aanmerking komen, een plaats waar accijnsgoederen worden vervaardigd. Anders dan bij de opslag van accijnsgoederen, die zowel buiten een accijnsgoederenplaats (veraccijnsd) als in een accijnsgoederenplaats (onder schorsing van accijns) kan geschieden, kan het vervaardigen van accijnsgoederen uitsluitend in een accijnsgoederenplaats plaatsvinden. Wie accijnsgoederen vervaardigt, moet over een vergunning voor een accijnsgoederenplaats beschikken. Ook ondernemingen met een kleine productiecapaciteit komen in aanmerking voor een vergunning. Op grond van artikel 40, eerste lid, onderdeel b, van de wet wordt een vergunning voor een accijnsgoederenplaats voor de opslag van accijnsgoederen daarentegen slechts verleend, indien de hoeveelheid accijnsgoederen die gemiddeld over een jaar voorhanden is hoger is dan een in artikel 17 van de Uitvoeringsregeling accijns vastgestelde hoeveelheid. Op grond van vorenbedoelde bepalingen zal een onderneming, bij voorbeeld een handelaar in brandstoffen, zoals benzine en diesel, met een kleine opslagcapaciteit, niet in aanmerking komen voor een vergunning voor een accijnsgoederenplaats. Toepassing van rechtstreekse aflevering is daarmee voor deze onderneming uitgesloten. Indien deze onderneming echter een eenvoudige vervaardigingshandeling gaat verrichten, zoals het toevoegen van herkenningsmiddelen aan diesel, zou wel een vergunning accijnsgoederenplaats voor het vervaardigen van minerale oliën moeten worden verleend. Daarmee zou deze onderneming, mits aan andere ter zake geldende voorwaarden is voldaan, toch in aanmerking komen voor toepassing van rechtstreekse aflevering. Artikel 4, vierde lid, onderdeel c, van het Uitvoeringsbesluit voorziet erin dat in de hier bedoelde gevallen toestemming voor rechtstreekse aflevering slechts kan worden verleend, indien de accijnsgoederenplaats waar accijnsgoederen worden vervaardigd ook zonder deze vervaardigingshandeling op grond van artikel 40, eerste lid, onderdeel b, van de wet, in aanmerking zou komen als accijnsgoederenplaats.

Artikel I, onderdeel L (artikel 4a)

In overeenstemming met artikel 28, eerste lid, van de Accijnsrichtlijn 2008 bepaalt artikel 4a, eerste lid, dat het bericht van ontvangst of het bericht van uitvoer het bewijs vormt dat een overbrenging van accijnsgoederen onder een accijnsschorsingsregeling overeenkomstig artikel 2b, tweede lid, van de wet, is geëindigd.

In overeenstemming met artikel 28, tweede lid, eerste alinea, van de Accijnsrichtlijn 2008 bepaalt artikel 4a, tweede lid, hoe het vorenbedoelde bewijs kan worden geleverd bij gebreke van een bericht van ontvangst of een bericht van uitvoer. Het ontbreken van deze berichten moet dan te wijten zijn aan andere dan de in artikel 3d vermelde redenen. Laatstbedoeld artikel ziet op de gevallen waarin, kort gezegd, het EMCS niet beschikbaar was.

In overeenstemming met artikel 28, tweede lid, tweede alinea, van de Accijnsrichtlijn 2008 bepaalt artikel 4a, derde lid, dat voor de toepassing van artikel 4a, tweede lid, als afdoend bewijs kan dienen een door de geadresseerde ingediend document dat dezelfde gegevens bevat als het bericht van ontvangst of het bericht van uitvoer.

Artikel I, onderdeel M (artikel 5)

Het huidige artikel 5 bepaalt dat de in dit artikel genoemde handelingen dienen te geschieden met inachtneming van de formaliteiten die op grond van de Algemene douanewet moeten worden vervuld. Aangezien vorenbedoelde handelingen steeds betrekking hebben op accijnsgoederen die onder een douaneschorsingsregeling zijn geplaatst, is de Algemene douanewet daarop van toepassing. De accijnsschorsingsregeling ziet niet op goederen die onder een douaneschorsingsregeling zijn geplaatst.

In overeenstemming met artikel 31, tweede alinea, van de Accijnsrichtlijn 2008 bepaalt artikel 5 dat overbrengingen van minerale oliën door middel van een pijpleiding niet behoeven te worden aangetoond met een e-AD. Een gelijkluidende bepaling is opgenomen in het huidige artikel 3d van het Uitvoeringsbesluit.

Artikel I, onderdeel N (artikel 6)

In overeenstemming met artikel 34, eerste lid, van de Accijnsrichtlijn 2008 bepaalt artikel 6, eerste lid, van het Uitvoeringsbesluit dat de overbrenging van in een andere lidstaat reeds tot verbruik uitgeslagen accijnsgoederen naar Nederland moet geschieden onder dekking van het zogenoemde vereenvoudigd administratief geleidedocument. Dit is het in artikel 1a, onderdeel l, van het besluit bedoelde document.

In overeenstemming met artikel 34, tweede lid, van de Accijnsrichtlijn 2008 bevat artikel 6, tweede lid, een aantal verplichtingen waaraan voorafgaand aan de vorenbedoelde overbrenging van de accijnsgoederen moet worden voldaan. Zo zullen de hier bedoelde ondernemers en publiekrechtelijke lichamen voorafgaand aan de verzending van de accijnsgoederen de inspecteur hiervan in kennis moeten stellen en zekerheid moeten stellen voor de accijns die zij verschuldigd kunnen worden.

De in artikel 6 opgenomen bepalingen komen overeen met de in het huidige artikel 3b, tweede, derde en vierde lid, opgenomen bepalingen.

Artikel I, onderdeel O (artikel 6a)

Het huidige artikel 6a bepaalt dat bij ministeriële regeling nadere regels worden gesteld met betrekking tot het geleidedocument dat wordt gebruikt bij het overbrengen van accijnsgoederen onder schorsing van accijns. Aangezien de bepalingen met betrekking tot het geleidedocument – het e-AD – in het Uitvoeringsbesluit zelf worden opgenomen, kan deze bepaling vervallen.

In overeenstemming met artikel 35, eerste lid, van de Accijnsrichtlijn 2008 is in artikel 6a nu een regeling opgenomen voor het overbrengen van in een lidstaat reeds tot verbruik uitgeslagen accijnsgoederen – zogenoemde veraccijnsde goederen – naar een in die lidstaat gelegen bestemming via het grondgebied van een andere lidstaat. Teneinde de frauderisico’s te beperken is dit vervoer gebonden aan nadere voorwaarden, zoals het gebruik van een vereenvoudigd geleidedocument en het vooraf melden aan de inspecteur. Hierdoor ontstaat een betere controle op het vervoer van die goederen en is de mogelijkheid beperkt dat die goederen in de andere lidstaat op de markt komen zonder dat de accijns van die lidstaat wordt geheven. De in artikel 6a opgenomen bepalingen komen overeen met de in het huidige artikel 34a opgenomen bepalingen.

Artikel I, onderdeel P (artikel 6b)

Het huidige artikel 6b bepaalt dat bij ministeriële regeling nadere regels worden gesteld met betrekking tot het zogenoemde vereenvoudigde geleidedocument dat wordt gebruikt bij het overbrengen van veraccijnsde accijnsgoederen. Aangezien de bepalingen met betrekking tot dit geleidedocument in het Uitvoeringsbesluit zelf worden opgenomen, kan deze bepaling vervallen.

Artikel I, onderdeel Q (artikel 6c)

Artikel 6c geeft uitwerking aan de in het huidige artikel 2, vierde lid, van de wet neergelegde bepaling dat het verbruik van minerale oliën als brandstof voor het vervaardigen van minerale oliën binnen een accijnsgoederenplaats niet als uitslag wordt aangemerkt (de zogenoemde raffinaderijvrijstelling). In verband met de verplaatsing van deze bepaling naar artikel 2, achtste lid, van de wet, is de in artikel 6c, eerste lid, opgenomen verwijzing aangepast.

Artikel I, onderdeel R (artikel 8)

Op grond van artikel 41, eerste lid, van de wet zijn in artikel 8 van het Uitvoeringsbesluit nadere regels gesteld waaraan de vergunninghouder van een accijnsgoederenplaats moet voldoen ten aanzien van de administratie en de administratieve organisatie, de locatie en de inrichting alsmede het stelsel van toezicht.

In artikel 8, tweede lid, onderdeel b, is bepaald dat de administratie in ieder geval dient te bevatten de regelmatige aantekening van de geleidedocumenten en de vervoersopdrachten, of, indien artikel 2, vijfde lid, toepassing vindt, de overgebrachte accijnsgoederen met de daarbij behorende gegevens en de daarvoor uitgereikte facturen. In de gewijzigde tekst van onderdeel b worden de documenten waarvan regelmatige aantekening moet worden gehouden aangeduid door te verwijzen naar de desbetreffende in artikel 1a omschreven documenten en berichten. Tevens is de verwijzing naar artikel 2, vijfde lid, aangepast.

Artikel I, onderdelen S, T en U (opschrift Afdeling 2 van Hoofdstuk II, artikelen 9a en 9b)

Ingevolge dit onderdeel wordt het opschrift van afdeling 2 gewijzigd. Het huidige opschrift luidt: Geregistreerde bedrijven en niet-geregistreerde bedrijven. Zoals in de toelichting op het gewijzigde artikel 1a van de wet is aangegeven (Kamerstukken II 2008/09, 32 031, nr. 3, blz. 6), is het begrip «vergunninghouder van een niet-geregistreerd bedrijf» vervallen; de Accijnsrichtlijn 2008 kent deze figuur niet meer. Het begrip geregistreerd bedrijf is vervangen door het begrip geregistreerde geadresseerde. In verband hiermee is ook artikel 9a, eerste en tweede lid, aangepast. Daarnaast is de in het tweede lid, onderdeel b, opgenomen verwijzing aangepast. In verband met het vervallen van het begrip «vergunninghouder van een niet-geregistreerd bedrijf» vervalt artikel 9b.

Artikel I, onderdeel V (opschrift Afdeling 3 van Hoofdstuk II, artikel 9c)

Het huidige artikel 9c heeft betrekking op de fiscaal vertegenwoordiger van een belastingentrepot van waaruit accijnsgoederen naar een geregistreerd bedrijf of naar een niet-geregistreerd bedrijf worden overgebracht. Op grond van artikel 17 van Richtlijn 92/12/EEG kan de vergunninghouder van een belastingentrepot een fiscale vertegenwoordiger aanwijzen die in plaats van deze bedrijven zekerheid stelt, de accijns voldoet en een administratie bijhoudt van de leveringen van het belastingentrepot aan deze bedrijven en de belastingdienst ervan in kennis stelt. De Accijnsrichtlijn 2008 kent een zodanige bepaling niet. De tekst van artikel 9c wordt vervangen door bepalingen, die betrekking hebben op de zogenoemde geregistreerde afzender. Dit is een figuur die de bestaande richtlijn niet kent en die in de Accijnsrichtlijn 2008 is opgenomen in artikel 4, onderdeel 10.

Artikel 50d, tweede lid, van de wet bepaalt dat bij algemene maatregel van bestuur, ter verzekering van de heffing, regels kunnen worden gesteld waaraan een geregistreerde afzender moet voldoen ten aanzien van de administratie en het stelsel van toezicht. Die regels zijn opgenomen in artikel 9c.

Artikel I, onderdeel W (artikel 9d)

Artikel 9d heeft betrekking op de zogenoemde verkopen op afstand: de levering van een accijnsgoed door of voor rekening van de verkoper vanuit een andere lidstaat naar Nederland. Met de aanpassing van de Wet op de accijns aan de Accijnsrichtlijn 2008 zijn de in artikel 2e van de wet opgenomen bepalingen over de verkopen op afstand opgenomen in artikel 2f van de wet. De verwijzing in artikel 9d, tweede lid, onderdeel a, naar artikel 2e van de wet is in verband hiermee aangepast.

Artikel I, onderdeel X (Afdeling 5 van Hoofdstuk II, artikel 9e)

Afdeling 5 en het daarin opgenomen artikel 9e betreffen de zogenoemde verkopen op afstand door een verkoper vanuit Nederland naar een andere lidstaat. Artikel 9e is gebaseerd op artikel 86b, derde lid, van de wet. Zoals in de memorie van toelichting op het wetsvoorstel Implementatie horizontale richtlijn accijns is uiteengezet (Kamerstukken II 2008/09, 32 031, nr. 3, blz. 33 en 34), kan artikel 86b vervallen. In verband daarmee vervallen ook Afdeling 5 van Hoofdstuk II en artikel 9e van het Uitvoeringsbesluit.

Artikel I, onderdeel Y (artikelen 12, 15, 15a, 17, 19a, 21, en 23)

Artikel 7, eerste lid, van de Accijnsrichtlijn 2008 hanteert het begrip «uitslag tot verbruik». In verband daarmee zijn in artikel 1, tweede lid, van de wet de belastbare feiten «uitslag» en «invoer» vervangen door het begrip «uitslag tot verbruik». De omschrijving in de ingevolge dit onderdeel gewijzigde artikelen van het Uitvoeringsbesluit is in overeenstemming gebracht met deze wijziging.

Artikel I, onderdeel Z (artikel 18)

Voor een toelichting op de wijziging van artikel 18, eerste lid, wordt verwezen naar de toelichting op onderdeel Y.

Artikel 18 bevat de voorwaarden en beperkingen voor de toepassing van de in artikel 65, eerste lid, van de wet opgenomen vrijstelling van accijns. Met de in artikel 18 opgenomen bepalingen wordt beoogd het mogelijk te maken dat bij de uitslag tot verbruik vrijstelling van accijns kan worden verleend voor accijnsgoederen waarvan de vrijstellingsbestemming pas blijkt bij het gebruik van de goederen. De in het vijfde lid van artikel 18 opgenomen voorwaarden hebben betrekking op de formaliteiten voor het overbrengen van de accijnsgoederen naar degene die deze goederen met vrijstelling betrekt. Voorgeschreven is dat al naar gelang het geval gebruik moet worden gemaakt van een geleidedocument dan wel een vervoersopdracht. Aangezien zowel het vorenbedoelde geleidedocument als de vervoersopdracht zijn vervallen, wordt in het vijfde lid voorgeschreven dat gebruik wordt gemaakt van een verklaring van degene die de accijnsgoederen met vrijstelling betrekt. Deze procedure komt overeen met de in de artikelen 19, 21a en 22 opgenomen procedure voor de toepassing van een vrijstelling.

Artikel I, onderdelen AA, BB en DD (artikelen 19, 21a, en 22)

Artikel 7, eerste lid, van de Accijnsrichtlijn 2008 hanteert het begrip «uitslag tot verbruik». In verband daarmee zijn in artikel 1, tweede lid, van de wet de belastbare feiten «uitslag» en «invoer» vervangen door het begrip «uitslag tot verbruik». De omschrijving in de ingevolge dit onderdeel gewijzigde artikelen van het Uitvoeringsbesluit is in overeenstemming gebracht met deze wijziging.

Voorts wordt gepreciseerd dat het in geval van uitslag gaat om uitslag uit de accijnsgoederenplaats. De overige wijzigingen zijn van redactionele aard.

Artikel I, onderdeel CC (artikel 21b)

In overeenstemming met artikel 14 van de Accijnsrichtlijn 2008 bepaalt artikel 66b van de wet dat vrijstelling van accijns wordt verleend voor accijnsgoederen die vanuit een accijnsgoederenplaats op een luchthaven of op een haventerrein (taxfreeshops) worden verkocht aan reizigers met een bestemming gelegen in een derde land. Het nieuwe artikel 21b van het Uitvoeringsbesluit geeft regels omtrent de toepassing van vorenbedoelde vrijstelling.

Artikel 21b, eerste lid, bepaalt dat de vrijstelling wordt verleend indien wordt aangetoond dat de accijnsgoederen de in artikel 66, eerste en tweede lid, van de wet bedoelde bestemming hebben gevolgd. Bij vorenbedoelde leveringen vanuit een accijnsgoederenplaats is in feite sprake van uitvoer. Op grond van artikel 2a, eerste lid, onderdeel d, van de wet, in samenhang met artikel 2, eerste lid, van het Uitvoeringsbesluit, moet het brengen van accijnsgoederen vanuit een accijnsgoederenplaats naar een plaats waar de accijnsgoederen het grondgebied van de Gemeenschap verlaten geschieden onder dekking van een e-AD. Met behulp van het e-AD moet worden aangetoond dat de accijnsgoederen het grondgebied van de Gemeenschap hebben verlaten. Artikel 21b, tweede lid, bepaalt dat het gebruik van een e-AD in de in artikel 66b van de wet bedoelde gevallen achterwege kan blijven en dat in plaats van het e-AD gebruik moet worden gemaakt van de bewijzen van vervoer (de instapkaarten van de reizigers). Deze regeling komt overeen met de in het huidige artikel 3, eerste lid, van het Uitvoeringsbesluit opgenomen regeling. Gelet op de ligging van de onderhavige accijnsgoederenplaatsen en het feit dat de reiziger de locaties waar deze zijn gelegen slechts kan verlaten na controle door de douane, is de daadwerkelijke uitvoer voldoende verzekerd.

De in artikel 8 van het Uitvoeringsbesluit opgenomen verplichtingen gelden onverkort voor de in artikel 66b van de wet bedoelde accijnsgoederenplaatsen. In het derde lid van artikel 21b worden, in aanvulling op hetgeen is voorgeschreven in artikel 8, enkele specifieke vereisten opgenomen met betrekking tot de in de administratie van deze accijnsgoederenplaatsen op te nemen gegevens.

Artikel I, onderdeel EE (artikel 30)

Met de ingevolge dit onderdeel voorgestelde wijziging wordt de tekst van artikel 30 in overeenstemming gebracht met de terminologie van de Accijnsrichtlijn 2008. Artikel 30 is gebaseerd op artikel 71, eerste lid, aanhef en onderdeel c, van de wet. De in laatstbedoelde bepaling voorziene teruggaaf wordt verleend indien accijnsgoederen naar een derde land zijn gebracht. Teruggaaf is niet langer mogelijk indien de goederen worden geplaatst onder een communautaire douaneregeling. In plaats van laatstbedoeld begrip wordt, in navolging van de Accijnsrichtlijn 2008, in de wet het begrip douaneschorsingsregeling gehanteerd. De douaneschorsingsregeling heeft betrekking op niet-communautaire goederen. De goederen waarvoor op verzoek teruggaaf van accijns wordt verleend zijn communautaire goederen.

Artikel I, onderdeel FF (artikel 31a)

Artikel 31a is gebaseerd op artikel 71, eerste lid, aanhef en onderdeel e, van de wet. De in laatstbedoelde bepaling voorziene teruggaaf wordt verleend indien accijnsgoederen door een ondernemer worden overgebracht naar een andere lidstaat en de in die lidstaat verschuldigde accijns is voldaan. De ingevolge dit onderdeel voorgestelde wijzigingen zijn van redactionele aard.

Artikel I, onderdeel GG (artikel 31b)

De teruggaaf in verband met het door een in Nederland gevestigde verkoper op afstand leveren van accijnsgoederen naar een andere lidstaat wanneer aldaar de accijns wordt geheven, is neergelegd in het artikel 71, eerste lid, onderdeel f, van de wet. Artikel 31b van het Uitvoeringsbesluit bevat de voorwaarden waaraan door de ondernemer moet worden voldaan indien hij in aanmerking wil komen voor teruggaaf van de in Nederland betaalde accijns. De in onderdeel a opgenomen voorwaarden komen overeen met de in het huidige artikel 31b, eerste en tweede lid, opgenomen voorwaarden. In overeenstemming met artikel 36, vierde lid, van de Accijnsrichtlijn 2008 worden in artikel 31b, onderdelen b, c en d, enkele aanvullende voorwaarden opgenomen.

Artikel I, onderdeel HH (artikel 34)

De ingevolge dit onderdeel voorgestelde wijzigingen zijn van redactionele aard.

Artikel I, onderdeel II (artikel 34a)

De in artikel 34a opgenomen bepalingen zijn opgenomen in artikel 6a. Artikel 34a vervalt om die reden. Verwezen wordt naar de toelichting bij de in artikel I, onderdeel O, opgenomen wijziging van artikel 6a van het Uitvoeringsbesluit.

Artikel I, onderdeel JJ (artikel 39)

Met de ingevolge dit onderdeel voorgestelde wijzigingen van het derde en vierde lid wordt de tekst van artikel 39 in overeenstemming gebracht met de terminologie van de Accijnsrichtlijn 2008.

Het vijfde lid vervalt aangezien aan het hierin bepaalde in de praktijk geen behoefte blijkt te bestaan.

Artikel I, onderdeel KK (artikel 42)

Artikel 42, onderdeel a, is in overeenstemming gebracht met de ingevolge dit besluit gewijzigde artikelen van het Uitvoeringsbesluit accijns.

Artikel II (overgangsbepaling)

De overgangsbepaling strekt er toe om de bij dit besluit gewijzigde artikelen van het Uitvoeringsbesluit accijns zoals deze luidden onmiddellijk voorafgaande aan de datum van inwerkingtreding van dit besluit in stand te laten voor de afwikkeling van de in deze bepaling genoemde feiten die zich onder die regelgeving hebben voorgedaan.

Artikel III (overgangsbepaling)

Artikel 46 van de Accijnsrichtlijn 2008 bevat enige overgangsbepalingen. Het EMCS zal niet in alle lidstaten op hetzelfde tijdstip volledig in werking treden. Op grond van artikel 46, eerste lid, van de richtlijn kunnen de lidstaten van verzending tot 31 december 2010 (bedoeld is tot en met 31 december 2010) blijven toestaan dat overbrengingen van accijnsgoederen onder een accijnsschorsingsregeling aanvangen onder dekking van de huidige formaliteiten. Dit betekent dat vanuit die lidstaten overbrengingen kunnen aanvangen onder dekking van het papieren administratief geleidedocument (AGD). Deze overbrengingen dienen volgens de huidige procedure te worden afgehandeld. Met ingang van 1 april 2010 zullen lidstaten echter ook al gebruik kunnen maken van de in de Accijnsrichtlijn 2008 voorziene procedure. In die procedure is het papieren AGD vervangen door het elektronisch administratief document (e-AD) en wordt gebruik gemaakt van het EMCS. In de periode tussen 1 april 2010 en 1 januari 2011 zullen er dus twee verschillende procedures van toepassing zijn. Op 1 april 2010 moeten alle lidstaten en de in die lidstaten gevestigde vergunninghouders gereed zijn om binnengekomen e-AD’s via het EMCS te verwerken. Op uiterlijk 1 januari 2011 moeten alle lidstaten en de in die lidstaten gevestigde vergunninghouders gereed zijn om de nieuwe procedure volledig toe te passen, dat wil zeggen zowel e-AD’s via het EMCS te versturen als te ontvangen.

Op grond van artikel 46, tweede lid, van de Accijnsrichtlijn 2008 worden overbrengingen van accijnsgoederen die vóór 1 april 2010 zijn aangevangen, verricht en gezuiverd overeenkomstig de bestaande procedure van Richtlijn 92/12/EEG. De Accijnsrichtlijn 2008 is op die overbrengingen niet van toepassing.

In overleg met het bedrijfsleven is ervoor gekozen om met ingang van 1 januari 2011 over te stappen op het verzenden van e-AD’s. Dit betekent dat voor overbrengingen van accijnsgoederen vanuit een accijnsgoederenplaats, die aanvangen vóór 1 januari 2011, de huidige procedures van toepassing blijven. Dit is geregeld in het eerste lid van dit artikel.

Voor de overbrengingen met als bestemming Nederland kunnen twee situaties worden onderscheiden. Vanuit lidstaten die gereed zijn om e-AD’s te verzenden zullen in Nederland e-AD’s worden ontvangen. Die e-AD’s moeten via het EMCS worden verwerkt. Op die overbrengingen zijn de in dit kader van belang zijnde bepalingen van het Uitvoeringsbesluit zoals die luiden met ingang van 1 april 2010 van toepassing. De vergunninghouders die de e-AD’s ontvangen zullen op grond van artikel 3 van het Uitvoeringsbesluit (zoals gewijzigd ingevolge artikel I) via het EMCS een zogenoemd bericht van ontvangst moeten sturen.

De tweede situatie ziet op overbrengingen naar Nederland, die nog geschieden onder dekking van het papieren AGD. Voor deze overbrengingen blijven de huidige procedures van toepassing. Het tweede lid van dit artikel ziet op de vorenbedoelde twee situaties.

Artikel IV (inwerkingtreding)

Dit besluit treedt ingevolge artikel IV in werking met ingang van 1 april 2010. Artikel 48, eerste lid, van de Accijnsrichtlijn 2008 bepaalt dat de lidstaten de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke maatregelen in werking doen treden om uiterlijk op 1 januari 2010 aan deze richtlijn te voldoen. De Nederlandse versie van dit artikel is niet juist. Uit andere taalversies van de richtlijn blijkt dat, conform de bedoeling van de Raad, de datum van inwerkingtreding 1 april 2010 is, maar dat de wettelijke en bestuursrechtelijke maatregelen, die nodig zijn ter implementatie van de richtlijn, vóór 1 januari 2010 moeten zijn aanvaard en gepubliceerd.

De Staatssecretaris van Financiën,

J. C. de Jager


XNoot
1

Beschikking van het Europees Parlement en de Raad van 16 juni 2003 betreffende geautomatiseerde verwerking van gegevens inzake het verkeer van en de controle op accijnsgoederen (PB L 162 van 1 juli 2003).

XHistnoot
histnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid j° vierde lid, onder b van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

Naar boven