Besluit van 3 december 2008, houdende wijziging van het Voertuigreglement ter implementatie van VN/ECE-reglementen nrs. 108 en 109 met uniforme voorschriften betreffende de goedkeuring van de productie van vernieuwde banden voor personenauto’s, bedrijfsauto’s en aanhangwagens en in verband met verordening (EG) nr. 715/2007

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 30 oktober 2008, nr. CEND/HDJZ-2008/1447 sector AWW, Hoofddirectie Juridische Zaken;

Gelet op verordening (EG) nr. 715/2007 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 20 juni 2007 betreffende de typegoedkeuring van motorvoertuigen met betrekking tot emissies van lichte personen- en bedrijfsvoertuigen (Euro 5 en Euro 6) en de toegang tot reparatie- en onderhoudsinformatie (PbEU L 171) en de artikelen 21, derde lid, en 34 van de Wegenverkeerswet 1994;

De Raad van State gehoord (advies van 6 november 2008, nr. W09.08.0469/IV);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 27 november 2008, nr. CEND/HDJZ-2008/1604 sector AWW, Hoofddirectie Juridische Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Voertuigreglement wordt gewijzigd als volgt:

A

In artikel 1.1 wordt na onderdeel bb1 een onderdeel ingevoegd, luidende:

  • bb2. vernieuwde banden: banden als bedoeld in ECE-reglement 108 en ECE-reglement 109.

B

Artikel 1.1a, wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid, onderdeel bx, komt te luiden:

  • bx. richtlijn 2005/55/EG: richtlijn 2005/55/EG van het Europees Parlement en de Raad van 28 september 2005 inzake typegoedkeuring van zware bedrijfsvoertuigen en motoren voor wat betreft hun emissies (Euro IV en V)(PbEU L 275);

2. Het tweede lid, komt te luiden:

  • 2. In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt voorts verstaan onder:

    • a. ECE-reglement 104: VN/ECE-reglement nr. 104 met uniforme eisen betreffende de goedkeuring van retroreflecterende markeringen voor zware en lange voertuigen en hun aanhangwagens, behorende bij de overeenkomst betreffende het aannemen van eenvormige technische eisen voor wielvoertuigen, uitrustingsstukken en onderdelen die kunnen worden aangebracht en/of gebruikt op wielvoertuigen en de voorwaarden voor wederzijdse erkenning van goedkeuringen verleend op basis van deze eisen;

    • b. ECE-reglement 108: VN/ECE-reglement nr. 108 met uniforme voorschriften betreffende de goedkeuring van de productie van coverbanden voor motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan;

    • c. ECE-reglement 109: VN/ECE-reglement nr. 109 met uniforme voorschriften betreffende de goedkeuring van de productie van coverbanden voor bedrijfsvoertuigen en aanhangwagens daarvan.

C

Aan artikel 1a.5 wordt na het derde lid een lid toegevoegd, luidende:

  • 4. Het is verboden vernieuwde banden, bestemd voor montage op personenauto’s, bedrijfsauto’s of aanhangwagens, waarvan het productieproces niet voldoet aan ECE-reglement 108 of 109, te koop aan te bieden, af te leveren of in te voeren.

D

Na artikel 3.11.1 wordt een artikel toegevoegd, luidende:

Artikel 3.11.2

Het productieproces voor de vervaardiging van vernieuwde banden, bestemd voor montage op personenauto’s, bedrijfsauto’s of aanhangwagens, dient te zijn goedgekeurd alvorens producten voortkomend uit dit productieproces worden toegelaten tot het verkeer op de weg.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

’s-Gravenhage, 3 december 2008

Beatrix

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

C. M. P. S. Eurlings

Uitgegeven de tweeëntwintigste december 2008

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen deel

1. Inleiding

Het onderhavige besluit strekt tot strikte implementatie van de ECE-reglementen 108 en 109, zoals voorgeschreven door middel van het Besluit van de Raad van de Europese Unie van 13 maart 2006 tot wijziging van de besluiten 2001/507/EG en 2001/509/EG om de Reglementen nrs. 109 en 108 van de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties (VN/ECE) inzake coverbanden verplicht te stellen (PbEU L 181). De ECE-reglementen 108 en 109 zijn als bijlagen opgenomen bij het besluit van de Raad.

Vernieuwde banden zijn gebruikte banden van personenauto’s, bedrijfsauto’s en aanhangwagens die, doordat ze zijn voorzien van een nieuw loopvlak, opnieuw geschikt zijn voor gebruik. Vanzelfsprekend zijn niet alle gebruikte banden geschikt om te worden vernieuwd, veiligheid staat bij vernieuwing voorop. Een vernieuwde band mag in dat opzicht niet onder doen voor een reguliere, nieuwe band. Vernieuwing van banden leidt tot een beperking van het gebruik van grondstoffen en tot een reductie van de hoeveelheid afval.

2. VN/ECE-reglementen 108 en 109

De ECE-reglementen 108 en 109 bevatten eisen voor de goedkeuring van de productie van vernieuwde banden voor personenauto’s, bedrijfsauto’s en aanhangwagens. Zonder een dergelijke goedkeuring mogen deze banden niet worden gemonteerd onder deze voertuigen en is het verboden deze banden te verkopen. Een goedkeuring wordt in Nederland, op aanvraag en tegen betaling, verleend door de Dienst Wegverkeer (RDW), in dit geval indien het productieproces van de banden voldoet aan de ECE-reglementen.

ECE-reglementen komen tot stand op basis van de Overeenkomst betreffende het aannemen van eenvormige goedkeuringsvoorwaarden en de wederzijdse erkenning van goedkeuring van uitrustingsstukken en onderdelen van motorvoertuigen (Trb. 1959, 83). Dit verdrag is tot stand gekomen in het kader van de divisie transport, voertuigreglementen, van de «United Nations Economic Commission for Europe» (UN/ECE). Ook de Europese Gemeenschap is toegetreden tot deze Overeenkomst. Een verdragspartij mag een motorvoertuig, uitrustingsstuk of onderdeel alleen van een goedkeuring op basis van het verdrag voorzien indien deze voldoet aan de technische voorschriften. De technische eisen waaraan de motorvoertuigen moeten voldoen om een typegoedkeuring te verkrijgen zijn per onderwerp neergelegd in aparte reglementen, de zogenaamde ECE-reglementen.

Het merendeel van de ECE-reglementen kent een (bijzondere) EG-richtlijn als tegenhanger. Waar dit het geval is wordt het ECE-reglement als gelijkwaardig erkend. De goedkeuringsinstanties van de lidstaten moeten de overeenkomstig de ECE-reglementen afgegeven goedkeuringen aanvaarden in plaats van de goedkeuringen op basis van de gelijkwaardige bijzondere richtlijnen. In de gevallen waarin de ECE-reglementen in EG-richtlijnen equivalent zijn verklaard behoeven de reglementen niet afzonderlijk te worden geïmplementeerd door de lidstaten. ECE-reglementen 108 en 109 kennen geen EG-richtlijn als tegenhanger.

De Raad van de Europese Unie heeft deze ECE-reglementen aanvaard, maar acht het gezien de beperkte reikwijdte van de vereiste regelgeving niet noodzakelijk de verplichte toepassing van deze reglementen in een richtlijn te regelen. In plaats daarvan heeft de Raad de toepassing van ECE-reglementen 108 en 109 verplicht gesteld bij het eerdergenoemde besluit van 13 maart 2006 (PbEU L 181). De implementatie, door het onderhavige besluit, van deze ECE-reglementen in het Voertuigreglement vloeit rechtstreeks voort uit het besluit van de Raad van de Europese Unie.

3. Bedrijfseffecten

ECE-reglementen 108 en 109 zijn enkel gericht op de producenten van vernieuwde banden bestemd voor montage op personenauto’s, bedrijfsauto’s of aanhangwagens. Het besluit veroorzaakt geen administratieve lasten voor burgers. Het besluit veroorzaakt geen substantiële bedrijfseffecten of administratieve lasten voor het bedrijfsleven. Een producent van vernieuwde banden voor personenauto’s, bedrijfsauto’s en aanhangwagens mag zijn banden alleen verkopen als voor het productieproces van deze banden een goedkeuring is verleend. Voor deze goedkeuring zal de goedkeuringsinstantie, in Nederland de Dienst Wegverkeer (hierna: RDW), de aanvragende producent een tarief in rekening brengen. De kosten die de RDW voor een certificering in rekening brengt bestaan uit certificaatkosten, de kosten van een audit van gemiddeld 8 uur en bezoekkosten, waarbij de kosten voor reis en verblijf voor rekening van de aanvrager van het certificaat komen. Gemiddeld genomen komen de kosten voor de goedkeuring van een productieproces voor vernieuwde banden door de RDW hiermee op € 1200. Nederland kent maar een zeer gering aantal producenten van deze banden. In de meeste gevallen zal sprake zijn van goedkeuring door een goedkeuringsinstantie in een van de andere landen die tot de ECE-reglementen zijn toegetreden.

4. Milieueffecten

De Raad van de Europese Unie streeft met de harmonisatie van de regels voor vernieuwde banden naar een hoog niveau van milieubescherming. Indien oude banden niet worden afgedankt, maar door het aanbrengen van een nieuw loopvlak verder kunnen worden gebruikt, dan levert dit milieuvoordelen op. Er belanden minder autobanden bij het afval en de productie van een vernieuwde band kost 70–80% minder grondstoffen dan de productie van een nieuwe band. Naast het milieuvoordeel is er voor de gebruiker van vernieuwde banden ook economisch voordeel door de lagere kosten ten opzichte van reguliere nieuwe banden. De ECE-reglementen 108 en 109 stellen een duidelijk kader waaraan vernieuwde banden bestemd voor montage op personenauto’s, bedrijfsauto’s en aanhangwagens moeten voldoen. Vernieuwde banden die overeenkomstig deze reglementen zijn geproduceerd mogen op de genoemde voertuigen gemonteerd worden en doen in het gebruik niet onder voor nieuwe banden.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel I, onderdelen A, B, onder 2, en C

De ECE-reglementen zijn geïmplementeerd in het Voertuigreglement. Dit is gebeurd door in artikel 1.1 een definitie toe te voegen en in artikel 1.1a de ECE-reglementen toe te voegen aan de lijst van EG-richtlijnen en ECE-reglementen waarnaar in het Voertuigreglement (dynamisch) wordt verwezen. Daarnaast is in artikel 1a.5 een verkoopverbod toegevoegd voor vernieuwde banden waarvan het productieproces niet voldoet aan ECE-reglement 108 of 109.

Vernieuwde banden, bestemd voor montage op personenauto’s, bedrijfsauto’s of aanhangwagens, die niet zijn geproduceerd volgens een goedgekeurd productieproces mogen vanaf de inwerkingtreding van het onderhavige besluit niet te koop worden aangeboden, worden afgeleverd of worden ingevoerd. Overtreding van de verboden in artikel 1a.5 levert ingevolge artikel 1, onder 4, van de Wet op de economische delicten (Wed) jo. artikel 34, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994, een overtreding op en kan als economisch delict worden aangemerkt; opsporing en handhaving van deze overtredingen verlopen via het regime van de Wed.

Artikel I, onderdeel B, onder 1

Bij verordening (EG) nr. 715/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2007 betreffende de typegoedkeuring van motorvoertuigen met betrekking tot emissies van lichte personen- en bedrijfsvoertuigen (Euro 5 en Euro 6) en de toegang tot reparatie- en onderhoudsinformatie (PbEU L 171) is onder andere richtlijn 2005/55/EG gewijzigd. Met artikel I, onderdeel B, onder 1, van dit besluit wordt uitvoering gegeven aan artikel 16, tweede lid, onderdeel a, van de verordening, waarin de citeertitel van richtlijn 2005/55/EG is gewijzigd. In artikel 1.1a van het Voertuigreglement wordt verwezen naar richtlijn 2005/55/EG. Deze verwijzing is aangepast aan de gewijzigde titel.

Artikel I, onderdeel D

Ten slotte is in artikel 3.11.2 voorgeschreven dat het productieproces voor de vervaardiging van vernieuwde banden, bestemd voor montage op personenauto’s, bedrijfsauto’s en aanhangwagens, dient te zijn goedgekeurd alvorens producten voortkomend uit dit productieproces worden toegelaten tot het verkeer op de weg. Deze eis wordt nader uitgewerkt in een op grond van artikel 22, derde lid, van de Wegenverkeerswet 1994 vast te stellen regeling.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

C. M. P. S. Eurlings


XHistnoot
histnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid j° vierde lid, onder b van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

Naar boven