Besluit van 17 januari 2008 tot wijziging van de Algemene wet bestuursrecht, de Wet tarieven in burgerlijke zaken en enkele andere wetten (indexering griffierechten bestuursrechtelijke en civielrechtelijke wetten 2008)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op voordracht van Onze Minister van Justitie van 4 december 2007, nr. 5518601/07/6;

Gelet op artikel 8:41, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht, de artikelen 27b, tweede lid, 27l, vijfde lid en 29a, vijfde lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, artikel 22, zesde lid, van de Beroepswet, artikel 24, zesde lid, van de Wet bestuursrechtspraak bedrijfsorganisatie, artikel 40, zesde lid, van de Wet op de Raad van State, artikel 46, vierde lid, van de Wet op de rechtsbijstand, en artikel 1, tweede lid, van de Wet tarieven in burgerlijke zaken;

De Raad van State gehoord (advies van 13 december 2007, nr. W03.07.0460/II);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Justitie van 15 januari 2008, nr. 5523911/07/6;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

In de in de kolommen C tot en met E van onderstaande tabel aangeduide bepalingen van de in kolom B genoemde wetten wordt de in kolom F opgenomen tekst telkens vervangen door de in kolom G opgenomen tekst.

In kolom F staan de huidige bedragen aan griffierecht en vast recht vermeld. In kolom G staan de bedragen die vanaf 1 februari 2008 zullen gelden.

A

B

C

D

E

F

G

nr.

wet

artikel

lid

onderdeel

huidige tekst

nieuwe tekst

ministerie van Justitie

1.

Algemene wet bestuursrecht

8:41

3

b

€ 143

€ 145

2.

Algemene wet bestuursrecht

8:41

3

c

€ 285

€ 288

3.

Beroepswet

22

2

a

€ 106

€ 107

4.

Beroepswet

22

2

b

€ 214

€ 216

5.

Beroepswet

22

2

c

€ 428

€ 433

6.

Beroepswet

22

3

 

€ 428

€ 433

7.

Wet bestuursrechtspraak bedrijfsorganisatie

24

2

a

€ 214

€ 216

8.

Wet bestuursrechtspraak bedrijfsorganisatie

24

2

b

€ 428

€ 433

9.

Wet bestuursrechtspraak bedrijfsorganisatie

24

3

 

€ 428

€ 433

10.

Wet op de rechtsbijstand

46

3

 

€ 106

€ 107

11.

Wet tarieven in burgerlijke zaken

2

2

1° onder a

€ 34

€ 35

12.

Wet tarieven in burgerlijke zaken

2

2

1° onder b

€ 60

€ 61

13.

Wet tarieven in burgerlijke zaken

2

2

1° onder d

€ 151

€ 153

14.

Wet tarieven in burgerlijke zaken

2

2

1° onder e

€ 199

€ 201

15.

Wet tarieven in burgerlijke zaken

2

2

1° onder f

€ 106

€ 107

16.

Wet tarieven in burgerlijke zaken

2

2

1° onder f

€ 285

€ 288

17.

Wet tarieven in burgerlijke zaken

2

2

2° onder a

€ 199

€ 201

18.

Wet tarieven in burgerlijke zaken

2

2

2° onder b

€ 106

€ 107

19.

Wet tarieven in burgerlijke zaken

2

2

2° onder c

€ 300

€ 303

20.

Wet tarieven in burgerlijke zaken

2

2

2° onder d

€ 303

€ 306

21.

Wet tarieven in burgerlijke zaken

2

2

2° onder d

€ 4 732

€ 4 784

22.

Wet tarieven in burgerlijke zaken

2

2

2° onder d

€ 303

€ 306

23.

Wet tarieven in burgerlijke zaken

2

2

2° onder d

€ 1 136

€ 1 148

24.

Wet tarieven in burgerlijke zaken

2

2

2° onder e

€ 229

€ 232

25.

Wet tarieven in burgerlijke zaken

2

2

2° onder e

€ 4 735

€ 4 787

26.

Wet tarieven in burgerlijke zaken

2

2

2° onder e

€ 1 135

€ 1 147

27.

Wet tarieven in burgerlijke zaken

2

2

2° onder f

€ 229

€ 232

28.

Wet tarieven in burgerlijke zaken

2

2

2° onder f

€ 4 735

€ 4 787

29.

Wet tarieven in burgerlijke zaken

2

2

2° onder f

€ 1 135

€ 1 147

30.

Wet tarieven in burgerlijke zaken

2

2

2° onder f

€ 229

€ 232

31.

Wet tarieven in burgerlijke zaken

2

2

2° onder f

€ 4 735

€ 4 787

32.

Wet tarieven in burgerlijke zaken

2

2

2° onder f

€ 1 135

€ 1 147

33.

Wet tarieven in burgerlijke zaken

2

2

2° onder g

€ 251

€ 254

34.

Wet tarieven in burgerlijke zaken

2

3

a

€ 251

€ 254

35.

Wet tarieven in burgerlijke zaken

2

3

b

€ 106

€ 107

36.

Wet tarieven in burgerlijke zaken

2

3

c

€ 402

€ 406

37.

Wet tarieven in burgerlijke zaken

2

3

d

€ 405

€ 409

38.

Wet tarieven in burgerlijke zaken

2

3

d

€ 5 916

€ 5 981

39.

Wet tarieven in burgerlijke zaken

2

3

d

€ 405

€ 409

40.

Wet tarieven in burgerlijke zaken

2

3

d

€ 1 136

€ 1 148

41.

Wet tarieven in burgerlijke zaken

2

3

e

€ 251

€ 254

42.

Wet tarieven in burgerlijke zaken

2

3

f

€ 300

€ 303

43.

Wet tarieven in burgerlijke zaken

4

  

€ 251

€ 254

44.

Wet tarieven in burgerlijke zaken

9

1

 

€ 496

€ 501

45.

Wet tarieven in burgerlijke zaken

9

3

 

€ 251

€ 254

46.

Wet tarieven in burgerlijke zaken

9

4

 

€ 251

€ 254

47.

Wet tarieven in burgerlijke zaken

10

1

 

€ 98

€ 99

48.

Wet tarieven in burgerlijke zaken

10

1

 

€ 199

€ 201

49.

Wet tarieven in burgerlijke zaken

13

6

 

€ 148

€ 150

50.

Wet tarieven in burgerlijke zaken

14

1

 

€ 98

€ 99

51.

Wet tarieven in burgerlijke zaken

14

3

 

€ 98

€ 99

52.

Wet tarieven in burgerlijke zaken

17

1

 

€ 450

€ 455

53.

Wet tarieven in burgerlijke zaken

17

1

 

€ 114

€ 115

54.

Wet tarieven in burgerlijke zaken

17

1

 

€ 228

€ 231

 

ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

55.

Wet op de Raad van State

40

2

a

€ 214

€ 216

56.

Wet op de Raad van State

40

2

b

€ 428

€ 433

57.

Wet op de Raad van State

40

3

 

€ 428

€ 433

 

ministerie van Financiën

58.

Algemene wet inzake rijksbelastingen

27b

1

b

€ 143

€ 145

59.

Algemene wet inzake rijksbelastingen

27b

1

c

€ 285

€ 288

60.

Algemene wet inzake rijksbelastingen

27l

2

a

€ 106

€ 107

61.

Algemene wet inzake rijksbelastingen

27l

2

b

€ 214

€ 216

62.

Algemene wet inzake rijksbelastingen

27l

2

c

€ 428

€ 433

63.

Algemene wet inzake rijksbelastingen

27l

3

 

€ 428

€ 433

64.

Algemene wet inzake rijksbelastingen

29a

2

a

€ 106

€ 107

65.

Algemene wet inzake rijksbelastingen

29a

2

b

€ 214

€ 216

66.

Algemene wet inzake rijksbelastingen

29a

2

c

€ 428

€ 433

67.

Algemene wet inzake rijksbelastingen

29a

3

 

€ 428

€ 433

ARTIKEL II

  • 1. Ten aanzien van rechten die verschuldigd zijn geworden voor de datum van inwerkingtreding van dit besluit, blijft het recht zoals dat voor die datum gold van toepassing.

  • 2. Indien op de dag voorafgaand aan die waarop dit besluit in werking treedt tegen een besluit beroep openstaat op een administratieve rechter, blijft het oude recht op het beroep van toepassing.

  • 3. Indien op de dag voorafgaand aan die waarop dit besluit in werking treedt tegen een uitspraak van een administratieve rechter hoger beroep openstaat, blijft het oude recht op het hoger beroep van toepassing.

ARTIKEL III

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 februari 2008.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 17 januari 2008

Beatrix

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

Uitgegeven de vierentwintigste januari 2008

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

Dit besluit strekt ertoe de griffierechten in de Algemene wet bestuursrecht, de Algemene wet inzake rijksbelastingen, de Beroepswet, de Wet bestuursrechtspraak bedrijfsorganisatie, de Wet op de Raad van State en de Wet op de rechtsbijstand alsmede tarieven in de Wet tarieven in burgerlijke zaken te verhogen met het percentage waarmee de consumentenprijsindex (CPI) vanaf 31 augustus 2006 tot en met 31 augustus 2007 is gestegen.

Ingevolge de artikelen zoals genoemd in de aanhef van dit besluit kunnen de griffierechten zoals vermeld in voornoemde wetten bij algemene maatregel van bestuur worden gewijzigd, voor zover de consumentenprijsindex van de gezinsconsumptie daartoe aanleiding geeft. Ingevolge artikel 1, tweede lid, van de Wet tarieven in burgerlijke zaken kunnen de bedragen, genoemd in de eerste titel van die wet, bij algemene maatregel van bestuur worden gewijzigd, indien de consumentenprijsindex van de gezinsconsumptie daartoe aanleiding geeft.

De griffierechten zoals vermeld in de hiervoor genoemde wetten zijn naar aanleiding van het prijsindexcijfer van de gezinsconsumptie voor de laatste maal geïndexeerd bij Besluit van 15 januari 2007 tot wijziging van de Algemene wet bestuursrecht, de Wet tarieven in burgerlijke zaken en enkele andere wetten (indexering griffierechten bestuursrechtelijke en civielrechtelijke wetten 2007) (Stb. 2007, 28). Deze indexering had betrekking op de periode 31 augustus 2005 tot en met 31 augustus 2006.

Volgens berekeningen van het Centraal bureau voor de Statistiek bedragen de consumentenprijsindexcijfers totalen (alle huishoudens) 2006=100, voor augustus 2006: 100,36 en voor augustus 2007: 101,47. Gedurende de periode van 31 augustus 2006 tot en met 31 augustus 2007 is de consumentenprijsindex derhalve met 1,1 % gestegen (101,47 : 100,36 * 100 = 101,11 – 100 = 1,106, afgerond 1,1%). Met deze stijging van de consumentenprijsindex wordt in dit besluit rekening gehouden door elk bedrag aan griffierecht en elk bedrag aan vast recht met 1,1 % te verhogen. De bedragen die op deze wijze worden verkregen worden rekenkundig afgerond op hele euro’s.

Het griffierecht zoals dat is opgenomen in artikel 2, tweede lid, onderdeel 1°, onder a, van de Wet tarieven in burgerlijke zaken is de laatste maal dat indexering plaatsvond niet meegenomen. Reden hiervoor was dat in verband met de afronding het griffierecht ook na indexering hetzelfde zou bedragen. Bij de thans uitgevoerde indexering is het bedrag echter gewijzigd en derhalve opgenomen in de tabel. Uitgangspunt bij dit bedrag is het indexcijfer van augustus 2005, het moment waarop dit bedrag voor het laatst is geïndexeerd. Het indexcijfer was destijds 98,96 (ten opzichte van 2006=100). In augustus 2007 is het indexcijfer 101,47. Het indexcijfer is in de periode van 31 augustus 2005 tot en met 31 augustus 2007 derhalve met 2,5% gestegen (101,47 : 98,96 * 100 = 102,534 – 100 = 2,5%).

Het griffierecht in artikel 2, tweede lid, onderdeel 1°, onder a, van de Wet tarieven in burgerlijke zaken is daarom met 2,5% verhoogd.

Een aantal griffierechten wordt dit keer niet aangepast als gevolg van de gehanteerde afrondingsmethode. Het betreft de griffierechten in onderstaande bepalingen:

– artikel 8:41, derde lid, onderdeel a, van de Algemene wet bestuursrecht;

– artikel 27b, eerste lid, onderdeel a, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen;

– artikel 13, vierde, zevende, en achtste lid, van de Wet tarieven in burgerlijke zaken;

– artikel 46, tweede lid, van de Wet op de rechtsbijstand;

– artikel 7:67, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek.

Het griffierecht zoals dat is opgenomen in artikel 2, tweede lid, onderdeel 1°, onder c, van de Wet tarieven in burgerlijke zaken wordt sinds de Wet van 4 december 2003 tot wijziging van de Algemene wet bestuursrecht, de Wet tarieven in burgerlijke zaken en enkele andere wetten ter verhoging van de opbrengst van de griffierechten (verhoging van de opbrengst van griffierechten) (Stb. 2003, 500) niet meer geïndexeerd. Indexering blijft achterwege in verband met de betaling van de minimale geldsom waartoe de eis of het verzoekschrift, zoals vermeld in voornoemd artikel, strekt. Indien het tarief thans geïndexeerd zou worden, is het gevolg dat eiser of gedaagde verplicht wordt een tarief te betalen dat hoger ligt dan de minimale geldsom die geëist danwel verzocht kan worden. Aangezien dit onwenselijk is blijft indexering achterwege.

Overgangsrecht

Bij de bestuursrechtelijke zaken is een regeling opgenomen voor de besluiten die (uiterlijk) op de dag voor de dag waarop dit besluit in werking is getreden bekend zijn gemaakt, ten aanzien waarvan op die dag de beroepstermijn van zes weken nog openstaat en waartegen nog geen beroepschrift is ingediend. Ingevolge artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht bedraagt de beroepstermijn zes weken, te rekenen vanaf de dag waarop het besluit bekendgemaakt wordt.

Eenvoudigheidshalve wordt bepaald dat ten aanzien van besluiten die (uiterlijk) op de dag voor de dag van inwerkingtreding van dit besluit bekendgemaakt zijn en waartegen bij een administratieve rechter (zie artikel 1:4 Awb) nog tijdig in beroep kan worden gekomen, het oude recht van toepassing blijft. In het derde lid is een vergelijkbare bepaling opgenomen ten aanzien van het instellen van hoger beroep tegen een uitspraak van een administratieve rechter.

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin


XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid j° vierde lid, onder b van de Wet op de Raad van State, omdat het uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat.

Naar boven