Wet van 6 december 2006, houdende wijziging van de Wet educatie en beroepsonderwijs en de Wet op het onderwijstoezicht in verband met de beëindiging van de bekostigingsrelatie tussen de agrarische innovatie- en praktijkcentra en de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben dat het wenselijk is de bekostiging door de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van agrarische innovatie- en praktijkcentra te beëindigen en in verband hiermee wijzigingen door te voeren in de Wet educatie en beroepsonderwijs en de Wet op het onderwijstoezicht;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

In de Wet educatie en beroepsonderwijs worden de volgende wijzigingen aangebracht:

A

In artikel 1.1.1, worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. Onderdeel b1 vervalt en onderdeel b2 wordt verletterd tot b1.

2. Onder w, vervalt onderdeel 5.

3. Onder aa, vervalt in de onderdelen 1 en 2 het zinsdeel «, het innovatie en praktijkcentrum».

B

In het opschrift van hoofdstuk 1, titel 3, vervalt het zinsdeel «, alsmede agrarische innovatie- en praktijkcentra».

C

In het opschrift van hoofdstuk 1, titel 3, paragraaf 1, vervalt het zinsdeel «en agrarische innovatie- en praktijkcentra».

D

Artikel 1.3.4 vervalt.

E

In artikel 1.3.5 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. In het opschrift van het artikel vervalt het zinsdeel «en agrarische innovatie- en praktijkcentra».

2. Het tweede lid alsmede de aanduiding «1.» voor het eerste lid vervallen.

F

In artikel 1.3.6, eerste lid, vervalt het zinsdeel «dan wel voor het agrarisch innovatie- en praktijkcentrum».

G

Artikel 1.3.8, vierde lid, vervalt.

H

In artikel 1.7.1 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. In het eerste lid vervallen de zinsdelen «, een agrarisch innovatie- en praktijkcentrum» en «, het centrum».

2. In het tweede lid vervallen de zinsdelen «en een agrarisch innovatie- en praktijkcentrum» en «, het centrum».

3. In het vierde lid vervalt «, het agrarisch innovatie- en praktijkcentrum».

I

Artikel 2.1.7 vervalt.

J

In artikel 2.2.1, vijfde lid, vervalt het zinsdeel «, en agrarische innovatie- en praktijkcentra».

K

Paragraaf 3 van titel 2 van hoofdstuk 2 vervalt.

L

In het opschrift van hoofdstuk 2, titel 5, paragraaf 1, vervalt het zinsdeel «, en agrarische innovatie- en praktijkcentra».

M

Artikel 2.5.1 vervalt.

N

In artikel 3.1.1, tweede lid, wordt de komma in het zinsdeel «agrarische opleidingcentra, het kenniscentrum» vervangen door «en» en vervalt het zinsdeel «en agrarische innovatie- en praktijkcentra».

O

In artikel 3.2.1 vervalt het zinsdeel «en de agrarische innovatie- en praktijkcentra».

P

Artikel 4.1.4 vervalt.

Q

In artikel 9.1.1 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. In het opschrift vervalt het zinsdeel «en agrarische innovatie- en praktijkcentra».

2. In het eerste lid vervalt het zinsdeel «en agrarische innovatie- en praktijkcentra».

R

In artikel 9.1.3 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. In het opschrift vervalt het zinsdeel «en agrarisch innovatie- en praktijkcentrum».

2. In het eerste lid vervallen de zinsdelen «of een agrarisch innovatie- en praktijkcentrum» en «onderscheidenlijk dat centrum».

3. In het derde lid vervallen de zinsdelen «of een agrarisch innovatie- en praktijkcentrum», «onderscheidenlijk het centrum» en «of het centrum».

S

In artikel 11.1, eerste lid, vervalt het zinsdeel «, een agrarisch innovatie- en praktijkcentrum».

T

In artikel 12.2.6 vervallen de zinsdelen «, een agrarisch innovatie- en praktijkcentrum» en «, het agrarisch innovatie- en praktijkcentrum».

U

In artikel 12.3.44 vervalt het zinsdeel «, de agrarische innovatie- en praktijkcentra».

ARTIKEL II

Artikel 1, onderdeel f, van de Wet op het onderwijstoezicht wordt als volgt gewijzigd:

1. In het zinsdeel «instelling, exameninstelling» wordt de komma vervangen door: of.

2. Het zinsdeel «of agrarisch innovatie- en praktijkcentrum» vervalt.

ARTIKEL III

Artikel 2 van de Kaderwet LNV-subsidies wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel f door een puntkomma, wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

g. het landbouwonderwijs en onderzoek op één van de terreinen, genoemd in de onderdelen a tot en met f.

2. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.

3. Er wordt een lid toegevoegd luidende:

  • 2. Onderdeel g is niet van toepassing voor zover Onze Minister subsidie voor landbouwonderwijs en onderzoek op één van de terreinen, genoemd in de onderdelen a tot en met f, kan verstrekken bij of krachtens een andere wet.

ARTIKEL IV

  • 1. Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit kent vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet aan de rechtspersonen waarvan de agrarische innovatie- en praktijkcentra uitgaan, in jaarlijkse termijnen gedurende maximaal vier jaar, een nader te bepalen financiële bijdrage toe.

  • 2. De in het eerste lid genoemde financiële bijdrage is opgebouwd uit:

    a. een bijdrage in de personele kosten, en

    b. een overgangsbudget.

  • 3. De bijdrage in de personele kosten wordt door de rechtspersonen waarvan de agrarische innovatie- en praktijkcentra uitgaan in ieder geval besteed aan:

    a. uitkeringen als gevolg van werkloosheid;

    b. uitkeringen als gevolg van arbeidsongeschiktheid;

    c. outplacement, of

    d. opleidingen.

  • 4. Het overgangsbudget wordt door de rechtspersonen waarvan de agrarische innovatie- en praktijkcentra uitgaan besteed aan door Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit aan te wijzen onderwijsactiviteiten, die in ieder geval kosteloos worden aangeboden aan:

    a. agrarische opleidingscentra;

    b. scholengemeenschappen als bedoeld in artikel 2.6 van de Wet educatie en beroepsonderwijs bestaande uit een agrarisch opleidingscentrum en een school voor middelbaar algemeen voorbereidend onderwijs of bestaande uit een regionaal opleidingscentrum en een school voor voorbereidend en middelbaar beroepsonderwijs in de sector landbouw;

    c. scholengemeenschappen als bedoeld in artikel 19 van de Wet op het voortgezet onderwijs met een afdeling landbouw en natuurlijke omgeving;

    d. scholen voor voorbereidend beroepsonderwijs in de sector landbouw;

    e. Hogere Agrarische Opleidingen;

    f. Wageningen Universiteit;

    g. de Faculteit Diergeneeskunde Universiteit Utrecht, en

    h. buitenlandse studenten.

  • 5. Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit bepaalt de hoogte van het overgangsbudget aan de hand van het bedrag van de, tot het tijdstip van inwerkingtreding van dit wetsvoorstel, laatst vastgestelde rijksbijdrage voor de agrarische innovatie- en praktijkcentra, welke in maximaal 4 jaar wordt afgebouwd tot een bedrag van 0 euro.

  • 6. Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit kan aan het verstrekken van de financiële bijdrage nadere voorwaarden verbinden.

ARTIKEL V

  • 1. Vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet legt het bestuur van de rechtspersoon waarvan een agrarisch innovatie- en praktijkcentrum uitgaat in de jaarrekening zichtbaar verantwoording af aan Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over het financiële beheer van het agrarisch innovatie- en praktijkcentrum voor zover het betreft de financiële bijdrage als bedoeld in artikel IV. Uit de jaarrekening blijkt dat sprake is van een rechtmatige aanwending van de financiële bijdrage. Van een rechtmatige besteding is slechts sprake wanneer is voldaan aan de in of op grond van artikel IV gestelde voorwaarden.

  • 2. Het bestuur van de rechtspersoon waarvan een agrarisch innovatie- en praktijkcentrum uitgaat dient de jaarrekening voor 1 juli van het jaar volgend op het boekjaar bij Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit in.

  • 3. De jaarrekening gaat vergezeld van een verklaring omtrent de getrouwheid en rechtmatigheid, afgegeven door een door het bestuur aangewezen accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2, van het Burgerlijk Wetboek.

  • 4. Indien de bijdrage in de personele kosten de daadwerkelijk te maken personele kosten overschrijdt dan wel indien het overgangsbudget de daadwerkelijk te maken kosten voor het verzorgen van de onderwijsactiviteiten overschrijdt, wordt door de rechtspersoon waarvan een agrarisch innovatie- en praktijkcentrum uitgaat het teveel aan uitgekeerde gelden niet later dan een jaar na indiening van de laatste jaarrekening, bedoeld in het vorige lid, terugbetaald aan Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.

ARTIKEL VI

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

histnoot

Gegeven te

’s-Gravenhage, 6 december 2006

Beatrix

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

C. P. Veerman

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

B. J. Bruins

Uitgegeven de drieëntwintigste januari 2007

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin


XHistnoot

Kamerstuk 30 541

Naar boven