Besluit van 12 oktober 2006, houdende regels ter uitvoering van de Wet op het financieel toezicht met betrekking tot de reikwijdte en toegang tot de financiële markten

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Wij, Beatrix bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Financiën van 12 juli 2006, nr. FM 2006-01703 M;

Gelet op de artikelen 1:102, eerste lid, 2:5, tweede lid, 2:6, tweede lid, 2:7, tweede lid, 2:9, eerste lid, 2:12, derde lid, 2:13, tweede lid, 2:17, tweede lid, 2:21, derde lid, 2:22, tweede lid, 2:31, tweede lid, 2:32, tweede lid, 2:33, tweede lid, 2:36, derde lid, 2:37, tweede lid, 2:39, eerste lid, 2:41, tweede lid, 2:42, tweede lid, 2:43, tweede lid, 2:45, tweede lid, 2:46, tweede lid, 2:49, tweede lid, 2:50, tweede lid, 2:51, tweede lid, 2:53, eerste lid, 2:58, tweede lid, 2:63, tweede lid, 2:67, tweede en vierde lid, 2:68, derde lid, 2:69, tweede lid, 2:78, tweede lid, 2:81, vierde lid, 2:83, tweede lid, 2:89, tweede lid, 2:94, tweede lid, 2:99, derde lid, 2:105, vijfde lid, 2:107, tweede lid, 2:108, tweede lid, 2:110, tweede lid 2:111, tweede lid, 2:112, tweede lid, 2:115, tweede lid, 2:118, tweede lid, 2:120, tweede lid, 2:121, tweede lid, 2:122, tweede lid, 2:127, tweede lid en 2:130, eerste lid van de Wet op het financieel toezicht en de richtlijnen nr. 73/239/EEG, 85/611/EEG, 88/357/EEG, 91/674/EEG, 92/49/EEG, 93/6/EEG, 93/22/EEG, 2000/12/EG, 2000/46/EG, 2002/83/EG en 2002/92/EG;

De Raad van State gehoord (advies van 17 augustus 2006, no. W06.06.0335);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Financiën van 9 oktober 2006, FM 2006-1822 U;

Hebben goedgevonden en verstaan:

HOOFDSTUK 1. INLEIDENDE BEPALINGEN

§ 1.1. Definitie

Artikel 1

In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder wet: Wet op het financieel toezicht.

§ 1.2. Procedures

Bepalingen ter uitvoering van artikel 1:102, eerste lid, van de wet.

Artikel 2
  • 1. Een aanvraag als bedoeld in de artikelen 2:5, tweede lid, 2:7, tweede lid, 2:9, eerste lid, 2:12, derde lid, 2:13, tweede lid, 2:17, tweede lid, 2:21, derde lid, 2:22, tweede lid, 2:31, tweede lid, 2:32, tweede lid, 2:36, derde lid, 2:37, tweede lid, 2:39, eerste lid, 2:41, tweede lid, 2:42, tweede lid, 2:45, tweede lid, 2:46, tweede lid, 2:49, tweede lid, 2:51, tweede lid, 2:53, eerste lid, 2:55, tweede lid, 2:58, tweede lid en derde lid, 2:60, tweede lid, 2:63, derde lid, 2:65, tweede lid, 2:67, vierde en vijfde lid, 2:68, derde en vierde lid, 2:75, tweede lid, 2:78, tweede en derde lid, 2:80, tweede en derde lid, 2:83, tweede en derde lid, 2:86, tweede lid, 2:89, tweede en derde lid, 2:92, tweede lid, 2:94, tweede en derde lid, 2:99, derde en vierde lid, 2:107, tweede lid, 2:108, tweede lid, 2:110, tweede lid, 2:111, tweede lid, 2:112, tweede lid,2:115, tweede lid, 2:117, 2:118, tweede lid, 2:120, tweede lid, 2:121, tweede lid, 2:122, 2:127, en 2:130 van de wet wordt gedaan met gebruikmaking van het daartoe door de toezichthouder vast te stellen formulier dat op verzoek aan de aanvrager ter beschikking wordt gesteld.

  • 2. Het aanvraagformulier en de daarbij ingevolge dit besluit te verstrekken gegevens worden in enkelvoud ingediend.

Artikel 3
  • 1. De gegevens, bedoeld in dit besluit, worden in een zodanige vorm verstrekt dat een goede beoordeling door de toezichthouder mogelijk is.

  • 2. De opstellers van verklaringen en rapportages ondertekenen of waarmerken deze.

HOOFDSTUK 2. TOEGANG TOT DE NEDERLANDSE FINANCIËLE MARKTEN

§ 2.1. Uitoefenen van bedrijf van clearinginstelling

Bepalingen ter uitvoering van de artikelen 2:5, tweede lid, 2:6, eerste lid, 2:7, tweede lid, en 2:9, eerste lid, van de wet

Artikel 4
  • 1. De gegevens, bedoeld in artikel 2:5, tweede lid, van de wet zijn:

    a. een opgave van de naam, het adres en het telefoon- en faxnummer van de clearinginstelling;

    b. een opgave van de rechtsvorm van de clearinginstelling;

    c. indien de clearinginstelling een rechtspersoon is, een opgave van de statutaire zetel, de statutaire naam en de handelsnaam of handelsnamen;

    d. indien de clearinginstelling is ingeschreven in het handelsregister, een opgave van het nummer van inschrijving;

    e. indien aanwezig, een gewaarmerkt afschrift van de statuten;

    f. een opgave van activiteiten die de clearinginstelling voornemens is te verrichten;

    g. gegevens op basis waarvan de Nederlandsche Bank kan beoordelen of voldaan wordt aan hetgeen ingevolge artikel 3:8 van de wet is bepaald met betrekking tot de deskundigheid van de personen die het dagelijks beleid bepalen;

    h. gegevens op basis waarvan de Nederlandsche Bank kan beoordelen of voldaan wordt aan hetgeen ingevolge artikel 3:9 van de wet is bepaald met betrekking tot de betrouwbaarheid van de personen die het beleid bepalen of mede bepalen of onderdeel zijn van een orgaan dat belast is met toezicht op het beleid en de algemene gang van zaken;

    i. een beschrijving van het voorgenomen beleid met betrekking tot de integere bedrijfsuitoefening, bedoeld in artikel 3:10, eerste lid, van de wet;

    j. een beschrijving van de zeggenschapsstructuur aan de hand waarvan de Nederlandsche Bank kan beoordelen of voldaan wordt aan artikel 3:16 van de wet;

    k. een beschrijving van de inrichting van de bedrijfsvoering met betrekking tot de beheerste en integere bedrijfsuitoefening, bedoeld in artikel 3:17, eerste lid, van de wet; en

    l. bescheiden waaruit het eigen vermogen, bedoeld in artikel 3:53, eerste lid, van de wet en de te verwachten solvabiliteit, bedoeld in artikel 3:57, eerste en tweede lid, van de wet en liquiditeit, bedoeld in artikel 3:69, eerste lid, van de wet blijken.

  • 2. De gegevens, bedoeld in het eerste lid, onderdeel g, zijn:

    a. een opgave van de naam, de geboortedatum, de geboorteplaats, nationaliteit, het privé-adres, het telefoon- en faxnummer en de functie;

    b. een curriculum vitae;

    c. een opgave van de relevante diploma’s;

    d. een kopie van een geldig identiteitsbewijs; en

    e. een opgave van referenten.

  • 3. De gegevens, bedoeld in het eerste lid, onderdeel h, zijn:

    a. een opgave van de naam, de geboortedatum, de geboorteplaats, nationaliteit, het privé-adres, het telefoon- en faxnummer en de functie;

    b. een kopie van een geldig identiteitsbewijs;

    c. gegevens met betrekking tot de antecedenten, bedoeld in de bijlage bij dit besluit; en

    d. een opgave van referenten.

  • 4. Het eerste lid, onderdeel h, is niet van toepassing ten aanzien van personen wier betrouwbaarheid voor de toepassing van de wet door een toezichthouder reeds is vastgesteld.

Artikel 5

Onze Minister kan op grond van artikel 2:6, eerste lid, van de wet een staat aanwijzen als staat waar het toezicht in voldoende mate waarborgen biedt ten aanzien van de belangen die de wet beoogt te beschermen indien:

a. de in die staat geldende regels voor het uitoefenen van het bedrijf van clearinginstelling en het toezicht op de naleving daarvan gelijkwaardig zijn aan het ingevolge de wet bepaalde met betrekking tot:

1°. deskundigheid en betrouwbaarheid;

2°. financiële waarborgen;

3°. bedrijfsvoering, waaronder maatregelen gericht op het bevorderen en handhaven van een integere bedrijfsvoering; en

4°. waarborgen voor een adequaat toezicht op de naleving van de in die staat gestelde regels;

b. de samenwerking tussen de Nederlandsche Bank en het bevoegde gezag in die staat is gewaarborgd; en

c. voor het bevoegde gezag in die staat regels gelden die gelijkwaardig zijn aan die in Hoofdstuk 1.4 van de wet.

Artikel 6
  • 1. De gegevens, bedoeld in artikel 2:7, tweede lid, van de wet zijn:

    a. een opgave van de naam, het adres en het telefoon- en faxnummer van de clearinginstelling;

    b. een opgave van de rechtsvorm van de clearinginstelling;

    c. indien de clearinginstelling een rechtspersoon is, een opgave van de statutaire zetel, de statutaire naam en de handelsnaam of handelsnamen;

    d. indien de clearinginstelling is ingeschreven in het handelsregister, een opgave van het nummer van inschrijving;

    e. het adres van het bijkantoor;

    f. indien aanwezig, een gewaarmerkt afschrift van de statuten;

    g. een opgave van activiteiten die de clearinginstelling voornemens is te verrichten vanuit het bijkantoor;

    h. gegevens op basis waarvan de Nederlandsche Bank kan beoordelen of voldaan wordt aan hetgeen ingevolge artikel 3:8 van de wet is bepaald met betrekking tot de deskundigheid van de personen die het dagelijks beleid bepalen;

    i. gegevens op basis waarvan de Nederlandsche Bank kan beoordelen of voldaan wordt aan hetgeen ingevolge artikel 3:9 van de wet is bepaald met betrekking tot de betrouwbaarheid van de personen die het beleid bepalen of mede bepalen of onderdeel zijn van een orgaan dat belast is met toezicht op het beleid en de algemene gang van zaken;

    j. een beschrijving van het voorgenomen beleid met betrekking tot de integere bedrijfsuitoefening, bedoeld in artikel 3:10, eerste en tweede lid, van de wet, vanuit het bijkantoor;

    k. een beschrijving van de inrichting van de bedrijfsvoering met betrekking tot de beheerste en integere bedrijfsuitoefening, bedoeld in artikel 3:17, eerste lid, van de wet vanuit het bijkantoor; en

    l. gegevens waaruit het eigen vermogen, bedoeld in artikel 3:53, eerste en derde lid, en de te verwachten solvabiliteit, bedoeld in artikel 3:57, eerste en tweede lid, van de wet en liquiditeit, bedoeld in artikel 3:63, eerste en tweede lid, van de wet blijken.

  • 2. De gegevens, bedoeld in het eerste lid, onderdeel h, zijn:

    a. een opgave van de naam, de geboortedatum, de geboorteplaats, nationaliteit, het privé-adres, het telefoon- en faxnummer en de functie;

    b. een curriculum vitae;

    c. een opgave van de relevante diploma’s;

    d. een kopie van een geldig identiteitsbewijs; en

    e. een opgave van referenten.

  • 3. De gegevens, bedoeld in het eerste lid, onderdeel i, zijn:

    a. een opgave van de naam, de geboortedatum, de geboorteplaats, nationaliteit, het privé-adres, het telefoon- en faxnummer en de functie;

    b. een kopie van een geldig identiteitsbewijs;

    c. gegevens met betrekking tot de antecedenten, bedoeld in de bijlage bij dit besluit; en

    d. een opgave van referenten.

  • 4. Het eerste lid, onderdeel i, is niet van toepassing ten aanzien van personen wier betrouwbaarheid voor de toepassing van de wet door een toezichthouder reeds is vastgesteld.

Artikel 7

De gegevens, bedoeld in artikel 2:9, eerste lid, van de wet zijn:

a. het adres van zijn zetel en dat van de vestiging van waaruit de clearinginstelling voornemens is de diensten te verrichten;

b. een gewaarmerkt afschrift van de statuten;

c. de vermelding van de bevoegdheid om in de staat van de zetel het bedrijf van clearinginstelling uit te oefenen;

d. de vermelding of sprake is van de daadwerkelijke uitoefening van het bedrijf van clearinginstelling vanuit de lidstaat van de zetel;

e. gegevens waaruit het eigen vermogen, bedoeld in artikel 3:53, eerste lid van de wet, van de clearinginstelling en de te verwachten solvabiliteit als bedoeld in artikel 3:57, eerste lid, van de wet, van de clearinginstelling blijken;

f. de naam en het privé-adres van de personen die het dagelijks beleid van het bijkantoor van de clearinginstelling bepalen; en

g. de naam en het privé-adres van de personen die het beleid van het bijkantoor van de clearinginstelling bepalen of mede bepalen.

§ 2.2. Uitoefenen van een bedrijf van kredietinstelling

Bepalingen ter uitvoering van de artikelen 2:12, derde lid, 2:17, tweede lid, 2:21, derde lid, en 2:22, tweede lid, van de wet

Artikel 8
  • 1. De gegevens, bedoeld in artikel 2:12, derde lid, van de wet zijn:

    a. een opgave van de naam, het adres en het telefoon- en faxnummer van de kredietinstelling;

    b. een opgave van de rechtsvorm van de kredietinstelling;

    c. indien de kredietinstelling een rechtspersoon is, een opgave van de statutaire zetel, de statutaire naam en de handelsnaam of handelsnamen;

    d. indien de kredietinstelling is ingeschreven in het handelsregister, een opgave van het nummer van inschrijving;

    e. indien aanwezig, een gewaarmerkt afschrift van de statuten;

    f. een opgave van activiteiten die de kredietinstelling voornemens is te verrichten;

    g. gegevens op basis waarvan de Nederlandsche Bank kan beoordelen of voldaan wordt aan hetgeen ingevolge artikel 3:8 van de wet is bepaald met betrekking tot de deskundigheid van de personen die het dagelijks beleid bepalen;

    h. gegevens op basis waarvan de Nederlandsche Bank kan beoordelen of voldaan wordt aan hetgeen ingevolge artikel 3:9 van de wet is bepaald met betrekking tot de betrouwbaarheid van de personen die het beleid bepalen of mede bepalen of onderdeel zijn van een orgaan dat belast is met toezicht op het beleid en de algemene gang van zaken;

    i. een beschrijving van het voorgenomen beleid met betrekking tot de integere bedrijfsuitoefening, bedoeld in artikel 3:10, eerste lid, van de wet;

    j. een beschrijving van de zeggenschapsstructuur aan de hand waarvan de Nederlandsche Bank kan beoordelen of voldaan wordt aan artikel 3:16 van de wet;

    k. een beschrijving van de inrichting van de bedrijfsvoering met betrekking tot de beheerste en integere bedrijfsuitoefening , bedoeld in artikel 3:17, eerste lid, van de wet;

    l. indien van toepassing, een beschrijving van het geconsolideerde toezicht, bedoeld in artikel 3:31 van de wet;

    m. bescheiden waaruit het eigen vermogen, bedoeld in artikel 3:53, eerste lid van de wet, en het te verwachten eigen vermogen, bedoeld in artikel 3:53, eerste lid van de wet, en de te verwachten solvabiliteit, bedoeld in artikel 3:57, eerste lid, van de wet en liquiditeit, bedoeld in artikel 3:63, eerste lid, van de wet blijken;

    n. indien van toepassing:

    1°. een opgave van de omvang van een gekwalificeerde deelneming als bedoeld in artikel 3:95 van de wet;

    2°. gegevens op basis waarvan de Nederlandsche Bank kan beoordelen of voldaan wordt aan hetgeen ingevolge artikel 3:99 van de wet is bepaald met betrekking tot de betrouwbaarheid van de aanvrager of houder van een verklaring van geen bezwaar die op grond van zijn gekwalificeerde deelneming het beleid van de betrokken onderneming zou kunnen bepalen of mede bepalen of zou bepalen of mede bepalen; en

    3°. bescheiden waaruit de financiële positie en de juridische groepsstructuur van de aanvrager of houder van een verklaring van geen bezwaar blijken; en

    o. indien de kredietinstelling een dochtermaatschappij is van een kredietinstelling met zetel in een andere staat: een verklaring van de toezichthoudende instantie van de staat waar die kredietinstelling haar zetel heeft, waaruit blijkt dat deze toezichthoudende instantie goedgekeurd heeft dat laatstbedoelde kredietinstelling een dochtermaatschappij heeft die voornemens is in Nederland het bedrijf van kredietinstelling uit te oefenen.

  • 2. De gegevens, bedoeld in het eerste lid, onderdeel g, zijn:

    a. een opgave van de naam, de geboortedatum, de geboorteplaats, nationaliteit, het privé-adres, het telefoon- en faxnummer en de functie;

    b. een curriculum vitae;

    c. een opgave van de relevante diploma’s;

    d. een kopie van een geldig identiteitsbewijs; en

    e. een opgave van referenten.

  • 3. De gegevens, bedoeld in het eerste lid, onderdeel h, zijn:

    a. een opgave van de naam, de geboortedatum, de geboorteplaats, nationaliteit, het privé-adres, het telefoon- en faxnummer en de functie;

    b. een kopie van een geldig identiteitsbewijs;

    c. gegevens met betrekking tot de antecedenten, bedoeld in de bijlage bij dit besluit; en

    d. een opgave van referenten.

  • 4. Het eerste lid, onderdelen h en n, onder 2°, is niet van toepassing ten aanzien van personen wier betrouwbaarheid voor de toepassing van de wet door een toezichthouder reeds is vastgesteld.

Artikel 9

De gegevens, bedoeld in artikel 2:13, tweede lid, van de wet, zijn een beschrijving van:

a. de inrichting van de bedrijfsvoering, bedoeld in artikel 4:14 van de wet;

b. de maatregelen, bedoeld in artikel 4:87 van de wet; en

c. het voorgenomen beleid, bedoeld in artikel 4:88 van de wet.

Artikel 10
  • 1. De gegevens, bedoeld in artikel 2:17, tweede lid, en 2:21, derde lid, van de wet zijn:

    a. een opgave van de naam, het adres en het telefoon- en faxnummer van de kredietinstelling;

    b. een opgave van de rechtsvorm van de kredietinstelling;

    c. indien de kredietinstelling een rechtspersoon is, een opgave van de statutaire zetel, de statutaire naam en de handelsnaam of handelsnamen;

    d. indien de kredietinstelling is ingeschreven in het handelsregister, een opgave van het nummer van inschrijving;

    e. het adres van het bijkantoor;

    f. indien aanwezig, een gewaarmerkt afschrift van de statuten;

    g. een opgave van activiteiten die de kredietinstelling voornemens is te verrichten vanuit het bijkantoor;

    h. gegevens op basis waarvan de Nederlandsche Bank kan beoordelen of voldaan wordt aan hetgeen ingevolge artikel 3:8 van de wet is bepaald met betrekking tot de deskundigheid van de personen die het dagelijks beleid van het bijkantoor van de kredietinstelling bepalen;

    i. gegevens op basis waarvan de Nederlandsche Bank kan beoordelen of voldaan wordt aan hetgeen ingevolge artikel 3:9 van de wet is bepaald met betrekking tot de betrouwbaarheid van de personen die het beleid van het bijkantoor van de kredietinstelling bepalen of mede bepalen;

    j. een beschrijving van het voorgenomen beleid met betrekking tot de integere bedrijfsuitoefening, bedoeld in artikel 3:10, eerste en tweede lid, van de wet, vanuit het bijkantoor;

    k. een beschrijving van de inrichting van de bedrijfsvoering met betrekking tot de beheerste en integere bedrijfsuitoefening, bedoeld in artikel 3:17, eerste lid, van de wet vanuit het bijkantoor;

    l. indien van toepassing, een beschrijving van het geconsolideerde toezicht; en

    m. gegevens waaruit het eigen vermogen, bedoeld in artikel 3:53, eerste en derde lid van de wet, van de kredietinstelling, en de te verwachten solvabiliteit, bedoeld in artikel 3:57, eerste en tweede lid van de kredietinstelling, van de wet en liquiditeit, bedoeld in artikel 3:63, eerste en tweede lid, van de wet, van de kredietinstelling blijken.

  • 2. De gegevens, bedoeld in het eerste lid, onderdeel h, zijn:

    a. een opgave van de naam, de geboortedatum, de geboorteplaats, nationaliteit, het privé-adres, het telefoon- en faxnummer en de functie;

    b. een curriculum vitae;

    c. een opgave van de relevante diploma’s;

    d. een kopie van een geldig identiteitsbewijs; en

    e. een opgave van referenten.

  • 3. De gegevens, bedoeld in het eerste lid, onderdeel i, zijn:

    a. een opgave van de naam, de geboortedatum, de geboorteplaats, nationaliteit, het privé-adres, het telefoon- en faxnummer en de functie;

    b. een kopie van een geldig identiteitsbewijs;

    c. gegevens met betrekking tot de antecedenten, bedoeld in de bijlage bij dit besluit; en

    d. een opgave van referenten.

  • 4. Het eerste lid, onderdeel i, is niet van toepassing ten aanzien van personen wier betrouwbaarheid voor de toepassing van de wet door een toezichthouder reeds is vastgesteld.

Artikel 11

De gegevens, bedoeld in artikel 2:22, tweede lid, van de wet zijn een beschrijving van:

a. de inrichting van de bedrijfsvoering, bedoeld in artikel 4:14 van de wet;

b. de maatregelen, bedoeld in artikel 4:87 van de wet; en

c. het voorgenomen beleid, bedoeld in artikel 4:88 van de wet.

§ 2.3. Uitoefenen van bedrijf van levensverzekeraar en schadeverzekeraar

Bepalingen ter uitvoering van de artikelen 2:31, tweede lid, 2:32, tweede lid, 2:33, tweede lid, 2:36, derde lid, 2:37, tweede lid, 2:39, tweede lid, 2:41, eerste lid, 2:42, tweede lid, 2:43, tweede lid, 2:45, tweede lid en 2:46, tweede lid, van de wet

Artikel 12
  • 1. De gegevens, bedoeld in artikel 2:31, tweede lid, van de wet zijn:

    a. een opgave van de naam, het adres en het telefoon- en faxnummer van de verzekeraar;

    b. een opgave van de rechtsvorm van de verzekeraar;

    c. een opgave van de statutaire zetel, de statutaire naam en de handelsnaam of handelsnamen;

    d. indien de verzekeraar is ingeschreven in het handelsregister, een opgave van het nummer van inschrijving;

    e. een gewaarmerkt afschrift van de statuten;

    f. een programma van werkzaamheden die de verzekeraar voornemens is te verrichten;

    g. gegevens op basis waarvan de Nederlandsche Bank kan beoordelen of voldaan wordt aan hetgeen ingevolge artikel 3:8 van de wet is bepaald met betrekking tot de deskundigheid van de personen die het dagelijks beleid bepalen;

    h. gegevens op basis waarvan de Nederlandsche Bank kan beoordelen of voldaan wordt aan hetgeen ingevolge artikel 3:9 van de wet is bepaald met betrekking tot de betrouwbaarheid van de personen die het beleid bepalen of mede bepalen of onderdeel zijn van een orgaan dat belast is met toezicht op het beleid en de algemene gang van zaken;

    i. een beschrijving van het voorgenomen beleid met betrekking tot de integere bedrijfsuitoefening, bedoeld in artikel 3:10, eerste lid, van de wet;

    j. een beschrijving van de zeggenschapsstructuur aan de hand waarvan de Nederlandsche Bank kan beoordelen of voldaan wordt aan artikel 3:16 van de wet;

    k. een beschrijving van de inrichting van de bedrijfsvoering met betrekking tot de beheerste en integere bedrijfsuitoefening, bedoeld in artikel 3:17, eerste lid, van de wet;

    l. bescheiden waaruit het eigen vermogen, bedoeld in artikel 3:53, eerste lid van de wet, en de te verwachten solvabiliteit, bedoeld in artikel 3:57, eerste lid, van de wet blijken; en

    m. indien van toepassing:

    1°. een opgave van de omvang van een gekwalificeerde deelneming als bedoeld in artikel 3:95 van de wet;

    2°. gegevens op basis waarvan de Nederlandsche Bank kan beoordelen of wordt voldaan aan hetgeen ingevolge artikel 3:99 van de wet is bepaald met betrekking tot de betrouwbaarheid van de aanvrager of houder van een verklaring van geen bezwaar die op grond van zijn gekwalificeerde deelneming het beleid van de betrokken onderneming zou kunnen bepalen of mede bepalen of zou bepalen of mede bepalen; en;

    3°. bescheiden waaruit de financiële positie en de juridische groepsstructuur van de aanvrager of houder van een verklaring van geen bezwaar blijken.

  • 2. De gegevens, bedoeld in het eerste lid, onderdeel g, zijn:

    a. een opgave van de naam, de geboortedatum, de geboorteplaats, nationaliteit, het privé-adres, het telefoon- en faxnummer en de functie;

    b. een curriculum vitae;

    c. een opgave van de relevante diploma’s;

    d. een kopie van een geldig identiteitsbewijs; en

    e. een opgave van referenten.

  • 3. De gegevens, bedoeld in het eerste lid, onderdeel h, zijn:

    a. een opgave van de naam, de geboortedatum, de geboorteplaats, nationaliteit, het privé-adres, het telefoon- en faxnummer en de functie;

    b. een kopie van een geldig identiteitsbewijs;

    c. gegevens met betrekking tot de antecedenten, bedoeld in de bijlage bij dit besluit; en

    d. een opgave van referenten.

  • 4. Het eerste lid, onderdelen h en m, onder 2°, is niet van toepassing ten aanzien van personen wier betrouwbaarheid voor de toepassing van de wet door een toezichthouder reeds is vastgesteld.

Artikel 13

Het programma van werkzaamheden, bedoeld in artikel 12, eerste lid, onderdeel f, dat wordt overgelegd door degene die een vergunning aanvraagt voor het uitoefenen van het bedrijf van levensverzekeraar, bevat het volgende:

a. een opgave van de aard van de overeenkomsten die de levensverzekeraar voornemens is te sluiten;

b. een uiteenzetting omtrent de leidende beginselen op het gebied van de herverzekering;

c. een raming van de kosten voor de inrichting van de administratie en van het produktienet en bewijsstukken waaruit blijkt dat de verzekeraar beschikt over de financiële middelen tot dekking daarvan;

d. een raming voor de eerste drie boekjaren van de andere dan de in onderdeel c bedoelde kosten van beheer, in het bijzonder van de algemene kosten en de provisies;

e. een raming voor de eerste drie boekjaren van de premies en van de schaden;

f. een raming voor de eerste drie boekjaren van de liquiditeitspositie; en

g. een raming voor de eerste drie boekjaren van de financiële middelen tot dekking van de verplichtingen en tot dekking van de solvabiliteitsmarge, bedoeld artikel 3:57, derde lid, van de wet.

Artikel 14
  • 1. Het programma van werkzaamheden, bedoeld in artikel12, eerste lid, onderdeel f, dat wordt overgelegd door degene die een vergunning aanvraagt voor het uitoefenen van het bedrijf van schadeverzekeraar, bevat het volgende:

    a. een opgave van de aard van de risico’s die de schadeverzekeraar voornemens is te dekken;

    b. een uiteenzetting omtrent de leidende beginselen op het gebied van de herverzekering;

    c. een raming van de kosten voor de inrichting van de administratie en van het produktienet, bewijsstukken waaruit blijkt dat de schadeverzekeraar beschikt over de financiële middelen tot dekking daarvan alsmede, indien een van de te dekken risico’s behoort tot de branche Hulpverlening, een opgave van de ter beschikking van de schadeverzekeraar staande middelen voor het verstrekken van de overeengekomen hulp;

    d. een raming voor de eerste drie boekjaren van de andere dan de in onderdeel c bedoelde kosten van beheer, in het bijzonder van de algemene kosten en de provisies;

    e. een raming voor de eerste drie boekjaren van de premies en van de schaden;

    f. een raming voor de eerste drie boekjaren van de liquiditeitspositie; en

    g. een raming voor de eerste drie boekjaren van de financiële middelen tot dekking van de verplichtingen en tot dekking van de solvabiliteitsmarge, bedoeld in artikel 3:57, derde lid, van de wet.

  • 2. Indien de schadeverzekeraar voornemens is risico’s behorende tot de branche Hulpverlening te dekken, bevat het programma van werkzaamheden voorts een opgave van de ter beschikking van de levensverzekeraar ter beschikking staande middelen voor het verstrekken van de overeengekomen hulp.

Artikel 15

De gegevens, bedoeld in artikel 2:32, tweede lid, van de wet zijn:

a. een schriftelijk bewijs waaruit blijkt dat de aanvrager is aangesloten bij het bureau, bedoeld in artikel 2, zesde lid, van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen;

b. een schriftelijk bewijs waaruit blijkt dat de aanvrager zich heeft gemeld bij het Waarborgfonds Motorverkeer teneinde te voldoen aan zijn verplichtingen jegens dat fonds uit hoofde van de artikelen 24, eerste lid, en 24a, eerste lid, van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen; en

c. een opgave van de naam en het adres van de schaderegelaars, bedoeld in artikel 4:70, tweede lid, van de wet.

Artikel 16
  • 1. Indien de aanvrager van een vergunning voor het uitoefenen van het bedrijf van schadeverzekeraar voornemens is dat bedrijf uitsluitend in de branche Rechtsbijstand uit te oefenen, zijn de gegevens, bedoeld in artikel 2:33, tweede lid, van de wet, afhankelijk van de keuze die de aanvrager heeft gemaakt met betrekking tot het voldoen aan artikel 4:65, eerste lid, onderdeel a, b of c van de wet:

    a. een beschrijving van de inrichting van de bedrijfsvoering waaruit blijkt dat de personeelsleden die zich bezighouden met de rechtsbijstandschaderegeling of met het geven van juridische adviezen met betrekking tot deze schaderegeling, niet tegelijkertijd dezelfde of soortgelijke werkzaamheden verrichten ten behoeve van een andere verzekeraar waarmee hij financiële, commerciële of administratieve banden heeft en die een andere branche uitoefent;

    b. een opgave van het schaderegelingskantoor, bedoeld in artikel 4:65, eerste lid, onderdeel b van de wet; onderscheidenlijk

    c. een opgave van de bepaling, bedoeld in artikel 4:65, eerste lid, onderdeel c, van de wet.

  • 2. Indien de aanvrager van een vergunning voor de uitoefening van het bedrijf van schadeverzekeraar voornemens is dat bedrijf naast de branche Rechtsbijstand in een andere branche uit te oefenen, zijn de gegevens, bedoeld in artikel 2:33, tweede lid, van de wet, afhankelijk van de keuze die de aanvrager heeft gemaakt met betrekking tot het voldoen aan artikel 4:65, tweede lid, onderdeel a of b, van de wet:

    a. een opgave van het schaderegelingskantoor, bedoeld in artikel 4:65, tweede lid, onderdeel a, van de wet; onderscheidenlijk

    b. een opgave van de bepaling, bedoeld in artikel 4:65, tweede lid, onderdeel b, van de wet.

  • 3. Gegevens met betrekking tot het schaderegelingskantoor bevatten tevens een beschrijving van de inrichting van de bedrijfsvoering waaruit blijkt dat de personeelsleden en de leden van het leidinggevende orgaan die zich bezighouden met de rechtsbijstandschaderegeling of met het geven van juridische adviezen met betrekking tot deze schaderegeling, niet tezelfdertijd dezelfde of soortgelijke werkzaamheden verrichten ten behoeve van een andere branche van een verzekeraar waarmee het schaderegelingskantoor financiële, commerciële of administratieve banden heeft.

Artikel 17

De gegevens, bedoeld in artikel 2:36, derde lid, van de wet zijn:

a. het adres van de zetel van de verzekeraar en dat van de vestiging van waaruit hij voornemens is de diensten te verrichten;

b. een opgave van de aard van:

1°. indien het een levensverzekeraar betreft, de overeenkomsten die hij voornemens is te sluiten;

2°. indien het een schadeverzekeraar betreft, de in Nederland gelegen risico’s die hij voornemens is te dekken; en

c. gegevens waaruit de te verwachten solvabiliteit met betrekking tot het gehele door de verzekeraar uitgeoefende bedrijf blijkt.

Artikel 18
  • 1. De gegevens, bedoeld in artikel 2:37, tweede lid, en 2:41, tweede lid, van de wet zijn:

    a. een opgave van de naam, het adres en het telefoon- en faxnummer van de verzekeraar;

    b. een opgave van de rechtsvorm van de verzekeraar;

    c. een opgave van de statutaire zetel, de statutaire naam en de handelsnaam of handelsnamen;

    d. indien de verzekeraar is ingeschreven in het handelsregister, een opgave van het nummer van inschrijving;

    e. het adres van het bijkantoor;

    f. een gewaarmerkt afschrift van de statuten;

    g. een programma van werkzaamheden die de verzekeraar voornemens is te verrichten vanuit het bijkantoor;

    h. gegevens op basis waarvan de Nederlandsche Bank kan beoordelen of voldaan wordt aan hetgeen ingevolge artikel 3:8 van de wet is bepaald met betrekking tot de deskundigheid van de personen die het dagelijks beleid van het bijkantoor van de verzekeraar bepalen;

    i. gegevens op basis waarvan de Nederlandsche Bank kan beoordelen of voldaan wordt aan hetgeen ingevolge artikel 3:9 van de wet is bepaald met betrekking tot de betrouwbaarheid van de personen die het beleid van het bijkantoor van de verzekeraar bepalen of mede bepalen;

    j. een beschrijving van het voorgenomen beleid met betrekking tot de integere bedrijfsuitoefening, bedoeld in artikel 3:10, eerste lid, van de wet vanuit het bijkantoor;

    k. een beschrijving van de inrichting van de bedrijfsvoering met betrekking tot de beheerste en integere bedrijfsuitoefening, bedoeld in artikel 3:17, eerste lid, van de wet vanuit het bijkantoor;

    l. de vermelding van de bevoegdheid tot uitoefening van het bedrijf van verzekeraar;

    m. een opgave van de vertegenwoordiger van de verzekeraar, bedoeld in artikel 2:74 van de wet, alsook, indien de vertegenwoordiger rechtspersoon is, de statuten van deze rechtspersoon, een uittreksel uit diens inschrijving in het handelsregister en het bewijs van aanstelling van de natuurlijke persoon, bedoeld in het vijfde lid van voornoemd artikel;

    n. gegevens op basis waarvan de Nederlandsche Bank kan beoordelen of voldaan wordt aan hetgeen ingevolge artikel 3:47, achtste lid, van de wet is bepaald met betrekking tot de deskundigheid van de vertegenwoordiger van de verzekeraar of de natuurlijke persoon, bedoeld in artikel 3:47, vijfde lid, van de wet;

    o. gegevens op basis waarvan de Nederlandsche Bank kan beoordelen of voldaan wordt aan hetgeen ingevolge artikel 3:47, achtste lid, van de wet is bepaald met betrekking tot de betrouwbaarheid van de vertegenwoordiger van de verzekeraar of de natuurlijke persoon, bedoeld in artikel 3:47, vijfde lid, van de wet; en

    p. bescheiden waaruit het eigen vermogen, bedoeld in artikel 3:53, eerste lid van de wet van het bijkantoor van de verzekeraar, blijkt en op basis waarvan de Nederlandsche Bank kan beoordelen of voldaan wordt aan hetgeen ingevolge dat artikel is bepaald, en waaruit de te verwachten solvabiliteit, bedoeld in artikel 3:57, eerste lid, van de wet van het bijkantoor van de verzekeraar blijkt.

  • 2. De gegevens, bedoeld in het eerste lid, onderdelen h en n, zijn:

    a. een opgave van de naam, de geboortedatum, de geboorteplaats, nationaliteit, het privé-adres, het telefoon- en faxnummer en de functie;

    b. een curriculum vitae;

    c. een opgave van de relevante diploma’s;

    d. een kopie van een geldig identiteitsbewijs; en

    e. een opgave van referenten.

  • 3. De gegevens, bedoeld in het eerste lid, onderdelen i en o, zijn:

    a. een opgave van de naam, de geboortedatum, de geboorteplaats, nationaliteit, het privé-adres, het telefoon- en faxnummer en de functie;

    b. een kopie van een geldig identiteitsbewijs;

    c. gegevens met betrekking tot de antecedenten, bedoeld in de bijlage bij dit besluit; en

    d. een opgave van referenten.

  • 4. Het eerste lid, onderdeel i en o, is niet van toepassing ten aanzien van personen wier betrouwbaarheid voor de toepassing van de wet door een toezichthouder reeds is vastgesteld.

Artikel 19

De gegevens, bedoeld in artikel 2:39, eerste lid, van de wet zijn:

a. een verklaring, afgegeven door de toezichthoudende instantie van de lidstaat van de zetel:

1°. dat de verzekeraar beschikt over de vereiste solvabiliteitsmarge;

2°. dat de door haar aan de verzekeraar verleende vergunning hem toestaat vanuit de staat van het bijkantoor diensten te verrichten; en

3°. waarin de branches zijn vermeld waarvoor de verzekeraar in de lidstaat van de zetel een vergunning heeft; en

b. een opgave van de aard van:

1°. indien het een levensverzekeraar betreft, de overeenkomsten die hij voornemens is te sluiten; en

2°. indien het een schadeverzekeraar betreft, de in Nederland gelegen risico’s die hij voornemens is te dekken.

Artikel 20

De gegevens, bedoeld in artikel 2:42, tweede lid, van de wet zijn:

a. een schriftelijk bewijs waaruit blijkt dat de aanvrager is aangesloten bij het bureau, bedoeld in artikel 2, zesde lid, van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen;

b. een schriftelijk bewijs waaruit blijkt dat de aanvrager zich heeft gemeld bij het Waarborgfonds Motorverkeer teneinde te voldoen aan zijn verplichtingen jegens dat fonds uit hoofde van de artikelen 24, eerste lid, en 24a, eerste lid, van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen; en

c. een opgave van de naam en het adres van de schaderegelaars, bedoeld in artikel 4:70, tweede lid, van de wet.

Artikel 21
  • 1. Indien de aanvrager van een vergunning voor het uitoefenen van het bedrijf van schadeverzekeraar voornemens is dat bedrijf uitsluitend in de branche Rechtsbijstand uit te oefenen, zijn de gegevens, bedoeld in artikel 2:43, tweede lid, van de wet, afhankelijk van de keuze die de aanvrager heeft gemaakt met betrekking tot het voldoen aan artikel 4:65, eerste lid, onderdeel a, b of c van de wet:

    a. een beschrijving van de inrichting van de bedrijfsvoering waaruit blijkt dat de personeelsleden die zich bezighouden met de rechtsbijstandschaderegeling of met het geven van juridische adviezen met betrekking tot deze schaderegeling, niet tegelijkertijd dezelfde of soortgelijke werkzaamheden verrichten ten behoeve van een andere verzekeraar waarmee hij financiële, commerciële of administratieve banden heeft en die een andere branche uitoefent;

    b. een opgave van het schaderegelingskantoor, bedoeld in artikel 4:65, eerste lid, onderdeel b van de wet; onderscheidenlijk

    c. een opgave van de bepaling als bedoeld in artikel 4:65, eerste lid, onderdeel c, van de wet.

  • 2. Indien de aanvrager van een vergunning voor het uitoefenen van het bedrijf van schadeverzekeraar voornemens is dat bedrijf naast de branche Rechtsbijstand in een andere branche uit te oefenen, zijn de gegevens, bedoeld in artikel 1a:40, tweede lid van de wet, afhankelijk van de keuze die de aanvrager heeft gemaakt met betrekking tot het voldoen aan artikel 4:65, tweede lid, onderdeel a of b, van de wet:

    a. de opgave van het schaderegelingskantoor, bedoeld in artikel 4:65, tweede lid, onderdeel a, van de wet; onderscheidenlijk

    b. de vermelding van de bepaling, bedoeld in artikel 4:65, tweede lid, onderdeel b, van de wet in de overeenkomst met betrekking tot rechtsbijstanddekking.

  • 3. Gegevens met betrekking tot het schaderegelingskantoor bevatten tevens een beschrijving van de inrichting van de bedrijfsvoering waaruit blijkt dat de personeelsleden en de leden van het leidinggevende orgaan die zich bezighouden met de rechtsbijstandschaderegeling of met het geven van juridische adviezen met betrekking tot deze schaderegeling, niet tezelfdertijd dezelfde of soortgelijke werkzaamheden verrichten ten behoeve van een andere branche van een verzekeraar waarmee het schaderegelingskantoor financiële, commerciële of administratieve banden heeft.

Artikel 22
  • 1. Het programma van werkzaamheden, bedoeld in artikel 18, onderdeel g, dat wordt overgelegd door degene die een vergunning als bedoeld in artikel 2:36, eerste lid, of artikel 2:40 van de wet aanvraagt voor het uitoefenen van het bedrijf van levensverzekeraar, bevat het volgende:

    a. een opgave van de aard van de overeenkomsten die de levensverzekeraar voornemens is vanuit het bijkantoor te sluiten;

    b. een uiteenzetting omtrent de leidende beginselen op het gebied van de herverzekering;

    c. bewijsstukken waaruit blijkt dat het bijkantoor beschikt over het minimumbedrag van het garantiefonds dat ingevolge artikel 3:58, tweede lid, in samenhang met artikel 3:57, vierde lid, van de wet voor de betrokken branche of branches geldt, dan wel over het minimumbedrag aan solvabiliteitsmarge dat ingevolge artikel 3:59, tweede lid, in samenhang met artikel 3:57, eerste, tweede en derde lid, van de wet is vereist, indien het minimumbedrag aan solvabiliteitsmarge hoger is dan het minimumbedrag van het garantiefonds;

    d. een raming van de kosten voor de inrichting van de administratie en van het produktienet en bewijsstukken waaruit blijkt dat het bijkantoor beschikt over de financiële middelen tot dekking daarvan;

    e. een raming voor de eerste drie boekjaren van de liquiditeitspositie van het bijkantoor;

    f. een gedetailleerde raming voor de eerste drie boekjaren van de vermoedelijke inkomsten en uitgaven van het bijkantoor, zowel wat de directe verrichtingen en de geaccepteerde herverzekeringen als wat de overdrachten uit hoofde van herverzekering betreft; en

    g. een raming voor de eerste drie boekjaren van de financiële middelen tot dekking van de verplichtingen en tot dekking van de solvabiliteitsmarge, bedoeld in artikel 3:57, derde lid, van de wet, van het bijkantoor.

  • 2. De aanvrager voegt bij het programma van werkzaamheden de jaarrekening van elk van de laatste drie boekjaren. Indien sedert de oprichting van de onderneming van de aanvrager nog geen drie boekjaren zijn verstreken, behoeven deze jaarrekeningen slechts voor de afgesloten boekjaren te worden overgelegd.

  • 3. Het programma van werkzaamheden bevat tevens bewijsstukken betreffende de omvang van de solvabiliteitsmarge, bedoeld in artikel 3:58, tweede lid, in samenhang met artikel 3:57, derde lid, van de wet.

Artikel 23
  • 1. Het programma van werkzaamheden, bedoeld in artikel 18, onderdeel g, dat wordt overgelegd door degene die een vergunning als bedoeld in artikel 2:36, eerste lid, of artikel 2:40 van de wet aanvraagt voor het uitoefenen van het bedrijf van schadeverzekeraar, bevat het volgende:

    a. een opgave van de aard van de risico’s die de schadeverzekeraar voornemens is te dekken;

    b. een uiteenzetting omtrent de leidende beginselen op het gebied van de herverzekering;

    c. bewijsstukken waaruit blijkt dat het bijkantoor met inachtneming van 3:58, tweede lid, in samenhang met artikel 3:59, tweede lid, van de wet beschikt over het minimumbedrag van het garantiefonds dat ingevolge artikel 3:59, tweede lid, in samenhang met artikel 3:57, vierde lid, van de wet voor de betrokken branche of branches geldt, dan wel over het minimumbedrag aan solvabiliteitsmarge dat op ingevolge artikel 3:58, tweede lid, in samenhang met artikel 3:57, eerste, tweede lid, van de wet is vereist op grond van de reeds door hem uitgeoefende branches, indien dit minimumbedrag aan solvabiliteitsmarge hoger is dan het minimumbedrag van het garantiefonds;

    d. een raming van de kosten voor de inrichting van de administratie en van het produktienet en bewijsstukken waaruit blijkt dat het bijkantoor beschikt over de financiële middelen tot dekking daarvan, alsmede, indien een van de te dekken risico’s behoort tot de branche Hulpverlening, een opgave van de ter beschikking van de schadeverzekeraar staande middelen voor het verstrekken van de overeengekomen hulp;

    e. een raming voor de eerste drie boekjaren van de andere dan de in onderdeel d bedoelde kosten van beheer, in het bijzonder van de algemene kosten en de provisies, van het bijkantoor;

    f. een raming voor de eerste drie boekjaren van de premies en van de schaden van het bijkantoor;

    g. een raming voor de eerste drie boekjaren van de liquiditeitspositie van het bijkantoor; en

    h. een raming voor de eerste drie boekjaren van de financiële middelen tot dekking van de verplichtingen en tot dekking van de solvabiliteitsmarge, bedoeld in artikel 3:57, derde lid, van de wet, van het bijkantoor.

  • 2. De schadeverzekeraar voegt bij het programma van werkzaamheden de jaarrekening van elk van de laatste drie boekjaren. Indien sedert de oprichting van de onderneming van de schadeverzekeraar nog geen drie boekjaren zijn verstreken, behoeven deze jaarrekeningen slechts voor de afgesloten boekjaren te worden overgelegd.

  • 3. Het programma van werkzaamheden bevat tevens bewijsstukken betreffende de omvang van het minimumbedrag aan solvabiliteitsmarge, bedoeld in artikel 3:57, derde lid, van de wet.

Artikel 24
  • 1. De gegevens, bedoeld in artikel 2:45, tweede lid, van de wet zijn:

    a. een opgave van de naam, het adres en het telefoon- en faxnummer van de verzekeraar;

    b. een opgave van de rechtsvorm van de verzekeraar;

    c. een opgave van de statutaire zetel, de statutaire naam en de handelsnaam of handelsnamen;

    d. indien de verzekeraar is ingeschreven in het handelsregister, een opgave van het nummer van inschrijving;

    e. een gewaarmerkt afschrift van de statuten;

    f. de opgave van het adres van zijn zetel en dat van de vestiging van waaruit de verzekeraar voornemens is de diensten te verrichten;

    g. de vermelding van de bevoegdheid om in de staat van de zetel het directe bedrijf van verzekeraar uit te oefenen en in welke branches de verzekeraar bevoegd is zijn bedrijf uit te oefenen;

    h. de vermelding van de daadwerkelijke uitoefening van het directe bedrijf van verzekeraar vanuit de lidstaat van de zetel;

    i. gegevens waaruit de te verwachten solvabiliteit, bedoeld in artikel 3:57, eerste lid, van de wet met betrekking tot het gehele door de verzekeraar uitgeoefende bedrijf blijkt.

    j. gegevens op basis waarvan de Nederlandsche Bank kan beoordelen of voldaan wordt aan hetgeen ingevolge artikel 3:8 van de wet is bepaald met betrekking tot de deskundigheid van de personen die het dagelijks beleid bepalen;

    k. gegevens op basis waarvan de Nederlandsche Bank kan beoordelen of voldaan wordt aan hetgeen ingevolge artikel 3:9 van de wet is bepaald met betrekking tot de betrouwbaarheid van de personen die het beleid bepalen of mede bepalen of onderdeel zijn van een orgaan dat belast is met toezicht op het beleid en de algemene gang van zaken; en

    l. een opgave van de aard van:

    1°. indien het een levensverzekeraar betreft, de overeenkomsten die hij voornemens is te sluiten; en

    2°. indien het een schadeverzekeraar betreft, de in Nederland gelegen risico’s die hij voornemens is te dekken.

  • 2. Indien de verzekeraar voornemens is het bedrijf van verzekeraar in de branche Aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen uit te oefenen door middel van diensten naar Nederland zijn de gegevens tevens:

    a. een schriftelijk bewijs waaruit blijkt dat de aanvrager is aangesloten bij het bureau, bedoeld in artikel 2, zesde lid, van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen;

    b. een schriftelijk bewijs waaruit blijkt dat de aanvrager zich heeft gemeld bij het Waarborgfonds Motorverkeer teneinde te voldoen aan zijn verplichtingen jegens dat fonds uit hoofde van de artikelen 24, eerste lid, en 24a, eerste lid, van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen; en

    c. een opgave van de naam en het adres van de schaderegelaar, bedoeld in artikel 4:70, tweede lid, van de wet, die hij in iedere andere staat die geen lidstaat is, heeft aangesteld.

  • 3. De gegevens, bedoeld in het eerste lid, onderdeel j, zijn:

    a. een opgave van de naam, de geboortedatum, de geboorteplaats, nationaliteit, het privé-adres, het telefoon- en faxnummer en de functie;

    b. een curriculum vitae;

    c. een opgave van de relevante diploma’s;

    d. een kopie van een geldig identiteitsbewijs; en

    e. een opgave van referenten.

  • 4. De gegevens, bedoeld in het eerste lid, onderdeel k, zijn:

    a. een opgave van de naam, de geboortedatum, de geboorteplaats, nationaliteit, het privé-adres, het telefoon- en faxnummer en de functie;

    b. een kopie van een geldig identiteitsbewijs;

    c. gegevens met betrekking tot de antecedenten, bedoeld in de bijlage bij dit besluit; en

    d. een opgave van referenten.

  • 5. Het eerste lid, onderdeel k, is niet van toepassing ten aanzien van personen wier betrouwbaarheid voor de toepassing van de wet door een toezichthouder reeds is vastgesteld.

Artikel 25
  • 1. De gegevens, bedoeld in artikel 2:46, tweede lid, van de wet zijn:

    a. het adres van de zetel van de verzekeraar en dat van de vestiging van waaruit hij voornemens is de diensten te verrichten;

    b. een verklaring, afgegeven door de toezichthoudende instantie van de lidstaat van de vestiging van waaruit de verzekeraar voornemens is diensten naar Nederland te verrichten, waaruit blijkt in welke branches de verzekeraar bevoegd is zijn bedrijf uit te oefenen;

    c. een opgave van de aard van:

    1°. indien het een levensverzekeraar betreft, de overeenkomsten die hij voornemens is te sluiten; en

    2°. indien het een schadeverzekeraar betreft, de in Nederland gelegen risico’s die hij voornemens is te dekken; en

    d. gegevens waaruit de te verwachten solvabiliteit met betrekking tot het gehele door de verzekeraar uitgeoefende bedrijf blijkt.

  • 2. Indien de verzekeraar voornemens is het bedrijf van verzekeraar in de branche Aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen uit te oefenen door middel van diensten naar Nederland hebben de gegevens tevens betrekking op:

    a. een schriftelijk bewijs waaruit blijkt dat de aanvrager is aangesloten bij het bureau, bedoeld in artikel 2, zesde lid, van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen;

    b. een schriftelijk bewijs waaruit blijkt dat de aanvrager zich heeft gemeld bij het Waarborgfonds Motorverkeer teneinde te voldoen aan zijn verplichtingen jegens dat fonds uit hoofde van de artikelen 24, eerste lid, en 24a, eerste lid, van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen; en

    c. een opgave van de naam en het adres van de schaderegelaar, bedoeld in artikel 4:70, tweede lid, van de wet, die hij in iedere andere staat die geen lidstaat is, heeft aangesteld.

§ 2.4. Uitoefenen van bedrijf van natura-uitvaartverzekeraar

Bepalingen ter uitvoering van de artikelen 2:49, tweede lid, 2:50, eerste lid, 2:51, tweede lid, en 2:53, eerste lid, van de wet

Artikel 26
  • 1. De gegevens, bedoeld in artikel 2:49, tweede lid, van de wet zijn:

    a. een opgave van de naam, het adres en het telefoon- en faxnummer van de natura-uitvaartverzekeraar;

    b. een opgave van de rechtsvorm van de natura-uitvaartverzekeraar;

    c. indien de natura-uitvaartverzekeraar een rechtspersoon is, een opgave van de statutaire zetel, de statutaire naam en de handelsnaam of handelsnamen;

    d. indien de natura-uitvaartverzekeraar is ingeschreven in het handelsregister, een opgave van het nummer van inschrijving;

    e. een gewaarmerkt afschrift van de statuten;

    f. een programma van werkzaamheden die de natura-uitvaartverzekeraar voornemens is te verrichten;

    g. gegevens op basis waarvan de Nederlandsche Bank kan beoordelen of voldaan wordt aan hetgeen ingevolge artikel 3:8 van de wet is bepaald met betrekking tot de deskundigheid van de personen die het dagelijks beleid bepalen;

    h. gegevens op basis waarvan de Nederlandsche Bank kan beoordelen of voldaan wordt aan hetgeen ingevolge artikel 3:9 van de wet is bepaald met betrekking tot de betrouwbaarheid van de personen die het beleid bepalen of mede bepalen of onderdeel zijn van een orgaan dat belast is met toezicht op het beleid en de algemene gang van zaken;

    i. een beschrijving van het voorgenomen beleid met betrekking tot de integere bedrijfsuitoefening, bedoeld in artikel 3:10, eerste lid, van de wet;

    j. een beschrijving van de zeggenschapsstructuur aan de hand waarvan de Nederlandsche Bank kan beoordelen of voldaan wordt aan artikel 3:16 van de wet;

    k. een beschrijving van de inrichting van de bedrijfsvoering met betrekking tot de beheerste en integere bedrijfsuitoefening als bedoeld in artikel 3:17, eerste lid, van de wet;

    l. gegevens waaruit het eigen vermogen, bedoeld in artikel 3:53, eerste lid, en de te verwachten solvabiliteit, bedoeld in artikel 3:57, eerste lid, van de wet blijken; en

    m. indien van toepassing:

    1°. een opgave van de omvang van een gekwalificeerde deelneming als bedoeld in artikel 3:95 van de wet;

    2°. gegevens op basis waarvan de Nederlandsche Bank kan beoordelen of wordt voldaan aan hetgeen ingevolge artikel 3:99 van de wet is bepaald met betrekking tot de betrouwbaarheid van de aanvrager of houder van een verklaring van geen bezwaar die op grond van zijn gekwalificeerde deelneming het beleid van de betrokken onderneming zou kunnen bepalen of mede bepalen of zou bepalen of mede bepalen; en

    3°. bescheiden waaruit de financiële positie en de juridische groepsstructuur van de aanvrager of houder van een verklaring van geen bezwaar blijken.

  • 2. De gegevens, bedoeld in het eerste lid, onderdeel g, zijn:

    a. een opgave van de naam, de geboortedatum, de geboorteplaats, nationaliteit, het privé-adres, het telefoon- en faxnummer en de functie;

    b. een curriculum vitae;

    c. een opgave van de relevante diploma’s;

    d. een kopie van een geldig identiteitsbewijs; en

    e. een opgave van referenten.

  • 3. De gegevens, bedoeld in het eerste lid, onderdeel h, zijn:

    a. een opgave van de naam, de geboortedatum, de geboorteplaats, nationaliteit, het privé-adres, het telefoon- en faxnummer en de functie;

    b. een kopie van een geldig identiteitsbewijs;

    c. gegevens met betrekking tot de antecedenten, bedoeld in de bijlage bij dit besluit; en

    d. een opgave van referenten.

  • 4. Het eerste lid, onderdelen h en m, onder 2°, is niet van toepassing ten aanzien van personen wier betrouwbaarheid voor de toepassing van de wet door een toezichthouder reeds is vastgesteld.

Artikel 27

Het programma van werkzaamheden, bedoeld in artikel 26, eerste lid, onderdeel f, bevat het volgende:

a. een opgave van de aard van de overeenkomsten die de natura-uitvaartverzekeraar voornemens is te sluiten;

b. een uiteenzetting omtrent de leidende beginselen op het gebied van de herverzekering;

c. een raming van de kosten voor de inrichting van de administratie en van het produktienet, alsmede bewijsstukken waaruit blijkt dat de natura-uitvaartverzekeraar beschikt over de financiële middelen tot dekking daarvan;

d. een raming voor de eerste drie boekjaren van de liquiditeitspositie;

e. een gedetailleerde raming voor de eerste drie boekjaren van de vermoedelijke inkomsten en uitgaven, zowel wat de directe verrichtingen en de geaccepteerde herverzekeringen als wat de overdrachten uit hoofde van herverzekering betreft;

f. een raming voor de eerste drie boekjaren van de financiële middelen tot dekking van de verplichtingen en tot dekking van de solvabiliteitsmarge, bedoeld in artikel 3:57, derde lid, van de wet; en

g. de mededeling of de natura-uitvaartverzekeraar ten behoeve van zijn verzekerden al dan niet tevens het uitvaartbedrijf uitoefent.

Artikel 28

Onze Minister kan, ter uitvoering van artikel 2:50, eerste lid, van de wet, een staat aanwijzen als staat waar het toezicht in voldoende mate waarborgen biedt ten aanzien van de belangen die de wet beoogt te beschermen indien:

a. de in die staat geldende regels voor het uitoefenen van het bedrijf van natura-uitvaartverzekeraar en het toezicht op de naleving daarvan gelijkwaardig zijn aan het ingevolge de wet bepaalde met betrekking tot:

1°. deskundigheid en betrouwbaarheid;

2°. financiële waarborgen;

3°. bedrijfsvoering, waaronder maatregelen gericht op het bevorderen en handhaven van een integere bedrijfsvoering; en

4°. waarborgen voor een adequaat toezicht op de naleving van de in die staat gestelde regels;

b. de samenwerking tussen de toezichthouder en het bevoegde gezag in die staat is gewaarborgd; en

c. voor het bevoegde gezag in die staat regels gelden die gelijkwaardig zijn aan die in Hoofdstuk 1.4 van de wet.

Artikel 29
  • 1. De gegevens, bedoeld in artikel 2:51, tweede lid, van de wet zijn:

    a. een opgave van de naam, het adres en het telefoon- en faxnummer van de natura-uitvaartverzekeraar;

    b. een opgave van de rechtsvorm van de natura-uitvaartverzekeraar;

    c. een opgave van de statutaire zetel, de statutaire naam en de handelsnaam of handelsnamen;

    d. indien de natura-uitvaartverzekeraar is ingeschreven in het handelsregister, een opgave van het nummer van inschrijving;

    e. een gewaarmerkt afschrift van de statuten;

    f. een programma van werkzaamheden die de natura-uitvaartverzekeraar voornemens is te verrichten vanuit het bijkantoor;

    g. gegevens op basis waarvan de Nederlandsche Bank kan beoordelen of voldaan wordt aan hetgeen ingevolge artikel 3:8 van de wet is bepaald met betrekking tot de deskundigheid van de personen die het dagelijks beleid bepalen;

    h. gegevens op basis waarvan de Nederlandsche Bank kan beoordelen of voldaan wordt aan hetgeen ingevolge artikel 3:9 van de wet is bepaald met betrekking tot de betrouwbaarheid van de personen die het beleid bepalen of mede bepalen of onderdeel zijn van een orgaan dat belast is met toezicht op het beleid en de algemene gang van zaken;

    i. een beschrijving van het voorgenomen beleid met betrekking tot de integere bedrijfsuitoefening, bedoeld in artikel 3:10, eerste lid, van de wet vanuit het bijkantoor;

    j. een beschrijving van de inrichting van de bedrijfsvoering met betrekking tot de beheerste en integere bedrijfsuitoefening, bedoeld in artikel 3:17, eerste lid, van de wet vanuit het bijkantoor;

    k. de vermelding van de bevoegdheid tot uitoefening van het bedrijf van natura-uitvaartverzekeraar;

    l. de vertegenwoordiger van de naturaverzekeraar, bedoeld in artikel 3:47 in samenhang met artikel 3:50, tweede lid, van de wet; en

    m. gegevens waaruit het eigen vermogen, bedoeld in artikel 3:53, eerste lid van de wet, en de te verwachten solvabiliteit, bedoeld in artikel 3:57, eerste lid, van de wet blijken.

  • 2. De gegevens, bedoeld in het eerste lid, onderdeel g, zijn:

    a. een opgave van de naam, de geboortedatum, de geboorteplaats, nationaliteit, het privé-adres, het telefoon- en faxnummer en de functie;

    b. een curriculum vitae;

    c. een opgave van de relevante diploma’s;

    d. een kopie van een geldig identiteitsbewijs; en

    e. een opgave van referenten.

  • 3. De gegevens, bedoeld in het eerste lid, onderdeel h, zijn:

    a. een opgave van de naam, de geboortedatum, de geboorteplaats, nationaliteit, het privé-adres, het telefoon- en faxnummer en de functie;

    b. een kopie van een geldig identiteitsbewijs;

    c. gegevens met betrekking tot de antecedenten, bedoeld in de bijlage bij dit besluit; en

    d. een opgave van referenten.

  • 4. Het eerste lid, onderdeel h, is niet van toepassing ten aanzien van personen wier betrouwbaarheid voor de toepassing van de wet door een toezichthouder reeds is vastgesteld.

Artikel 30
  • 1. Het programma van werkzaamheden, bedoeld in artikel 29, eerste lid, onderdeel f, bevat het volgende:

    a. een opgave van de aard van de overeenkomsten die de natura-uitvaartverzekeraar voornemens is te sluiten;

    b. een uiteenzetting omtrent de leidende beginselen op het gebied van de herverzekering;

    c. bewijsstukken waaruit blijkt dat de natura-uitvaartverzekeraar beschikt over het minimumbedrag van het garantiefonds dat ingevolge artikel 3:58, tweede lid, in samenhang met artikel 3:57, vierde lid, van de wet voor de betrokken branche of branches geldt, dan wel over het minimumbedrag aan solvabiliteitsmarge dat ingevolge artikel 3:59, tweede lid, in samenhang met artikel 3:57, eerste, tweede en derde lid, van de wet is vereist, indien het minimumbedrag aan solvabiliteitsmarge hoger is dan het minimumbedrag van het garantiefonds;

    d. een raming van de kosten voor de inrichting van de administratie en van het produktienet en bewijsstukken waaruit blijkt dat de natura-uitvaartverzekeraar beschikt over de financiële middelen tot dekking daarvan;

    e. een raming voor de eerste drie boekjaren van de liquiditeitspositie;

    f. een gedetailleerde raming voor de eerste drie boekjaren van de vermoedelijke inkomsten en uitgaven, zowel wat de directe verrichtingen en de geaccepteerde herverzekeringen als de overdrachten uit hoofde van herverzekering betreft;

    g. een raming voor de eerste drie boekjaren van de financiële middelen tot dekking van de verplichtingen en tot dekking van de solvabiliteitsmarge, bedoeld in artikel 3:57, derde lid, van de wet; en

    h. een mededeling waaruit blijkt of de natura-uitvaartverzekeraar ten behoeve van zijn verzekerden al dan niet tevens het uitvaartbedrijf uitoefent.

  • 2. De natura-uitvaartverzekeraar voegt bij het programma van werkzaamheden de jaarrekening van elk van de laatste drie boekjaren. Indien sedert de oprichting van de onderneming van de natura-uitvaartverzekeraar nog geen drie boekjaren zijn verstreken, behoeven deze jaarrekeningen slechts voor de afgesloten boekjaren te worden overgelegd.

  • 3. Het programma van werkzaamheden bevat tevens bewijsstukken betreffende de omvang van het minimumbedrag aan solvabiliteitsmarge, bedoeld in artikel 3:57, derde lid, van de wet.

Artikel 31

De gegevens, bedoeld in artikel 2:53, eerste lid, van de wet zijn:

a. het adres van zijn zetel en dat van de vestiging van waaruit de natura-uitvaartverzekeraar voornemens is de diensten te verrichten;

b. een gewaarmerkt afschrift van de statuten;

c. de vermelding van de bevoegdheid om in de staat van de zetel het directe bedrijf van natura-uitvaartverzekeraar uit te oefenen;

d. de vermelding van de daadwerkelijke uitoefening van het directe bedrijf van natura-uitvaartverzekeraar vanuit de lidstaat van de zetel;

e. gegevens waaruit het eigen vermogen, bedoeld in artikel 3:53, eerste lid, en de te verwachten solvabiliteit als bedoeld in artikel 3:57, eerste lid, van de wet blijken;

f. de naam en het privé-adres van de personen die het dagelijks beleid van de natura-uitvaartverzekeraar bepalen; en

g. de naam en het privé-adres van de personen die het beleid van de natura-uitvaartverzekeraar bepalen of mede bepalen.

§ 2.5. Aanbieden van beleggingsobjecten

Bepalingen ter uitvoering van artikel 2:58, tweede lid, van de wet

Artikel 32
  • 1. De gegevens, bedoeld in artikel 2:58, tweede lid, van de wet zijn:

    a. een opgave van de naam, het adres, het telefoon- en faxnummer van de aanbieder;

    b. een opgave van de rechtsvorm van de aanbieder;

    c. indien de aanbieder een rechtspersoon is: een opgave van de statutaire zetel, de statutaire naam en de handelsnaam of handelsnamen;

    d. indien de aanbieder is ingeschreven in het handelsregister: een opgave van het nummer van inschrijving;

    e. indien toepassing is gegeven aan artikel 2:105 van de wet: ten aanzien van iedere bij de aanbieder aangesloten onderneming waarvoor de vergunning mede geldt de gegevens, bedoeld onder a tot en met d;

    f. indien van toepassing: een opgave van de aansluiting bij een stelsel van zelftoezicht waarmee de Autoriteit Financiële Markten een convenant heeft gesloten;

    g. een opgave van de financiële dienst waarvoor de vergunning wordt aangevraagd en het financiële product waarop deze dienst betrekking heeft;

    h. gegevens op basis waarvan de Autoriteit Financiële Markten kan beoordelen of voldaan wordt aan hetgeen ingevolge artikel 4:9 van de wet is bepaald met betrekking tot de deskundigheid van de personen die het dagelijks beleid bepalen en van de werknemers en andere personen die zich onder de verantwoordelijkheid van de aanbieder rechtstreeks bezighouden met financiële dienstverlening;

    i. gegevens op basis waarvan de Autoriteit Financiële Markten kan beoordelen of voldaan wordt aan hetgeen ingevolge artikel 4:10 van de wet is bepaald met betrekking tot de betrouwbaarheid van de personen die het beleid bepalen of mede bepalen of onderdeel zijn van een orgaan dat belast is met toezicht op het beleid en de algemene gang van zaken;

    j. gegevens op basis waarvan de Autoriteit Financiële Markten kan beoordelen of voldaan wordt aan hetgeen ingevolge de wet is bepaald met betrekking tot het beleid met betrekking tot de integere bedrijfsuitoefening, bedoeld in artikel 4:11, tweede en derde lid, van de wet;

    k. een beschrijving van de zeggenschapsstructuur, aan de hand waarvan de Autoriteit financiële markten kan beoordelen of voldaan wordt aan artikel 4:13 van de wet; en

    l. gegevens op basis waarvan de Autoriteit Financiële Markten kan beoordelen of voldaan wordt aan hetgeen ingevolge de wet is bepaald met betrekking tot de bedrijfsvoering, bedoeld in artikel 4:15, eerste en tweede lid, van de wet.

  • 2. De gegevens, bedoeld in het eerste lid, onderdeel h, zijn:

    a. ten aanzien van de personen die het dagelijks beleid bepalen:

    1°. een opgave van de naam, de geboortedatum, de geboorteplaats, nationaliteit, het privé-adres, het telefoon- en faxnummer en de functie;

    2°. een curriculum vitae;

    3°. een opgave van de relevante diploma’s;

    4°. een kopie van een geldig identiteitsbewijs; en

    5°. een opgave van referenten;

    b. ten aanzien van de werknemers en andere personen die zich onder de verantwoordelijkheid van de aanbieder rechtstreeks bezighouden met het verlenen van de financiële dienst: een beschrijving van de wijze waarop de deskundigheid van deze personen wordt gewaarborgd.

  • 3. De gegevens, bedoeld in het eerste lid, onderdeel i, zijn:

    a. een opgave van de naam, de geboortedatum, de geboorteplaats, nationaliteit, het privé-adres, het telefoon- en faxnummer en de functie;

    b. een kopie van een geldig identiteitsbewijs;

    c. gegevens met betrekking tot de antecedenten, bedoeld in de bijlage bij dit besluit; en

    d. een opgave van referenten.

  • 4. Het eerste lid, onderdeel i, is niet van toepassing ten aanzien van personen wier betrouwbaarheid voor de toepassing van de wet door een toezichthouder reeds is vastgesteld.

  • 5. De gegevens, bedoeld in het eerste lid, onderdeel j, zijn:

    a. een beschrijving van de wijze waarop de betrouwbaarheid van de werknemers en andere natuurlijke personen die zich onder de verantwoordelijkheid van de aanbieder rechtstreeks bezighouden met het verlenen van financiële diensten wordt gewaarborgd; en

    b. een beschrijving van de procedures en maatregelen met betrekking tot de omgang met en vastlegging van incidenten.

  • 6. De gegevens, bedoeld in het eerste lid, onderdeel l, zijn:

    a. een beschrijving van de bedrijfsvoering die de aanbieder in staat stelt te voldoen aan de bewaarplicht in verband met advisering; of

    b. indien hij afwijkt van de bewaarplicht: het protocol van het adviesproces.

§ 2.6. Aanbieden van krediet

Bepalingen ter uitvoering van artikel 2:63, tweede lid van de wet

Artikel 33
  • 1. De gegevens, bedoeld in artikel 2:63, tweede lid, van de wet, zijn:

    a. een opgave van de naam, het adres, het telefoon- en faxnummer van de aanbieder;

    b. een opgave van de rechtsvorm van de aanbieder;

    c. indien de aanbieder een rechtspersoon is: een opgave van de statutaire zetel, de statutaire naam en de handelsnaam of handelsnamen;

    d. indien de aanbieder is ingeschreven in het handelsregister: een opgave van het nummer van inschrijving;

    e. indien toepassing is gegeven aan artikel 2:105 van de wet: ten aanzien van iedere bij de aanbieder aangesloten onderneming waarvoor de vergunning mede geldt de gegevens, bedoeld onder a tot en met d;

    f. indien van toepassing: een opgave van de aansluiting bij een stelsel van zelftoezicht waarmee de Autoriteit Financiële Markten een convenant heeft gesloten;

    g. een opgave van de financiële dienst waarvoor de vergunning wordt aangevraagd en het financiële product waarop deze dienst betrekking heeft;

    h. gegevens op basis waarvan de Autoriteit Financiële Markten kan beoordelen of voldaan wordt aan hetgeen ingevolge artikel 4:9 van de wet is bepaald met betrekking tot de deskundigheid van de personen die het dagelijks beleid bepalen en van de werknemers en andere personen die zich onder de verantwoordelijkheid van de aanbieder rechtstreeks bezighouden met financiële dienstverlening;

    i. gegevens op basis waarvan de Autoriteit Financiële Markten kan beoordelen of voldaan wordt aan hetgeen ingevolge artikel 4:10 van de wet is bepaald met betrekking tot de betrouwbaarheid van de personen die het beleid bepalen of mede bepalen of onderdeel zijn van een orgaan dat belast is met toezicht op het beleid en de algemene gang van zaken;

    j. een beschrijving van het voorgenomen beleid met betrekking tot de integere bedrijfsuitoefening, aan de hand waarvan de Autoriteit Financiële Markten kan beoordelen of voldaan wordt aan artikel 4:11, tweede en derde lid, van de wet;

    k. een beschrijving van de zeggenschapsstructuur, bedoeld in artikel 4:13 van de wet;

    l. gegevens op basis waarvan de Autoriteit Financiële Markten kan beoordelen of voldaan wordt aan hetgeen ingevolge de wet is bepaald met betrekking tot de bedrijfsvoering, bedoeld in artikel 4:15, eerste en tweede lid, van de wet; en

    m. een bewijs van deelname aan een stelsel voor kredietregistratie als bedoeld in artikel 4:32 van de wet.

  • 2. De gegevens, bedoeld in het eerste lid, onderdeel h, zijn:

    a. ten aanzien van de personen die het dagelijks beleid bepalen:

    1°. een opgave van de naam, de geboortedatum, de geboorteplaats, nationaliteit, het privé-adres, het telefoon- en faxnummer en de functie;

    2°. een curriculum vitae;

    3°. een opgave van de relevante diploma’s;

    4°. een kopie van een geldig identiteitsbewijs; en

    5°. een opgave van referenten.

    b. ten aanzien van de werknemers en andere personen die zich onder de verantwoordelijkheid van de aanbieder rechtstreeks bezighouden met het verlenen van de financiële dienst: een beschrijving van de wijze waarop de deskundigheid van deze personen wordt gewaarborgd.

  • 3. De gegevens, bedoeld in het eerste lid, onderdeel i, zijn:

    a. een opgave van de naam, de geboortedatum, de geboorteplaats, nationaliteit, het privé-adres, het telefoon- en faxnummer en de functie;

    b. een kopie van een geldig identiteitsbewijs;

    c. gegevens met betrekking tot de antecedenten, bedoeld in de bijlage bij dit besluit; en

    d. een opgave van referenten.

  • 4. Het eerste lid, onderdeel i, is niet van toepassing ten aanzien van personen wier betrouwbaarheid voor de toepassing van de wet door een toezichthouder reeds is vastgesteld.

  • 5. De gegevens, bedoeld in het eerste lid, onderdeel j, zijn:

    a. een beschrijving van de wijze waarop de betrouwbaarheid van de werknemers en andere natuurlijke personen die zich onder de verantwoordelijkheid van de aanbieder rechtstreeks bezighouden met het verlenen van financiële diensten wordt gewaarborgd; en

    b. een beschrijving van de procedures en maatregelen met betrekking tot de omgang met en vastlegging van incidenten.

  • 6. De gegevens, bedoeld in het eerste lid, onderdeel l, zijn:

    a. een beschrijving van de bedrijfsvoering die de aanbieder in staat stelt te voldoen aan de bewaarplicht in verband met advisering; of

    b. indien hij afwijkt van de bewaarplicht: het protocol van het adviesproces.

§ 2.7. Aanbieden van rechten van deelneming in beleggingsinstellingen

Bepalingen ter uitvoering van de artikelen 2:66, eerste lid, 2:67, vierde lid, 2:68, derde lid en 2:69, tweede lid van de wet

Artikel 34

Onze Minister kan, ter uitvoering van artikel 2:66, eerste lid, van de wet, een staat aanwijzen als staat waar het toezicht in voldoende mate waarborgen biedt ten aanzien van de belangen die de wet beoogt te beschermen indien:

a. de in die staat geldende regels voor het aanbieden van rechten van deelneming in een beleggingsinstelling en het toezicht op de naleving daarvan gelijkwaardig zijn aan het ingevolge de wet bepaalde met betrekking tot:

1°. deskundigheid en betrouwbaarheid;

2°. financiële waarborgen;

3°. bedrijfsvoering;

4°. aan de deelnemers in de beleggingsinstelling en de toezichthouder te verstrekken informatie; en

5°. waarborgen voor een adequaat toezicht op de naleving van de in die staat gestelde regels;

b. de samenwerking tussen de toezichthouder en het bevoegde gezag in die staat is gewaarborgd; en

c. voor het bevoegde gezag in die staat regels gelden die gelijkwaardig zijn aan de bepalingen van Hoofdstuk 1.4 van deze wet.

Artikel 35
  • 1. De gegevens, bedoeld in de artikelen 2:67, vierde lid, 2:68, derde lid, en artikel 2:69, tweede lid, van de wet, zijn:

    a. het registratiedocument, bedoeld in artikel 4:48 van de wet;

    b. de statuten van de beheerder;

    c. gegevens op basis waarvan de Autoriteit Financiële Markten kan beoordelen of voldaan wordt aan hetgeen ingevolge artikel 4:9 van de wet is bepaald met betrekking tot de deskundigheid van de personen die het dagelijks beleid bepalen;

    d. gegevens op basis waarvan de Autoriteit Financiële Markten kan beoordelen of voldaan wordt aan hetgeen ingevolge artikel 4:10 van de wet is bepaald met betrekking tot de betrouwbaarheid van de personen die het beleid bepalen of mede bepalen of onderdeel zijn van een orgaan dat belast is met toezicht op het beleid en de algemene gang van zaken;

    e. een beschrijving van het voorgenomen beleid met betrekking tot de integere bedrijfsuitoefening, bedoeld in artikel 4:11, eerste lid, van de wet;

    f. een beschrijving van de zeggenschapsstructuur, aan de hand waarvan de Autoriteit Financiële Markten kan beoordelen of voldaan wordt aan artikel 4:13 van de wet;

    g. een beschrijving van de bedrijfsvoering van de beheerder en, indien van toepassing, de bewaarders, bedoeld in artikel 4:14 van de wet;

    h. een opgave van de personen die het dagelijks beleid bepalen, bedoeld in artikel 4:39 van de wet en de plaats waar zij hun werkzaamheden verrichten, bedoeld in artikel 4:40 van de wet;

    i. indien van toepassing: de overeenkomst, bedoeld in artikel 4:43 van de wet;

    j. indien van toepassing: de rechtsvorm en statutaire doelomschrijving van de bewaarders, bedoeld in artikel 4:44 van de wet; en

    k. indien van toepassing:

    1°. een opgave van de omvang van een gekwalificeerde deelneming als bedoeld in artikel 3:95 van de wet;

    2°. gegevens op basis waarvan de Nederlandsche Bank kan beoordelen of wordt voldaan aan hetgeen ingevolge artikel 3:99 van de wet is bepaald met betrekking tot de betrouwbaarheid van de aanvrager of houder van een verklaring van geen bezwaar die op grond van zijn gekwalificeerde deelneming het beleid van de betrokken onderneming zou kunnen bepalen of mede bepalen of zou bepalen of mede bepalen; en

    3°. bescheiden waaruit de financiële positie en de juridische groepsstructuur van de aanvrager of houder van een verklaring van geen bezwaar blijken.

  • 2. De gegevens, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, zijn:

    a. een opgave van de naam, de geboortedatum, de geboorteplaats, nationaliteit, het privé-adres, het telefoon- en faxnummer en de functie;

    b. een curriculum vitae;

    c. een opgave van de relevante diploma’s;

    d. een kopie van een geldig identiteitsbewijs; en

    e. een opgave van referenten;

  • 3. De gegevens, bedoeld in het eerste lid, onderdelen d en k onder 2°, zijn:

    a. een opgave van de naam, de geboortedatum, de geboorteplaats, nationaliteit, het privé-adres, het telefoon- en faxnummer en de functie;

    b. een kopie van een geldig identiteitsbewijs;

    c. gegevens met betrekking tot de antecedenten, bedoeld in de bijlage bij dit besluit; en

    d. een opgave van referenten.

  • 4. Het eerste lid, onderdeel d en onderdeel k onder 2°, zijn niet van toepassing ten aanzien van personen wier betrouwbaarheid voor de toepassing van de wet door een toezichthouder reeds is vastgesteld.

§ 2.8. Adviseren

Bepalingen ter uitvoering van artikel 2:78, tweede lid, van de wet

Artikel 36
  • 1. De gegevens, bedoeld in artikel 2:78, tweede lid, van de wet, zijn:

    a. een opgave van de naam en het adres van de adviseur;

    b. een opgave van de rechtsvorm van de adviseur;

    c. indien de adviseur een rechtspersoon is: een opgave van de statutaire zetel, de statutaire naam en de handelsnaam of handelsnamen;

    d. indien de adviseur is ingeschreven in het handelsregister: een opgave van het nummer van inschrijving;

    e. indien toepassing is gegeven aan artikel 2:105 van de wet: ten aanzien van iedere bij de adviseur aangesloten onderneming waarvoor de vergunning mede geldt de gegevens, bedoeld onder a tot en met d;

    f. indien van toepassing: een opgave van de aansluiting bij een stelsel van zelftoezicht waarmee de Autoriteit Financiële Markten een convenant heeft gesloten;

    g. een opgave van de financiële dienst waarvoor de vergunning wordt aangevraagd en het financiële product waarop deze dienst betrekking heeft;

    h. gegevens op basis waarvan de Autoriteit Financiële Markten kan beoordelen of voldaan wordt aan hetgeen ingevolge artikel 4:9 van de wet is bepaald met betrekking tot de deskundigheid van de personen die het dagelijks beleid bepalen en van de werknemers en andere personen die zich onder de verantwoordelijkheid van de adviseur rechtstreeks bezighouden met financiële dienstverlening;

    i. gegevens op basis waarvan de Autoriteit Financiële Markten kan beoordelen of voldaan wordt aan hetgeen ingevolge artikel 4:10 van de wet is bepaald met betrekking tot de betrouwbaarheid van de personen die het beleid bepalen of mede bepalen of onderdeel zijn van een orgaan dat belast is met toezicht op het beleid en de algemene gang van zaken;

    j. een beschrijving van het voorgenomen beleid met betrekking tot de integere bedrijfsuitoefening, bedoeld in artikel 4:11, tweede en derde lid, van de wet;

    k. een beschrijving van de zeggenschapsstructuur, aan de hand waarvan de Autoriteit Financiële Markten kan beoordelen of voldaan wordt aan artikel 4:13 van de wet; en

    l. gegevens op basis waarvan de Autoriteit Financiële Markten kan beoordelen of voldaan wordt aan hetgeen ingevolge de wet is bepaald met betrekking tot de bedrijfsvoering, bedoeld in artikel 4:15, eerste en tweede lid, van de wet.

  • 2. De gegevens, bedoeld in het eerste lid, onderdeel h, zijn:

    a. ten aanzien van de personen die het dagelijks beleid bepalen:

    1°. een opgave van de naam, de geboortedatum, de geboorteplaats, nationaliteit, het privé-adres, het telefoon- en faxnummer en de functie;

    2°. een curriculum vitae;

    3°. een opgave van de relevante diploma’s;

    4°. een kopie van een geldig identiteitsbewijs; en

    5°. een opgave van referenten;

    b. ten aanzien van de werknemers en andere personen die zich onder de verantwoordelijkheid van de adviseur rechtstreeks bezighouden met het verlenen van de financiële dienst: een beschrijving van de wijze waarop de deskundigheid van deze personen wordt gewaarborgd.

  • 3. De gegevens, bedoeld in het eerste lid, onderdeel i, zijn:

    a. een opgave van de naam, de geboortedatum, de geboorteplaats, nationaliteit, het privé-adres, het telefoon- en faxnummer en de functie;

    b. een kopie van een geldig identiteitsbewijs;

    c. gegevens met betrekking tot de antecedenten, bedoeld in de bijlage bij dit besluit; en

    d. een opgave van referenten.

  • 4. Het eerste lid, onderdeel i, is niet van toepassing ten aanzien van personen wier betrouwbaarheid voor de toepassing van de wet door een toezichthouder reeds is vastgesteld.

  • 5. De gegevens, bedoeld in het eerste lid, onderdeel j, zijn:

    a. een beschrijving van de wijze waarop de betrouwbaarheid van de werknemers en andere natuurlijke personen die zich onder de verantwoordelijkheid van de adviseur rechtstreeks bezighouden met het verlenen van financiële diensten wordt gewaarborgd; en

    b. een beschrijving van de procedures en maatregelen met betrekking tot de omgang met en vastlegging van incidenten.

  • 6. De gegevens, bedoeld in het eerste lid, onderdeel l, zijn:

    a. een beschrijving van de bedrijfsvoering die de adviseur in staat stelt te voldoen aan de bewaarplicht in verband met advisering; of

    b. indien hij afwijkt van de bewaarplicht: het protocol van het adviesproces.

§ 2.9. Bemiddelen

Bepalingen ter uitvoering van de artikelen 2:81, vierde lid, en 2:83, tweede lid, van de wet

Artikel 37

De gegevens, bedoeld in artikel 2:81, vierde lid, van de wet, zijn:

a. een opgave van de naam en het adres van de verbonden bemiddelaar;

b. een opgave van de rechtsvorm van de verbonden bemiddelaar;

c. indien de verbonden bemiddelaar een rechtspersoon is: een opgave van de statutaire zetel, de statutaire naam en de handelsnaam of handelsnamen;

d. indien de verbonden bemiddelaar is ingeschreven in het handelsregister: een opgave van het nummer van inschrijving;

e. indien van toepassing: een opgave van de aansluiting bij een stelsel van zelftoezicht waarmee de Autoriteit Financiële Markten een convenant heeft gesloten;

f. een opgave van de financiële dienst en het financiële product waarop deze dienst betrekking heeft;waarvoor bemiddelaar als verbonden bemiddelaar optreedt; en

g. gegevens op basis waarvan de Autoriteit Financiële Markten kan beoordelen of de aanbieder volledig verantwoordelijk is voor de bemiddelaar als bedoeld in artikel 2:81, tweede lid, onderdeel a, van de wet.

Artikel 38
  • 1. De gegevens, bedoeld in artikel 2:83, tweede lid, van de wet, zijn:

    a. een opgave van de naam en het adres van de bemiddelaar;

    b. een opgave van de rechtsvorm van de bemiddelaar;

    c. indien de bemiddelaar een rechtspersoon is: een opgave van de statutaire zetel, de statutaire naam en de handelsnaam of handelsnamen;

    d. indien de bemiddelaar is ingeschreven in het handelsregister: een opgave van het nummer van inschrijving;

    e. indien toepassing is gegeven aan artikel 2:105 van de wet: ten aanzien van iedere bij de bemiddelaar aangesloten onderneming waarvoor de vergunning mede geldt de gegevens, bedoeld onder a tot en met d;

    f. indien van toepassing: een opgave van de aansluiting bij een stelsel van zelftoezicht waarmee de Autoriteit Financiële Markten een convenant heeft gesloten;

    g. een opgave van de financiële dienst waarvoor de vergunning wordt aangevraagd en het financiële product waarop deze dienst betrekking heeft;

    h. gegevens op basis waarvan de Autoriteit Financiële Markten kan beoordelen of voldaan wordt aan hetgeen ingevolge artikel 4:9 van de wet is bepaald met betrekking tot de deskundigheid van de personen die het dagelijks beleid bepalen en van de werknemers en andere personen die zich onder de verantwoordelijkheid van de bemiddelaar rechtstreeks bezighouden met financiële dienstverlening;

    i. gegevens op basis waarvan de Autoriteit Financiële Markten kan beoordelen of voldaan wordt aan hetgeen ingevolge artikel 4:10 van de wet is bepaald met betrekking tot de betrouwbaarheid van de personen die het beleid bepalen of mede bepalen of onderdeel zijn van een orgaan dat belast is met toezicht op het beleid en de algemene gang van zaken;

    j. een beschrijving van het voorgenomen beleid met betrekking tot de integere bedrijfsuitoefening als bedoeld in artikel 4:11, tweede en derde lid, van de wet;

    k. een beschrijving van de zeggenschapsstructuur, aan de hand waarvan de Autoriteit Financiële Markten kan beoordelen of voldaan wordt aan artikel 4:13 van de wet;

    l. gegevens op basis waarvan de Autoriteit Financiële Markten kan beoordelen of voldaan wordt aan hetgeen ingevolge de wet is bepaald met betrekking tot de bedrijfsvoering, bedoeld in artikel 4:15, eerste en tweede lid, van de wet; en

    m. indien de vergunning wordt aangevraagd voor het bemiddelen in verzekeringen: een afschrift van de polis en polisvoorwaarden van de beroepsaansprakelijkheidsverzekering of gegevens met betrekking tot de daarmee vergelijkbare voorziening, bedoeld in artikel 4:75 van de wet.

  • 2. De gegevens, bedoeld in het eerste lid, onderdeel h, zijn:

    a. ten aanzien van de personen die het dagelijks beleid bepalen:

    1°. een opgave van de naam, de geboortedatum, de geboorteplaats, nationaliteit, het privé-adres, het telefoon- en faxnummer en de functie;

    2°. een curriculum vitae;

    3°. een opgave van de relevante diploma’s;

    4°. een kopie van een geldig identiteitsbewijs; en

    5°. een opgave van referenten;

    b. ten aanzien van de werknemers en andere personen die zich onder de verantwoordelijkheid van de bemiddelaar rechtstreeks bezighouden met het verlenen van de financiële dienst: een beschrijving van de wijze waarop de deskundigheid van deze personen wordt gewaarborgd.

  • 3. De gegevens, bedoeld in het eerste lid, onderdeel i, zijn:

    a. een opgave van de naam, de geboortedatum, de geboorteplaats, nationaliteit, het privé-adres, het telefoon- en faxnummer en de functie;

    b. een kopie van een geldig identiteitsbewijs;

    c. gegevens met betrekking tot de antecedenten, bedoeld in de bijlage bij dit besluit; en

    d. een opgave van referenten.

  • 4. Het eerste lid, onderdeel i, is niet van toepassing ten aanzien van personen wier betrouwbaarheid voor de toepassing van de wet door een toezichthouder reeds is vastgesteld.

  • 5. De gegevens, bedoeld in het eerste lid, onderdeel j, zijn:

    a. een beschrijving van de wijze waarop de betrouwbaarheid van de werknemers en andere natuurlijke personen die zich onder de verantwoordelijkheid van de bemiddelaar rechtstreeks bezighouden met het verlenen van financiële diensten wordt gewaarborgd; en

    b. een beschrijving van de procedures en maatregelen met betrekking tot de omgang met en vastlegging van incidenten.

  • 6. De gegevens, bedoeld in het eerste lid, onderdeel l, zijn:

    a. een beschrijving van de bedrijfsvoering die de bemiddelaar in staat stelt te voldoen aan de bewaarplicht in verband met advisering; of

    b. indien hij afwijkt van de bewaarplicht: het protocol van het adviesproces.

§ 2.10. Herverzekeringsbemiddelen

Bepalingen ter uitvoering van artikel 2:89, tweede lid, van de wet

Artikel 39
  • 1. De gegevens bedoeld in artikel 2:89, tweede lid, van de wet zijn:

    a. een opgave van de naam en het adres van de herverzekeringsbemiddelaar;

    b. een opgave van de rechtsvorm van de herverzekeringsbemiddelaar;

    c. indien de herverzekeringsbemiddelaar een rechtspersoon is: een opgave van de statutaire zetel, de statutaire naam en de handelsnaam of handelsnamen;

    d. indien de herverzekeringsbemiddelaar is ingeschreven in het handelsregister: een opgave van het nummer van inschrijving;

    e. indien toepassing is gegeven aan artikel 2:105 van de wet: ten aanzien van iedere bij de herverzekeringsbemiddelaar aangesloten onderneming waarvoor de vergunning mede geldt de gegevens, bedoeld onder a tot en met d;

    f. indien van toepassing: een opgave van de aansluiting bij een stelsel van zelftoezicht waarmee de Autoriteit Financiële Markten een convenant heeft gesloten;

    g. een opgave van de financiële dienst waarvoor de vergunning wordt aangevraagd en het financiële product waarop deze dienst betrekking heeft;

    h. gegevens op basis waarvan de Autoriteit Financiële Markten kan beoordelen of voldaan wordt aan hetgeen ingevolge artikel 4:9 van de wet is bepaald met betrekking tot de deskundigheid van de personen die het dagelijks beleid bepalen en van de werknemers en andere personen die zich onder de verantwoordelijkheid van de herverzekeringsbemiddelaar rechtstreeks bezighouden met financiële dienstverlening;

    i. gegevens op basis waarvan de Autoriteit Financiële Markten kan beoordelen of voldaan wordt aan hetgeen ingevolge artikel 4:10 van de wet is bepaald met betrekking tot de betrouwbaarheid van de personen die het beleid bepalen of mede bepalen of onderdeel zijn van een orgaan dat belast is met toezicht op het beleid en de algemene gang van zaken;

    j. een beschrijving van het voorgenomen beleid met betrekking tot de integere bedrijfsuitoefening als bedoeld in artikel 4:11, tweede en derde lid, van de wet;

    k. een beschrijving van de zeggenschapsstructuur, aan de hand waarvan de Autoriteit Financiële Markten kan beoordelen of voldaan wordt aan artikel 4:13 van de wet;

    l. gegevens op basis waarvan de Autoriteit Financiële Markten kan beoordelen of voldaan wordt aan hetgeen ingevolge de wet is bepaald met betrekking tot de bedrijfsvoering, bedoeld in artikel 4:15, eerste en tweede lid, van de wet; en

    m. een afschrift van de polis en polisvoorwaarden van de beroepsaansprakelijkheidsverzekering of gegevens met betrekking tot de daarmee vergelijkbare voorziening, bedoeld in artikel 4:76 van de wet.

  • 2. De gegevens, bedoeld in het eerste lid, onderdeel h, zijn:

    a. ten aanzien van de personen die het dagelijks beleid bepalen:

    1°. een opgave van de naam, de geboortedatum, de geboorteplaats, nationaliteit, het privé-adres, het telefoon- en faxnummer en de functie;

    2°. een curriculum vitae;

    3°. een opgave van de relevante diploma’s;

    4°. een kopie van een geldig identiteitsbewijs; en

    5°. een opgave van referenten;

    b. ten aanzien van de werknemers en andere personen die zich onder de verantwoordelijkheid van de herverzekeringsbemiddelaar rechtstreeks bezighouden met het verlenen van de financiële dienst: een beschrijving van de wijze waarop de deskundigheid van deze personen wordt gewaarborgd.

  • 3. De gegevens, bedoeld in het eerste lid, onderdeel i, zijn:

    a. een opgave van de naam, de geboortedatum, de geboorteplaats, nationaliteit, het privé-adres, het telefoon- en faxnummer en de functie;

    b. een kopie van een geldig identiteitsbewijs;

    c. gegevens met betrekking tot de antecedenten, bedoeld in de bijlage bij dit besluit; en

    d. een opgave van referenten.

  • 4. Het eerste lid, onderdeel i, is niet van toepassing ten aanzien van personen wier betrouwbaarheid voor de toepassing van de wet door een toezichthouder reeds is vastgesteld.

  • 5. De gegevens, bedoeld in het eerste lid, onderdeel j, zijn:

    a. een beschrijving van de wijze waarop de betrouwbaarheid van de werknemers en andere natuurlijke personen die zich onder de verantwoordelijkheid van de herverzekeringsbemiddelaar rechtstreeks bezighouden met het verlenen van financiële diensten wordt gewaarborgd; en

    b. een beschrijving van de procedures en maatregelen met betrekking tot de omgang met en vastlegging van incidenten.

  • 6. De gegevens, bedoeld in het eerste lid, onderdeel l, zijn:

    a. een beschrijving van de bedrijfsvoering die de herverzekeringsbemiddelaar in staat stelt te voldoen aan de bewaarplicht in verband met advisering; of

    b. indien hij afwijkt van de bewaarplicht: het protocol van het adviesproces.

§ 2.11. Optreden als gevolgmachtigde agent of ondergevolgmagtigde agent

Bepalingen ter uitvoering van artikel 2:94, tweede lid, van de wet

Artikel 40
  • 1. De gegevens bedoeld in artikel 2:94, tweede lid, van de wet zijn:

    a. een opgave van de naam en het adres van de gevolmachtigde agent of ondergevolmachtigde agent;

    b. een opgave van de rechtsvorm van de gevolmachtigde agent of ondergevolmachtigde agent;

    c. indien de gevolmachtigde agent of ondergevolmachtigde agent een rechtspersoon is: de statutaire zetel, de statutaire naam en de handelsnaam of handelsnamen;

    d. indien de gevolmachtigde agent of ondergevolmachtigde agent is ingeschreven in het handelsregister: een opgave van het nummer van inschrijving;

    e. indien toepassing is gegeven aan artikel 2:105 van de wet: ten aanzien van iedere bij de gevolmachtigde agent of ondergevolmachtigde agent aangesloten onderneming waarvoor de vergunning mede geldt de gegevens, bedoeld onder a tot en met d;

    f. een opgave van de financiële dienst waarvoor de vergunning wordt aangevraagd en het financiële product waarop deze dienst betrekking heeft;

    g. indien van toepassing: een opgave van de aansluiting bij een stelsel van zelftoezicht waarmee de Autoriteit Financiële Markten een convenant heeft gesloten;

    h. gegevens op basis waarvan de Autoriteit Financiële Markten kan beoordelen of voldaan wordt aan hetgeen ingevolge artikel 4:9 van de wet is bepaald met betrekking tot de deskundigheid van de personen die het dagelijks beleid bepalen en van de werknemers en andere personen die zich onder de verantwoordelijkheid van de gevolmachtigde agent of ondergevolmachtigde agent rechtstreeks bezighouden met financiële dienstverlening;

    i. gegevens op basis waarvan de Autoriteit Financiële Markten kan beoordelen of voldaan wordt aan hetgeen ingevolge artikel 4:10 van de wet is bepaald met betrekking tot de betrouwbaarheid van de personen die het beleid bepalen of mede bepalen of onderdeel zijn van een orgaan dat belast is met toezicht op het beleid en de algemene gang van zaken;

    j. een beschrijving van het voorgenomen beleid met betrekking tot de integere bedrijfsuitoefening als bedoeld in artikel 4:11, eerste, van de wet;

    k. een beschrijving van de zeggenschapsstructuur, aan de hand waarvan de Autoriteit Financiële Markten kan beoordelen of voldaan wordt aan artikel 4:13 van de wet;

    l. gegevens op basis waarvan de Autoriteit Financiële Markten kan beoordelen of voldaan wordt aan de ingevolge de wet gestelde eisen met betrekking tot de bedrijfsvoering, bedoeld in artikel 4:15, eerste en tweede lid, van de wet; en

    m. een opgave van de volmachtverlenende verzekeraar of, indien het een ondergevolmachtigde agent betreft, een opgave van de ondervolmachtverlenende gevolmachtigd agent of ondergevolmachtigde agent en van de volmachtverlenende verzekeraar.

  • 2. De gegevens, bedoeld in het eerste lid, onderdeel h, zijn:

    a. ten aanzien van de personen die het dagelijks beleid bepalen:

    1°. een opgave van de naam, de geboortedatum, de geboorteplaats, nationaliteit, het privé-adres, het telefoon- en faxnummer en de functie;

    2°. een curriculum vitae;

    3°. een opgave van de relevante diploma’s;

    4°. een kopie van een geldig identiteitsbewijs; en

    5°. een opgave van referenten;

    b. ten aanzien van de werknemers en andere personen die zich onder de verantwoordelijkheid van de gevolmachtigde agent of ondergevolmachtigde agent rechtstreeks bezighouden met het verlenen van de financiële dienst: een beschrijving van de wijze waarop de deskundigheid van deze personen wordt gewaarborgd.

  • 3. De gegevens, bedoeld in het eerste lid, onderdeel i, zijn:

    a. een opgave van de naam, de geboortedatum, de geboorteplaats, nationaliteit, het privé-adres, het telefoon- en faxnummer en de functie;

    b. een kopie van een geldig identiteitsbewijs;

    c. gegevens met betrekking tot de antecedenten, bedoeld in de bijlage bij dit besluit; en

    d. een opgave van referenten.

  • 4. Het eerste lid, onderdeel i, is niet van toepassing ten aanzien van personen wier betrouwbaarheid voor de toepassing van de wet door een toezichthouder reeds is vastgesteld.

  • 5. De gegevens, bedoeld in het eerste lid, onderdeel j, zijn:

    a. een beschrijving van de wijze waarop de betrouwbaarheid van de werknemers en andere natuurlijke personen die zich onder de verantwoordelijkheid van de gevolmachtigde of ondergevolmachtigde agent rechtstreeks bezighouden met het verlenen van financiële diensten wordt gewaarborgd; en

    b. een beschrijving van de procedures en maatregelen met betrekking tot de omgang met en vastlegging van incidenten.

  • 6. De gegevens, bedoeld in het eerste lid, onderdeel l, zijn:

    a. een beschrijving van de bedrijfsvoering die de gevolmachtigde agent of ondergevolmachtigde agent in staat stelt te voldoen aan de bewaarplicht in verband met advisering; of

    b. indien hij afwijkt van de bewaarplicht: het protocol van het adviesproces.

§ 2.12. Verlenen van beleggingsdiensten

Bepalingen ter uitvoering van artikel 2:99, derde lid, van de wet

Artikel 41
  • 1. De gegevens, bedoeld in artikel 2:99, derde lid, van de wet, zijn:

    a. een opgave van de naam en het adres van de beleggingsonderneming;

    b. een opgave van de rechtsvorm van de beleggingsonderneming;

    c. indien de beleggingsonderneming een rechtspersoon is: een opgave van de statutaire zetel, de statutaire naam en de handelsnaam of handelsnamen;

    d. indien de beleggingsonderneming is ingeschreven in het handelsregister: een opgave van het nummer van inschrijving;

    e. indien toepassing is gegeven aan artikel 2:105 van de wet: ten aanzien van iedere bij de beleggingsonderneming aangesloten onderneming waarvoor de vergunning mede geldt de gegevens, bedoeld onder a tot en met d;

    f. een opgave van de financiële dienst waarvoor de vergunning wordt aangevraagd en het financiële product waarop deze dienst betrekking heeft;

    g. gegevens op basis waarvan de Autoriteit Financiële Markten kan beoordelen of voldaan wordt aan hetgeen ingevolge artikel 4:9 van de wet is bepaald met betrekking tot de deskundigheid van de personen die het dagelijks beleid bepalen;

    h. gegevens op basis waarvan de Autoriteit Financiële Markten kan beoordelen of voldaan wordt aan hetgeen ingevolge artikel 4:10 van de wet is bepaald met betrekking tot de betrouwbaarheid van de personen die het beleid bepalen of mede bepalen of onderdeel zijn van een orgaan dat belast is met toezicht op het beleid en de algemene gang van zaken;

    i. een beschrijving van het voorgenomen beleid met betrekking tot de integere bedrijfsuitoefening, bedoeld in artikel 4:11 van de wet;

    j. een beschrijving van de zeggenschapsstructuur, aan de hand waarvan de Autoriteit Financiële Markten kan beoordelen of voldaan wordt aan artikel 4:13 van de wet;

    k. een beschrijving van de bedrijfsvoering, bedoeld in het bepaalde ingevolge artikel 4:14 van de wet;

    l. indien van toepassing, een beschrijving van de maatregelen, bedoeld in artikel 4:87 van de wet;

    m. een beschrijving van het voorgenomen beleid, bedoeld in artikel 4:88 van de wet;

    n. een verklaring van een accountant dat aan het bepaalde ingevolge artikel 3:53, eerste en derde lid, van de wet met betrekking tot het minimum eigen vermogen is voldaan; en

    o. indien van toepassing:

    1°. een opgave van de omvang van een gekwalificeerde deelneming als bedoeld in artikel 3:95 van de wet;

    2°. gegevens op basis waarvan de Nederlandsche Bank kan beoordelen of wordt voldaan aan hetgeen ingevolge artikel 3:99 van de wet is bepaald met betrekking tot de betrouwbaarheid van de aanvrager of houder van een verklaring van geen bezwaar die op grond van zijn gekwalificeerde deelneming het beleid van de betrokken onderneming zou kunnen bepalen of mede bepalen of zou bepalen of mede bepalen; en

    3°. bescheiden waaruit de financiële positie en de juridische groepsstructuur van de aanvrager of houder van een verklaring van geen bezwaar blijken.

  • 2. De gegevens, bedoeld in het eerste lid, onderdeel g, zijn:

    a. ten aanzien van de personen die het dagelijks beleid bepalen:

    1°. een opgave van de naam, de geboortedatum, de geboorteplaats, nationaliteit, het privé-adres, het telefoon- en faxnummer en de functie;

    2°. een curriculum vitae;

    3°. een opgave van de relevante diploma’s;

    4°. een kopie van een geldig identiteitsbewijs; en

    5°. een opgave van referenten.

  • 3. De gegevens, bedoeld in het eerste lid, onderdelen h en o, onder 2°, zijn:

    a. een opgave van de naam, de geboortedatum, de geboorteplaats, nationaliteit, het privé-adres, het telefoon- en faxnummer en de functie;

    b. een kopie van een geldig identiteitsbewijs;

    c. gegevens met betrekking tot de antecedenten, bedoeld in de bijlage bij dit besluit; en

    d. een opgave van referenten.

  • 4. Het eerste lid onderdelen h en o, onder 2°, zijn niet van toepassing ten aanzien van personen wier betrouwbaarheid voor de toepassing van de wet door een toezichthouder reeds is vastgesteld.

§ 2.13. Overige bepalingen

Bepalingen ter uitvoering van artikel 2:105, vijfde lid, van de wet

Artikel 42

Indien een vergunning als bedoeld in artikel 2:105, eerste lid, van de wet, wordt aangevraagd, worden, onverminderd de in dat lid genoemde artikelen, de volgende gegevens overgelegd:

a. gegevens waaruit de aansluiting bij de rechtspersoon, bedoeld in artikel 2:105, eerste lid, van de wet blijkt;

b. gegevens waaruit blijkt dat de rechtspersoon beschikt over voldoende bevoegdheden jegens de aangesloten ondernemingen om een handelen van een zodanige instelling in strijd met het ingevolge de wet bepaalde tegen te gaan en door de toezichthouder gegeven aanwijzing op te laten volgen;

c. gegevens waaruit blijkt dat de rechtspersoon beschikt over voldoende mogelijkheden tot deskundige ondersteuning van de aangesloten ondernemingen; en

d. gegevens waaruit blijkt dat de rechtspersoon gemachtigd is de aangesloten ondernemingen bij de aanvraag en ook overigens voor de toepassing van de in artikel 2:105, lid 3, van de wet genoemde afdelingen van de wet te vertegenwoordigen.

HOOFDSTUK 3. TOEGANG TOT DE BUITENLANDSE FINANCIËLE MARKTEN

§ 3.1. Uitoefenen van bedrijf van clearinginstelling

Bepaling ter uitvoering van artikel 2:107, tweede lid, van de wet

Artikel 43

De gegevens, bedoeld in artikel 2:107, tweede lid, van de wet zijn, indien het betreft een clearinginstelling die voornemens is haar bedrijf uit te oefenen vanuit een in een andere staat gelegen bijkantoor:

a. een opgave van de staat waar de clearinginstelling voornemens is vanuit een bijkantoor haar bedrijf uit te oefenen;

b. een opgave van het adres van het bijkantoor;

c. een opgave van activiteiten die de clearinginstelling voornemens is vanuit het bijkantoor te verrichten;

d. een opgave van de naam en het privé-adres van de personen die het dagelijks beleid van het bijkantoor zullen bepalen;

e. een beschrijving van het voorgenomen beleid met betrekking tot de integere bedrijfsuitoefening, bedoeld in artikel 3:10, eerste en tweede lid, van de wet; en

f. een beschrijving van de inrichting van de voorgenomen bedrijfsvoering met betrekking tot de beheerste en integere bedrijfsuitoefening, bedoeld in artikel 3:17, eerste lid, van de wet.

§ 3.2. Uitoefenen van bedrijf van kredietinstelling en financiële instelling

Bepalingen ter uitvoering van de artikelen 2:108, tweede lid, 2:111, tweede lid, en 2:112, tweede lid, van de wet

Artikel 44

De gegevens, bedoeld in artikel 2:108, tweede lid, van de wet zijn:

a. een opgave van de lidstaat waar de kredietinstelling voornemens is vanuit een bijkantoor haar bedrijf uit te oefenen;

b. een opgave van het adres van het bijkantoor;

c. een opgave van activiteiten die de kredietinstelling voornemens is vanuit het bijkantoor te verrichten;

d. een opgave van de naam en het privé-adres van de personen die het dagelijks beleid van het bijkantoor zullen bepalen;

e. een beschrijving van het voorgenomen beleid met betrekking tot de integere bedrijfsuitoefening, bedoeld in artikel 3:10, eerste en tweede lid, van de wet; en

f. een beschrijving van de inrichting van de bedrijfsvoering met betrekking tot de beheerste en integere bedrijfsuitoefening, bedoeld in artikel 3:17, eerste lid, van de wet.

Artikel 45

De gegevens, bedoeld in artikel 2:111, tweede lid, van de wet zijn:

a. de opgave van de staat waar de kredietinstelling voornemens is vanuit een bijkantoor haar bedrijf uit te oefenen;

b. de opgave van het adres van het bijkantoor;

c. een opgave van activiteiten die de kredietinstelling voornemens is vanuit het bijkantoor te verrichten;

d. een opgave van de naam en het privé-adres van de personen die het dagelijks beleid van het bijkantoor zullen bepalen;

e. een beschrijving van het voorgenomen beleid met betrekking tot de integere bedrijfsuitoefening, bedoeld in artikel 3:10, eerste en tweede lid, van de wet; en

f. een beschrijving van de inrichting van de bedrijfsvoering met betrekking tot de beheerste en integere bedrijfsuitoefening, bedoeld in artikel 3:17, eerste lid, van de wet.

Artikel 46

De gegevens, bedoeld in artikel 2:112, tweede lid, van de wet zijn:

a. de opgave van de lidstaat waar de financiële instelling voornemens is vanuit een bijkantoor haar bedrijf uit te oefenen;

b. de opgave van het adres van het bijkantoor;

c. een opgave van de activiteiten die de financiële instelling voornemens is vanuit het bijkantoor te verrichten;

d. een opgave van de naam en het privé-adres van de personen die het dagelijks beleid van het bijkantoor zullen bepalen;

e. een beschrijving van het voorgenomen beleid met betrekking tot de integere bedrijfsuitoefening, bedoeld in artikel 3:10, eerste en tweede lid, van de wet; en

f. een beschrijving van het voorgenomen beleid met betrekking tot de beheerste en integere bedrijfsuitoefening, bedoeld in artikel 3:17, eerste lid, van de wet.

§ 3.3. Uitoefenen van bedrijf van levensverzekeraars en schadeverzekeraars

Bepalingen ter uitvoering van de artikelen 2:115, tweede lid, 2:117, 2:118, tweede lid, en 2:120, tweede lid, van de wet

Artikel 47
  • 1. De gegevens, bedoeld in artikel 2:115, tweede lid, van de wet zijn:

    a. de opgave van de lidstaat waar de verzekeraar voornemens is vanuit een bijkantoor haar bedrijf uit te oefenen;

    b. de opgave van het adres van het bijkantoor;

    c. een programma van werkzaamheden;

    d. gegevens op basis waarvan de Nederlandsche Bank redelijkerwijs kan beoordelen of wordt voldaan aan de ingevolge artikel 3:8 van de wet gestelde eisen met betrekking tot deskundigheid van de personen die het dagelijks beleid van de verzekeraar bepalen;

    e. de opgave van de naam en het adres van de vertegenwoordiger, bedoeld in artikel 3:37, eerste lid, van de wet, en, zo de vertegenwoordiger rechtspersoon is, de statuten van deze rechtspersoon, een uittreksel uit diens inschrijving in het handelsregister en de naam en het privé-adres van de natuurlijke persoon, bedoeld in artikel 3:37, derde lid, van de wet;

    f. gegevens op basis waarvan de Nederlandsche Bank redelijkerwijs kan beoordelen of wordt voldaan aan hetgeen ingevolge artikel 3:8 van de wet is bepaald met betrekking tot deskundigheid van de vertegenwoordiger, bedoeld in artikel 3:37, eerste lid, van de wet, of de natuurlijke persoon, bedoeld in artikel 3:37, derde lid, van de wet;

    g. gegevens op basis waarvan de Nederlandsche Bank kan beoordelen of voldaan wordt aan hetgeen ingevolge artikel 3:9 van de wet is bepaald met betrekking tot de betrouwbaarheid van de vertegenwoordiger, bedoeld in artikel 3:37, eerste lid, of de natuurlijke persoon, bedoeld in artikel 3:37, derde lid, van de wet; en

    h. een beschrijving van de inrichting van de bedrijfsvoering met betrekking tot de beheerste en integere bedrijfsuitoefening, bedoeld in artikel 3:17, eerste lid, van de wet.

  • 2. Indien de schadeverzekeraar voornemens is risico’s behorende tot de branche Aansprakelijkheid motorrijtuigen te dekken, zijn de gegevens, bedoeld in artikel 3:115, tweede lid, voorts een schriftelijk bewijs waaruit blijkt dat de schadeverzekeraar is toegetreden tot het nationale bureau en het nationale waarborgfonds van de betrokken lidstaat die overeenkomen met het bureau, bedoeld in artikel 2, zesde lid, van de Wet aansprakelijkheid motorrijtuigen onderscheidenlijk het Waarborgfonds motorverkeer, bedoeld in artikel 23, eerste lid, van die wet.

  • 3. De gegevens, bedoeld in het eerste lid, onderdeel f, zijn:

    a. een opgave van de naam, de geboortedatum, de geboorteplaats, nationaliteit, het privé-adres, het telefoon- en faxnummer en de functie;

    b. een curriculum vitae;

    c. een opgave van de relevante diploma’s;

    d. een kopie van een geldig identiteitsbewijs; en

    e. een opgave van referenten.

  • 4. De gegevens, bedoeld in het eerste lid, onderdeel g, zijn:

    a. een opgave van de naam, de geboortedatum, de geboorteplaats, nationaliteit, het privé-adres, het telefoon- en faxnummer en de functie;

    b. een kopie van een geldig identiteitsbewijs;

    c. gegevens met betrekking tot de antecedenten, bedoeld in de bijlage bij dit besluit; en

    d. een opgave van referenten.

  • 5. Het eerste lid, onderdeel g, is niet van toepassing indien het een persoon betreft wiens betrouwbaarheid voor de toepassing van de wet door een toezichthouder reeds is vastgesteld.

  • 6. De gegevens, bedoeld in het eerste en tweede lid, gaan vergezeld van een vertaling voorzover de Nederlandsche Bank zulks verlangt. De Nederlandsche Bank kan slechts dan een vertaling verlangen indien de toezichthoudende autoriteit van de lidstaat waar de verzekeraar voornemens is vanuit een bijkantoor haar bedrijf uit te oefenen, een vertaling verlangt.

Artikel 48

Het programma van werkzaamheden, bedoeld in artikel 47, eerste lid, onderdeel c, dat wordt overgelegd door een levensverzekeraar met zetel in Nederland ten behoeve van een bijkantoor in een andere lidstaat bevat het volgende:

a. een opgave van de aard van de overeenkomsten die de levensverzekeraar voornemens is te sluiten;

b. een beschrijving van de inrichting van de bedrijfsvoering met betrekking tot de beheerste en integere bedrijfsuitoefening, bedoeld in artikel 3:17, eerste lid, van het bijkantoor;

c. een raming van de kosten voor de inrichting van de administratie en van het produktienet, alsmede bewijsstukken waaruit blijkt dat de verzekeraar beschikt over de financiële middelen tot dekking daarvan; en

d. voor het eerste boekjaar, een gedetailleerde raming van de vermoedelijke inkomsten en uitgaven, zowel wat de directe verrichtingen en de geaccepteerde herverzekeringen als de overdachten uit hoofde van de herverzekering betreft.

Artikel 49
  • 1. Het programma van werkzaamheden, bedoeld in artikel 47, eerste lid, onderdeel c, dat wordt overgelegd door een schadeverzekeraar met zetel in Nederland ten behoeve van een bijkantoor in een andere lidstaat bevat het volgende:

    a. een opgave van de van de risico’s die de schadeverzekeraar voornemens is te dekken;

    b. een beschrijving van de inrichting van de bedrijfsvoering met betrekking tot de beheerste en integere bedrijfsuitoefening, bedoeld in artikel 3:17, eerste lid, van het bijkantoor;

    c. een raming van de kosten voor de inrichting van de administratie en van het produktienet, alsmede bewijsstukken waaruit blijkt dat de verzekeraar beschikt over de financiële middelen tot dekking daarvan;

    d. voor het eerste boekjaar, een raming van de andere dan de in onderdeel c bedoelde kosten van beheer, in het bijzonder van de algemene kosten en de provisies; en

    e. voor het eerste boekjaar, een raming van de premies en van de schaden.

  • 2. Indien de schadeverzekeraar voornemens is risico’s behorende tot de branche Hulpverlening te dekken, bevat het programma van werkzaamheden voorts een opgave van de ter beschikking van de levensverzekeraar ter beschikking staande middelen voor het verstrekken van de overeengekomen hulp.

Artikel 50
  • 1. De gegevens, bedoeld in artikel 2:117 van de wet zijn:

    a. de opgave van de lidstaat waarnaar de verzekeraar voornemens is diensten te verrichten; en

    b. indien het levensverzekeraar betreft, een beschrijving van de aard van de overeenkomsten die hij voornemens is te sluiten; en

    c. indien het een schadeverzekeraar betreft, een beschrijving van de aard van de risico’s die hij voornemens is te dekken.

  • 2. Indien de verzekeraar voornemens is het bedrijf van verzekeraar in de branche Aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen uit te oefenen door middel van diensten naar een andere lidstaat Nederland zijn de gegevens tevens:

    a. de opgave van de naam en het adres van de schade-afhandelaar in de betrokken lidstaat die belast wordt met het namens de verzekeraar afwikkelen van vorderingen van benadeelden die voortvloeien uit risico’s behorende tot de branche Aansprakelijkheid motorrijtuigen; en

    b. een schriftelijk bewijs waaruit blijkt dat de verzekeraar is toegetreden tot het nationale bureau van het nationale waarborgfonds van de betrokken lidstaat die overeenkomen met het bureau, bedoeld in artikel 2, zesde lid, van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen onderscheidenlijk het Waarborgfonds Motorverkeer, bedoeld in artikel 23, eerste lid, van die wet.

  • 3. De gegevens, bedoeld in het eerste en tweede lid, bevatten tevens een vertaling voorzover de Nederlandsche Bank zulks verlangt. De Nederlandsche Bank kan slechts dan een vertaling verlangen indien de toezichthoudende autoriteit van de lidstaat waar de verzekeraar voornemens is vanuit een bijkantoor haar bedrijf uit te oefenen, een vertaling verlangt.

Artikel 51
  • 1. De gegevens, bedoeld in artikel 2:118, tweede lid, van de wet zijn:

    a. de opgave van de lidstaat waarnaar de verzekeraar voornemens is diensten te verrichten; en

    b. indien het levensverzekeraar betreft, een beschrijving van de aard van de overeenkomsten die hij voornemens is te sluiten; en

    c. indien het een schadeverzekeraar betreft, een beschrijving van de aard van de risico’s die hij voornemens is te dekken.

  • 2. De gegevens, bedoeld in het eerste en tweede lid, bevatten tevens een vertaling voorzover de Nederlandsche Bank zulks verlangt.

Artikel 52
  • 1. De gegevens, bedoeld in artikel 2:120, tweede lid, van de wet zijn:

    a. de opgave van de lidstaat waar de levensverzekeraar of schadeverzekeraar voornemens is vanuit een bijkantoor zijn bedrijf uit te oefenen;

    b. de opgave van het adres van het bijkantoor;

    c. een programma van werkzaamheden;

    d. gegevens op basis waarvan de Nederlandsche Bank kan beoordelen of wordt voldaan aan hetgeen ingevolge artikel 3:8 van de wet is bepaald met betrekking tot deskundigheid van de personen die het dagelijks beleid van de verzekeraar bepalen;

    e. gegevens op basis waarvan de Nederlandsche Bank kan beoordelen of wordt voldaan aan hetgeen ingevolge artikel 3:9 van de wet is bepaald met betrekking tot betrouwbaarheid van de personen die het beleid van het bijkantoor bepalen of mede bepalen;

    f. de opgave van de naam en het adres van de vertegenwoordiger, bedoeld in artikel 3:37, eerste lid, van de wet, en, zo de vertegenwoordiger rechtspersoon is, de statuten van deze rechtspersoon, een uittreksel uit diens inschrijving in het handelsregister en de naam en het privé-adres van de natuurlijke persoon, bedoeld in artikel 3:37, derde lid, van de wet;

    g. gegevens op basis waarvan de Nederlandsche Bank kan beoordelen of wordt voldaan aan hetgeen ingevolge artikel 3:8 van de wet is bepaald met betrekking tot deskundigheid van de vertegenwoordiger, bedoeld in artikel 3:37, eerste lid, van de wet, of de natuurlijke persoon, bedoeld in artikel 3:37, derde lid, van de wet;

    h. de gegevens op basis waarvan de Nederlandsche Bank kan beoordelen of wordt voldaan aan hetgeen ingevolge artikel 3:9 van de wet is bepaald met betrekking tot de betrouwbaarheid van de vertegenwoordiger, bedoeld in artikel 3:37, eerste lid, van de wet of de natuurlijke persoon, bedoeld in artikel 3:37, derde lid, van de wet; en

    i. een beschrijving van het voorgenomen beleid met betrekking tot de beheerste en integere uitoefening van het bedrijf als bedoeld in artikel 3:17, eerste lid, van de wet.

  • 2. Indien de schadeverzekeraar voornemens is risico’s behorende tot de branche Aansprakelijkheid motorrijtuigen te dekken, zijn de gegevens, bedoeld in artikel 2:115, tweede lid, voorts een schriftelijk bewijs waaruit blijkt dat de schadeverzekeraar is toegetreden tot het nationale bureau en het nationale waarborgfonds van de betrokken lidstaat die overeenkomen met het bureau, bedoeld in artikel 2, zesde lid, van de Wet aansprakelijkheid motorrijtuigen onderscheidenlijk het Waarborgfonds motorverkeer, bedoeld in artikel 23, eerste lid, van die wet.

  • 3. De gegevens, bedoeld in het eerste lid, onderdelen d en g, zijn:

    a. een opgave van de naam, de geboortedatum, de geboorteplaats, nationaliteit, het privé-adres, het telefoon- en faxnummer en de functie;

    b. een curriculum vitae;

    c. een opgave van de relevante diploma’s;

    d. een kopie van een geldig identiteitsbewijs; en

    e. een opgave van referenten.

  • 4. De gegevens bedoeld in het eerste lid, onderdelen e en h, zijn:

    a. een opgave van de naam, de geboortedatum, de geboorteplaats, nationaliteit, het privé-adres, het telefoon- en faxnummer en de functie;

    b. een kopie van een geldig identiteitsbewijs;

    c. gegevens met betrekking tot de antecedenten, bedoeld in de bijlage bij dit besluit; en

    d. een opgave van referenten.

  • 5. De gegevens, bedoeld in het eerste en tweede lid, bevatten tevens een vertaling voorzover de Nederlandsche Bank zulks verlangt.

Artikel 53

Het programma van werkzaamheden, bedoeld in artikel 52, eerste lid, onderdeel c, dat wordt overgelegd door een levensverzekeraar met zetel in Nederland ten behoeve van een bijkantoor in een staat die geen lidstaat is bevat het volgende:

a. de aard van de overeenkomsten van levensverzekering die door het bijkantoor zullen worden gesloten; en

b. een beschrijving van de inrichting van de bedrijfsvoering met betrekking tot de beheerste en integere bedrijfsuitoefening, bedoeld in artikel 3:17, eerste lid, van het bijkantoor.

Artikel 54

Het programma van werkzaamheden, bedoeld in artikel 52, eerste lid, onderdeel c, dat wordt overgelegd door een schadeverzekeraar met zetel in Nederland ten behoeve van een bijkantoor in een staat die geen lidstaat is bevat het volgende:

a. de aard van de risico’s van schadeverzekering die door het bijkantoor zullen worden gedekt; en

b. een beschrijving van de inrichting van de bedrijfsvoering met betrekking tot de beheerste en integere bedrijfsuitoefening, bedoeld in artikel 3:17, eerste lid, van het bijkantoor.

§ 3.4. Uitoefenen van bedrijf van natura-uitvaartverzekeraar

Bepaling ter uitvoering van artikel 2:121, tweede lid, van de wet

Artikel 55
  • 1. De gegevens, bedoeld in artikel 2:121, tweede lid, van de wet zijn:

    a. de opgave van de staat waar de natura-uitvaartverzekeraar voornemens is vanuit een bijkantoor zijn bedrijf uit te oefenen;

    b. de opgave van het adres van het bijkantoor;

    c. een programma van werkzaamheden;

    d. gegevens op basis waarvan de Nederlandsche Bank kan beoordelen of wordt voldaan aan hetgeen ingevolge artikel 3:8 van de wet is bepaald met betrekking tot de deskundigheid van de personen die het dagelijks beleid van de verzekeraar bepalen;

    e. gegevens op basis waarvan de Nederlandsche Bank kan beoordelen of wordt voldaan aan hetgeen ingevolge artikel 3:8 van de wet is bepaald met betrekking tot de deskundigheid van de vertegenwoordiger, bedoeld in artikel 3:37, eerste lid, van de wet, of de natuurlijke persoon, bedoeld in artikel 3:37, derde lid, van de wet;

    f. indien de vertegenwoordiger, bedoeld in artikel 3:37, eerste lid, van de wet, rechtspersoon is, de opgave van de naam, het adres, de statuten , en een uittreksel uit de inschrijving in het handelsregister; en

    g. de gegevens op basis waarvan de Nederlandsche Bank kan beoordelen of wordt voldaan aan hetgeen ingevolge artikel 3:9 van de wet is bepaald met betrekking tot betrouwbaarheid van de vertegenwoordiger, bedoeld in artikel 3:37, eerste lid, indien deze een natuurlijke persoon is, of met betrekking tot de natuurlijke persoon, bedoeld in artikel 3:37, derde lid, van de wet.

  • 2. De gegevens, bedoeld in het eerste lid, onderdelen d en e, zijn:

    a. een opgave van de naam, de geboortedatum, de geboorteplaats, nationaliteit, het privé-adres, het telefoon- en faxnummer en de functie;

    b. een curriculum vitae;

    c. een opgave van de geldige diploma’s;

    d. een kopie van een geldig identiteitsbewijs; en

    e. een opgave van referenten.

  • 3. De gegevens, bedoeld in het eerste lid, onderdeel g, zijn:

    a. een opgave van de naam, de geboortedatum, de geboorteplaats, nationaliteit, het privé-adres, het telefoon- en faxnummer en de functie;

    b. een kopie van een geldig identiteitsbewijs;

    c. gegevens met betrekking tot de antecedenten, bedoeld in de bijlage bij dit besluit; en

    d. een opgave van referenten.

  • 4. Het eerste lid, onderdeel g, is niet van toepassing indien het een persoon betreft wiens betrouwbaarheid voor de toepassing van de wet door een toezichthouder reeds is vastgesteld.

Artikel 56

Het programma van werkzaamheden, bedoeld in artikel 55, eerste lid, onderdeel c, bevat het volgende:

a. een opgave van de aard van de overeenkomsten van natura-uitvaartverzekering die door het bijkantoor zullen worden gesloten;

b. een beschrijving van het voorgenomen beleid met betrekking tot de integere bedrijfsuitoefening, bedoeld in artikel 3:10, eerste lid, van de wet, van het bijkantoor; en

c. een beschrijving van de inrichting van de bedrijfsvoering met betrekking tot de beheerste en integere bedrijfsuitoefening, bedoeld in artikel 3:17, eerste lid, van de wet, van het bijkantoor.

§ 3.5. Aanbieden van rechten van deelneming in instellingen voor collectieve belegging in effecten

Bepalingen ter uitvoering van artikel 2:122 van de wet

Artikel 57

De gegevens, bedoeld in artikel 2:122, tweede lid, van de wet zijn:

a. een opgave van de lidstaat waar de beheerder voornemens is het bijkantoor te openen;

b. een opgave van de financiële diensten die de beheerder voornemens is te verlenen;

c. een opgave van het adres in de lidstaat van ontvangst waar documenten kunnen worden opgevraagd; en

d. een opgave van de identiteit van de personen die het dagelijks beleid van het bijkantoor bepalen.

§ 3.6. Verlenen van beleggingsdiensten

Bepalingen ter uitvoering van de artikelen 2:127, tweede lid, en 2:130, tweede lid, van de wet

Artikel 58

De gegevens, bedoeld in artikel 2:127, tweede lid, van de wet zijn:

a. een opgave van de lidstaat waar de beleggingsonderneming voornemens is het bijkantoor te openen;

b. een opgave van de financiële diensten die de beleggingsonderneming voornemens is te verlenen;

c. een opgave van het adres in de lidstaat van ontvangst waar documenten kunnen worden opgevraagd; en

d. een opgave van de identiteit van de personen die het dagelijks beleid van het bijkantoor bepalen.

Artikel 59
  • 1. De gegevens als bedoeld in artikel 2:130, eerste lid, van de wet zijn:

    a. een opgave van de staat waar de beleggingsonderneming voornemens is het bijkantoor te openen;

    b. een opgave van de financiële diensten die de beleggingsonderneming voornemens is te verlenen;

    c. een beschrijving van de maatregelen, gericht op het bevorderen en handhaven van een integere bedrijfsvoering;

    d. het adres in de staat van ontvangst waar documenten kunnen worden opgevraagd; en

    e. een opgave van de identiteit van de personen die het dagelijks beleid van het bijkantoor bepalen.

  • 2. De beleggingsonderneming doet de in het eerste lid bedoelde gegevens vergezeld gaan van een vertaling voorzover de Autoriteit Financiële Markten dat verlangt.

HOOFDSTUK 4. SLOTBEPALINGEN

Artikel 60

De artikelen van dit besluit treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Artikel 61

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit Markttoegang financiële ondernemingen Wft.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

histnoot

’s-Gravenhage, 12 oktober 2006

Beatrix

De Minister van Financiën,

G. Zalm

Uitgegeven de eenendertigste oktober 2006

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

BIJLAGE

1 Strafrechtelijke antecedenten

1.1 Veroordelingen

Bij onherroepelijk vonnis is betrokkene in Nederland of in het buitenland veroordeeld terzake van een poging tot, voorbereiding van, doen plegen van, uitlokking van, medeplegen van, medeplichtigheid aan of plegen van:

– het in of vanuit Nederland, beschikkende over voorwetenschap, verrichten of bewerkstelligen van transacties in bepaalde effecten (artikelen 5:53 en 5:56 van de wet);

– het doorgeven van voorwetenschap als bedoeld in artikelen 5:53 en 5:56 van de wet of de nadrukkelijke aanbeveling bepaalde transacties te doen zonder daarbij de voorwetenschap door te geven (artikel 5:57 van de wet);

– deelneming aan een criminele en of terroristische organisatie (artikelen 140 tot en met 140a van het Wetboek van Strafrecht (WvSr));

– valsheid in geschrifte (artikel 225 van het WvSr);

– opzettelijk verstrekken van onware gegevens (artikel 227a van het WvSr);

– opzettelijk schenden van de verplichting gegevens te verstrekken (artikel 227b van het WvSr);

– diefstal onder verzwarende omstandigheden (artikelen 311en 312 van het WvSr);

– verduistering (artikelen 321 tot en met 323 van het WvSr);

– benadeling van schuldeisers of rechthebbenden (artikelen 340 tot en met 348 van het WvSr);

– opzetheling (artikel 416 van het WvSr);

– witwassen (artikelen 420bis tot en met 420ter van het WvSr);

– overtreding van een bepaling uit de financiële toezichtswetgeving, als misdrijf strafbaar gesteld in artikel 2 juncto 6 van de Wet op de economische delicten en waarvoor betrokkene is veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf of een geldboete van ten minste de vierde categorie; of

– overtreding van een of meer in het buitenland geldende strafbepalingen, vergelijkbaar met de hierboven genoemde.

2 Overige strafrechtelijke antecedenten

2.1 Veroordelingen

Bij vonnis is betrokkene in Nederland of in het buitenland veroordeeld terzake van poging tot, voorbereiding van, doen plegen van, uitlokking van, mislukte uitlokking van, medeplegen van, medeplichtigheid aan of plegen van:

Wetboek van Strafrecht:

– openbare orde en discriminatie (artikelen 131 tot en met 151a);

– gemeengevaarlijke misdrijven (artikelen 157 tot en met 175);

– openbaar gezag (artikelen 177 tot en met 207a );

– muntmisdrijven (artikelen 208 tot en met 215);

– andere valsheiddelicten dan muntmisdrijven (artikelen 216 tot en met 235);

– opzettelijk verstrekken van onware gegevens (artikel 227a);

– opzettelijk schenden van de verplichting gegevens te verstrekken (artikel 227b);

– misdrijven tegen de zeden (artikelen 242, 246, 243 tot en met 245, 247 tot en met 250, 250ter);

– bedreiging met geweld of misdrijf (artikel 285);

– geweldsmisdrijven tegen het leven (artikelen 287 tot en met 294);

– mishandeling (artikelen 300 tot en met 306);

– dood en lichamelijk letsel door schuld (artikelen 307 tot en met 309);

– eenvoudige diefstal (artikel 310);

– diefstal onder verzwarende omstandigheden (artikel 311);

– diefstal met geweld (artikel 312);

– afpersing (artikel 317);

– verduistering (artikelen 321 tot en met 323);

– bedrog (artikelen 326 tot en met 337);

– benadeling van schuldeisers of rechthebbenden (artikelen 340 tot en met 348);

– vernieling (artikelen 350 tot en met 354);

– ambtsmisdrijven (artikelen 355 tot en met 380);

– heling en schuldheling (artikelen 416 tot en met 417bis);

– witwassen (artikelen 420 bis tot en met 420quinquies);

– opgave van valse naam, academische titel etc. (artikel 435);

– onbevoegd uitoefenen makelaardij (artikel 436a);

– indruk wekken van officieel gesteund of erkend optreden (artikel 435b);

– eigenmachtig handelen tijdens surséance (artikel 442);

– verstrekken van onware gegevens (artikel 447c); of

– schenden van de verplichting gegevens te verstrekken (artikel 447d).

Algemene wet inzake de rijksbelastingen (AWR):

– overtreding fiscale wetgeving (artikelen 68 en 69).

Opiumwet:

– met opzet smokkelen, bereiden, verkopen, afleveren, aanwezig hebben, etc. van harddrugs (artikel 2, eerste lid);

– met opzet smokkelen, bereiden, verkopen, afleveren, aanwezig hebben en vervaardigen softdrugs (artikel 3, eerste lid); of

– voorbereidingshandelingen met betrekking tot bereiden, verkopen, afleveren etc. en smokkelen van harddrugs (artikel 10a, eerste lid).

Wet op de economische delicten (WED):

Door de WED strafbaar gestelde gedragingen, met name verbodsbepalingen uit de financiële toezichtswetgeving, artikel 9 van de Wet melding ongebruikelijke transacties en de artikelen 2, eerste, tweede en zesde lid, 5, 6, 7, 8 van de Wet identificatie bij dienstverlening 1993.

Wet wapens en munitie:

– zonder erkenning wapen of munitie vervaardigen etc. (artikel 9, eerste lid), vervaardigen, voorhanden hebben etc. bepaalde wapens (artikel 13, eerste lid);

– zonder consent bepaalde wapens of munitie doen binnenkomen of uitgaan etc. (artikel 14, eerste lid);

– zonder vergunning of verlof vervoeren bepaalde wapens of munitie (artikel 22, eerste lid);

– verboden voorhanden hebben van bepaalde wapens of munitie (artikel 26, eerste lid); of

– verboden overdragen van bepaalde wapens of munitie (artikel 31, eerste lid).

Wegenverkeerswet 1994:

– dood of letsel door schuld (artikel 6);

– doorrijden na ongeval (artikel 7);

– rijden onder invloed (artikel 8);

– motorvoertuig besturen na ontzegging (artikel 9);

– joyriding (artikel 11); of

– medewerking weigeren aan onderzoek (artikel 163).

Buitenlandse strafbepalingen

– Onder veroordelingen worden ook verstaan veroordelingen in het buitenland wegens overtreding van een of meer in het buitenland geldende strafbepalingen, vergelijkbaar met de hierboven genoemde.

2.2 Transacties met de Officier van Justitie

Betrokkene heeft een transactie als bedoeld in artikel 74 van het WvSr gedaan ter zake van een of meer van de hiervoor onder 2.1 genoemde strafbare feiten. Onder transacties worden ook verstaan transacties in het buitenland met de ter zake bevoegde autoriteiten ter zake van overtreding van een of meer daar geldende strafbepalingen vergelijkbaar met de hiervoor genoemde.

2.3 (Voorwaardelijk) sepot, vrijspraak of ontslag van rechtsvervolging

Betrokkene wordt ter zake van een of meer van de hiervoor onder 2.1 genoemde strafbare feiten niet of niet verder vervolgd of voorwaardelijk niet of niet verder vervolgd, of is vrijgesproken of ontslagen van rechtsvervolging.

Onder al dan niet voorwaardelijk sepot, niet verdere vervolging, vrijspraak of ontslag van rechtsvervolging worden ook verstaan soortgelijke uitspraken en maatregelen in het buitenland ter zake van overtreding van een of meer daar geldende strafbepalingen vergelijkbaar met de hiervoor genoemde.

2.4 Andere feiten of omstandigheden

Andere feiten of omstandigheden die redelijkerwijs voor de toezichthouder van belang kunnen zijn voor de beoordeling van de betrouwbaarheid van betrokkene, zoals blijkend uit door tot de opsporing van strafbare feiten bevoegde ambtenaren opgemaakte processen-verbaal of rapporten die erop wijzen dat betrokkene betrokken is (geweest) bij een of meer van de onder 2.1 genoemde strafbare feiten. Onder processen-verbaal of rapporten wordt ook verstaan soortgelijke documenten met gelijke bewijskracht, opgemaakt door tot de opsporing van strafbare feiten bevoegde ambtenaren in het buitenland ter zake van daar geldende strafbepalingen, vergelijkbaar met de onder 2.1 genoemde.

3 Financiële antecedenten

3.1 Persoonlijk

– betrokkene heeft belangrijke persoonlijke financiële problemen gehad en deze hebben tot juridische, invorderings- of incassoprocedures geleid;

– ten aanzien van betrokkene is surséance van betaling, faillissement, schuldsanering of schuldeisersakkoord aangevraagd of uitgesproken;

– betrokkene is thans in Nederland of elders verwikkeld in één of meer juridische procedures naar aanleiding van persoonlijke financiële problemen, dan wel verwacht daarin betrokken te raken; of

– de persoonlijke financiële verplichtingen van betrokkene staan naar algemene maatstaven niet in een gezonde verhouding tot diens inkomsten of vermogen.

3.2 Zakelijk

– de huidige of één van de voormalige werkgever(s) van betrokkene of enige vennootschap of rechtspersoon, waarbij betrokkene een functie bekleedt of bekleedde als beleidsbepalende of medebeleidsbepalende persoon, feitelijke zeggenschap over het beleid uitoefent of uitoefende of anderszins (mede)verantwoordelijk is of was voor het beleid, heeft belangrijke financiële problemen gehad en deze hebben tot juridische procedures in Nederland of elders geleid;

– met betrekking tot de huidige of één van de voormalige werkgevers of enige vennootschap of rechtspersoon, waarbij betrokkene een functie als beleidsbepalende of medebeleidsbepalende persoon bekleedt of bekleedde, feitelijke zeggenschap over het beleid uitoefent of uitoefende of anderszins (mede)verantwoordelijk is of was voor het beleid, is surséance van betaling of faillissement aangevraagd of uitgesproken; of

– betrokkene is veroordeeld tot voldoen van openstaande schulden wegens aansprakelijkheid voor het faillissement van een vennootschap of rechtspersoon op grond van de toepasselijke bepalingen van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek (artikelen 50a, 138, 149, 248, 259 en 300a).

3.3 Andere feiten of omstandigheden

Andere feiten of omstandigheden die wijzen op betrokkenheid van betrokkene bij één of meer financiële gedragingen, voor zover die redelijkerwijs voor de toezichthouder van belang kunnen zijn voor de beoordeling van diens betrouwbaarheid.

4 Toezichtantecedenten

4.1 Toezichtantecedenten

– het onjuist of onvolledig verstrekken van gegevens aan een toezichthouder of toezichthoudende instantie;

– betrokkene of een vennootschap of rechtspersoon waarbij betrokkene een functie als beleidsbepalende of medebeleidsbepalende persoon bekleedt of bekleedde, feitelijke zeggenschap in het bestuur uitoefent of uitoefende of anderszins (mede)verantwoordelijk is of was voor het beleid, is een toelating, vergunning of ontheffing geweigerd door een toezichthouder of toezichthoudende instantie;

– een aan betrokkene of een vennootschap of rechtspersoon waarbij betrokkene een functie als beleidsbepalende of medebeleidsbepalende persoon bekleedt of bekleedde, feitelijk zeggenschap in het bestuur uitoefent of uitoefende of anderszins (mede)verantwoordelijk is of was voor het beleid, verleende toelating, vergunning of ontheffing is ingetrokken door een toezichthouder of toezichthoudende instantie;

– betrokkene, of zijn huidige of één van zijn voormalige werkgevers of een vennootschap of rechtspersoon, waarbij betrokkene een functie als beleidsbepalende of medebeleidsbepalende persoon bekleedt of bekleedde, feitelijk zeggenschap in het bestuur uitoefent of uitoefende of anderszins (mede-) verantwoordelijk is of was voor het beleid, is in conflict geweest met een toezichthouder of toezichthoudende instantie en dit conflict heeft geleid tot enige maatregel jegens betrokkene dan wel jegens de vennootschap of rechtspersoon waarbij betrokkene een functie als beleidsbepalende of medebeleidsbepalende persoon bekleedt of bekleedde, feitelijk zeggenschap over het beleid uitoefent of uitoefende of anderszins verantwoordelijk is of was voor het beleid;

– aan betrokkene of aan een vennootschap of rechtspersoon waarbij betrokkene een functie als beleidsbepalende of medebeleidsbepalende persoon bekleedt of bekleedde, feitelijke zeggenschap in het bestuur uitoefent of uitoefende of anderszins (mede)verantwoordelijk is of was voor het beleid, een verklaring door de Minister van Justitie ter zake van de oprichting van dan wel van de wijziging van de statuten van een vennootschap geweigerd op gronden genoemd in de artikelen 68, tweede lid, 179, tweede lid, 125, tweede lid, onderscheidenlijk 235, tweede lid van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.

4.2 Andere feiten of omstandigheden

Andere feiten of omstandigheden die wijzen op betrokkenheid van betrokkene bij één of meer gedragingen ter zake waarvan in Nederlandse of buitenlandse financiële toezichtswetgeving regels zijn gesteld, welke gedraging of gedragingen die redelijkerwijs voor de toezichthouder van belang kunnen zijn voor de beoordeling van diens betrouwbaarheid.

5 Fiscaal bestuursrechtelijke antecedenten

5.1 Persoonlijk

Aan betrokkene is op grond van de Algemene wet inzake rijksbelastingen een vergrijpboete opgelegd ter zake van één of meer van de hieronder genoemde strafbare feiten:

– opzettelijk een onjuiste of onvolledige belastingaangifte doen (artikel 67d);

– het is aan opzet of grove schuld van de belastingplichtige te wijten dat een belastingaanslag tot een te laag bedrag is vastgesteld of anderszins te weinig belasting is geheven (artikel 67e); of

– het aan opzet of grove schuld van de belastingplichtige of inhoudingsplichtige te wijten is dat belasting niet, gedeeltelijk niet, dan wel niet binnen de termijn is betaald (artikel 67f).

5.2 Zakelijk

Aan de huidige of één van de voormalige werkgevers of enige vennootschap of rechtspersoon, waarbij betrokkene een functie bekleedt of bekleedde als beleidsbepalende of medebeleidsbepalende persoon, feitelijke zeggenschap in het bestuur uitoefent of uitoefende of anderszins (mede)verantwoordelijk is of was voor het beleid, is op grond van de Algemene wet inzake rijksbelastingen een vergrijpboete opgelegd ter zake van één of meer van de hieronder genoemde strafbare feiten:

– opzettelijk een onjuiste of onvolledige belastingaangifte doen (artikel 67d);

– het is aan opzet of grove schuld van de belastingplichtige te wijten dat een belastingaanslag tot een te laag bedrag is vastgesteld of anderszins te weinig belasting is geheven (artikel 67e); of

– het is aan opzet of grove schuld van de belastingplichtige of inhoudingsplichtige te wijten is dat belasting niet, gedeeltelijk niet, dan wel niet binnen de termijn is betaald (artikel 67f van de AWR).

5.3 Andere feiten of omstandigheden

Andere feiten of omstandigheden die wijzen op betrokkenheid van betrokkene bij één of meer gedragingen op fiscaal gebied die redelijkerwijs voor de toezichthouder van belang kunnen zijn voor de beoordeling van diens betrouwbaarheid.

6 Overige antecedenten

– de inschrijving van betrokkene bij het Dutch Securities Institute is door die instelling beëindigd;

– betrokkene is onderworpen of onderworpen geweest aan een procedure tot het treffen van tuchtrechtelijke, disciplinaire of andere vergelijkbare maatregelen door of vanwege een organisatie van zijn beroepsgenoten in of buiten Nederland en deze procedure heeft jegens betrokkene tot maatregelen geleid; of

– betrokkene is betrokken of betrokken geweest bij enig conflict met zijn huidige dan wel een vorige werkgever aangaande de correcte vervulling van zijn functie of naleving van gedragsnormen in verband met die taakvervulling en dit conflict heeft geleid tot het opleggen van een arbeidsrechtelijke sanctie aan betrokkene (zoals in de vorm van een waarschuwing, berisping, schorsing of ontslag).

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

Dit besluit strekt ter uitvoering van bepalingen in het Deel Markttoegang en het Algemeen deel van de Wet op het financieel toezicht (Wft). De meeste bepalingen hebben betrekking op de gegevens die bij de vergunningaanvraag verstrekt moeten worden. In het besluit wordt de volgorde van de wettelijke grondslag aangehouden, dat wil zeggen dat de regels naar activiteit zijn ingedeeld, waarbij eerst de regels voor de toegang tot de Nederlandse markt zijn uitgewerkt en daarna de regels voor de toegang tot de buitenlandse markt. De bepalingen zijn grotendeels overgenomen uit de voorheen bestaande regelgeving. In de artikelsgewijze toelichting wordt aangegeven uit welke regelingen de bepalingen afkomstig zijn.

Gegevens bij vergunningaanvraag

In de wet zijn grondslagen opgenomen om ingevolge algemene maatregel van bestuur te bepalen welke gegevens overgelegd moeten worden bij de vergunningaanvraag. In dit besluit wordt bepaald welke gegevens dit zijn. De toezichthouders (de Nederlandsche Bank en de Autoriteit Financiële Markten) hebben op grond van artikel 4:5 in samenhang met 4:2, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht de bevoegdheid om de overlegging van andere gegevens dan genoemd in dit besluit te verzoeken, indien deze gegevens voor de beslissing op de aanvraag nodig zijn en de aanvrager daarover redelijkerwijs de beschikking kan krijgen.

Onder de Wet financiële dienstverlening (Wfd) ontbrak een regeling waarin is bepaald welke gegevens overgelegd moeten worden. Voor Wfd-activiteiten is het bepaalde in dit besluit afgeleid van de in de Wfd en het Besluit financiële dienstverlening (Bfd) uitgewerkte preventieve toets en het door de Autoriteit Financiële Markten opgestelde aanvraagformulier voor een Wfd-vergunning. Voor de volgorde waarin de gegevens per artikel zijn geregeld is aangesloten bij de volgorde waarin in de wet de vergunningseisen zijn opgesomd. Algemene gegevens die niet tot een specifieke vergunningeis te herleiden zijn, zijn voorop geplaatst.

Administratieve lasten

Omdat de meeste bepalingen zijn overgenomen uit voorheen bestaande regelingen of, ten aanzien van de gegevens die overgelegd moeten worden, uit de praktijk van de toezichthouders, is slechts sprake van enkele geringe wijzigingen in de administratieve lasten. Het betreft de volgende onderwerpen.

De regeling in de wet betreffende de clearinginstellingen is nieuw. Bijgevolg is ook de regeling in het besluit betreffende de gegevens die moeten worden overgelegd in het kader van de aanvraag van een vergunning voor de uitoefening van het bedrijf van clearinginstelling nieuw. Op de bedrijfseffecten hiervan is reeds ingegaan in § 8.6 van de toelichting op de eerste nota van wijziging van het voorstel van Wet op het financieel toezicht (Kamerstukken II 2004/05, 29 708, nr. 10, blz. 147, onder het kopje «Hoofdstuk 2.2, Toegang tot de financiële markten»). Uitgaande van de situatie waarin er één zogeheten «specialised firm» en vijf beleggingsondernemingen zijn die voorheen niet vergunningplichtig waren maar dat onder de Wft wel zijn, bedragen de totale kosten € 90.000. Actal heeft bij het advies betreffende de eerste nota van wijziging geen aanleiding gezien ten aanzien hiervan opmerkingen te maken.

Ten aanzien van de in het Deel Prudentieel toezicht geregelde ondernemingen bestaan er enkele betrekkelijk kleine verschillen met betrekking tot de over te leggen gegevens tussen de oude regeling en de nieuwe regeling. In het kader van de harmonisatie is besloten van aspirant-kredietinstellingen ook het inschrijvingsnummer in het handelsregister te vragen; ten aanzien van aspirant-verzekeraars gold deze eis al. Voorts werd van aspirant-verzekeraars geëist dat zij een afschrift van de akte van oprichting en een exemplaar van de statuten overlegden. Deze eis gold onder de Wtk 1992 niet voor aspirant-kredietinstellingen. De eis dat statuten worden overgelegd wordt in de Wft ook aan aspirant-kredietinstellingen gesteld, althans voorzover zij rechtspersoon zijn. Aangezien de statuten documenten zijn die reeds voorhanden zijn, levert deze eis verwaarloosbare effecten op voor de administratieve lasten. De eis dat de akte van oprichting wordt overgelegd lijkt weinig toegevoegde waarde te hebben. Bovendien betreft het soms reeds lang bestaande buitenlandse financiële ondernemingen die hun bedrijf vanuit een in Nederland gelegen bijkantoor willen uitoefenen, die de akte van oprichting niet steeds voorhanden hebben. Er is vanaf gezien de eis dat de akte van oprichting wordt overgelegd te handhaven in de Wft.

Een ander verschil betreft de uitwerking van het programma van werkzaamheden. Onder de Wtv 1993 werd, als uitvloeisel van de richtlijnen, in de Regeling programma van werkzaamheden verzekeringsbedrijf 1994, omschreven wat het programma van werkzaamheden voor levensverzekeraars en schadeverzekeraars diende te bevatten. Eenzelfde uitwerking werd gegeven voor natura-uitvaartverzekeraars. Geen uitwerking werd voorgeschreven voor het programma van werkzaamheden voor kredietinstellingen. Teneinde te voorkomen dat van kredietinstellingen ongelimiteerd gegevens zouden kunnen worden verlangd onder de noemer van een niet nader uitgewerkt programma van werkzaamheden, is thans bepaald dat de aanvrager van een kredietinstellingenvergunning een «opgave van activiteiten die de kredietinstelling voornemens is te verrichten» over moet leggen.

Een andere precisering betreft de gegevens met betrekking tot het geconsolideerde toezicht. Onder de Wtk 1992 kon een vergunning wel worden geweigerd op de grond dat de toezichthouder van de staat van de zetel geen of onvoldoende geconsolideerd toezicht uitoefent, maar niet was voorgeschreven dat gegevens betreffende geconsolideerd toezicht dienden te worden overgelegd. In de onderhavige algemene maatregel van bestuur is overlegging van die gegevens wel voorgeschreven.

Een ander verschil in over te leggen gegevens betreft de gegevens op grond waarvan wordt beoordeeld of aan de financiële eisen is voldaan. Onder de Wtv 1993 werd overlegging van «bewijsstukken» verlangd, terwijl onder de Wtk 1992 de overlegging van een jaarrekening of openingsbalans werd verlangd. De regeling onder de Wtv 1993 was derhalve minder strikt: ook andere bewijsstukken dan de jaarrekening of openingsbalans volstonden. Er is aangesloten bij de regeling van de Wtv 1993. Hierdoor wordt in die gevallen waarin niet een jaarrekening of openingsbalans voorhanden is en deze ook niet behoeft te worden overgelegd om toch aan te tonen dat aan de financiële eisen is voldaan, een verlichting van de administratieve lasten bereikt.

Indien een aspirant-kredietinstelling voornemens is tevens beleggingsdiensten te verlenen, worden ook bepaalde elementen uit het domein van het gedragstoezicht getoetst: zie artikel 2:13 (in de parlementaire geschiedenis 1a:12) en de toelichting op de eerste nota van wijziging (Kamerstukken II 2004/05, 29 708, nr. 10, blz. 206 e.v.). Teneinde de toezichthouder in staat te stellen die gedragselementen te toetsen, dienen gegevens te worden overgelegd: zie artikel 9 van dit besluit.

Artikel 26 Wtv 1993 schreef voor dat «namen en adressen» van de bestuurders, de bepalers van het dagelijks beleid van de groep en beleidsbepalers van de groep, worden overgelegd, terwijl voor de houders van een gekwalificeerde deelneming «gegevens over de identiteit» dienden te worden overgelegd. Artikel 9 Wtk 1992 schreef daarentegen voor dat de «identiteit en de antecedenten» moet worden overgelegd. In dit besluit wordt in een bijlage nauwkeurig vastgelegd wat in dit kader moet worden overgelegd. Deze bijlage is gebaseerd op hetgeen voorheen reeds door de Nederlandsche Bank werd gevraagd, maar wat niet expliciet in de wet of een algemene maatregel van bestuur stond. Nu de aanvrager precies weet wat hij over moet leggen en vooral ook wat hij niet behoeft over te leggen, kan dit worden gezien als een limitering van de administratieve lasten.

In de artikelen 2:16 en 2:36 van de wet is een regeling opgenomen met betrekking tot financiële ondernemingen met zetel in een andere lidstaat die in die lidstaat niet vallen onder de definitie van kredietinstelling of verzekeraar, maar wel vallen onder de in de Wft opgenomen definitie. Een dergelijke regel viel wel af te leiden uit de Wtv 1993, maar was daarin niet expliciet opgenomen. Een bepaling die voorschreef welke gegevens in een dergelijk geval dienen te worden verstrekt kwam in de Wtv 1993 niet voor, noch in de Wtk 1992. In dit besluit is wel voorgeschreven welke gegevens in een dergelijk geval moeten worden overgelegd. Het aantal gevallen waarin een financiële onderneming wel onder een Wft-definitie valt maar niet onder de definitie van de lidstaat van de zetel en bovendien hier een vergunning aanvraagt voor de uitoefening van haar bedrijf vanuit een in Nederland gelegen bijkantoor zal miniem zijn. Bijgevolg heeft de regeling die voorschrijft welke gegevens in een dergelijk geval moeten worden overgelegd verwaarloosbare effecten voor de administratieve lasten.

De gegevens, bedoeld in artikel 13, eerste lid, onderdeel h van het Besluit toezicht beleggingsinstellingen 2005 (Btb 2005) (jaarrekeningen, daarop betrekking hebbende verklaringen en halfjaarcijfers) zijn niet opgenomen in artikel 35 van dit besluit, omdat deze gegevens niet noodzakelijk zijn voor het beoordelen van een vergunningaanvraag voor een vergunning voor het beheren van een beleggingsinstelling.

Overzicht administratieve lasten

Maatregel

Lastenvermindering

Lastenverhoging

Opgave inschrijvingsnummer handelsregister

 

Verwaarloosbare vermeerdering voor kredietinstellingen

Overlegging statuten

 

Verwaarloosbare vermeerdering voor kredietinstellingen

Eis overlegging akte van oprichting vervalt

Geringe lastenverlichting voor verzekeraars

 

Opgave van activiteiten in plaats van opgave programma van werkzaamheden voor kredietinstellingen

Lastenverlichting voor kredietinstellingen

 

Opgave gegevens geconsolideerd toezicht

Bestond in de praktijk al

 

Opgave «bewijsstukken» m.b.t. financiële gegevens waar mogelijk i.p.v. jaarrekening of openingsbalans

In enkele gevallen lastenverlichting

 

Opgave gegevens met betrekking tot gedragselementen voor bank die tevens beleggingsdiensten verleent

 

Nu ook preventief getoetst i.p.v. vanaf eerste dag lopend toezicht; in de praktijk geen vermeerdering

Nauwkeurige omschrijving van gegevens m.b.t. «antecedenten»

Limitering lasten

 

Opgave jaarrekening en jaarcijfers beleggingsinstelling vervalt

Geringe lastenverlichting voor veel beheerders van beleggingsinstellingen

 

Zowel de lastenverhogingen als de lastenverlagingen zijn zo klein, dat het verschil met de voorheen bestaande situatie naar verwachting niet meer dan € 100 per vergunningaanvraag zal zijn. In de nulmeting administratieve lasten financiële markten wordt uitgegaan van één aanvraag van een verzekeringsvergunning per jaar, twee aanvragen van een kredietinstellingsvergunning per jaar en 35–40 aanvragen van beheerders van beleggingsinstellingen per jaar.

Ontvangen adviezen

Het besluit is in overleg met de Nederlandsche Bank en de Autoriteit Financiële Markten voorbereid. Beide toezichthouders zijn in een vroegtijdig stadium betrokken bij de conceptteksten. Hierover is meermaals overleg gevoerd. Ook zijn de Nederlandsche Bank en de Autoriteit Financiële Markten betrokken in de informele en formele consultaties van het besluit.

Marktpartijen zijn – nadat het ontwerp-besluit al informeel aan de sector was voorgelegd – formeel over het ontwerp-besluit geconsulteerd. Een groot aantal marktpartijen is in deze consultatie betrokken. Van sommige partijen is geen reactie ontvangen. Andere partijen, bijvoorbeeld de Nederlandse vereniging van assurantiebemiddelaars en financiële dienstverleners en de Nederlandse Vereniging voor Volkskrediet, hebben meegedeeld geen inhoudelijk commentaar te hebben.

De reacties bevatten een betrekkelijk groot aantal artikelsgewijze opmerkingen. Deze opmerkingen hebben aanleiding gegeven tot – veelal technische en redactionele – aanpassingen of tot een nadere toelichting. Het zou te ver gaan deze in de nota van toelichting alle aanpassingen afzonderlijk te bespreken. In het volgende worden de belangrijkste punten genoemd.

de Nederlandsche Bank wees erop dat de aanwijzing van staten waar voldoende toezicht wordt uitgeoefend op beleggingsinstellingen, clearinginstellingen onderscheidenlijk natura-uitvaartverzekeraars bij besluit van de Minister plaatsvindt, hetgeen niet in lijn is met de aanwijzing van staten in de zin van artikel 3:2, eerste lid, onderdeel c, onder 1° van de wet. Naar aanleiding van deze opmerking is ervoor gekozen om ook de aanwijzing van staten, bedoeld in artikel 3:2, bij besluit van de Minister te laten plaatsvinden en niet, zoals de Nederlandsche Bank voorstelde, de aanwijzing van de eerste categorie staten bij algemene maatregel van bestuur te laten plaatsvinden. Hiervoor is gekozen omdat er behoefte bestaat aan flexibiliteit om, indien nodig, de aanwijzingen te kunnen wijzigen.

de Nederlandsche Bank merkte voorts op dat het feit dat per financiële onderneming wordt bepaald welke gegevens de aanvrager over moet leggen, leidt tot veel herhalingen, en dat daardoor de omvang van dit Besluit relatief groot is. In antwoord daarop merk ik het volgende op. Op advies van de Raad van State is de inzichtelijkheid van de wet vergroot door een afzonderlijk, sectoraal ingedeeld, deel op te nemen: het Deel Markttoegang financiële ondernemingen. De vergroting van de inzichtelijkheid is vooral bereikt doordat per categorie financiële diensten de toegang tot de financiële markten wordt geregeld. Het zou niet consequent zijn in dit besluit, dat zijn grondslag vindt in veel bepalingen in het Deel Markttoegang financiële ondernemingen, de bepalingen op een andere wijze te structureren.

Met betrekking tot de gegevens, over te leggen met betrekking tot de betrouwbaarheidstoetsing, merkte de Nederlandsche Bank op dat het haar voorkeur heeft dat niet langer een opgave van de naam, het adres en de functie, noch gegevens met betrekking tot de antecedenten zouden worden verlangd, en dat in plaats daarvan zou worden verwezen naar een door de toezichthouders vast te stellen model. In de wet is er evenwel voor gekozen bij algemeen verbindend voorschrift – dit besluit – te bepalen welke gegevens mogen worden gevraagd in het kader van de betrouwbaarheidstoetsing. In artikel 2 is bepaald dat de aanvraag wordt gedaan met gebruikmaking van een daartoe door de toezichthouder vast te stellen formulier.

Overigens is het niet zo dat in dit besluit inhoudelijke regels met betrekking tot de betrouwbaarheid worden gesteld. In deze algemene maatregel van bestuur worden uitsluitend de gegevens genoemd die moeten worden overgelegd in het kader van de vergunningaanvraag, waaronder gegevens ten behoeve van de betrouwbaarheidstoetsing. De inhoudelijke regels worden gesteld in het Deel Prudentieel toezicht financiële ondernemingen en het Deel Gedragstoezicht financiële markten en de daarop gebaseerde algemene maatregelen van bestuur. Uiteraard sluit de regeling betreffende de over te leggen gegevens daarbij aan.

Voorts had de Nederlandsche Bank drie opmerkingen bij de bepaling in het voor consultatie voorgelegde ontwerp-besluit betreffende de gegevens met betrekking tot een gekwalificeerde deelneming en de daarmee samenhangende verklaring van geen bezwaar die moeten worden overgelegd in het kader van een vergunningaanvraag. Ten eerste was opgenomen dat gegevens moeten worden overgelegd waaruit het eigen vermogen, de solvabiliteit en de liquiditeit van de houder van de verklaring van geen bezwaar blijken. De Nederlandsche Bank meende dat deze eis te zwaar is, en stelde voor om te bepalen dat bescheiden worden overgelegd waaruit «de financiële positie en de juridische groepsstructuur» blijken. Dit advies is overgenomen. Ten tweede meende de Nederlandsche Bank dat niet gesproken dient te worden van de «houder» van een verklaring van geen bezwaar, maar van «aanvrager», omdat volgens de Nederlandsche Bank op het moment van aanvraag van een vergunning er nog geen verklaring van geen bezwaar is. Kern van de zaak is dat op het moment van de verlening van de vergunning er een verklaring van geen bezwaar moet zijn. Op dat moment is er dus een «houder» van een verklaring van geen bezwaar. Teneinde dogmatisch-theoretische bespiegelingen te vermijden, is in dit besluit gekozen voor een praktische oplossing waarin wordt gesproken van «aanvrager of houder».

De derde opmerking van de Nederlandsche Bank hield verband met de voorgaande opmerking en betreft de situatie, bedoeld in artikel 3:97 van de wet, waarin de Minister beslist op een aanvraag van een verklaring van geen bezwaar. In het ontwerp-besluit was opgenomen dat, ingeval artikel 3:97 van de wet van toepassing is, de aanvrager van de vergunning een afschrift van de door de Minister verleende verklaring overlegt. De Nederlandsche Bank merkte op dat een dergelijke verklaring er nog niet is op het moment van de vergunningaanvraag, en adviseerde – in een nader overleg naar aanleiding van haar commentaar – de eis te laten vervallen dat de vergunningaanvrager een afschrift van de verklaring van de Minister overlegt. Dat advies is overgenomen. Dit laat onverlet dat op het moment van vergunningverlening er een verklaring van geen bezwaar moet zijn. Van de aanvrager kan evenwel niet worden verlangd dat hij een verklaring overlegt die de Minister nog niet heeft gegeven, noch dat hij gegevens overlegt op grond waarvan kan worden geoordeeld dat de voorgenomen handeling niet zal leiden tot een ongewenste ontwikkeling van de financiële sector.

Het Verbond van Verzekeraars merkte op dat in de wet geen grondslag was opgenomen om in dit besluit te bepalen welke gegevens moeten worden overgelegd met betrekking tot een verklaring van geen bezwaar ingeval van een gekwalificeerde deelneming in een verzekeraar. Naar aanleiding daarvan is de bedoelde grondslag in de wet opgenomen.

De Autoriteit Financiële Markten maakte bezwaar tegen het opnemen van bepaalde gegevens, omdat dit in strijd zou zijn met de systematiek van vergunningaanvraag op grond van de Wfd. Als voorbeeld werd door de Autoriteit Financiële Markten de bedrijfsvoering genoemd. In de systematiek de vergunningaanvraag op grond van de Wfd vroeg de Autoriteit Financiële Markten in het aanvraagformulier voor een vergunning met betrekking tot een aantal eisen dat de aanvrager verklaart dat wordt voldaan aan die eisen. De Autoriteit Financiële Markten baseerde dit op artikel 17 Wfd, op grond waarvan de Autoriteit Financiële Markten regels kan stellen ten aanzien van de vergunningaanvraag en dat stelt dat hiermee de verantwoordelijkheid om te voldoen aan de regels bij de instelling wordt gelegd.

De Autoriteit Financiële Markten gaf aan dat er vanwege de effectiviteit en de toezichtlasten voor gekozen is om het toezicht op de bedrijfsvoering plaats te laten vinden in het doorlopende toezicht. De Autoriteit Financiële Markten meende verder dat dit besluit de verantwoordelijkheid om te beoordelen of voldaan is aan de gestelde eisen bij de Autoriteit Financiële Markten legt. Dit zou leiden tot een meer rigide toetsingskader en zou anderzijds de vormvrijheid die met de Wfd beoogt is inperken. De Autoriteit Financiële Markten pleitte er voor de huidige Wfd-systemetiek bij vergunningaanvraag te handhaven onder de Wft.

Op grond van de Wft is inderdaad, evenals in de Wfd, de financiële onderneming verantwoordelijk voor de naleving van de eisen. Dit geldt zowel in de fase van vergunningaanvraag en -verlening als in de fase van het lopend toezicht. Met betrekking tot bepaalde eisen is echter in het Deel Markttoegang bepaald dat de toezichthouder een vergunning verleent, indien de aanvrager heeft aangetoond dat aan die eisen wordt voldaan. Deze bepalingen leggen niet slechts de aanvrager de verplichting op om aan te tonen dat aan de eisen wordt voldaan, maar verplichten tevens de toezichthouder om bij de behandeling van de aanvraag te toetsen of is aangetoond dat aan de eisen is voldaan. Hierin wijkt de Wft, in principe, niet af van de Wfd. Wel was in de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel Wfd duidelijk gemaakt dat de beoordeling van de bedrijfsvoering bij de vergunningverlening marginaal kon plaatsvinden. Deze invulling van de vergunningbeoordeling was in het bijzonder ingegeven door het grote aantal vergunningaanvragen dat bij de invoering van de Wfd werd verwacht.

Ten behoeve van de toetsing van de vergunningaanvraag door de toezichthouder is thans in de wet bepaald dat ingevolge een algemene maatregel van bestuur bepaald wordt welke gegevens overgelegd moeten worden bij de vergunningaanvraag. In het kader van de Wfd hadden hierover op basis van artikel 17 regels gesteld moeten worden door de Autoriteit Financiële Markten. De Autoriteit Financiële Markten heeft in de praktijk slechts een aanvraagformulier opgesteld. In het kader van de Wft is er in dit besluit voor gekozen om in algemeen verbindende voorschriften, namelijk dit besluit, te bepalen welke gegevens verstrekt moeten worden – zoals de wetgever voorschrijft – en daarnaaast de toezichthouders voor te schrijven dat zij aanvraagformulieren moeten opstellen (artikel 2). Deze aanvraagformulieren komen echter niet in de plaats van de algemeen verbindende voorschriften waarin wordt bepaald welke gegevens zijn voorgeschreven. Het formulier is slechts een model voor het aanleveren van gegevens. De basis voor de gegevens die via dat aanvraagformulier wordt gevraagd ligt in dit besluit.

De systematiek die de Autoriteit Financiële Markten in het kader van de Wfd-vergunningprocedure hanteerde – het door de aanvrager laten verklaren dat aan bepaalde eisen wordt voldaan – is in het kader van de Wft om de volgende redenen niet overgenomen. Enerzijds kan de aanvrager door een enkele verklaring niet aan zijn wettelijke verplichting voldoen om aan te tonen dat hij aan de vergunningeisen voldoet. Anderzijds biedt een dergelijke verklaring de toezichthouder ook onvoldoende informatie om te toetsen of aan de vergunningseisen wordt voldaan.

Waar de consequenties van deze preventieve toets niet aanvaardbaar worden geacht, omdat het voor de aanvrager en of de toezichthouder te hoge administratieve lasten of uitvoeringsproblemen met zich brengt, moet overwogen worden de preventieve toets in te perken. Overwogen wordt om dit in de vrijstellingsregeling onder de Wft te regelen.

Gedacht kan bijvoorbeeld worden aan het uitsluiten van de preventieve toets van de vakbekwaamheidseisen ten aanzien van zogeheten klantmedewerkers voorzover aan die eisen invulling wordt gegeven door de inrichting van de bedrijfsvoering.

Ten aanzien van onderwerpen die op basis van de wet wel preventief getoetst moeten worden volgt uit de tekst van dit besluit dat niet volstaan kan worden met een verklaring van de aanvrager. Waar in het besluit bepaalde gegevens zijn omschreven als «een beschrijving van ....» zoals bijvoorbeeld bij de bedrijfsvoering is gebeurd, is anders dan de Autoriteit Financiële Markten stelde nog wel sprake van enige vormvrijheid. Ook in de voorheen bestaande regelgeving werd met dergelijke formuleringen gewerkt. (Zie bijvoorbeeld artikel 20 Bte 1995). Met de toepassing hiervan zijn geen problemen bekend.

Deze vormvrijheid moet overigens niet verward worden met de vormvrijheid van bijvoorbeeld de inrichting van de bedrijfsvoering. Deze laatste vormvrijheid ziet op de vrijheid die de regelgeving biedt bij de naleving van een inhoudelijke eis.

Tot slot stelde de Autoriteit Financiële Markten een voorkeur te hebben voor niet-limitatieve opsommingen van de gegevens in het besluit. Indien de opsomming limitatief zou blijven, stelde zij voor om in de toelichting te expliciteren dat de Autoriteit Financiële Markten op grond van artikel 4:5 in samenhang met artikel 4:2. tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht aanvullende informatie kan opvragen.

In het besluit is er voor gekozen om limitatief te bepalen welke gegevens verstrekt moeten worden, omdat uit de wet volgt dat dit de gegevens zijn die dwingend voorgeschreven zijn. Dat de toezichthouder naast de dwingend voorgeschreven gegevens op grond van de Awb onder bepaalde voorwaarden nog in individuele gevallen om aanvullende gegevens kan vragen was al in de nota van toelichting van het concept-Besluit dat aan de Autoriteit Financiële Markten is voorgelegd opgenomen.

De Raad voor de effectenbranche en Euronext Amsterdam N.V. hebben gezamenlijk een reactie gegeven op het concept-besluit. In de reactie werden een aantal algemene opmerkingen gemaakt ten aanzien van de markttoegang van beleggingsondernemingen uit derde landen, zogeheten plaatselijke ondernemingen en beleggingsondernemingen die handelen voor eigen rekening. Deze opmerkingen hadden echter geen betrekking op dit besluit, maar op de wet zelf, het overgangsrecht en de vrijstellingsregeling. Op deze opmerkingen wordt in deze toelichting daarom niet ingegaan.

Zoals hierboven reeds aangegeven, wordt in dit besluit alleen bepaald welke gegevens moeten worden overgelegd in het kader van de vergunningaanvraag, waaronder gegevens ten behoeve van de betrouwbaarheidstoetsing. De opmerkingen over de betrouwbaarheidstoetsing gaan in op de wijze waarop de beoordeling plaatsvindt en betreffen niet de gegevens die in dit verband worden gevraagd. Deze opmerkingen zijn ook gemaakt bij het Besluit prudentiële regels Wft en het Besluit gedragstoezicht financiële ondernemingen en worden in de nota’s van toelichting bij die besluiten behandeld.

De Nederlandsche Vereniging van Banken heeft, naast een inhoudelijke opmerking die niet ziet op dit besluit, een redactionele opmerking gemaakt, die overgenomen is.

Artikelsgewijs

Hoofdstuk 1. Inleidende bepalingen

§ 1. Definities

Artikel 1

Dit artikel behoeft geen toelichting.

§ 2. Procedures

Artikel 2

Dit artikel is gebaseerd op artikel 1:102, eerste lid, van de wet. De toezichthouders zijn op grond van dit artikel gehouden voor vergunningaanvragen als bedoeld in het Deel Markttoegang van de wet en voor bepaalde andere besluiten als bedoeld in het Deel Markttoegang van de wet een aanvraagformulier vast te stellen. De aanvrager van een dergelijk besluit is verplicht dit formulier te gebruiken. Ook als de aanvraag elektronisch wordt ingediend, moet gebruik worden gemaakt van dit aanvraagformulier.

Artikel 3

Dit artikel is gebaseerd op artikel 1:102, eerste lid, van de wet. De gegevens moeten in een zodanige vorm worden aangeleverd dat een goede en efficiënte afhandeling van de aanvraag door de toezichthouder mogelijk is. De aanvrager is hiervoor verantwoordelijk.

De aanvraag hoeft niet via elektronische weg plaats te vinden en kan in een andere vorm plaatsvinden, zolang tegenover de toezichthouder maar aannemelijk wordt gemaakt dat de te verrichten activiteiten voldoen aan de regelgeving.

Hoofdstuk 2. Toegang tot de Nederlandse financiële markten

Artikel 4

Dit artikel regelt de aanvraag van een vergunning voor het uitoefenen van het bedrijf van clearinginstelling door een onderneming met zetel in Nederland. Zie, vanwege de overeenkomst met de aanvraag voor het bedrijf van kredietinstelling, de toelichting op artikel 8.

Artikel 5

Zie de toelichting op artikel 34.

Artikel 6

Dit artikel regelt de vergunningaanvraag van een clearinginstelling met zetel buiten Nederland die haar bedrijf uitoefent vanuit een in Nederland gelegen bijkantoor. Deze aanvraag wordt op dezelfde wijze behandeld als die van een kredietinstelling met zetel in een staat die geen lidstaat is die haar bedrijf wil uitoefenen vanuit een in Nederland gelegen bijkantoor. Die situatie wordt geregeld in artikel 10. Zie daarom de toelichting op dat artikel.

Artikel 8

Dit artikel geldt voor de aanvraag van een vergunning tot de uitoefening van het bedrijf van kredietinstelling door een ieder met zetel in Nederland.

Onderdelen a tot en met c behoeven geen toelichting.

Onderdeel d: de eis het inschrijvingsnummer in het handelsregister over te leggen werd niet gesteld in de Wtk 1992.

Onderdeel e: de eis dat een afschrift van de akte van oprichting en een exemplaar van de statuten moeten worden overgelegd, werd in artikel 26, eerste lid, onderdeel a, van de Wtv 1993 en artikel 12, eerste lid, van de Wtn gesteld, niet in de Wtk 1992. Het is in het algemeen niet zinvol de eis dat de akte van oprichting wordt overgelegd te stellen; zie hieromtrent ook het algemene gedeelte van deze nota van toelichting. De eis dat de statuten worden overgelegd is wel zinvol, ook voor kredietinstellingen. Aangezien aan kredietinstellingen niet de eis wordt gesteld dat zij rechtspersoon zijn, is het mogelijk dat statuten ontbreken. Om met die situatie rekening te houden zijn de woorden «indien aanwezig» opgenomen. Indien de kredietinstelling al statuten heeft, brengt deze eis verwaarloosbare administratieve lasten met zich mee.

Onderdeel f: onder de Wtk 1992 werden, anders dan bij verzekeraars, geen nadere eisen gesteld aan de programma’s van werkzaamheden van clearinginstellingen en banken. Dit gaf de aanvrager weinig houvast; hij wist niet precies waaraan het programma van werkzaamheden diende te voldoen. In artikel 8 wordt in plaats van het overleggen van een programma van werkzaamheden het overleggen van een opgave van activiteiten gevraagd, teneinde de aanvrager meer houvast te geven.

Onderdelen g en h: hier is gekozen voor de woorden «personen die het dagelijks beleid bepalen», onderscheidenlijk «personen die het beleid bepalen», overeenkomstig de terminologie in de artikelen 3:8 en 3:9 van de wet. Personen die het dagelijks beleid of het beleid van de groep waartoe de aanvrager behoort bepalen worden niet afzonderlijk genoemd, maar voor zover zij wel het dagelijks beleid of het beleid van de financiële onderneming bepalen, vallen zij ook onder dit artikel. Zie ook de toelichting op de artikelen 10 en 12.

Onderdeel i verwijst naar het voorgenomen beleid inzake de integere bedrijfsvoering, bedoeld in artikel 3:10 van de wet.

Onderdeel j is overgenomen uit artikel 8, eerste lid, onderdeel j, van de Wtk 1992.

Onderdeel k bestaat uit een samenvoeging van de begrippen «de voorziene administratieve organisatie» en «interne controle» van de artikelen 16, tweede lid, onderdeel b, en 16b, tweede lid, onderdeel b, van de Wtk 1992 en het begrip «de maatregelen gericht op het bevorderen en handhaven van een integere bedrijfsvoering», zoals genoemd in de artikelen 16, tweede lid, onderdeel c en 16b, tweede lid, onderdeel c, van de Wtk 1992. Het nieuwe overkoepelende begrip, in lijn met artikel 3:17 van de wet, is «de maatregelen gericht op het bevorderen en handhaven van de beheerste en integere bedrijfsuitoefening».

Onderdeel l: op grond van deze bepaling dienen gegevens betreffende het geconsolideerde toezicht te worden overgelegd, indien van toepassing. Deze gegevens werden als zodanig niet genoemd in de Wtk 1992, maar dat deze dienden te worden overgelegd kon wel uit de Wtk 1992 worden afgeleid. In artikel 9, vijfde lid, Wtk 1992 was bepaald dat de Nederlandsche Bank de vergunning kon weigeren indien zij van oordeel was dat de toezichthoudende autoriteit van de staat van de zetel geen of onvoldoende geconsolideerd toezicht uitoefent.

Onderdeel m ziet op de gegevens die moeten worden overgelegd om in het kader van de vergunningaanvraag te beoordelen of zal worden voldaan aan de financiële eisen. Beoogd is artikel 8, eerste lid, onderdeel f, van de Wtk 1992 en artikel 25, eerste lid, van de Wtv 1993 juncto artikel 3, onderdeel c, van de Regeling programma van werkzaamheden verzekeringsbedrijf 1994 (en andere bepalingen met soortgelijke inhoud) te harmoniseren. In de Wtk 1992 werd geëist dat wordt overgelegd «een jaarrekening of openingsbalans, welke moet zijn voorzien van een verklaring omtrent de getrouwheid, ondertekend door een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek». Deze regeling gaat terug op richtlijn nr. 2000/12/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 20 maart 2000 betreffende de toegang tot en de uitoefening van de werkzaamheden van kredietinstellingen (PbEG L 141) (richtlijn banken»). In artikel 5 van deze richtlijn worden wel in het kader van de markttoetreding eisen gesteld aan eigen vermogen, maar er wordt niet bepaald hoe moet worden aangetoond dat aan de eisen is voldaan. Wel wordt in artikel 8 van die richtlijn bepaald dat de vergunningaanvraag vergezeld moet gaan van een programma van werkzaamheden. Bepaald wordt in de richtlijn dat daarin de aard van de beoogde verrichtingen alsmede de organisatiestructuur van de onderneming moeten worden vermeld; nadere eisen aan het programma van werkzaamheden worden in de richtlijn banken niet gesteld. De richtlijn eist in het bijzonder niet dat een jaarrekening of openingsbalans wordt overgelegd. De eis in artikel 8, eerste lid, onderdeel f, van de Wtk 1992 dat de over te leggen gegevens bestaan uit een jaarrekening of openingsbalans, ging dus verder dan de richtlijn.

De regeling van de over te leggen gegevens voor een verzekeraar is als volgt. De richtlijnen voor levensverzekeraars en schadeverzekeraars eisen dat een programma van werkzaamheden wordt overgelegd. De richtlijnen zelf stellen nadere eisen aan het programma van werkzaamheden. Artikel 7 van de richtlijn levensverzekeraars en artikel 9 van de eerste richtlijn schadeverzekeraars eisen dat het programma van werkzaamheden de bestanddelen omvat die het minimumgarantiefonds vormen, de te verwachten inrichtingskosten van de administratieve diensten en van het productienet en de financiële middelen ter dekking daarvan, en voor de eerste drie boekjaren voorts een gedetailleerde prognose van de vermoedelijke ontvangsten en uitgaven, de te verwachten kaspositie en een raming betreffende de financiële middelen ter dekking van de verplichtingen en van de solvabiliteitsmarge. In artikel 3, onderdeel c, van de Regeling programma van werkzaamheden verzekeringsbedrijf 1994 werd overlegging geëist van «bewijsstukken waaruit blijkt dat de verzekeraar beschikt over het minimumbedrag van het garantiefonds (...) dan wel over de solvabiliteitesmarge die (...) is vereist op grond van de reeds door hem uitgeoefende branches, indien deze solvabiliteitsmarge hoger is dan dit minimumbedrag».

De conclusie is dat de regeling voor de verzekeraars aan de ene kant gedetailleerder was wat betreft de onderwerpen waarover gegevens moeten worden verstrekt, maar aan de andere kant de lichtere variant van «bewijsstukken» en niet een jaarrekening of openingsbalans eiste.

In dit besluit is gekozen voor een harmonisatie, waarbij is aangesloten bij de Wtv-variant, Met andere woorden: er worden «bewijsstukken» («bescheiden») gevraagd, niet een jaarrekening of openingsbalans. Uiteraard kan, indien een jaarrekening of openingsbalans al voorhanden is, deze worden overgelegd; ook een jaarrekening of openingsbalans is een bewijsstuk. Indien evenwel met andere bescheiden dan een jaarrekening of openingsbalans kan worden aangetoond dat aan de financiële eisen is voldaan, kan worden volstaan met overlegging van die bescheiden. Voorts wordt bepaald waarop de bescheiden betrekking moeten hebben; voor kredietinstellingen is dat het eigen vermogen, de solvabiliteit en de liquiditeit.

Tot slot: bepaald is dat gegevens moeten worden overgelegd waaruit – bijvoorbeeld – het eigen vermogen «bedoeld in artikel 3:53, eerste lid, van de wet» blijkt. Overwogen is of niet ook had moeten worden verwezen naar artikel 3:53, derde lid, waarin de grondslag is opgenomen om bij algemene maatregel van bestuur het begrip «eigen vermogen» nader uit te werken. Dat is niet nodig geacht. Verwezen wordt naar het begrip «eigen vermogen» zoals dat mede in de algemene maatregel van bestuur nader is uitgewerkt. Dat geldt ook voor andere begrippen, zoals solvabiliteit.

Onderdeel n, dat ziet op de gekwalificeerde deelneming, is naar strekking overgenomen uit artikel 8, tweede lid, onderdeel e, van de Wtk 1992. De woorden «indien van toepassing» moeten zo worden opgevat dat dit onderdeel alleen dan van toepassing is indien er sprake is van een potentiële houder van een gekwalificeerde deelneming. De woorden «aanvrager of houder» zijn opgenomen om de volgende reden: voorafgaande aan het verlenen van een vergunning is er nog geen vvgb-plichtige gekwalificeerde deelneming, en kan er dus ook nog geen verklaring van geen bezwaar zijn verleend. Dat impliceert dat het woord «aanvrager» de juiste term is, en dat het woord «houder» minder op zijn plaats is. Echter, op het moment van verlening van de vergunning zal er ook een verklaring van geen bezwaar zijn, zodat dan juist meer voor het woord «houder» dan voor het woord «aanvrager» te zeggen valt. Aangezien het feitelijk om een en dezelfde persoon gaat, is vanuit praktisch oogpunt gekozen voor de term «aanvrager of houder».

Overgelegd moeten worden bescheiden waaruit de financiële positie en de juridische groepsstructuur van de aanvrager of houder van een verklaring van geen bezwaar blijken. Het feit dat niet wordt voorgeschreven dat, indien artikel 3:97 van de wet van toepassing is, de aanvrager een afschrift van de verklaring van de Minister moet overleggen of dat de aanvrager gegevens overlegt op grond waarvan kan worden geoordeeld dat de voorgenomen handeling niet zal leiden tot een ongewenste ontwikkeling van de financiële sector laat onverlet dat, indien artikel 3:97 van toepassing is, de vergunning niet kan worden verleend zo lang de Minister niet een verklaring als bedoeld in artikel 3:97 van de wet heeft verleend.

Onderdeel o ziet op de situatie waarin de kredietinstelling in Nederland dochtermaatschappij is van een andere kredietinstelling met zetel in een andere staat. In dat geval moet de toezichthoudende instantie in de staat van de zetel van de moedermaatschappij hebben goedgekeurd dat deze een dochtermaatschappij heeft die voornemens is in Nederland het bedrijf van kredietinstelling uit te oefenen. De bepaling is overgenomen uit artikel 8, tweede lid, onderdeel k, van de Wtk 1992.

In het tweede lid worden de gegevens die moeten worden overgelegd ten behoeve van de deskundigheidstoets uitgewerkt, in het derde lid de gegevens betreffende de betrouwbaarheidstoets. De naam omvat zowel de voornaam als de geslachtsnaam. Het begrip «privé-adres» omvat het woonadres van betrokkene, en kan daarnaast ook diens e-mail-adres omvatten. staat.

Artikel 9

Op grond van artikel 2:13 van de wet worden ook bepaalde aspecten die van belang zijn voor het gedragstoezicht preventief getoetst ingeval de aanvraag een kredietinstelling betreft die voornemens is tevens beleggingsdiensten te verlenen. Zie voor de toelichting daarop de toelichting op het oorspronkelijke artikel 2:8, tweede lid, bij de eerste nota van wijziging bij het wetsvoorstel Wft (Kamerstukken II 2004/05, 29 708, nr. 10, blz. 206 e.v.). Ingeval de in artikel 2:13 genoemde gegevens worden verstrekt bij de vergunningaanvraag, wordt de Autoriteit Financiële Markten in staat gesteld de bedoelde preventieve toets uit te voeren.

Artikel 10

In de situaties, geregeld in de artikelen 2:17 en 2:21 van de wet, worden dezelfde gegevens verlangd. Artikel 2:17 betreft de – weinig voorkomende – situatie waarin een financiële onderneming met zetel in een andere lidstaat niet voldoet aan de volgens het recht van de lidstaat geldende definitie van «kredietinstelling», maar wel aan de definitie in de wet. Artikel 2:21 betreft de situatie waarin een kredietinstelling met zetel in een staat die geen lidstaat is een vergunning aanvraagt om haar bedrijf uit te oefenen vanuit een in Nederland gelegen bijkantoor.

Het artikel is, wat betreft de kredietinstellingen met zetel in een staat die geen lidstaat is, naar strekking overgenomen uit artikel 8 van de Wtk 1992, dat ingevolge artikel 39 Wtk grotendeels van toepassing was op kredietinstellingen met zetel in een staat die geen lidstaat is die voornemens zijn hun bedrijf uit te oefenen vanuit een in Nederland gelegen bijkantoor. Een artikel als 2:17 van de wet kwam nog niet voor in de Wtk 1992, en bijgevolg was er ook geen artikel als artikel 10. Er is geen reden om, wat betreft de regeling inzake de over te leggen gegevens, niet aan te sluiten bij de regeling inzake de gegevens voor kredietinstellingen met zetel in een staat die geen lidstaat is.

Onderdeel a tot en met e: zie de toelichting op artikel 8, onderdelen a tot en met d.

Onderdeel f: zie de toelichting op artikel 8 onderdeel e. Onderdeel f is overgenomen uit artikel uit artikel 8, tweede lid, onderdeel g, in samenhang met artikel 39 van de Wtk 1992.

Onderdeel g: zie de toelichting op artikel 8, onderdeel f.

Onderdelen h en i: zie de toelichting op artikel 8, onderdelen g en h;

Onderdeel j: zie de toelichting op artikel 8, onderdeel i.

Onderdeel k: zie de toelichting op artikel 8, onderdeel k;

Onderdeel l: zie de toelichting op artikel 8, onderdeel l;

Onderdeel m: deze bepaling is overgenomen uit artikel 8, onderdeel f, in samenhang met artikel 39 Wtk 1992.

Artikel 11

Zie de toelichting op artikel 9.

Artikel 12

Dit artikel geldt voor de aanvraag van een vergunning tot de uitoefening van het bedrijf van levensverzekeraar of schadeverzekeraar door een ieder met zetel in Nederland.

De onderdelen a tot en met e behoeven geen toelichting. Onderdeel e is overgenomen uit artikel 26, eerste lid, onderdeel a, van de Wtv 1993.

Onderdeel f is overgenomen uit artikel 25, eerste lid, van de Wtv 1993. In afzonderlijke bepalingen, artikelen 13 en 14 werden nadere eisen gesteld aan de over te leggen programma’s van werkzaamheden van levensverzekeraar en schadeverzekeraars.

In de onderdelen g en h is gekozen voor de woorden «personen die het dagelijks beleid bepalen» onderscheidenlijk «personen die het beleid bepalen», overeenkomstig de terminologie in de artikelen 3;8 en 3:9 van de wet. De regelingen in de Wtk 1992 en de Wtv 1993 betreffende het overleggen van gegevens over personen die het dagelijks beleid en het beleid bepalen zijn geharmoniseerd. Artikel 26 van de Wtv 1993 bevatte niet een bepaling met betrekking tot de gegevens betreffende de personen die het dagelijks beleid van de financiële onderneming zelf bepalen, wel bepalingen met betrekking tot gegevens betreffende personen die het dagelijkse beleid of het beleid van die groep bepalen of mede bepalen. Het is vanzelfsprekend dat ook gegevens betreffende de bestuurders van de financiële onderneming zelf of de personen die het dagelijkse beleid daarvan bepalen moeten worden overgelegd.

Personen die het dagelijks beleid of het beleid van de groep waartoe de aanvrager behoort bepalen worden niet afzonderlijk genoemd, maar voor zover zij uit dien hoofde wel het dagelijks beleid of het beleid van de financiële onderneming bepalen, vallen zij ook onder dit artikel. Met betrekking tot de personen die het dagelijks beleid van de groep bepalen, bepaalde artikel 26 van de Wtv 1993 niet uitdrukkelijk dat ook gegevens betreffende de antecedenten moeten worden overgelegd, maar dat werd daar wel uit afgeleid.

Artikel 26 van de Wtv 1993 schreef overlegging van de «namen en adressen» voor, terwijl artikel 8 van de Wtk 1992 voorscheef dat gegevens omtrent de «identiteit» worden overgelegd . In het kader van de harmonisatie is noch voor het een, noch voor het ander gekozen. Gekozen is voor een ruimere formulering: gegevens op basis waarvan de Nederlandsche Bank kan beoordelen of wordt voldaan aan de eisen met betrekking tot deskundigheid onderscheidenlijk betrouwbaarheid.

Onderdeel i verwijst naar het voorgenomen beleid inzake de integere bedrijfsvoering, bedoeld in artikel3:10 van de wet.

Onderdeel j is overgenomen uit artikel 26, eerste lid, onderdeel e, van de Wtv 1993.

Onderdeel k is overgenomen uit artikel 26, eerste lid, onderdeel f, van de Wtv 1993.

Onderdeel l: op grond van deze bepaling moeten bescheiden worden overgelegd waaruit het eigen vermogen en de te verwachten solvabiliteit blijken. Zie ook de toelichting op artikel 8, eerste lid, onderdeel m, en, onder andere, de toelichting op artikel 2:5 van de wet in de vierde nota van wijziging, daar nog genummerd als artikel 1a:4 (Kamerstukken II 2004/05, 29 708, nr. 19, blz. 431/432). Op grond van artikel 3, onderdeel c, van de Regeling programma van werkzaamheden verzekeringsbedrijf 1994 moesten onder de Wtv 1993 bescheiden worden overgelegd waaruit bleek dat de verzekeraar beschikte over het minimum bedrag van het garantiefonds dan wel over een zekere solvabiliteitsmarge. Deze bepaling is in onderdeel h van het onderhavige artikel geharmoniseerd met de regeling betreffende kredietinstellingen.

Onderdeel m heeft betrekking op de gekwalificeerde deelneming.

Artikel 13

Dit artikel is overgenomen uit artikel 6 van de Regeling programma van werkzaamheden verzekeringsbedrijf 1994. Niet op deze plaats is opgenomen hetgeen in onderdeel c van dat artikel was bepaald, namelijk dat bewijsstukken moeten worden overgelegd waaruit blijkt dat de verzekeraar beschikt over het minimum bedrag van het garantiefonds dan wel over een zekere solvabiliteitsmarge. In artikel 12, onderdeel l, is bepaald dat bij de aanvraag voor vergunning voor de uitoefening van het bedrijf van levensverzekeraar bescheiden moeten worden overgelegd, waaruit het eigen vermogen en de te verwachten solvabiliteit blijkt.

Artikel 14

Deze bepaling is overgenomen uit artikel 3 van de Regeling programma van werkzaamheden verzekeringsbedrijf 1994. Zie voorts de toelichting op het artikel 13.

Artikel 15

Deze bepaling is overgenomen uit artikel 26, tweede lid, van de Wtv 1993.

Artikel 16

Dit artikel ziet op de situatie waarin een aanvraag is ingediend van een vergunning voor de uitoefening van het bedrijf van schadeverzekeraar in de branche Rechtsbijstand. In de Wtv 1993 werden de eisen inzake de voorkoming van belangenconflicten gesteld tijdens het lopend toezicht; aan deze eisen werd niet preventief getoetst in het kader van de vergunningverlening. Dientengevolge was er ook geen artikel waarin werd bepaald welke gegevens op dit punt in het kader van de vergunningaanvraag moesten worden overgelegd. Nu onder de Wft wel preventief wordt getoetst of aan de eisen ter voorkoming van belangenconflicten is voldaan, is artikel 16 opgenomen. Aan de hand van de in dit artikel genoemde gegevens kan worden beoordeeld of is voldaan aan artikel 4:65 van de wet, naar welk artikel wordt verwezen in artikel 2:33, tweede lid van de wet. Op grond van dat artikel heeft de schadeverzekeraar die zijn bedrijf uitoefent in de branche Rechtsbijstand keuze uit drie of twee mogelijkheden om belangenconflicten te voorkomen, afhankelijk of hij zijn bedrijf uitsluitend in de branche Rechtsbijstand uitoefent dan wel of hij zijn bedrijf niet alleen in de branche Rechtsbijstand maar ook nog in een andere branche uitoefent. Afhankelijk van de keuze die hij heeft gemaakt, moet hij bepaalde gegevens overleggen in het kader van de aanvraag van de vergunning.

Artikel 17

Dit artikel ziet op de situatie dat een onderneming wel voldoet aan de kwalificatie van «verzekeraar» in de wet, maar niet naar het recht van de lidstaat waar zij haar zetel heeft, en deze onderneming voornemens is diensten naar Nederland te verrichten.

Artikel 18

In de situaties, geregeld in de artikelen 2:37 en 2:41 van de wet, worden dezelfde gegevens verlangd. Artikel 2:37 betreft de – weinig voorkomende – situatie waarin een financiële onderneming met zetel in een andere lidstaat niet voldoet aan de volgens het recht van de lidstaat geldende definitie van «levensverzekeraar of schadeverzekeraar», maar wel aan de definitie in de wet. Artikel 2:39 betreft de situatie waarin een levensverzekeraar of schadeverzekeraar met zetel in een staat die geen lidstaat is een vergunning aanvraagt om haar bedrijf uit te oefenen vanuit een in Nederland gelegen bijkantoor. Het artikel is, wat betreft de levensverzekeraars of schadeverzekeraars met zetel in een staat die geen lidstaat is, grotendeels overgenomen uit de artikelen 39 en 40 van de Wtv 1993. Een artikel als 2:37 van de wet kwam nog niet voor in de Wtv 1993, en bijgevolg was er ook geen artikel als artikel 18. Er is geen reden om, wat betreft de regeling inzake de over te leggen gegevens, niet aan te sluiten bij de regeling inzake de gegevens voor levensverzekeraars en schadeverzekeraars met zetel in een staat die geen lidstaat is.

De onderdelen a tot en e behoeven geen toelichting.

Onderdeel f is overgenomen uit artikel 40, eerste lid, onderdeel a, van de Wtv 1993.

Onderdeel g is overgenomen uit artikel 39, eerste lid, van de Wtv 1993. In artikel 22 wordt het programma van werkzaamheden nader uitgewerkt.

Onderdelen h en i: onder de Wtv 1993 gold dat wel gegevens met betrekking tot de vertegenwoordiger moeten worden moesten worden overgelegd, maar dat gold niet met betrekking tot gegevens inzake de bepaler van het dagelijks beleid van het bijkantoor. Vaak zal de vertegenwoordiger tevens de bepaler van het dagelijks beleid van het bijkantoor zijn, maar dat behoeft niet altijd het geval te zijn. De deskundigheid van de bepalers van het dagelijks beleid van het bijkantoor wordt preventief getoetst. Om die reden zijn de onderdelen c en d opgenomen. Onderdeel i is naar strekking overgenomen uit artikel 40, eerste lid, onderdeel c, van de Wtv 1993.

Onderdeel k is naar strekking overgenomen uit artikel 40, eerste lid, onderdeel d, van de Wtv 1993.

Ingevolge onderdeel l moeten gegevens worden overgelegd waaruit de bevoegdheid tot uitoefening van het bedrijf van levensverzekeraar of schadeverzekeraar blijkt. Dat vloeide onder de Wtv 1993 voort uit artikel 42, eerste lid, onderdeel b.

Onderdeel m is overgenomen uit artikel 40, eerste lid, onderdeel b, van de Wtv 1993

De onderdelen n en o vloeiden onder de Wtv 1993 voort uit artikel 46, zevende lid.

Onderdeel p is overgenomen uit de artikelen 5, eerste lid, onderdeel c en 8, eerste lid, onderdeel c, van de Regeling programma van werkzaamheden verzekeringsbedrijf 1994.

Artikel 19

Deze bepaling is overgenomen uit artikel 113 van de Wtv 1993.

Artikel 20

Deze bepaling is overgenomen uit artikel 40, tweede lid, van de Wtv 1993.

Artikel 21

Zie de toelichting op artikel 16.

Artikel 22

Deze bepaling geeft een nadere uitwerking van het programma van werkzaamheden, bedoeld in artikel 18. De eisen zijn overgenomen uit artikel 8 van de Regeling programma werkzaamheden verzekeringsbedrijf 1993.

Artikel 23

Deze bepaling geeft een nadere uitwerking van het programma van werkzaamheden, bedoeld in artikel18. De eisen zijn overgenomen uit artikel 5 van de Regeling programma werkzaamheden verzekeringsbedrijf 1993.

Artikel 24

Deze bepaling komt overeen met artikel 118 van de Wtv 1993.

Artikel 25

Deze bepaling komt overeen met artikel 116 van de Wtv 1993.

Artikel 26

Dit artikel heeft betrekking op de situatie waarin een aanvraag voor de vergunning voor de uitoefening van het bedrijf van natura-uitvaartverzekeraar wordt ingediend.

De onderdelen a tot en met d spreken voor zich.

Onderdeel e is overgenomen uit artikel 12, onderdeel c, van de Wtn.

Onderdeel f is overgenomen uit artikel 12, onderdeel a, van de Wtn. In artikel 27 wordt nader uitgewerkt wat in het programma van werkzaamheden dient te staan.

De onderdelen g en h staan nu niet als zodanig in de Wtn, maar uit artikel 16, onderdelen a en b, van de Wtn vloeide voort dat deze gegevens ook voorheen werden gevraagd.

Onderdeel i verwijst naar het voorgenomen beleid inzake de integere bedrijfsvoering, bedoeld in artikel 3:10 van de wet.

Onderdeel j komt overeen met artikel 16, onderdeel d, van de Wtn.

Onderdeel k komt overeen met artikel 12, onderdeel e, van de Wtn.

Onderdeel l: op grond van deze bepaling moeten gegevens worden overgelegd waaruit het eigen vermogen en de te verwachten solvabiliteit blijken. Zie ook de toelichting op onder andere artikel 2:5, bij de vierde nota van wijziging, daar nog genummerd als artikel 1a:4 (Kamerstukken II 2004/05, 29 708, nr. 19, blz. 431/432). Op grond van artikel 3, onderdeel c, van de Regeling programma van werkzaamheden natura-uitvaartverzekeringsbedrijf moesten bewijsstukken worden overgelegd waaruit blijkt dat de verzekeraar beschikt over het minimum bedrag van het garantiefonds dan wel over een zekere solvabiliteitsmarge. Deze bepaling is in onderdeel l van het onderhavige artikel geharmoniseerd met de regeling betreffende kredietinstellingen.

Artikel 27

Deze bepaling is overgenomen van artikel 3 Regeling programma van werkzaamheden natura-uitvaartverzekeringsbedrijf.

Artikel 28

Zie de toelichting op artikel 34.

Artikel 29

De onderdelen a tot en met d behoeven geen toelichting.

Onderdeel e is overgenomen uit 12, eerste lid, onderdeel c, van de Wtn.

Onderdeel f is overgenomen uit artikel 12, eerste lid, onderdeel a, van de Wtn. Het programma van werkzaamheden wordt nader uitgewerkt in artikel 30.

Voor de onderdelen g en h wordt verwezen naar de toelichting op artikel 12, onderdelen g en h, waarvoor mutatis mutandis hetzelfde geldt.

Onderdeel i verwijst naar het voorgenomen beleid inzake de integere bedrijfsvoering, bedoeld in artikel3:10 van de wet.

Onderdeel j is overgenomen uit artikel 12, eerste lid, onderdeel e, en artikel 22, eerste lid, onderdeel h, van de Wtn.

Onderdeel k is opgenomen omdat preventief wordt getoetst of de aanvrager in de staat van de zetel bevoegd is tot het uitoefenen van het bedrijf van natura-uitvaartverzekeraar. Ook onder de Wtn werd dat preventief getoetst, maar in artikel 21 van de Wtn werd niet vereist dat gegevens dienaangaande werden verstrekt. Het ligt evenwel voor de hand dat bedoelde gegevens worden verstrekt.

Onderdeel l is overgenomen uit artikel 21 van de Wtn.

Onderdeel m is overgenomen uit artikel 4, eerste lid, onderdeel c, van de Regeling programma van werkzaamheden natura-uitvaartverzekeringsbedrijf. Om een en ander te harmoniseren met de regeling betreffende de levensverzekeraars en schadeverzekeraars, alsmede met de regeling betreffende de kredietinstellingen, is deze bepaling hier opgenomen, en niet als onderdeel van het programma van werkzaamheden. Inhoudelijk maakt dat geen verschil.

Artikel 30

Deze bepaling is overgenomen uit artikel 4 van de Regeling programma van werkzaamheden natura-uitvaartverzekeringsbedrijf.

Artikel 31

De inhoud van dit artikel komt overeen met die van artikel 118 van de Wtn.

Artikel 32

Dit artikel is gebaseerd op artikel 2:58, tweede lid, van de wet. De gegevens werden in de praktijk reeds verlangd in het kader van de aanvraag voor een Wfd-vergunning en zijn voorts ontleend aan artikel 5 van het Bfd, waarin was bepaald welke gegevens in het register opgenomen moeten worden. In de onderdelen a tot en met g zijn de meer algemene gegevens over de financiële onderneming opgenomen. De andere onderdelen zijn gerelateerd aan specifieke vergunningeisen die ingevolge de wet zijn bepaald.

In onderdeel h wordt bepaald ten aanzien van welke personen gegevens voor de deskundigheidstoets moeten worden verstrekt. In het tweede lid wordt nader bepaald welke gegevens dit betreft.

In onderdeel i wordt bepaald ten aanzien van welke personen gegevens voor de betrouwbaarheidstoets moeten worden verstrekt. In het derde lid wordt nader bepaald welke gegevens dit betreft. Het vierde lid vloeit voort uit artikel 4:10, tweede lid van de wet. Daarin wordt bepaald dat de betrouwbaarheid van een persoon als bedoeld in het eerste lid van dat artikel buiten twijfel staat wanneer dat eenmaal door een toezichthouder voor de toepassing van de wet is vastgesteld, zolang niet een wijziging in de relevante feiten of omstandigheden een redelijke aanleiding geeft tot een nieuwe beoordeling. In beginsel hoeven bij de aanvraag derhalve geen gegevens over de betrouwbaarheid overgelegd te worden als een persoon eerder getoetst is. De toezichthouder moet (gemotiveerd) beslissen dat er aanleiding is voor een nieuwe beoordeling.

In onderdeel j wordt bepaald dat gegevens over het integriteitsbeleid moeten worden verstrekt. In het vijfde lid wordt nader bepaald welke gegevens dit betreft.

In onderdeel k wordt bepaald dat een beschrijving van de zeggenschapsstructuur overgelegd moet worden. Aan de hand van deze gegevens kan de toezichthouder toetsen of voldaan wordt aan artikel 4:13 van de wet.

In onderdeel l wordt bepaald dat gegevens over de bedrijfsvoering moeten worden verstrekt. In het zesde lid wordt nader bepaald welke gegevens dit zijn. De daarin opgenomen gegevens zijn afgeleid van het voorheen in artikel 14, vierde lid, van het Bfd bepaalde.

Artikel 33

Dit artikel is gebaseerd op artikel 2:63, tweede lid, van de wet. De gegevens werden in de praktijk reeds verlangd in het kader van de aanvraag voor een Wfd-vergunning en zijn voorts ontleend aan artikel 5 van het Bfd, waarin was bepaald welke gegevens in het register opgenomen moeten worden. In de onderdelen a tot en met g zijn de meer algemene gegevens over de financiële onderneming opgenomen. De andere onderdelen zijn gerelateerd aan specifieke vergunningeisen die ingevolge de wet zijn bepaald.

In onderdeel h wordt bepaald ten aanzien van welke personen gegevens voor de deskundigheidstoets moeten worden verstrekt. In het tweede lid wordt nader bepaald welke gegevens dit betreft.

In onderdeel i wordt bepaald ten aanzien van welke personen gegevens voor de betrouwbaarheidstoets moeten worden verstrekt. In het derde lid wordt nader bepaald welke gegevens dit betreft. Het vierde lid vloeit voort uit artikel 4:10, tweede lid van de wet. Daarin wordt bepaald dat de betrouwbaarheid van een persoon als bedoeld in het eerste lid van dat artikel buiten twijfel staat wanneer dat eenmaal door een toezichthouder voor de toepassing van de wet is vastgesteld, zolang niet een wijziging in de relevante feiten of omstandigheden een redelijke aanleiding geeft tot een nieuwe beoordeling. In beginsel hoeven bij de aanvraag derhalve geen gegevens over de betrouwbaarheid overgelegd te worden als een persoon eerder getoetst is. De toezichthouder moet (gemotiveerd) beslissen dat er aanleiding is voor een nieuwe beoordeling.

In onderdeel j wordt bepaald dat gegevens over het integriteitsbeleid moeten worden verstrekt. In het vijfde lid wordt nader bepaald welke gegevens dit betreft.

In onderdeel k wordt bepaald dat een beschrijving van de zeggenschapsstructuur overgelegd moet worden. Aan de hand van deze gegevens kan de toezichthouder toetsen of voldaan wordt aan artikel 4:13 van de wet.

In onderdeel l wordt bepaald dat gegevens over de bedrijfsvoering moeten worden verstrekt. In het zesde lid wordt nader bepaald welke gegevens dit zijn. De daarin opgenomen gegevens zijn afgeleid van het voorheen in artikel 14, vierde lid, van het Bfd en thans onder de Wft in artikel 32 van het Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft bepaalde.

Artikel 34

Dit artikel is gebaseerd op artikel 2:66, eerste lid, van de wet en komt in de plaats van artikel 81 van het Btb 2005. Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om het artikel aan te passen. Zo is bij de formulering van het artikel rekening gehouden met het ambtshalve door de Minister van Financiën aanwijzen van staten. Verder zijn de leden 2 tot en met 7 niet overgenomen uit artikel 81 van het Btb 2005. De leden 2 tot en met 6 zijn niet overgenomen, omdat de bepalingen bij nader inzien overbodig zijn. De in die bepalingen geregelde zaken, zoals adviesaanvraag aan de toezichthouders, behoeven geen vastlegging in de regelgeving. De voorheen in het zevende lid geregeld intrekking van het aanwijzingsbesluit wordt nu geregeld in artikel 2:66, eerste lid, van de wet.

Artikel 35

Dit artikel is gebaseerd op de artikelen 2:67, vierde lid, 2:68, derde lid, en 2:69, tweede lid, van de wet en komt in de plaats van artikel 13 van het Btb 2005. Ten opzichte van laatstgenoemde bepaling is in dit besluit preciezer aangeduid welke gegevens het betreft. Gegevens met betrekking tot een aantal onderwerpen die bij de vergunningverlening worden getoetst, zijn opgenomen in het registratiedocument en worden daarom niet specifiek genoemd. Het betreft de gegevens met betrekking tot de eisen als bedoeld in de artikelen 3:53, 3:54, 4:42, 4:56 en 4:59 van de wet en een beschrijving van het beleggingsbeleid, bedoeld in artikel 13, eerste lid, onderdeel b van het Btb 2005. De gegevens, bedoeld in artikel 13, eerste lid, onderdeel h van het Btb 2005 (jaarrekeningen, daarop betrekking hebbende verklaringen en halfjaarcijfers) zijn niet opgenomen, omdat deze gegevens niet noodzakelijk zijn bij het beoordelen van een vergunningaanvraag.

Het eerste lid, onderdeel a komt in de plaats van artikel 13, eerste lid, onderdeel a van het Btb 2005. Het eerste lid, onderdeel b, komt in de plaats van artikel 13, eerste lid, onderdeel c van het Btb 2005. Het eerste lid, onderdelen c en d, komt in de plaats van artikel 13, eerste lid, onderdeel i van het Btb 2005. Het eerste lid, onderdeel e, komt in de plaats van artikel 13, eerste lid, onderdeel f van het Btb 2005. Het eerste lid, onderdeel f, komt in de plaats van artikel 13, tweede lid, onderdelen a en g van het Btb 2005. Het eerste lid, onderdeel g, komt in de plaats van artikel 13, eerste lid, onderdeel d van het Btb 2005. Het eerste lid, onderdeel h, komt in de plaats van artikel 13, eerste lid, onderdeel i van het Btb 2005. Het eerste lid, onderdeel i, komt in de plaats van artikel 13, eerste lid, onderdeel e van het Btb 2005. Het eerste lid, onderdeel j, komt in de plaats van artikel 13, eerste lid, onderdeel e, en tweede lid, onderdeel b van het Btb 2005. Het eerste lid, onderdeel k is nieuw. De gegevens die verstrekt moeten worden in het kader van het beoordelen van een deelneming in een icbe-beheerder waren voorheen niet geregeld in het Btb 2005.

Het vierde lid vloeit voort uit artikel 4:10, tweede lid van de wet. Daarin wordt bepaald dat de betrouwbaarheid van een persoon als bedoeld in het eerste lid van dat artikel buiten twijfel staat wanneer dat eenmaal door een toezichthouder voor de toepassing van de wet is vastgesteld, zolang niet een wijziging in de relevante feiten of omstandigheden een redelijke aanleiding geeft tot een nieuwe beoordeling. In beginsel hoeven bij de aanvraag derhalve geen gegevens over de betrouwbaarheid overgelegd te worden als een persoon eerder getoetst is. De toezichthouder moet (gemotiveerd) beslissen dat er aanleiding is voor een nieuwe beoordeling.

De opsomming van gegevens in het tweede lid, was voorheen niet opgenomen in het Btb 2005, maar komt wel overeen met wat de toezichthouder in de praktijk voor een toetsing van de deskundigheid vraagt.

Artikel 36

Dit artikel is gebaseerd op artikel 2:78, tweede lid, van de wet. De gegevens werden in de praktijk reeds verlangd in het kader van de aanvraag voor een Wfd-vergunning en zijn voorts ontleend aan artikel 5 van het Bfd, waarin was bepaald welke gegevens in het register opgenomen moeten worden. In de onderdelen a tot en met g zijn de meer algemene gegevens over de financiële onderneming opgenomen. De andere onderdelen zijn gerelateerd aan specifieke vergunningeisen die ingevolge de wet zijn bepaald.

In onderdeel h wordt bepaald ten aanzien van welke personen gegevens voor de deskundigheidstoets moeten worden verstrekt. In het tweede lid wordt nader bepaald welke gegevens dit betreft.

In onderdeel i wordt bepaald ten aanzien van welke personen gegevens voor de betrouwbaarheidstoets moeten worden verstrekt. In het derde lid wordt nader bepaald welke gegevens dit betreft. Het vierde lid vloeit voort uit artikel 4:10, tweede lid van de wet. Daarin wordt bepaald dat de betrouwbaarheid van een persoon als bedoeld in het eerste lid van dat artikel buiten twijfel staat wanneer dat eenmaal door een toezichthouder voor de toepassing van de wet is vastgesteld, zolang niet een wijziging in de relevante feiten of omstandigheden een redelijke aanleiding geeft tot een nieuwe beoordeling. In beginsel hoeven bij de aanvraag derhalve geen gegevens over de betrouwbaarheid overgelegd te worden als een persoon eerder getoetst is. De toezichthouder moet (gemotiveerd) beslissen dat er aanleiding is voor een nieuwe beoordeling.

In onderdeel j wordt bepaald welke gegevens over het integriteitsbeleid moeten worden verstrekt. In het vijfde lid wordt nader bepaald welke gegevens dit betreft.

In onderdeel k wordt bepaald dat een beschrijving van de zeggenschapsstructuur overgelegd moet worden. Aan de hand van deze gegevens kan de toezichthouder toetsen of voldaan wordt aan artikel 4:13 van de wet.

In onderdeel l wordt bepaald dat gegevens over de bedrijfsvoering moeten worden verstrekt. In het zesde lid wordt nader bepaald welke gegevens dit zijn. De daarin opgenomen gegevens zijn afgeleid van het voorheen in artikel 14, vierde lid, van het Bfd en thans onder de Wft in artikel 32 van het Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft bepaalde.

Artikel 37

Dit artikel is gebaseerd op artikel 1a:78, vierde lid, van de wet. De gegevens werden in de praktijk reeds verlangd in het kader van de aanvraag voor een Wfd-vergunning en zijn voorts ontleend aan artikel 5 van het Bfd, waarin is bepaald welke gegevens in het register opgenomen moeten worden.

Artikel 38

Dit artikel is gebaseerd op artikel 1a:80, tweede lid, van de wet. De gegevens werden in de praktijk reeds verlangd in het kader van de aanvraag voor een Wfd-vergunning en zijn voorts ontleend aan artikel 5 van het Bfd, waarin was bepaald welke gegevens in het register opgenomen moeten worden. In de onderdelen a tot en met g zijn de meer algemene gegevens over de financiële onderneming opgenomen. De andere onderdelen zijn gerelateerd aan specifieke vergunningeisen die ingevolge de wet zijn bepaald.

In onderdeel h wordt bepaald ten aanzien van welke personen gegevens voor de deskundigheidstoets moeten worden verstrekt. In het tweede lid wordt nader bepaald welke gegevens dit betreft.

In onderdeel i wordt bepaald ten aanzien van welke personen gegevens voor de betrouwbaarheidstoets moeten worden verstrekt. In het derde lid wordt nader bepaald welke gegevens dit betreft. Het vierde lid vloeit voort uit artikel 4:10, tweede lid van de wet. Daarin wordt bepaald dat de betrouwbaarheid van een persoon als bedoeld in het eerste lid van dat artikel buiten twijfel staat wanneer dat eenmaal door een toezichthouder voor de toepassing van de wet is vastgesteld, zolang niet een wijziging in de relevante feiten of omstandigheden een redelijke aanleiding geeft tot een nieuwe beoordeling. In beginsel hoeven bij de aanvraag derhalve geen gegevens over de betrouwbaarheid overgelegd te worden als een persoon eerder getoetst is. De toezichthouder moet (gemotiveerd) beslissen dat er aanleiding is voor een nieuwe beoordeling.

In onderdeel j wordt bepaald dat gegevens over het integriteitsbeleid moeten worden verstrekt. In het vijfde lid wordt nader bepaald welke gegevens dit betreft.

In onderdeel k wordt bepaald dat een beschrijving van de zeggenschapsstructuur overgelegd moet worden. Aan de hand van deze gegevens kan de toezichthouder toetsen of voldaan wordt aan artikel 4:13 van de wet.

In onderdeel l wordt bepaald dat gegevens over de bedrijfsvoering moeten worden verstrekt. In het zesde lid wordt nader bepaald welke gegevens dit zijn. De daarin opgenomen gegevens zijn afgeleid van het voorheen in artikel 14, vierde lid, van het Bfd en thans onder de Wft in artikel 32 van het Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft bepaalde.

In onderdeel m wordt bepaald dat voor het bemiddelen in verzekeringen een afschrift van de polis en voorwaarden van de beroepsaansprakelijkheidsverzekering of gegevens met betrekking tot een daarmee vergelijkbare voorziening overgelegd moeten worden. In de algemene maatregel van bestuur waarin regels worden gesteld met betrekking tot het gedragstoezicht op financiële ondernemingen wordt, ter uitvoering van artikel 4:75 van de wet, bepaald welke met de beroepsaansprakelijkheidsverzekering vergelijkbare voorziening wordt bedoeld.

Artikel 39

Dit artikel is gebaseerd op artikel 2:89, tweede lid, van de wet. De gegevens werden in de praktijk reeds verlangd in het kader van de aanvraag voor een Wfd-vergunning en zijn voorts ontleend aan artikel 5 van het Bfd, waarin was bepaald welke gegevens in het register opgenomen moeten worden. In de onderdelen a tot en met g zijn de meer algemene gegevens over de financiële onderneming opgenomen. De andere onderdelen zijn gerelateerd aan specifieke vergunningeisen die ingevolge de wet zijn bepaald.

In onderdeel h wordt bepaald ten aanzien van welke personen gegevens voor de deskundigheidstoets moeten worden verstrekt. In het tweede lid wordt nader bepaald welke gegevens dit betreft.

In onderdeel i wordt bepaald ten aanzien van welke personen gegevens voor de betrouwbaarheidstoets moeten worden verstrekt. In het derde lid wordt nader bepaald welke gegevens dit betreft. Het vierde lid vloeit voort uit artikel 4:10, tweede lid van de wet. Daarin wordt bepaald dat de betrouwbaarheid van een persoon als bedoeld in het eerste lid van dat artikel buiten twijfel staat wanneer dat eenmaal door een toezichthouder voor de toepassing van de wet is vastgesteld, zolang niet een wijziging in de relevante feiten of omstandigheden een redelijke aanleiding geeft tot een nieuwe beoordeling. In beginsel hoeven bij de aanvraag derhalve geen gegevens over de betrouwbaarheid overgelegd te worden als een persoon eerder getoetst is. De toezichthouder moet (gemotiveerd) beslissen dat er aanleiding is voor een nieuwe beoordeling.

In onderdeel j wordt dat gegevens over het integriteitsbeleid moeten worden verstrekt. In het vijfde lid wordt nader bepaald welke gegevens dit betreft.

In onderdeel k wordt bepaald dat een beschrijving van de zeggenschapsstructuur overgelegd moet worden. Aan de hand van deze gegevens kan de toezichthouder toetsen of voldaan wordt aan artikel 4:13 van de wet.

In onderdeel l wordt bepaald dat gegevens over de bedrijfsvoering moeten worden verstrekt. In het zesde lid wordt nader bepaald welke gegevens dit zijn. De daarin opgenomen gegevens zijn afgeleid van het voorheen in artikel 14, vierde lid, van het Bfd bepaalde.

In onderdeel m wordt bepaald dat voor het bemiddelen in verzekeringen een afschrift van de polis en voorwaarden van de beroepsaansprakelijkheidsverzekering of gegevens met betrekking tot een daarmee vergelijkbare voorziening overgelegd moeten worden. In de algemene maatregel van bestuur waarin regels worden gesteld met betrekking tot het gedragstoezicht op financiële ondernemingen wordt, ter uitvoering van artikel 4:76 van de wet, bepaald welke met de beroepsaansprakelijkheidsverzekering vergelijkbare voorziening wordt bedoeld.

Artikel 40

Dit artikel is gebaseerd op artikel 2:94, tweede lid, van de wet. De gegevens werden in de praktijk reeds verlangd in het kader van de aanvraag voor een Wfd-vergunning en zijn voorts ontleend aan artikel 5 van het Bfd, waarin was bepaald welke gegevens in het register opgenomen moeten worden. In de onderdelen a tot en met g zijn de meer algemene gegevens over de financiële onderneming opgenomen. De andere onderdelen zijn gerelateerd aan specifieke vergunningeisen die ingevolge de wet zijn bepaald.

In onderdeel h wordt bepaald ten aanzien van welke personen gegevens voor de deskundigheidstoets moeten worden verstrekt. In het tweede lid wordt nader bepaald welke gegevens dit betreft.

In onderdeel i wordt bepaald ten aanzien van welke personen gegevens voor de betrouwbaarheidstoets moeten worden verstrekt. In het derde lid wordt nader bepaald welke gegevens dit betreft. Het vierde lid vloeit voort uit artikel 4:10, tweede lid van de wet. Daarin wordt bepaald dat de betrouwbaarheid van een persoon als bedoeld in het eerste lid van dat artikel buiten twijfel staat wanneer dat eenmaal door een toezichthouder voor de toepassing van de wet is vastgesteld, zolang niet een wijziging in de relevante feiten of omstandigheden een redelijke aanleiding geeft tot een nieuwe beoordeling. In beginsel hoeven bij de aanvraag derhalve geen gegevens over de betrouwbaarheid overgelegd te worden als een persoon eerder getoetst is. De toezichthouder moet (gemotiveerd) beslissen dat er aanleiding is voor een nieuwe beoordeling.

In onderdeel j wordt dat gegevens over het integriteitsbeleid moeten worden verstrekt. In het vijfde lid wordt nader bepaald welke gegevens dit betreft.

In onderdeel k wordt bepaald dat een beschrijving van de zeggenschapsstructuur overgelegd moet worden. Aan de hand van deze gegevens kan de toezichthouder toetsen of voldaan wordt aan artikel 4:13 van de wet.

In onderdeel l wordt bepaald dat gegevens over de bedrijfsvoering moeten worden verstrekt. In het zesde lid wordt nader bepaald welke gegevens dit zijn. De daarin opgenomen gegevens zijn afgeleid van het voorheen in artikel 14, vierde lid, van het Bfd en thans onder de Wft in artikel 32 van het Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft bepaalde.

In onderdeel m wordt bepaald dat bij de aanvraag een opgave van de volmachtgevende verzekeraar overgelegd moet worden.

Artikel 41

Dit artikel is gebaseerd op artikel 2:99, derde lid, van de wet en komt in de plaats van artikel 20 van het Besluit toezicht effectenverkeer 1995 (Bte 1995). Ten opzichte van laatstgenoemde bepaling is in dit besluit preciezer aangeduid welke gegevens het betreft.

De opsomming van gegevens in het tweede lid, was niet opgenomen in het Bte 1995, maar komt wel overeen met wat de toezichthouder in de praktijk voor een toetsing van de deskundigheid vraagt.

Het vierde lid vloeit voort uit artikel 4:10, tweede lid, van de wet. Daarin wordt bepaald dat de betrouwbaarheid van een persoon als bedoeld in het eerste lid van dat artikel buiten twijfel staat wanneer dat eenmaal door een toezichthouder voor de toepassing van de wet is vastgesteld, zolang niet een wijziging in de relevante feiten of omstandigheden een redelijke aanleiding geeft tot een nieuwe beoordeling. In beginsel hoeven bij de aanvraag derhalve geen gegevens over de betrouwbaarheid overgelegd te worden als een persoon eerder getoetst is. De toezichthouder moet (gemotiveerd) beslissen dat er aanleiding is voor een nieuwe beoordeling.

Artikel 42

Dit artikel is gebaseerd op artikel 2:105, vijfde lid, van de wet. De gegevens werden in de praktijk reeds verlangd in het kader van de aanvraag voor een Wfd-vergunning en zijn voorts ontleend aan artikel 5 van het Bfd, waarin was bepaald welke gegevens in het register opgenomen moeten worden.

Hoofdstuk 3. Toegang tot de buitenlandse financiële markten

Artikel 43

Dit artikel is gebaseerd op artikel 2:107, tweede lid van de wet. Aangezien clearinginstellingen in de voorheen geldende toezichtswetten niet werden geregeld, ontbreekt daar een vergelijkbare bepaling. Aansluiting is gezocht bij de regeling van toegang van kredietinstellingen tot buitenlandse financiële markten, met dien verstande dat bij clearinginstellingen, vanwege de ontbrekende Europese harmonisatie op dit terrein, geen onderscheid wordt gemaakt tussen het uitoefenen van het bedrijf in een andere lidstaat en het uitoefenen van het bedrijf in een staat die geen lidstaat is.

Artikel 44

Dit artikel is gebaseerd op artikel 2:108, tweede lid van de wet en komt in de plaats van artikel 16 van de Wtk 1992.

Artikel 45

Dit artikel is gebaseerd op artikel 2:111, tweede lid van de wet en komt in de plaats van artikel 16b van de Wtk 1992.

Artikel 46

Dit artikel is gebaseerd op artikel 2:112 en komt in de plaats van artikel 48, tweede lid, Wtk 1992.

Artikel 47

Dit artikel is gebaseerd op artikel 2:115 van de wet en komt in de plaats van artikel 80 van de Wtv 1993. Toegevoegd is dat de Nederlandsche Bank slechts dan een vertaling kan verlangen indien de toezichthoudende autoriteit van de lidstaat waar de verzekeraar voornemens is vanuit een bijkantoor zijn bedrijf uit te oefenen, een vertaling verlangt, Dat de toezichthoudende autoriteit een vertaling kan verlangen, vloeit voort uit artikel 38 van de derde richtlijn schadeverzekering1 en artikel 44 van de richtlijn levensverzekering2. Wanneer de desbetreffende toezichthoudende autoriteit niet aan de verzekeraar maar aan de Nederlandsche Bank kenbaar maakt een vertaling te verlangen, kan de Nederlandsche Bank van dat verlangen kennis geven aan de verzekeraar. Aldus is duidelijk dat de Nederlandsche Bank niet zelf voor de vertaling behoeft zorg te dragen.

Artikel 48

In dit artikel wordt een uitwerking gegeven van het programma van werkzaamheden voor een levensverzekeraar die voornemens is zijn bedrijf vanuit een in een andere lidstaat gelegen bijkantoor uit te oefenen. Het komt in de plaats van artikel 7 van de Regeling programma van werkzaamheden verzekeringsbedrijf 1994.

Artikel 49

In dit artikel wordt een uitwerking gegeven van het programma van werkzaamheden voor een schadeverzekeraar die voornemens is zijn bedrijf vanuit een in een andere lidstaat gelegen bijkantoor uit te oefenen. Het komt in de plaats van artikel 4 van de Regeling programma van werkzaamheden verzekeringsbedrijf 1994.

Artikel 50

Dit artikel is gebaseerd op artikel 2;117 van de wet en komt in de plaats van artikel 77 van de Wtv 1993.

Artikel 51

Dit artikel is gebaseerd op artikel 2:118 van de wet en komt in de plaats van artikel 105 van de Wtv 1993.

Artikel 52

Dit artikel is gebaseerd op artikel 2:120 van de wet en komt in de plaats van artikel 83a van de Wtv 1993.

Artikel 53

In dit artikel wordt een uitwerking gegeven van het programma van werkzaamheden voor een levensverzekeraar die voornemens is zijn bedrijf vanuit een in een andere staat die geen lidstaat is gelegen bijkantoor uit te oefenen. Het komt in de plaats van artikel 83a, tweede lid, onderdeel b, van de Wtv 1993.

Artikel 54

In dit artikel wordt een uitwerking gegeven van het programma van werkzaamheden voor een schadeverzekeraar die voornemens is zijn bedrijf vanuit een in een andere staat die geen lidstaat is gelegen bijkantoor uit te oefenen. Het komt in de plaats van artikel 83a, tweede lid, onderdeel b, van de Wtv 1993.

Artikel 55

Dit artikel is gebaseerd op artikel 2:121 van de wet en komt in de plaats van artikel 40a van de Wtn.

Artikel 56

In dit artikel wordt een uitwerking gegeven van het programma van werkzaamheden voor een natura-uitvaartverzekeraar die voornemens is zijn bedrijf vanuit een in een andere staat gelegen bijkantoor uit te oefenen. Het komt in de plaats van artikel 3a van de Regeling programma van werkzaamheden natura-uitvaartverzekeringsbedrijf.

Artikel 57

Dit artikel is gebaseerd op artikel 2:122, tweede lid, van de wet en komt in de plaats van artikel 13 van de Wtb en artikel 13b van de Wtb.

Artikel 58

Dit artikel is gebaseerd op artikel 1a:127, tweede lid, van de wet en komt in de plaats van artikel 13, tweede lid, van de Wte 1995.

Artikel 59

Dit artikel is gebaseerd op artikel 1a:2:130, tweede lid, van de wet en komt in de plaats van artikel 15a, tweede lid, van de Wte 1995.

De Minister van Financiën,

G. Zalm


XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid j° vierde lid, onder b van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

XNoot
1

Richtlijn 92/49/EEG van de Europese Raad van 18 juni 1992 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende het verzekeringsbedrijf, met uitzondering van de levensverzekeringsbranche, en houdende wijziging van de Richtlijnen 73/239/EEG en 88/357/EEG (PbEG L 049).

XNoot
2

Richtlijn 2002/83/EG van het Europees Parlement en de Europese Raad van 5 november 2002 betreffende levensverzekering (PbEG L 345).

Naar boven