Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap | Staatsblad 2006, 340 | Wet |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap | Staatsblad 2006, 340 | Wet |
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is dat de inrichting van het onderwijsachterstandenbeleid wordt gewijzigd en de autonomie van scholen wordt versterkt; dat daartoe de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de Wet op het voortgezet onderwijs dienen te worden gewijzigd;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
De Wet op het primair onderwijs wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 8 worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1. Aan het slot van het zesde lid, wordt de punt vervangen door een komma en wordt toegevoegd: en omtrent leerlingen die onderwijs volgen als bedoeld in artikel 166, eerste lid, en artikel 166a, eerste lid.
2. In het zevende lid, onderdeel c, vervalt de zinsnede: , tenzij afwijking van dit maximale aantal van belang is in verband met activiteiten in het kader van het voorkomen en bestrijden van onderwijsachterstanden.
3. Aan het zevende lid wordt een tweede volzin toegevoegd, luidend:
Indien aan een school tevens onderwijs als bedoeld in artikel 166 wordt gegeven blijft dat aantal uren, voor zover dat in de aparte groepen of groepjes wordt gegeven, voor de vaststelling van het aantal uren, bedoeld in onderdeel a, buiten beschouwing.
In artikel 13, eerste lid, wordt de punt aan het slot vervangen door een komma, en wordt een nieuw onderdeel toegevoegd, luidend:
i. het beleid met betrekking tot de veiligheid.
In artikel 144 worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1. In het derde lid, onderdeel c, wordt na «artikel 166, eerste lid» toegevoegd:, en artikel 166a, eerste lid.
2. In het vierde lid wordt na «artikel 166, eerste lid,» toegevoegd: en artikel 166a, eerste lid,.
In artikel 145, eerste lid, wordt na «artikel 166, eerste lid» toegevoegd:, en artikel 166a, eerste lid.
In hoofdstuk I, titel IV wordt het opschrift van afdeling 10 vervangen door:
AFDELING 10. ONDERWIJSACHTERSTANDENBELEID
Artikel 165 wordt vervangen door:
1. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen voor een periode van telkens 4 schooljaren nadere voorwaarden worden gesteld met betrekking tot de wijze waarop invulling wordt gegeven aan het onderwijsachterstandenbeleid.
2. De voordracht voor een krachtens het eerste lid vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal is overgelegd.
Artikel 166 wordt vervangen door:
1. Ten behoeve van leerlingen van wie op grond van door burgemeester en wethouders vast te stellen criteria is vastgesteld dat zij een grote achterstand in de Nederlandse taal hebben, kunnen uitsluitend op scholen die na overleg met de bevoegde gezagsorganen van de scholen in de gemeente door burgemeester en wethouders daartoe zijn aangewezen, in vormen van daartoe speciaal ingerichte groepen of groepjes, activiteiten ter bevordering van de beheersing van de Nederlandse taal worden verricht die zijn gericht op een betere doorstroming in het onderwijs indien dit van belang is in het kader van het voorkomen en bestrijden van onderwijsachterstanden. Indien de leerlingen uitsluitend onderwijs ontvangen in de in de eerste volzin bedoelde groepen of groepjes, wordt het onderwijs zodanig ingericht dat zij tenminste 880 uren onderwijs ontvangen. Indien de leerlingen tevens onderwijs ontvangen buiten de in de eerste volzin bedoelde groepen of groepjes, wordt het onderwijs zodanig ingericht dat het totaal aantal uren onderwijs dat zij ontvangen tenminste het aantal uren bedraagt dat geldt voor de leerlingen waarmee zij buiten de in de eerste volzin bedoelde groep of groepjes onderwijs ontvangen.
2. De criteria voor toelating tot de activiteiten, bedoeld in het eerste lid, worden vastgesteld na overleg met de bevoegde gezagsorganen van alle scholen in de gemeente.
3. Een leerling neemt slechts deel aan de activiteiten, bedoeld in het eerste lid, gedurende een schooljaar en na schriftelijke instemming van de ouders van de leerling.
1. Ten behoeve van leerlingen van wie op grond van door burgemeester en wethouders vast te stellen criteria is vastgesteld dat zij een grote achterstand in de Nederlandse taal hebben, kunnen uitsluitend op scholen die na overleg met de bevoegde gezagsorganen van de scholen in de gemeente door burgemeester en wethouders daartoe zijn aangewezen, naast de uren die door het bevoegd gezag van de school op grond van artikel 8 zijn vastgesteld, activiteiten ter bevordering van de beheersing van de Nederlandse taal worden verricht die zijn gericht op een betere doorstroming in het onderwijs indien dit van belang is in het kader van het voorkomen en bestrijden van onderwijsachterstanden.
2. Artikel 166, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.
3. Tot de activiteiten, bedoeld in het eerste lid, kunnen tevens leerlingen die op een andere school zijn ingeschreven, worden toegelaten.
4. Een leerling neemt slechts deel aan de activiteiten, bedoeld in het eerste lid, na schriftelijke instemming van de ouders van de leerling.
In artikel 167 wordt de zinsnede «Voor zover het onderwijsachterstandenplan of een besluit omtrent de verdeling van middelen indien wordt afgezien van vaststelling van het plan, daarin voorziet» vervangen door: Voor zover de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in artikel 165, daarin voorziet.
Na artikel 167 wordt een nieuw artikel toegevoegd, luidend:
1. Burgemeester en wethouders en de bevoegde gezagsorganen van de scholen in de gemeente voeren tenminste jaarlijks overleg over het voorkomen van segregatie, het bevorderen van integratie en het bestrijden van onderwijsachterstanden, de afstemming over inschrijvings- en toelatingsprocedures en het uit het overleg voortvloeiende voorstel van het bevoegd gezag van in de gemeente gevestigde scholen om tot een evenwichtige verdeling van leerlingen met een onderwijsachterstand over de scholen te komen, waaronder de doorlopende leerlijn van voorschoolse educatie naar basisonderwijs. Het overleg is gericht op het maken van afspraken over de in de eerste volzin bedoelde onderwerpen. Deze afspraken hebben zoveel mogelijk het karakter van meetbare doelen. De inspectie rapporteert jaarlijks over de mate waarin die doelen worden bereikt. Burgemeester en wethouders kunnen de uitkomsten van het verplichte op overeenstemming gerichte overleg omzetten in bindende afspraken over onder andere de te realiseren prestaties en inspanningen, die – alvorens de afspraken tot stand komen – aan alle partijen worden voorgelegd. Indien het overleg over de voorgenomen bindende afspraken niet tot overeenstemming leidt, schrijven burgemeester en wethouders een nieuw overleg uit, waarbij zij initiatieven nemen tot het bereiken van een zo groot mogelijke consensus. Indien ook dit overleg niet tot overeenstemming leidt, vragen burgemeester en wethouders of een van de bevoegde gezagsorganen aan de geschillencommissie, bedoeld in het tweede lid, om een bindend advies. De geschillencommissie brengt binnen 4 weken aan burgemeester en wethouders dan wel aan het bevoegd gezag dat om het advies heeft verzocht, een bindend advies uit. Burgemeester en wethouders maken dit advies bekend aan de bevoegde gezagsorganen van de scholen in de gemeente.
2. Onze minister stelt een geschillencommissie in.
3. De commissie bestaat uit een voorzitter en 4 leden, die allen door Onze minister worden benoemd. De 4 leden worden benoemd op voordracht van de gezamenlijke besturenorganisaties en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten. De voorzitter is een jurist.
4. De voorzitter en de leden worden benoemd voor een termijn van 4 jaar. Zij zijn opnieuw benoembaar. Op eigen verzoek wordt aan hen ontslag verleend.
In artikel 168 worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1. Het tweede lid wordt vervangen door:
2. Burgemeester en wethouders verstrekken de middelen die de gemeente als specifieke uitkering uit ’s Rijks kas ontvangt voor de bestrijding van onderwijsachterstanden of de middelen die de gemeenteraad bestemt voor de bestrijding van onderwijsachterstanden, aan de rechtspersonen die daarvoor in aanmerking komen.
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidend:
4. Gemeenten die reeds anders dan op grond van het eerste lid middelen uit ’s Rijks kas ontvangen voor de bestrijding van onderwijsachterstanden komen niet in aanmerking voor een specifieke uitkering als bedoeld in het eerste lid.
Artikel 169 wordt vervangen door:
1. Onze minister kan de uitkering geheel of gedeeltelijk terugvorderen indien de uitkering niet is besteed in overeenstemming met de bepalingen van deze wet.
2. Burgemeester en wethouders van een gemeente, die een uitkering ontvangt als bedoeld in artikel 168, tweede lid, dragen er zorg voor dat zij beschikken over geordende gegevens ten behoeve van het door Onze minister te voeren beleid met betrekking tot de bestrijding van onderwijsachterstanden, en verlenen desgevraagd medewerking aan door of namens Onze minister uit te voeren onderzoek dat geheel of mede op deze gegevens is gebaseerd.
3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere voorschriften worden gegeven omtrent de definiëring, de wijze van ordening en omtrent de beschikbaarstelling van de gegevens, bedoeld in het tweede lid.
In artikel 170 worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1. Het eerste, tweede en derde lid worden vervangen door:
1. Onverminderd het bepaalde in de Wet op het onderwijstoezicht, is het toezicht op het onderwijsachterstandenbeleid, bedoeld in de artikelen 166, 166a en 167, in de gemeente opgedragen aan burgemeester en wethouders. Het toezicht op de bevoegde gezagsorganen van de scholen en andere instellingen die betrokken zijn of betrokken worden bij de toekenning van de middelen, wordt uitgeoefend door bij besluit van burgemeester en wethouders aangewezen personen. De artikelen 5:12 tot en met 5:17 en 5:20 van de Algemene wet bestuursrecht zijn van overeenkomstige toepassing.
2. Indien het bevoegd gezag van een school naar het oordeel van burgemeester en wethouders de middelen die de gemeente als specifieke uitkering, bedoeld in artikel 168, uit ’s Rijks kas ontvangt voor de bestrijding van onderwijsachterstanden of de middelen die de gemeenteraad bestemt voor de bestrijding van onderwijsachterstanden, niet besteedt aan onderwijsachterstandsdoelen, kunnen burgemeester en wethouders de middelen geheel of gedeeltelijk terugvorderen.
2. Het vierde en vijfde lid worden vernummerd tot derde en vierde lid.
3. In het vierde lid (nieuw) wordt «het vierde lid» vervangen door: het derde lid.
In de inhoudsopgave worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1. In hoofdstuk I, titel IV, wordt de omschrijving achter de vermelding van Afdeling 10 vervangen door: Onderwijsachterstandenbeleid
2. De omschrijving van artikel 165 wordt vervangen door:
Artikel 165. Nadere voorwaarden onderwijsachterstandenbeleid
3. De omschrijving van artikel 166 wordt vervangen door:
Artikel 166. Activiteiten voor leerlingen met een grote achterstand in de Nederlandse taal binnen reguliere schooltijd Artikel 166a. Activiteiten voor leerlingen met een grote achterstand in de Nederlandse taal buiten reguliere schooltijd
4. Na de omschrijving van artikel 167, wordt ingevoegd:
Artikel 167a. Overleg onderwijsachterstandenbeleid
5. De omschrijving van artikel 169 wordt vervangen door:
Artikel 169. Verantwoording gemeente
De Wet op de expertisecentra wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 22, eerste lid, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1. Aan het slot van onderdeel f, vervalt: en.
2. Aan het slot van onderdeel g wordt de punt vervangen door: , en.
3. Na onderdeel g wordt een nieuw onderdeel toegevoegd, luidend:
h. het beleid met betrekking tot de veiligheid.
In artikel 138 worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1. In het derde lid wordt onderdeel c vervangen door:
c. indien het een instelling betreft, de bedragen, bedoeld in artikel 114, tweede lid, en de daarmee verband houdende uitgaven.
2. In het vierde lid vervalt de eerste volzin en in de tweede volzin vervalt: voorts.
In artikel 139, eerste lid, laatste volzin, vervalt telkens de zinsnede:, en in verband met de toepassing van artikel 153, eerste lid.
In de inhoudsopgave worden in titel IV de omschrijvingen achter de vermeldingen van Afdeling 9 en van de artikelen 152, 153, 154, 155 en 156 telkens vervangen door: (vervallen).
De Wet op het voortgezet onderwijs wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 24a, eerste lid, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1. Aan het slot van onderdeel e, vervalt: en.
2. Aan het slot van onderdeel f wordt de punt vervangen door: , en.
3. Na onderdeel f wordt een nieuw onderdeel toegevoegd, luidend:
g. het beleid met betrekking tot de veiligheid.
In artikel 96i, derde lid wordt de komma na onderdeel d vervangen door een punt, en vervalt: alsmede het bedrag dat door de gemeente met toepassing van artikel 118b, eerste lid, ter zake van exploitatiekosten is uitgegeven.
Het opschrift van Titel IVA wordt vervangen door «TITEL IVA. ONDERWIJSACHTERSTANDEN», en artikel 118a wordt vervangen door:
Burgemeester en wethouders, de bevoegde gezagsorganen van de scholen in de gemeente, en de bevoegde gezagsorganen van de in de gemeente gelegen agrarische opleidingscentra als bedoeld in artikel 1.3.3. van de Wet educatie en beroepsonderwijs, voor zover het betreft het daarin verzorgde voorbereidend beroepsonderwijs, voeren tenminste jaarlijks overleg over het voorkomen van segregatie, het bevorderen van integratie en het bestrijden van onderwijsachterstanden, de afstemming over inschrijvings- en toelatingsprocedures en het uit het overleg voortvloeiende voorstel van het bevoegd gezag van in de gemeente gevestigde scholen om tot een evenwichtige verdeling van leerlingen met een onderwijsachterstand over de scholen te komen. Het overleg is gericht op het maken van afspraken over de in de eerste volzin bedoelde onderwerpen. Deze afspraken hebben zoveel mogelijk het karakter van meetbare doelen. De inspectie rapporteert jaarlijks over de mate waarin die doelen worden bereikt. Burgemeester en wethouders kunnen de uitkomsten van het verplichte op overeenstemming gerichte overleg omzetten in bindende afspraken over onder andere de te realiseren prestaties en inspanningen, die – alvorens de afspraken tot stand komen – aan alle partijen worden voorgelegd. Indien het overleg over de voorgenomen bindende afspraken niet tot overeenstemming leidt, schrijven burgemeester en wethouders een nieuw overleg uit, waarbij zij initiatieven nemen tot het bereiken van een zo groot mogelijke consensus. Indien ook dit overleg niet tot overeenstemming leidt, vragen burgemeester en wethouders of een van de bevoegde gezagsorganen aan de geschillencommissie, bedoeld in het tweede lid, om een bindend advies. De geschillencommissie brengt binnen 4 weken aan burgemeester en wethouders dan wel aan het bevoegd gezag dat om het advies heeft verzocht, een bindend advies uit. Burgemeester en wethouders maken dit advies bekend aan de bevoegde gezagsorganen van de scholen in de gemeente.
2. Onze minister stelt een geschillencommissie in.
3. De commissie bestaat uit een voorzitter en 4 leden, die allen door Onze minister worden benoemd. De 4 leden worden benoemd op voordracht van de gezamenlijke besturenorganisaties en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten. De voorzitter is een jurist.
4. De voorzitter en de leden worden benoemd voor een termijn van 4 jaar. Zij zijn opnieuw benoembaar. Op eigen verzoek wordt aan hen ontslag verleend.
1. De ingevolge deze wet gewijzigde artikelen, zoals die artikelen luidden op de dag voor de inwerkingtreding van deze wet, blijven van toepassing op de tijdvakken, waarvoor zij gelding hadden.
2. Op geschillen met betrekking tot de ingevolge deze wet gewijzigde artikelen, zoals die artikelen luidden op de dag voor de inwerkingtreding van deze wet, die op die datum in bezwaar of beroep aanhangig zijn of na die datum binnen de bezwaar- of beroepstermijn aanhangig zijn gemaakt, blijven de op die datum geldende regelingen van toepassing. De eerste volzin is van overeenkomstige toepassing op de bevoegdheid tot het intrekken en vervangen van besluiten die tot de aldaar bedoelde geschillen hebben geleid.
Indien het bij koninklijke boodschap van 3 september 2004 ingediende voorstel van wet houdende wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de Wet medezeggenschap onderwijs 1992 ten behoeve van meer keuzevrijheid voor de scholen bij de inrichting van de onderwijstijd (Kamerstukken I 2004/05, 29 733, A) eerder tot wet wordt verheven en in werking treedt dan het onderhavige voorstel van wet, wordt dit voorstel van wet gewijzigd als volgt:
a. Artikel I, onderdeel A, tweede lid, vervalt.
b. In artikel I, onderdeel A, derde lid, wordt «onderdeel a» vervangen door: onderdeel b.
Indien dit voorstel van wet in werking treedt voordat het bij koninklijke boodschap van 3 september 2004 ingediende voorstel van wet houdende wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra, en de Wet medezeggenschap onderwijs 1992 ten behoeve van meer keuzevrijheid voor de scholen bij de inrichting van de onderwijstijd (Kamerstukken I, 2004/05, 29 733, A), tot wet wordt verheven en in werking treedt, wordt aan artikel I, onderdeel A van laatstbedoeld voorstel van wet na onderdeel c een tweede volzin toegevoegd, luidend:
Indien aan een school tevens onderwijs als bedoeld in artikel 166 wordt gegeven blijft dat aantal uren, voor zover dat in de aparte groepen of groepjes wordt gegeven, voor de vaststelling van het aantal uren, bedoeld in onderdeel b, buiten beschouwing.
De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld, waarbij kan worden bepaald dat aan de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in de artikelen 165 en 168 van de Wet op het primair onderwijs, terugwerkende kracht wordt verleend tot en met 1 augustus 2006.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
histnootDe Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
M. J. A. van der Hoeven
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
C. P. Veerman
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
J. F. Hoogervorst
Uitgegeven de twintigste juli 2006
De Minister van Justitie,
J. P. H. Donner
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-2006-340.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.