Wet van 16 december 2004 tot wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 ter implementatie van richtlijn nr. 2001/55/EG van de Raad van 20 juli 2001 betreffende minimumnormen voor het verlenen van tijdelijke bescherming in geval van massale toestroom van ontheemden en maatregelen ter bevordering van een evenwicht tussen de inspanning van de lidstaten voor de opvang en het dragen van de consequentie van de opvang van deze personen (PbEG L212)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is om richtlijn nr. 2001/55/EG van de Raad van 20 juli 2001 betreffende minimumnormen voor het verlenen van tijdelijke bescherming in geval van massale toestroom van ontheemden en maatregelen ter bevordering van een evenwicht tussen de inspanning van de lidstaten voor de opvang en het dragen van de consequentie van de opvang van deze personen (PbEG L 212) in de Vreemdelingenwet 2000 te implementeren;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Vreemdelingenwet 2000 wordt gewijzigd als volgt:

A

Aan artikel 1 worden onder vervanging van de punt in onderdeel m door een punt komma, twee onderdelen toegevoegd, luidende:

n. richtlijn tijdelijke bescherming: richtlijn nr. 2001/55/EG van de Raad van 20 juli 2001 betreffende minimumnormen voor het verlenen van tijdelijke bescherming in geval van massale toestroom van ontheemden en maatregelen ter bevordering van een evenwicht tussen de inspanning van de lidstaten voor de opvang en het dragen van de consequentie van de opvang van deze personen (PbEG L 212);

o. tijdelijke bescherming: rechtmatig verblijf in de zin van artikel 8, onder f of h, van de vreemdeling wiens uitzetting in verband met een aanvraag als bedoeld in artikel 28 op grond van de richtlijn tijdelijke bescherming achterwege blijft.

B

Na artikel 43 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 43a

  • 1. In afwijking van artikel 42, eerste lid, en onverminderd artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht, wordt de beschikking op de aanvraag tot het verlenen van de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 ten aanzien van vreemdelingen die tijdelijke bescherming genieten, op een tijdstip gelegen tussen de ontvangst van de aanvraag en zes maanden na afloop van de tijdelijke bescherming gegeven.

  • 2. De artikelen 42, vierde lid, en 43 zijn van overeenkomstige toepassing.

C

In artikel 44, derde lid, wordt na «als bedoeld in artikel 43 is toegepast» toegevoegd: en in de gevallen, bedoeld in artikel 43a.

D

Artikel 45 wordt gewijzigd als volgt:

1. Aan de eerste volzin van het vierde lid wordt toegevoegd: , of voor de duur van het besluit opnieuw worden verleend.

2. Aan het vierde lid wordt een volzin toegevoegd, luidende: Na afloop van de duur van het besluit treden de opgeschorte rechtsgevolgen opnieuw in.

3. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:

  • 6. De in het eerste lid bedoelde gevolgen van de beschikking treden niet in zolang de uitzetting van de vreemdeling op grond van de richtlijn tijdelijke bescherming achterwege blijft. De reeds ingetreden gevolgen worden opgeschort, indien Onze Minister heeft vastgesteld dat uitzetting op grond van de richtlijn tijdelijke bescherming achterwege blijft. De opgeschorte gevolgen, bedoeld in het eerste lid, treden opnieuw in na afloop van de tijdelijke bescherming.

  • 7. Het verblijf van de vreemdeling, bedoeld in het zesde lid, wordt gelijkgesteld met rechtmatig verblijf in de zin van artikel 8, onder f.

E

Aan artikel 79, eerste lid, wordt onder vervanging van de punt door een komma toegevoegd: of tegen een besluit omtrent tijdelijke bescherming of toepassing van artikel 45, vierde lid, indien de vreemdeling in de gelegenheid is gesteld zijn zienswijze over het voornemen van dat besluit te geven.

F

Aan artikel 82 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 5. Het tweede lid, onder a en b, en het derde en vierde lid zijn niet van toepassing, indien de vreemdeling tijdelijke bescherming heeft.

ARTIKEL II

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te

's-Gravenhage, 16 december 2004

Beatrix

De Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie,

M. C. F. Verdonk

Uitgegeven de achtentwintigste december 2004

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

Naar boven