Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Justitie | Staatsblad 2004, 382 | Wet |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Justitie | Staatsblad 2004, 382 | Wet |
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is enige bepalingen van het Wetboek van Strafvordering te wijzigen in verband met de invoering van spreekrecht van slachtoffers of hun nabestaanden tijdens het onderzoek op de terechtzitting;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
Het Wetboek van Strafvordering1 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 260 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt na «getuigen» ingevoegd:, slachtoffers of hun nabestaanden;
2. Onder vernummering van het tweede en derde lid tot derde en vierde lid wordt een lid ingevoegd, dat luidt:
2. Indien het slachtoffer of een van zijn nabestaanden als bedoeld in artikel 336, tweede lid, schriftelijk verzoekt om oproeping voor de uitoefening van het spreekrecht op grond van artikel 302 geeft de officier van justitie daaraan gehoor.
Na artikel 288 wordt een artikel ingevoegd, dat luidt:
Na artikel 301 worden twee artikelen ingevoegd, die luiden:
1. Het slachtoffer of diens nabestaande kan op de terechtzitting een verklaring afleggen omtrent de gevolgen die het tenlastegelegde feit, bedoeld in het tweede lid, bij hem teweeg heeft gebracht.
2. Het spreekrecht kan worden uitgeoefend indien het tenlastegelegde feit een misdrijf betreft waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaar of meer is gesteld, dan wel een van de misdrijven genoemd in de artikelen 240b, 247, 248a, 248b, 249, 250, 250a, 285, 285b, 300, tweede en derde lid, 301, tweede en derde lid, 306 tot en met 308 en 318 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994.
1. De rechtbank hoort het slachtoffer of de nabestaande die op grond van artikel 260, tweede lid, is opgeroepen en verschenen.
2. De rechtbank kan bevelen dat het slachtoffer of diens nabestaande, indien deze na oproeping niet op de terechtzitting is verschenen, zal worden opgeroepen om op een nader te bepalen tijdstip op de terechtzitting te verschijnen. Indien deze ten tweede male niet op de terechtzitting verschijnt, kan de rechtbank van het horen van het slachtoffer of de nabestaande afzien.
Na artikel 335 wordt een afdeling IIA ingevoegd, die luidt:
1. Het slachtoffer of de nabestaande die op de terechtzitting een verklaring als bedoeld in artikel 302 wenst af te leggen, geeft daarvan schriftelijk kennis aan de officier van justitie.
2. Tot de nabestaanden die voor oproeping op grond van het eerste lid in aanmerking komen, behoren:
a. de echtgenoot of geregistreerde partner of bij afwezigheid dan wel niet in staat of bereid zijn van deze:
b. de bloedverwanten in de rechte lijn tot en met de eerste graad of bij afwezigheid dan wel niet in staat of bereid zijn daarvan, de bloedverwanten in de zijlijn tot en met de tweede graad.
3. Tot de slachtoffers of nabestaanden die van het spreekrecht gebruik kunnen maken, behoort de minderjarige die de leeftijd van twaalf jaar heeft bereikt. Hetzelfde geldt voor de minderjarige die de leeftijd van twaalf jaar nog niet heeft bereikt, maar in staat kan worden geacht tot een redelijke waardering van zijn belangen terzake.
Aan artikel 413 wordt een derde lid toegevoegd, dat luidt:
3. Indien het slachtoffer of de nabestaande in eerste aanleg gebruik heeft gemaakt van zijn recht om te verklaren op grond van artikel 302, doet de advocaat-generaal deze schriftelijk mededeling van de datum en het tijdstip waarop de zaak op de terechtzitting zal worden behandeld.
Aan artikel 414 wordt een lid toegevoegd dat luidt:
3. Het slachtoffer of de nabestaande die in eerste aanleg geen gebruik heeft gemaakt van zijn recht om te verklaren op grond van artikel 302, kan van zijn voornemen daartoe schriftelijk kennis geven aan de advocaat-generaal of het gerechtshof. Artikel 260, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
histnootDe Minister van Justitie a.i.,
M. C. F. Verdonk
Uitgegeven de derde augustus 2004
De Minister van Justitie a.i.,
M. C. F. Verdonk
Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal:
Kamerstukken II 2000/2001, 2001/2002, 2002/2003, 27 632.
Handelingen II 2002/2003, blz. 2386–2395; 2706–2720; 2784.
Kamerstukken I 2002/2003, 27 632 (104, 104a, 104b, 104c); 2003/2004, 27 632 (A(h), B).
Handelingen I 2003/2004, blz. 1318–1328; 1359–1377; 1438–1439.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-2004-382.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.